De eucalyptusplantages van Bahia, Brazilië
Duurzaam op papier
Leopold Broers en An-Katrien Lecluyse
25 augustus 2010
Ngo’s, stadsbesturen en uitgeverijen stappen wereldwijd over op FSC-gecertificeerd papier. Voor de gewone consument zijn er naast kopieer- en printpapier nu ook papieren zakdoekjes en zelfs behangpapier met het boompjes-logo. Om te onderzoeken of het groene imago van al dat papier wel gerechtvaardigd is, trok MO* op onderzoek naar de eucalyptusplantages van de Braziliaanse deelstaat Bahia.
Een eindeloze rij stammen flitst ritmisch voorbij ons autoraam. In het uiterste zuiden van de Braziliaanse deelstaat Bahia zijn eucalyptusplantages nooit ver weg. Hier en daar zien we overblijfselen van het Mata Atlântica, het majestueuze Atlantisch Regenwoud dat vroeger de regio bedekte en waarvan nog amper vier procent rest. De boskapbedrijven en houtzagerijen hebben hier bloeiende tijden beleefd. Na de kaalslag kreeg de regio een nieuwe impuls: eucalyptus, het nieuwe groene goud. De plantages waar we langs rijden, zijn allemaal eigendom van Veracel.
David Fernandes, de bosbouwverantwoordelijke van Veracel, gidst ons over de zandwegen doorheen een reusachtig doolhof van eucalyptusaanplantingen. De wagen stopt op een helling met uitzicht op de trots van het bedrijf: het mozaïeklandschap. Fernandes vertelt enthousiast over de harmonie tussen de eucalyptus op de hogergelegen plateaus en de stukken regenwoud op de steile hellingen en langs rivieren. ‘Veracel bezit ruwweg 200.000 hectare land. De helft daarvan is voor exploitatie van eucalyptus bestemd, de andere helft is beschermd regenwoud. Het contact tussen beide is zeer verrijkend. Het is belangrijk voor de gezondheid van de eucalyptus, en voor de dieren vormt het regenwoud een ideale corridor om zich te verplaatsen.’
Even verder maakt het dichte groen abrupt plaats voor een schrale vlakte, waar onlangs alle begroeiing is gekapt, maar dan volgt alweer een strook waar jonge eucalyptus groeit voor een volgende productiecyclus. We rijden tussen twee enorme muren van opgestapelde stammen. Grote machines, die lijken op gemechaniseerde prehistorische roofdieren, vellen de volgroeide eucalyptusbomen aan een waanzinnig tempo. Op nog geen 25 seconden wordt een boom omgekapt, ontbast, in vijf stukken gezaagd en gestapeld.
Fernandes: ‘Per hectare planten we 833 bomen. Op zeven jaar tijd worden ze dertig meter lang en zijn ze klaar om geoogst te worden.’ Het klimaat van Bahia zorgt voor een productiviteit die hoger is dan elders in de wereld. ‘Enkel tijdens het eerste jaar sproeien we per hectare negen liter glyfosaat. Dat is een onkruidverdelger van Monsanto, beter gekend als Round Up. Het is een perfect veilig product waar niets mis mee is.’
Ook volgens FSC staat het gebruik van deze onkruidverdelger duurzaamheid niet in de weg. Wat David Fernandes er niet bij vertelt, is dat Veracel ‘zeer grote hoeveelheden van een chemisch product gebruikt dat op de verboden lijst van FSC staat’, aldus een controlerapport van ASI over de certificering van Veracel. Het bedrijf besproeit de plantages die geteisterd worden door mierenplagen met Sulfluramide. Het bedrijf vroeg daarvoor een uitzonderingsmaatregel aan bij FSC, en verkreeg die in 2008.
Veracels gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen moest ook aan banden gelegd worden door IBAMA, het Federaal Milieu Agentschap. Op plaatsen die bestemd zijn voor de regeneratie van regenwoud had het bedrijf onkruidverdelgers gebruikt, waardoor een groot aantal inheemse bomen vernietigd werd. Veracel kreeg hiervoor van IBAMA een boete van 400.000 real (160.000 euro). Daarnaast kreeg het bedrijf ook verschillende boetes voor ontbossing, het niet herstellen van regenwoud en het planten van eucalyptus naast natuurparken –allemaal inbreuken op de wet.
‘Veracel gaat altijd in beroep in Brasilia’, zegt Cleide Guirro, het hoofd van IBAMA in Eunápolis, de gemeente waaronder de plantages vallen. Het agentschap komt handen te kort om alle aanklachten tegen Veracel te controleren. ‘We hebben zes inspecteurs voor een gebied dat viermaal zo groot is als België. En eucalyptus is maar één van de problemen die wij moeten aanpakken.’
De hoofdrolspelers
FSC De Forest Stewardship Council is in 1993 ontstaan om ‘s werelds bossen en oerwouden te beschermen. Inmiddels is FSC het snelstgroeiende certificeringssysteem voor verantwoord bosbeheer. De teller staat op 135 miljoen hectare in ruim tachtig landen. Dat succes heeft FSC te danken aan zijn unieke opbouw: bedrijven, sociale organisaties en milieubewegingen nemen alle belangrijke beslissingen samen. De tien FSC-principes en criteria zijn de maatstaf voor certificering.
SGS Qualifor Certificeringsorganisatie die in opdracht van FSC de aanvragen tot certificering onderzoekt en al dan niet goedkeurt.
Veracel Papierpulpbedrijf, joint venture van het Zweeds-Finse Stora Enso en het Braziliaanse Fibria. Veracel beheert 96.000 hectare eucalyptus, goed voor een jaarlijkse productie van een miljoen ton cellulose (een bestanddeel van hout). De pulp, waarvan toiletpapier, doekjes en glanzende tijdschriften worden gemaakt, is voor 98 procent bestemd voor export. De komst van Veracel werd aangekondigd als een project dat banen zou creëren en de regio zou ontwikkelen. Daarom kon het bedrijf rekenen op aantrekkelijke leningen van de Braziliaanse ontwikkelingsbank en de Europese investeringsbank, die samen ongeveer de helft van de totale 1,25 miljard dollar investeringen financierden. Vandaag stellen de 96.000 hectare eucalyptusplantages van Veracel 2600 mensen tewerk. Dat is ongeveer één baan per 37 hectare. De papajateelt waarvoor de regio vroeger bekend stond, creëerde een job per hectare. Voor koffieplantages geldt een verhouding van een job per drie hectare.ASI Bedrijf dat voor FSC certificeerders zoals SGS Qualifor inspecteert.
CEPEDES Lokale ngo en onderzoekscentrum uit Zuid-Bahia, met een focus op de eucalyptusexpansie en de bescherming van het Atlantisch Regenwoud in de regio.
IBAMA het Federaal Milieu Agentschap van Brazilië.
Illegaal papier
De eerste vereiste voor het behalen van het FSC-label is dat het bedrijf de wetten van het land respecteert. Volgens SGS Qualifor voldoet Veracel aan dit principe, maar João Alves da Silva, openbaar aanklager van Eunápolis, is het daar niet mee eens. ‘Veracel overtreedt de arbeidswetgeving, de milieuwetgeving én de strafwetgeving’, zegt hij. De arbeidsrechtbank van Eunápolis telde de afgelopen jaren meer dan 850 rechtszaken tegen Veracel en haar onderaannemers.
Alves da Silva neemt er een stapel dossiers bij. ‘Het Openbaar Ministerie heeft bewijzen van milieumisdrijven, witwaspraktijken, belastingontduiking en corruptie. We hebben een getuigenis van een gemeenteraadslid dat door Veracel omgekocht werd om zijn collega’s te overtuigen gunstige wetten te stemmen.’
In 2008 werd Veracel veroordeeld door de federale rechtbank wegens ontbossing van het Atlantisch regenwoud, wat een boete van twintig miljoen real (acht miljoen euro) opleverde. Tijdens het proces kwam aan het licht dat Veracel geen geldige milieu-effectenrapportage had voor zijn eucalyptusaanplantingen. Hierop oordeelde de rechter dat de licenties voor de 96.000 hectare plantages onwettig zijn.
‘De consument die de cellulose koopt van Veracel moet goed beseffen dat hij een illegaal product koopt en dat het duurzaamheidslabel niet strookt met de realiteit’, waarschuwt João Alves da Silva. Veracel ging in beroep en maakt ondertussen werk van het vereiste milieu-effectenrapport. ‘Wij willen ons niet mengen in het juridisch proces’, reageert Rosemary Vianna van SGS Qualifor. ‘Zolang er geen definitieve uitspraak is van de rechter, volgen wij deze zaak op in onze audits.’ De eerste aanklacht werd al zeventien jaar geleden ingediend.
Volgens de openbaar aanklager is er sprake van belangenvermenging. ‘De certificeerder wordt betaald door het bedrijf dat gecertificeerd wordt. Die afhankelijkheidsrelatie levert een groot probleem op. SGS camoufleert de inbreuken van Veracel. Ik zal FSC informeren dat het misbruikt wordt door SGS en Veracel. Dan wil ik zien of ze hun verantwoordelijkheid opnemen.’
Inheems protest
Het derde van de tien principes waaraan bedrijven moeten voldoen om het FSC-label te krijgen, is respect voor de rechten van inheemse volkeren. Eliane Anjos, duurzaamheidsverantwoordelijke van Veracel verzekert ons dat Veracel een uitstekende relatie onderhoudt met alle indiaanse gemeenschappen in de regio. Biribiri, een leider van de Pataxó indianengemeenschap Coroa Vermelha, bevestigt dat graag.
‘De overheid laat ons in de kou staan, maar gelukkig sponsort Veracel onze onderwijs- en gezondheidsprojecten.’ Het indianendorp ligt pal in het toeristische hart van Bahia, waar de Portugezen voor het eerst voet zetten aan Braziliaanse wal. Ondertussen is Coroa Vermelha zelf een toeristische attractie geworden en staat het lokale Jaqueira-reservaat open voor toeristische rondleidingen.
Coroa Vermelha is echter veeleer uitzondering dan regel. In de regio waar eucalyptus van Veracel staat, hebben nog maar vier van de negentien Pataxó- en Tupinambá-gemeenschappen een eigen territorium. De inwoners van Guaxuma, een indianendorp langs de BR-101-weg, wachten al meer dan tien jaar op de erkenning van hun grondgebied. Het territorium dat zij claimen, reikt ver voorbij de plantages die steeds dichterbij komen. Sinds enkele jaren zijn ze volledig omsingeld door eucalyptus. Kuhupyxa –we mogen ook Antonio zeggen– vertelt dat zijn gemeenschap tien jaar geleden nog jaagde in regenwoud waar vandaag eucalyptus staat.
‘Ze hebben dag en nacht ontbost en met grote tractoren alles met de grond gelijk gemaakt. Maar daarvan hebben we jammer genoeg geen bewijzen.’ Hij neemt ons mee naar de omheining vlakbij zijn huis. ‘Tot hier wilde Veracel eucalyptus planten. Op nog geen tien meter van mijn deur. Ze zijn alles met gif beginnen besproeien terwijl de kinderen buiten speelden. Toen hebben we ze met pijl en boog weggejaagd. Ze hebben geen greintje respect voor ons.’
Takwahy, de zoon van Kuhupyxa, is zelf vader van twee kinderen. Zijn glimlach verbergt veel machteloosheid. ‘De rivieren en bronnen in de buurt drogen allemaal uit, want de eucalyptus heeft ontzettend veel water nodig. En als het regent, stroomt het gif dat in de plantages gebruikt wordt in de rivieren –het water dat we drinken en waarin wij ons wassen. Sinds twee jaar hebben we een watertank in het dorp omdat we de rivier niet meer vertrouwen.’ SGS Qualifor was op de hoogte van de klacht van Guaxuma, maar niemand kwam ter plaatse kijken. ‘Gezien de gebruikte producten en doseringen is vervuiling van het water zeer onwaarschijnlijk’, klasseert het SGS-rapport de zaak.
Om de plantage geleid
Het onderzoekscentrum CEPEDES in Eunápolis heeft wel videobeelden waarop Veracel, toen nog onder de naam Veracruz, in de jaren negentig met tractoren en kettingen regenwoud klaarde. Voor hen is het dan ook glashelder dat dit bedrijf geen duurzaamheidslabel verdient. ‘Samen met een veertigtal andere ngo’s, vakbonden, milieubewegingen en indianengemeenschappen stuurden we een brief om FSC op de hoogte te brengen van de negatieve impact van Veracel’, zegt Ivonete Gonçalves van CEPEDES.
Een fundamentele voorwaarde om als duurzame plantage erkend te worden is immers dat zo’n plantage niet gevestigd mag zijn op plaatsen waar recent nog natuurlijke bossen of regenwouden waren. ‘Als een stuk regenwoud na 1994 omgevormd werd –toen de principes van FSC bekend waren– kan een plantage op die plek nooit in aanmerking komen voor FSC-labeling’, bevestigt Bart Holvoet, directeur van de Belgische FSC afdeling.
‘De certificeerder wordt betaald door het bedrijf dat gecertificeerd wordt. Die afhankelijkheidsrelatie levert een groot probleem op.’
Toch lezen we in de auditrapporten van SGS Qualifor dat Veracel wel regenwoud ontbost heeft na 1994 en daar eucalyptus aanplantte. ‘Maar die transformatie is gebeurd vóór er sprake was van de certificering’, reageert Rosemary Vianna van SGS Qualifor. ‘En bovendien is de eucalyptus er al geoogst en is het natuurherstel daar al begonnen. Dus ik zie niet in waarom het label nog in vraag moet gesteld worden.’
Omdat tijdens de eerste audits voor het certificeringsproces van Veracel een aantal belangrijke stakeholders niet gehoord werden, kwam er een nieuwe golf van kritiek. Ditmaal tegen het certificeringsbedrijf SGS Qualifor. FSC laste een extra audit in en stuurde een team mee op pad van ASI, een bedrijf dat voor FSC de certificeerders inspecteert. Tijdens dat bezoek was er ook een afspraak voorzien met CEPEDES. ‘We waren redelijk optimistisch’, zegt medewerker Winfridus Overbeek, die dacht dat ASI de klachten alsnog zou meenemen. ‘Maar twee weken voor de afspraak kregen we te horen dat de zaak al beklonken was. Veracel had het label al gekregen.’
De geplande afspraak had hierna nog maar weinig zin, vond de organisatie. CEPEDES had al ervaring met twee andere controversiële FSC-certificeringen in de regio en heeft nu alle geloof in het label verloren. Ivonete Gonçalves windt er geen doekjes om: ‘Dit label dient om mensen in het noorden om de tuin te leiden. Het FSC-label bestaat enkel op papier, niet op het terrein.’
In een vernietigend rapport maakte het ASI-controleteam het werk van SGS Qualifor met de grond gelijk. SGS Qualifor had de FSC-richtlijnen onvoldoende nagevolgd, te weinig tijd uitgetrokken voor een grondige audit en was bovendien vaak tevreden met cijfermateriaal en studies van Veracel zonder de zaken in het veld na te trekken. Uit het rapport blijkt dat ASI het label niet zou hebben toegekend. Maar de taak van ASI beperkt zich tot het controleren van de certificeerder, het label intrekken kan enkel door SGS Qualifor.
Niemand eet eucalyptus
Op een regenachtige dag treffen we een groep mannen en vrouwen van MLT, een kleinere beweging voor landloze boeren, die met hakmessen jonge eucalyptusbomen te lijf gaan. Rose Lemos komt ons tegemoet: ‘Dit land is terra devoluta, het is eigendom van de staat en is in de eerste plaats bestemd voor landhervorming. Veracel heeft het recht niet om hier te planten’, zegt ze.
Sociale organisaties beweren dat Veracel zo 30.000 hectare overheidsgrond met eucalyptus heeft volgeplant. MLT wacht nog op een uitspraak van de rechter over dit stuk devoluta. ‘Wij willen hier opnieuw voedselgewassen produceren, want het volk eet geen eucalyptus. Deze regio is in staat om voedsel te exporteren in plaats van het te moeten importeren.’ Verderop heeft MLT al maniok, bonen, maïs, pompoen en andere gewassen geplant. De 65 families die onder plastic zeilen wonen, koesteren de droom om de stad te bevoorraden, want nu komt bijna al het voedsel uit andere deelstaten.
In de ogen van Veracel zijn de acties van de landloze boerenbewegingen vandalenstreken, die sinds 2009 al vijf miljoen real (twee miljoen euro) gekost hebben. ‘Velen sluiten zich aan bij die bewegingen omdat ze uit zijn op landbezit, dat betekent nog niet dat ze dat land ook willen bewerken’, zegt Sergio Alipio, directeur van Veracel. ‘Deze regio is bestemd om biomassa te produceren, zoals eucalyptus. Hier is geen traditie van familiale landbouw.’ Daarmee is voor hem de kwestie van landloze boeren geklasseerd.
Idalberto José Lima is het daar niet mee eens. Hij woont in de wegberm van de BR-101, in een wankel krot. Op een lapje grond van een zakdoek groot plant hij maniok, ‘om te overleven’, zegt hij, leunend op zijn schoffel. Het denderende vrachtwagenverkeer maakt een gesprek bijna onmogelijk. ‘Veracel heeft al de landbouwgrond opgekocht, er blijft niets over.’ Maar hij klaagt niet, want ‘veel mensen staan er slechter voor dan ik. Ze zoeken werk op het platteland, maar er is niets meer want er is alleen nog eucalyptus.’
Veel boeren verkochten hun eigendom aan Veracel. ‘Waar vroeger productieve fazenda’s (koffieplantages, lb/akl) waren, blijft nu alleen nog eucalyptus over. Mensen die op het platteland woonden, verhuisden naar de stad’, zegt Roberto Conceição Santana, het hoofd van het Braziliaanse Geografisch en Statistisch Instituut, het IBGE in Eunápolis. Veracel spreekt dat tegen met eigen cijfermateriaal: ‘Op het moment van aankoop waren 1197 mensen tewerkgesteld op de totale 212.649 hectare die we aankochten’, zegt Débora Jorge, de communicatieverantwoordelijke van Veracel.
De stad Eunápolis telt nu 85.000 inwoners. Er zijn er heel wat nieuwe, bloeiende handelszaken die hun succes danken aan de aanwezigheid van Veracel, maar ook de drugshandel is toegenomen. Hier fietsen ‘s avonds jongens van amper twaalf jaar gewapend door de stad, op jacht naar een gsm of een ander waardevol onderpand. Aan de rand van een favela vertelt Roberto Joaquina dos Santos, inwoner van de onderbuik van de stad, hoe alles veranderd is: ‘De mensen die naar hier verhuisden, kenden enkel de cultuur van zaaien en oogsten. Ze waren niet voorbereid op het leven van de stad. De krottenwijken groeiden en brachten crack en veel geweld naar de stad.’
Duurzaamheid zonder grenzen?
Als de aandeelhouders groen licht geven, zal Veracel de productie van zijn pulpfabriek verhogen van 1 miljoen ton naar 2,7 miljoen ton. Daarvoor is een uitbreiding van 92.000 hectare eucalyptus nodig. De milieu-aanvragen voor de licenties zijn al ingediend. Volgens ASI is Veracel nog lang niet klaar om ook voor deze uitbreiding een FSC-label te krijgen. Maar het is SGS Qualifor dat hierover het laatste woord heeft. Directeur Sergio Alipio is in elk geval optimistisch: ‘Als we blijven voldoen aan alle principes en criteria van FSC zoals we tot nu toe gedaan hebben, dan is het maar normaal dat de nieuwe plantages ook gecertificeerd zullen worden.’
Sociale en ecologische conflicten, de inheemse kwestie, problemen met voedselveiligheid, plattelandsvlucht en de afname van landbouwgrond worden allemaal versterkt door de expansie van eucalyptus, schrijft IMA, het Milieu Agentschap van Bahia, in een rapport eind 2008. IMA verwacht overigens dat de conflicten nog meer zullen toenemen met de komst van BahiaBio, een project dat in nog eens 300.000 hectare suikerriet en 64.000 hectare Afrikaanse palm voorziet voor de productie van biobrandstof in de regio. ‘Er is dringend nood aan een geïntegreerde visie’, besluit het overheidsrapport.
“Duurzame plantages” onder groene kritiek
Het feit dat grote bosplantages het duurzame FSC-certificaat krijgen, zorgt niet alleen in Brazilië voor controverse. Ngo’s als Timberwatch Coalition, Green Desert Network, FSC-Watch en World Rainforest Movement oefenen al jaren –tevergeefs– druk uit op FSC om de labeling van grootschalige monoculturen te stoppen. Wally Menne van Timberwatch Coalition spreekt vanuit de Zuid-Afrikaanse context. Daar draagt tachtig procent van de industriële boomplantages het FSC-label.
‘Plantages van snelgroeiende boomsoorten verhogen de druk op de natuurlijke vegetatie en op waardevolle landbouwgrond. Ze richten sociale ravages aan en ontwrichten lokale economieën. FSC moet inzien dat die grootschalige industriële boomplantages onmogelijk gecertificeerd kunnen worden als verantwoord bosbeheer.’
Het leeuwendeel van de klachten tegen FSC komt uit landen waar bosplantages snel in omvang toenemen, zoals Brazilië, Ecuador, Thailand en Zuid-Afrika. Bart Holvoet, directeur van FSC België, doet die problemen af als de kinderziekten en groeipijnen van de organisatie. Holvoet: ‘Plantages zullen alleen maar belangrijker worden voor onze vezelvoorziening. Nu reeds zijn ze goed voor de helft van onze hout- en papierconsumptie. Al zullen in de toekomst misschien minder plantages in aanmerking komen voor het FSC-label als de problematische praktijken blijven bestaan.’ De critici vinden het certificeren van boomplantages echter fundamenteel onverzoenbaar met de negen andere principes van duurzaam bosbeheer die FSC huldigt.
Duitse en Zweedse organisaties stappen uit FSC
Kritiek komt er in toenemende mate ook van milieuorganisaties die lid zijn van FSC. Vorig jaar stapte de Duitse organisatie Robin Wood na twaalf jaar lidmaatschap uit FSC International. ‘We willen niet langer medeverantwoordelijk zijn voor het feit dat industriële monoculturen een groen imago krijgen dankzij FSC’, verklaart Peter Gerhardt van Robin Wood. Gerhardt verwijst ondermeer naar het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmatige meststoffen in FSC-gecertificeerde boomplantages.
Ook Jutta Kill van Fern, een ngo die sinds 1995 lid is van FSC, is ontevreden: ‘We wachten al heel lang op verandering, maar zien geen enkel resultaat. De toestand is zo ernstig dat onze steun aan FSC in vraag wordt gesteld door onze partners in het Zuiden. Het gebeurt te vaak dat foute bedrijven het groene FSC-imago misbruiken om lokaal protest te ondermijnen. Wat papier betreft, kan FSC nog moeilijk garant staan voor wat het belooft.’
De problemen beperken zich niet tot industriële boomplantages en ook niet tot wetteloze buitengebieden van de Derde Wereld. In het rapport Cutting the Edge stelt SSNC, de grootste Zweedse milieuorganisatie die vijftien jaar geleden mee aan de wieg stond van het FSC-label, de alarmerende toestand van de Arctische bossen in Zweden aan de kaak. Volgens de organisatie bedreigen de drie grootste bosbeheerders van Zweden het voortbestaan van de wouden en de biodiversiteit. Toch hebben ze alledrie een FSC-label.
Eén van die bosbeheerders, SCA, werd nochtans door FSC op de vingers getikt voor de kaalslag van bossen met hoge beschermingswaarde, waarbij 250 tot 300 jaar oude bomen niet gespaard werden. In een gebied van amper veertig hectare documenteerde SSCN meer dan 300 zware overtredingen met foto’s en coördinaten. SCA houdt zich aan noch aan de Zweedse bosbouwwetgeving, noch aan de eigen normen, noch aan de FSC-principes. Toch werd zijn FSC-label in 2008 gewoon verlengd.
In juni 2010 besloot SSNC dan ook op te stappen uit FSC Zweden. Jonas Rudberg, de bosexpert van SSNC: ‘Jarenlang hebben we enorm ons best gedaan om FSC Zweden te verbeteren. Maar de standaard is nog steeds te zwak en de vereisten worden met de voeten getreden. En wanneer we een overtreding melden, zijn de sancties voor de bedrijven te licht om echt impact te hebben.’
FSC lanceerde in februari 2010 een herziening van de FSC-principes en -standaarden voor de Zweedse context. Die treden in werking vanaf juni 2010. Of de bosbouwbedrijven nu strenger aangepakt worden, valt nog af te wachten. SSCN blijft voorlopig wel nog lid van FSC International.
‘Geen weg terug’
Bart Holvoet geeft toe dat er problemen zijn maar wat de boomplantages betreft, is er volgens hem geen weg terug: ‘We wisten van bij het begin dat plantages een controversiële kwestie zouden zijn en dat zullen ze helaas altijd blijven. Maar ik zie FSC niet stoppen met het certificeren ervan. Het is spijtig dat die organisaties zich daarop focussen en het kind met het badwater willen weggooien.’ De directeur van FSC België wijst erop dat plantages niet meer dan 8 van de van de 135 miljoen hectare FSC-gecertificeerde bossen uitmaken. Maar in sommige landen ligt die verhouding gevoelig anders. In Brazilië zijn 5,5 miljoen hectare bos FSC-gecertificeerd, waarvan 1,8 miljoen hectare plantages.
Dit onderzoek kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. www.fondspascaldecroos.org