Recent publiceerde United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) haar rapport Global Study on Homicide 2013. Aan de hand van een veelheid aan bronnen geeft dit rapport een overzicht van de moorden die wereldwijd gepleegd worden. De focus ligt op moorden die niet het onmiddellijke gevolg zijn van (burger)oorlogen. Deze moorden – die in de meeste landen vaker voorkomen dan conflict-gerelateerde moorden – verdienen volgens de UNODC meer aandacht. Doel van de studie is om overheden te helpen om strategieën en beleid te ontwikkelen om moorden zoveel mogelijk te vermijden. In dit artikel schetsen we de belangrijkste bevindingen uit deze studie en vullen we dit beeld aan met de bevindingen van recente analyses van het Vlaams Vredesinstituut met betrekking tot de Belgische moordcijfers.
De UNODC, het VN-agentschap verantwoordelijk voor het opvolgen van onder andere drugsmokkel, misdaadpreventie en terrorisme, schat dat in 2012 ongeveer 437.000 mensen zijn vermoord in een niet-conflict situatie. Dit komt neer op gemiddeld 6,2 dodelijke slachtoffers per 100.000 inwoners.
Er bestaan wereldwijd echter grote regionale verschillen. Zo worden vooral in Zuidelijk Afrika en Centraal-Amerika veel mensen vermoord (meer dan 25 per 100.000 inwoners), terwijl in regio’s zoals Oceanië, Oost-Azië en Europa (met uitzondering van Oost-Europa) veel minder moorden gepleegd worden (minder dan 3 per 100.000 inwoners).
Verder zijn er ook verschillen merkbaar binnen landen. Zo zijn er in de meeste landen bijvoorbeeld hogere moordcijfers in de grote steden. De UNODC benadrukt dat het vanuit een beleidsperspectief belangrijk is om met deze regionale en sub-nationale verschillen rekening te houden.
Typologie van moorden
UNODC maakt een onderscheid tussen drie types van moorden, met elk weer een aantal subtypes. Een omvangrijke groep moorden zijn het gevolg van criminele activiteiten zoals bijvoorbeeld bendegeweld of een gewapende overval. Het aantal moorden in de criminele sfeer fluctueert sterk over de tijd en van land tot land.
Interpersoonlijke moorden (als gevolg van huiselijk geweld, maar ook van bijvoorbeeld uit de hand gelopen caféruzies) komen wereldwijd beduidend minder vaak voor, maar deze cijfers zijn wel een stuk stabieler over de tijd heen.
Een derde type is de socio-politieke moord waarbij de dader een politieke agenda heeft of de slachtoffers gekozen worden omwille van hun persoonlijkheidskenmerken (bijvoorbeeld terroristische aanslagen of haatmisdrijven).
Terwijl het rapport vol staat met cijfers en statistieken wordt er weinig aandacht gegeven aan het zoeken van een verklaring voor de gevonden verschillen in cijfers.
Deze onderverdeling is een eerste stap naar een beter begrip van de context waarbinnen moorden plaatsvinden. Dit is van cruciaal belang voor het ontwikkelen van efficiënt en effectief beleid gericht op het beperken van moorden. Het is echter ook de grote zwakte van het UNODC-rapport: terwijl het rapport vol staat met cijfers en statistieken wordt er weinig aandacht gegeven aan het zoeken van een verklaring voor de gevonden verschillen in cijfers.
In het rapport wordt enkel stilgestaan bij de rol die psychoactieve substanties, zoals alcohol of illegale drugs, en beschikbaarheid van vuurwapens kunnen spelen, maar diepgravende analyses ontbreken. Dit is vooral een gevolg van de beperkte mate waarin gedetailleerde statistische informatie beschikbaar is over de context van de moorden.
De UNODC identificeert, naast psychoactieve substanties en de beschikbaarheid van vuurwapens, wel een aantal risicofactoren waarvan vermoed wordt dat ze een impact hebben op het aantal gepleegde moorden. Het gaat daarbij om algemene factoren zoals werkloosheidsgraad, beperkte toegang tot kwaliteitsvol onderwijs, armoede en ongelijkheid, en de aanwezigheid van bendes en georganiseerde misdaad.
Verder identificeert de UNODC ook een aantal beschermende maatregelen die overheden kunnen implementeren zoals preventieprogramma’s, een betere toegang tot medische zorgen en een betere infrastructuur die toelaat om de publieke veiligheid te verzekeren. Een effectieve toetsing van deze maatregelen en risicofactoren aan regionale of subnationale verschillen in moordcijfers ontbreekt.
750 miljoen mensen leven in landen met een hoog risico op moord
Volgens de UNODC leven ongeveer 750 miljoen mensen in landen met hoge moordcijfers. Uit de statistische bijlage van het rapport blijkt dat Honduras (90,4 per 100.000 inwoners), Venezuela (53,7 per 1000.000 inwoners) en de Amerikaanse Maagdeneilanden (52,6 per 100.000 inwoners) de landen met de hoogste moordcijfers zijn.
Opvallend is dat de moordcijfers in deze landen, die voorheen al hoog lagen, sinds de eeuwwisseling sterk zijn toegenomen. Zo stegen de moordcijfers in Honduras in de periode 2000-2012 met 78 procent. In Venezuela en de Amerikaanse Maagdeneilanden en Belize gaat het om een stijging van respectievelijk 63 en 138 procent.
Ook in de andere landen met hoge moordcijfers zien we vrijwel steeds een stijgende trend. Dit is opvallend omdat zich globaal een dalende trend van moorden voor doet. De cijfers uit de statistische bijlage van het rapport tonen aan dat de kloof tussen landen met hoge moordcijfers en landen met lage moordcijfers het laatste decennium groter is geworden.
Een dodelijke cocktail van oorzaken
In de lijst van landen met de hoogste moordcijfers vinden we vooral landen uit Centraal-Amerika, maar ook landen uit Zuid-Amerika, de Caraïben en Sub-Sahara Afrika.
Hoge moordcijfers hebben niet één enkele oorzaak. Doorgaans zijn deze cijfers het gevolg van een cocktail van factoren. Bovendien verschillen deze factoren sterk van regio tot regio en van land tot land. Een enkele algemene verklaring vinden voor de wereldwijde verschillen is dus niet mogelijk: in elk van de regio’s speelt een andere dynamiek.
Wat wel opvalt is dat de landen met hoge moordcijfers doorgaans landen zijn met veel bende- en misdaadgeweld. Zo kunnen de hoge en stijgende moordcijfers in Centraal-Amerika worden toegeschreven aan het sterk toegenomen geweld in de regio. Dit is het gevolg van de strijd tussen criminele organisaties onderling, bijvoorbeeld om de controle van bepaalde smokkelroutes, of tussen de staat en criminele organisaties.
Ook in andere regio’s zijn criminele organisaties aanwezig, maar vaak hebben deze organisaties lucratieve gebieden onderling verdeeld en is er een vrij stabiele situatie met weinig zichtbaar geweld. In verschillende Centraal-Amerikaanse landen is momenteel echter een dodelijk strijd aan de gang om de controle over de meest interessante smokkelroutes van drugs afkomstig uit Zuid-Amerika en bestemd voor de Verenigde Staten.
Soms kan een enkele ontwikkeling onmiddellijk voor een significante impact zorgen.
Gezien de achterliggende oorzaken van moorden veelzijdig zijn, moet de preventie ervan ook worden gezocht in verschillende types van maatregelen die gericht zijn op het beperken van de verschillende risicofactoren. Vaak is het resultaat van deze maatregelen niet onmiddellijk merkbaar. Soms kan een enkele ontwikkeling echter onmiddellijk voor een significante impact zorgen.
Zo werd in maart 2012 – onder impuls van de lokale overheid, religieuze leiders en de internationale gemeenschap – een bestand gesloten in El Salvador tussen de twee belangrijkste criminele organisaties. Hoewel het nog te vroeg is om de lange termijn impact hiervan vast te stellen, was een impact op de nationale moordcijfers wel onmiddellijk zichtbaar. Behalve een halvering van de nationale moordcijfers zijn er ook indicaties voor een impact op een aantal andere criminele feiten zoals bedreigingen en afpersingen.
Het sluiten van bestanden tussen criminele organisaties om tot stabielere en minder gewelddadige situaties te komen heeft echter niet overal in de regio hetzelfde effect. In buurland Honduras werd in mei 2013 ook een bestand gesloten, maar zonder een onmiddellijk effect op de moordcijfers.
Relatief weinig moorden in Azië en Europa
In Azië liggen de moordcijfers met 2,9 moorden per 100.000 inwoners opvallend laag. Een aantal Aziatische landen zoals Japan en China worden traditioneel gekenmerkt door lage moordcijfers. Ook in het Midden-Oosten liggen de moordcijfers relatief laag. Het continent kent bovendien een sterk dalende trend sinds het midden van de jaren ’90, grotendeels het gevolg van de afname van de moordcijfers in India.
Ook in Europa liggen de moordcijfers over het algemeen vrij laag en vertonen ze op langere termijn een dalende trend. Enkel in een grote groep Oost-Europese landen liggen de cijfers vandaag nog steeds vrij hoog, maar toch nog steeds onder het wereldwijde gemiddelde. Bovendien daalden de Oost-Europese cijfers sterk sinds de eeuwwisseling, voornamelijk als gevolg van een stijging van socio-economische situatie in deze landen. Hetzelfde geldt voor de Baltische landen.
Voor Afrika is het moeilijk om vaststellingen te doen. Slechts voor een kleine groep Afrikaanse landen is data beschikbaar, en bovendien enkel voor een korte periode. Algemene trends kunnen hierdoor niet worden geïdentificeerd, maar de UNODC wijst wel op een sterke stijging van de moordcijfers in Noord-Afrika (hoewel deze nog steeds beduidend lager zijn dan in de andere Afrikaanse regio’s) en koppelt deze stijgende cijfers aan de recent toegenomen sociale en politieke instabiliteit in de regio. Gezien de beperkte data lijkt dit echter een voorbarige conclusie.
Moorden: een mannenzaak waarbij vooral vuurwapens gebruikt worden?
Wereldwijd zijn 19 op 20 daders man en dit aandeel is opvallend gelijklopend voor de verschillende regio’s.
De overgrote meerderheid van de moorden wordt gepleegd door mannen: wereldwijd zijn 19 op 20 daders man en dit aandeel is opvallend gelijklopend voor de verschillende regio’s.
Ook de slachtoffers zijn meestal mannen. Wereldwijd lopen mannen bijna viermaal zo vaak het risico om vermoord te worden dan vrouwen (respectievelijk 9,7 en 2,7 per 100.000). Dit komt vooral door het hoge aantal moorden die gepleegd worden in de criminele sfeer en die voornamelijk plaatsvinden onder mannen.
Wanneer enkel gekeken wordt naar de relationele moorden zien we echter een ander patroon verschijnen: globaal genomen tweederde van de dodelijk slachtoffers van huiselijk geweld zijn vrouwen. Uit de cijfers blijkt dat bijna de helft van alle vrouwelijke slachtoffers door de partner of een familielid wordt vermoord terwijl dit bij mannen slechts 6 procent bedraagt. In tegenstelling tot crimineel en ander dodelijk geweld zijn de globale cijfers inzake relationele moorden de laatste jaren stabiel gebleven.
UNODC ging ook op zoek naar informatie over de wapens waarmee de moorden gepleegd worden. Uit een analyse van de beschikbare cijfers blijkt dat vuurwapens gebruikt worden in ongeveer 4 op 10 moorden wereldwijd. Messen en andere scherpe voorwerpen worden wereldwijd gebruikt in ongeveer een kwart van de moorden, terwijl brute kracht en stompe voorwerpen instaan voor ongeveer een derde van de moorden.
Op vlak van moordwapen stelt het rapport echter grote regionale verschillen vast. Vooral op het Amerikaans continent worden vaak vuurwapens gebruikt: naar schatting tweederde van alle moorden daar gebeuren met een vuurwapen. In andere delen van de wereld worden vuurwapens beduidend minder vaak gebruikt. In Europa bijvoorbeeld wordt gemiddeld slechts 13 procent van alle moorden gepleegd met een vuurwapen.
België: strenge wapenwet, weinig moorden
België komt in het UNODC-rapport nauwelijks aan bod. Enkel in de statistische bijlage wordt België vermeld. Uit een analyse van deze cijfers blijkt dat de moordratio in België met 1,6 moordslachtoffers per 100.000 inwoners binnen de Europese context eerder hoog is. Vooral een aantal Oost-Europese landen zoals bijvoorbeeld Bulgarije (1,9), Oekraïne (4,3), Albanië (5,0) of Litouwen (6,7) scoren slechter. Vergeleken met de landen uit de overige Europese regio’s scoren enkel Malta (2,8) en Noorwegen (2,2) slechter.
Ook de cijfers die UNODC verzamelde voor Brussel zijn opmerkelijk en bevestigen de minder goede positie van België binnen Europa.
Ook de cijfers die UNODC verzamelde voor Brussel zijn opmerkelijk en bevestigen de minder goede positie van België binnen Europa. In 2012 zouden er 30 moorden gepleegd zijn in onze hoofdstad. Dit komt neer op een jaarlijks moordratio van 2,6 per 100.000 inwoners, terwijl in Parijs (1,8), Amsterdam (1,5) en Berlijn (1,0) bijvoorbeeld opvallend lagere moordcijfers worden gerapporteerd.
Meer gedetailleerde informatie over de gepleegde moorden in België zijn niet beschikbaar in het UNODC-rapport. Hiervoor moeten we andere databronnen aanboren. Een van de meest betrouwbare bronnen hiervoor is de European Detailed Mortality Database van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). In deze databank is de omvang van de verschillende doodsoorzaken, op basis van gedetailleerde categorieën, in zowat alle Europese landen opgenomen. Ook het aantal moorden en een onderverdeling naar moordwapen zijn beschikbaar.
Een nadeel is dat deze gegevens niet voor alle landen even recent zijn. Voor België bijvoorbeeld zijn enkel cijfers tot en met 2009 beschikbaar. Analyses van het Vlaams Vredesinstituut op deze gegevens tonen aan dat in België in 2009 134 personen werden vermoord. In 33 gevallen werd hiervoor een vuurwapen gebruikt (25 procent), vergeleken met 29 gevallen waarbij een mes of ander scherp voorwerp werd gebruikt (22 procent) en 19 gevallen van wurging met dodelijke afloop (14 procent).
Meer informatie over de context waarin deze moorden plaatsvinden, bijvoorbeeld in de criminele of in de relationele sfeer, ontbreekt spijtig genoeg. Toch zijn de cijfers relevant: het aantal moorden in België is de afgelopen jaren gedaald, waarschijnlijk grotendeels als gevolg van een verstrenging van de wapenwetgeving in 2006.
In mei 2006 werd de wapenwetgeving in België gevoelig verstrengd na de moorddadige raid van Hans Van Themsche in Antwerpen. Sindsdien is het voor particulieren een stuk moeilijker geworden om vuurwapens te verwerven.
Cijfers tonen aan dat het vuurwapenbezit in ons land de afgelopen jaren sterk is gedaald. Dit lijkt een significante impact te hebben op de Belgische moordcijfers.
Cijfers tonen aan dat het vuurwapenbezit in ons land de afgelopen jaren sterk is gedaald. Dit lijkt een significante impact te hebben op de Belgische moordcijfers. Terwijl het jaarlijks gemiddeld aantal moorden met een vuurwapen sterk daalde (-39 procent) in de jaren na de verstrenging van de wapenwetgeving, bleef het aantal moorden waarbij geen gebruik gemaakt werd van een vuurwapen eerder stabiel (-1,5 procent).
Het resultaat is een daling in de totale Belgische moordcijfers. Van een aanzienlijk substitutie-effect, waarbij de daders bij gebrek aan beschikbaarheid van een vuurwapen een ander wapen kiezen om iemand te vermoorden, lijkt op basis van de beschikbare cijfers weinig sprake. Om deze hypothese nog beter te kunnen toetsen zijn echter gegevens over langere tijdperiodes nodig.
Opvallend is echter wel dat we een gelijkaardige conclusie kunnen trekken op basis van de gegevens met betrekking tot zelfmoord: ook hier daalt het aantal zelfmoorden met een vuurwapen significant in de jaren na de verstrenging van de wapenwetgeving terwijl de overige zelfmoorden stabiel zijn bleven.
Geen eenduidig recept
Algemeen genomen kunnen we stellen dat in België, in vergelijking met vele andere gebieden in de wereld, relatief weinig moorden gebeuren. Dit neemt echter niet weg dat ook hier ruimte voor verbetering mogelijk is, zeker wanneer we de Belgische cijfers vergelijken met onze buurlanden. Een van de vele strategieën die gebruikt kunnen worden om het aantal moorden in een samenleving terug te dringen is de toegang tot en aanwezigheid van vuurwapens in de samenleving te beperken en te controleren.
Uit de Belgische cijfers blijkt in elk geval dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat dit een vruchtbare strategie kan zijn voor landen met gelijkaardige moordcijfers. Deze strategie kan echter niet zomaar gereproduceerd worden in delen van de wereld met een sterk verschillende context van dodelijk geweld. Voor elk land moet een op maat gemaakte pakket van strategieën worden ontwikkeld. Inzicht in de dynamieken die aan de grondslag liggen van de moordcijfers zijn een eerste stap om tot zo een pakket te komen.