100 jaar IAO: een dam tegen ongelijkheid, een motor voor sociale vooruitgang

Analyse

‘Blijvende vrede is enkel mogelijk op basis van sociale rechtvaardigheid’

100 jaar IAO: een dam tegen ongelijkheid, een motor voor sociale vooruitgang

100 jaar IAO: een dam tegen ongelijkheid, een motor voor sociale vooruitgang
100 jaar IAO: een dam tegen ongelijkheid, een motor voor sociale vooruitgang

De Internationale Arbeidsorganisatie wordt 100 jaar. Waar staat de IAO voor en waarom is ze relevant in deze tijd? John Vandaele trok naar Genève waar hij met heel diverse hoofdrolspelers sprak.

(CC BY-NC-ND 2.0)

Het verbod op kinderarbeid is één van de vijf fundamentele normen van de IAO, naast verbod op dwangarbeid en discriminatie, de vrijheid van vereniging en het recht op collectief onderhandelen.

(CC BY-NC-ND 2.0)

De IAO is een eeuw oud. Die verjaardag speelt zich af tegen de achtergrond van een sociaal-economische orde die misschien wel nood heeft aan het model waar de IAO voor staat: een economisch systeem dat mee vorm wordt gegeven door de georganiseerde werknemers en werkgevers.

In de VS zegt een liberaal denker als Larry Summers tegenwoordig dat het land nood heeft aan sterkere vakbonden om een rechtvaardiger systeem te bouwen dat de bitterheid bij de middenklasse wegneemt. In het Verenigd Koninkrijk hoor je zeggen dat Thatcher wellicht te ver is gegaan in het afbreken van de vakbonden.

Live van op de IAO-Conferentie
Begin deze week begon de 100ste Internationale Arbeidsconferentie, de jaarlijkse bijeenkomst van alle regeringen, vakbonden en werkgeversorganisaties van de IAO-leden.
Chris Serroyen, hoofd van de ACV-studiedienst, schreef bij de start daarvan een MO*-Wereldblog: Over MeToo-conventies en nieuwe arbeidsvormen

Ook in de internationale politiek worden vragen gesteld. ‘We proberen de beschotten in ons internationaal beleid weg te werken’, zegt een Europese diplomaat in Genève. ‘Je kan niet het ene zeggen in het Internationaal Muntfonds (IMF) en het omgekeerde in de IAO. Je kan niet zeggen dat ongelijkheid de stabiliteit in de wereld bedreigt – Brexit en Trump zijn gevolgen van de immense frustratie van de verliezers van de globalisering — en tegelijk via het IMF een beleid opleggen dat ongelijkheid vergroot.’

De woorden van de diplomaat doen denken aan wat Plamen Dimitrov, voorzitter van de Bulgaarse vakbond CITUB, me een dag eerder vertelde: ‘In Roemenië en Griekenland heeft de troika (de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het IMF, red.) de voorbije jaren de decentralisering van de collectieve arbeidsovereenkomsten opgelegd, terwijl we weten dat juist dat ertoe leidt dat meer mensen moeten werken onder slechte voorwaarden.’

‘Je kan niet zeggen dat ongelijkheid de stabiliteit in de wereld bedreigt en tegelijk via het IMF een beleid opleggen dat ongelijkheid vergroot’

Collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) tussen vakbonden en werkgeversorganisaties zorgen doorgaans voor betere arbeidsvoorwaarden voor meer mensen, omdat de sociale partners op die manier afspraken maken voor een hele sector of zelfs een heel land. Als je dat overleg decentraliseert naar het niveau van de bedrijven, worden de voorwaarden slechter in bedrijven waar geen vakbonden zijn of waar de werknemers zwakker staan. Ze kunnen dan immers niet meer meezeilen op de centraal gemaakte afspraken. In België werden cao’s in 1968 algemeen bindend verklaard voor alle ondernemingen.

Dimitrov zegt dat het Europees Vakverbond er nu op aandringt om van de dekkingsgraad van cao’s een van de criteria van het Europese semester te maken – het economisch beleidskader waarmee de EU het beleid van de lidstaten evalueert. ‘De Europese Commissie lijkt er oren naar te hebben,’ aldus Dimitrov. Dat is opmerkelijk. Het is een gevolg van het groeiende besef dat anti-Europese krachten zullen groeien als de EU niet beter zorgt voor wie kwetsbaar is.

‘Bovendien erkent de commissie nu dat coördinatie van het loonbeleid bijna een noodzaak is om in een muntunie vlot te reageren op schokken’, zegt Frank Vandenbroucke, professor sociaal beleid aan de Universiteit van Amsterdam.

Ook het IMF hanteert dezer dagen een andere retoriek dan in de neoliberale jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Het erkent dat ongelijkheid knaagt aan de economische groei en de politieke stabiliteit ondergraaft via het groeiende succes van populistische partijen. Dezelfde partijen die ook de zin van internationale organisaties in vraag stellen. ‘Ze beseffen dat hun eigen baan op het spel staat’, zegt een diplomaat.

Rechtvaardigheid en stabiliteit

Als het kapitalisme — de globalisering — niet rechtvaardiger wordt, vernietigt het zichzelf. Die vaststelling is in het verleden wel meer gemaakt. Een wereldorde komt onder druk te staan wanneer ze als onrechtvaardig wordt ervaren. Het doet denken aan de taal die honderd jaar geleden werd gebruikt om de IAO op te richten.

De IAO werd in 1919 opgericht als hoofdstuk dertien van het ‘vredesverdrag’ van Versailles na de Eerste Wereldoorlog. Het heette toen dat ‘blijvende vrede enkel mogelijk is op basis van sociale rechtvaardigheid’. En ‘waar arbeidsomstandigheden bestaan die grote aantallen mensen in onrechtvaardigheid, ontbering en ellende onderdompelen, ontstaat zo’n grote onrust dat de vrede en harmonie in de wereld bedreigd is.’

En nog: ‘Als één staat nalaat om menselijke arbeidsvoorwaarden tot stand te brengen, belemmert hij anderen om dat te doen’.

Hier lees je de volledige beginselverklaring van de IAO, opgesteld in 1919.

Even later werden in de IAO de eerste afspraken gemaakt over het maximale aantal arbeidsuren per week, de minimumleeftijd om in de industrie te werken, nachtwerk voor vrouwen en kinderen… De bedoeling was om door het maken van afspraken sociale vooruitgang te organiseren en een meer gelijk speelveld voor arbeidsvoorwaarden te scheppen.  Een soort sociale bodem in de wereldeconomie steken, dus.

Ongelijke voorwaarden, oneerlijke handel

Dat voelt hedendaags aan. Ook deze tijd lijkt nood te hebben aan meer sociale rechtvaardigheid om stabiliteit terug te vinden. Dani Rodrik, vermaard globaliseringscriticus en professor economie aan de Amerikaanse Harvard-universiteit, schrijft in zijn boek Straight talk on trade (2018) dat we niet alleen vrije maar ook faire handel nodig hebben. Dat betekent handel tussen landen die dezelfde fundamentele arbeidsrechten respecteren.

Rodrik noemt handel oneerlijk als lokale werknemers moeten concurreren met buitenlandse werknemers die geen fundamentele arbeidsrechten zoals het recht op collectief onderhandelen of de vrijheid van vereniging genieten. Dat betekent dan feitelijk dat handel met China niet fair is, want werknemers in China hebben niet echt het recht om zich vrij te verenigen.

In de jaren negentig van de 20ste eeuw was er een poging om de vijf fundamentele IAO-normen – verbod op kinderarbeid, dwangarbeid en discriminatie, de vrijheid van vereniging en het recht op collectief onderhandelen — meer bindend te maken door hen op te nemen in globale handelsakkoorden. Wie die normen niet respecteerde, zou dan geen lid van de WTO kunnen worden en dus minder toegang tot de markt van de andere WTO-leden krijgen.

Maar alleen enkele noordelijke regeringen (waaronder de Belgische) en de vakbonden waren hiervoor gewonnen. De multinationale ondernemingen, maar ook de regeringen van ontwikkelingslanden, wilden geen globale arbeidsregels met tanden. En dus kon China het atelier van de wereld worden.

Benieuwd naar Dani Rodrik’s Straight talk on trade? Deze economieleraar vat het boek samen in amper 10 minuten:

Geen harde sancties

In zijn honderdjarige bestaan heeft de IAO weliswaar tweehonderd zogenaamde arbeidsconventies goedgekeurd over uiteenlopende onderwerpen zoals minimumlonen, sociale zekerheid, veiligheid in de asbestindustrie… Maar het staat de 187 IAO-leden vrij om alleen die conventies te bekrachtigen die ze willen. Als ze de conventies die ze hebben bekrachtigd, niet naleven, zijn er bovendien niet meteen sancties, behalve een kritiek in het jaarlijkse rapport van de experts.

Het summum van die naming and shaming is dat een overtreding openlijk wordt besproken op de jaarlijkse Commissie van de normen. ‘Weinig landen maken dat graag mee’, aldus Thérèse Boutsen, die de IAO volgt op de Belgische vertegenwoordiging in Genève. ‘Ik heb het meegemaakt dat in ons land een wet op enkele uren tijd werd veranderd om te voorkomen dat België op de commissie zou moeten verschijnen.’

Ons land is een van de landen die het meest IAO-conventies hebben bekrachtigd.

© Crozet ILO

Luc Cortebeeck: ‘Met zijn hele werking blijft de IAO op zijn onnavolgbare manier timmeren aan de weg naar een meer sociale wereld.’

© Crozet ILO

Voormalig ACV-voorzitter Luc Cortebeeck speelt al jaren een vooraanstaande rol in de IAO en leidde er enkele jaren de werknemersgroep in de bestuursraad. Wanneer ik hem  vraag of de IAO nog altijd een sociale bodem in de wereldeconomie wil steken, reageert hij bescheiden. ‘Dat is misschien wat te ambitieus, maar met zijn hele werking blijft de IAO op zijn onnavolgbare manier timmeren aan de weg naar een meer sociale wereld.’

Tripartite = eigentijds

Die onnavolgbare manier heeft onder meer te maken met een ander ‘modern’ kenmerk van de IAO: de organisatie is er nooit van uitgegaan dat politici in hun eentje konden zorgen voor sociale vooruitgang. Ook de actoren op het terrein, vakbonden en patroons, arbeid en kapitaal, werden betrokken.

De IAO had en heeft een tripartite structuur, waar de helft van de macht naar politici gaat en de andere helft (gelijkelijk verdeeld)) naar vakbonden en patronale organisaties. Dat is uniek onder de internationale organisaties.

Daardoor kan de IAO op het terrein zelf de pols van de sociale vooruitgang voelen. Daardoor kan de IAO conventies schrijven die gevoed worden door de realiteit.

Wel is er aan werkgeverszijde wat meer scepsis. Mthunzi Mdwaba, die de werkgeversgroep leidt in de bestuursraad van de IAO, is kritisch: ‘Er moet evenwicht zijn. De drie partners moeten gelijk behandeld worden. Waarom krijgen de werkgevers hier minder werkingsmiddelen dan de werknemers? Dat het zo gegroeid is, volstaat niet als uitleg. Ook de IAO-publicaties zijn te veel bezig met beschermen van de werkers en te weinig met het scheppen van banen.’

Dat met Guy Ryder enkele jaren geleden (in 2012) voor het eerst een vakbondsman werd aangeduid als secretaris-generaal van de IAO, heeft het wantrouwen wat aangescherpt.

Van de weeromstuit is de IAO wel de plaats waar iedereen die werkt aan sociale bescherming, een thuis vindt, een luisterend oor, morele steun en inspiratie in de vorm van internationaal doorgesproken arbeidsregels.

Ook Mdwaba zegt het uitdrukkelijk in een filmpje van IAO-makelij: ‘Het is belangrijk dat de IAO ook de volgende 100 jaar relevant blijft .’

Democratie en sociale rechten

‘De IAO is waar al de arbeidswetten beginnen’, getuigt Marie Claire Walker, ondervoorzitster van de Canadian Labour Congres (3,3 miljoen leden). ‘Hier worden de modellen ontwikkeld waar veel landen zich aan spiegelen. Hier leren wij ook de positie van de regeringen en werkgevers kennen. Dat is interessant.’

Bindu Pandey van de Nepalese vakbond GEFONT (440.000 leden) ziet een verband tussen democratisering en sociale rechten in haar land. ‘De IAO opende haar kantoor in Nepal in 1990, het jaar dat ons land democratiseerde. Zo leerden we over arbeidsrechten. De IAO is immers een platform waar je kan leren van andere landen. Het verbindt je met de rest van de wereld. Onze sociale wetten en onze sociale dialoog zijn sterk geïnspireerd door de IAO.’

Pandey wijst ook op de rol die de IAO heeft gespeeld in het verbeteren van de situatie van de gastarbeiders in Qatar. ‘Zonder de IAO en het Internationaal VakVerbond zou er geen verbetering zijn geweest.’

‘De partij wil niet dat arbeiders of werkgevers te sterk zijn. Het behoort tot onze taak om dat evenwicht mee te bewaken’

Maar er zijn ook situaties waar de IAO vrij machteloos staat.

Antonio Lisboa van Brazilië’s grootste vakbond CUT vertelt hoe moeilijk zijn organisatie het heeft onder de nieuwe president Bolsonaro. De CUT komt in financiële problemen omdat een nieuwe wet de vakbond verplicht om zijn lidgelden te innen op de plaats van domiciliëring van de werknemers, vaak aan de andere kant van het immense land, in plaats van de bijdragen te laten afhouden van de lonen.

‘Ik hoop dat de secretaris-generaal van de IAO iets kan doen voor ons,’ zegt Lisboa, ‘maar Braziliaanse werkgevers hebben ons achter de schermen al gewaarschuwd dat we dan het risico lopen dat Brazilië zich terugtrekt uit de IAO.’

Formele regels, informele economie

In veel Afrikaanse landen is meer dan 90 procent van de economie informeel. De IAO kan er niet veel doen, vakbonden en werkgevers wegen er amper op het terrein.

Dat is ook het geval in Angola, zucht vakbondsleidster Maria Fernandes. ‘Waarom schept de IAO zoveel regels als ze die toch niet kan opleggen? Onze regering zegt ons vlakaf: “Dien maar klacht in bij de IAO. Het zal toch niks uithalen. Oké, als ons land gekapitteld wordt in de commissie van de normen, is dat vervelend, maar na een paar uur is dat afgelopen.”’

‘We maken een explosie van mobilisatie en activisme mee. We staan op de drempel van iets groots’

Een speciaal geval is China: het land heeft enorme sociale vooruitgang gerealiseerd en Jiang Guangping, die China vertegenwoordigt in de IAO-bestuursraad, erkent dat de IAO daarbij vaak inspirerend werkte.

Dat belet niet dat China ten gronde afwijkt van het IAO-model. Eén van de fundamentele IAO-normen, vrijheid van vereniging, is er niet verzekerd. Alleen de eenheidsvakbond ACFTU die deel uitmaakt van de Chinese Communistische Partij, is immers toegestaan.

Ook patronale organisaties maken deel uit van de Chinese Communistische Partij. Jiang: ‘Bij ons is het collectief belangrijker dan het individu en wij aanvaarden het leiderschap van de partij. De ACFTU vertolkt de stem van de werkers in de schoot van de partij. Zo zullen wij nu vragen om een langer verlof na de 1ste mei.’

De jaarlijkse loongroei wordt in China bepaald door experts van de Chinese Communistische Partij. Er is wel collectief overleg, maar altijd in de schoot van de partij. De ACFTU moet ook altijd ruimer kijken, benadrukt Jiang. ‘De partij wil niet dat arbeiders of werkgevers te sterk zijn. Het behoort tot onze taak om dat evenwicht mee te bewaken.’

VS ‘houden geen rekening’ met IAO

En dan zijn er de Verenigde Staten. Ross Kelly van de Amerikaanse vakbond AFL-CIO (12,5 miljoen leden) waardeert het werk van de IAO. ‘De organisatie maakt een verschil in veel landen, maar in de VS ligt het moeilijker.’

‘De VS neigen ertoe geen rekening te houden met internationale organisaties. Wij gebruiken die vooral om anderen de les te spellen. Nochtans hebben de VS ernstige problemen met de naleving van sommige IAO-conventies.’

Kelly wijst er wel op dat zijn ‘land een explosie van organising meemaakt. We staan op de drempel van iets groots.’

Dit artikel werd geschreven voor het zomernummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!