China heeft jarenlang geld opgepot en dat vooral uitgeleend aan de VS. Nu gebruikt het zijn geld meer zelf om de wereld te veranderen. Het wordt een wereld waarin China centraler staat – zoals dat lijkt te passen bij een land dat het Rijk van het Midden heet.
Meer dan vier biljoen dollar aan reserves – 4.000.000.000.000 – bezat China op een bepaald moment. Buitenlandse deviezen die het bij de hand hield, niet uitgaf, voor gezondheidszorg bijvoobeeld, en ook niet in investeringen stopte.
Was het de grootste spaarpot uit de geschiedenis? Misschien wel.
Een en ander spiegelde uiteraard de economische opgang van het land. Die grote berg geld kwam er dankzij massieve buitenlandse investeringen (kapitaalinvoer) en even massieve exportoverschotten. De buitenlandse deviezen die de Chinese bedrijven met hun export verdienden, wisselden ze voor yuans, waardoor de deviezen bij de nationale bank bleven.
Commercieel en economisch succes – het vermogen om efficiënt dingen te maken en verkopen – is dikwijls de basis van de macht van landen. Die vertaalt zich in harde militaire macht als ze efficiënt wapens weten te maken of genoeg geld hebben om een sterke defensie bij elkaar te kopen. Maar ook in zachte culturele macht. Zo wil China in de bioscoop Hollywood achter zich laten om de soft power of de aantrekkingskracht van de Chinese cultuur en samenleving op te krikken.
Mercantilistisch oppotten
De Grote Geldberg had gebruikt kunnen worden om de Chinese samenleving of de buitenwereld vorm te geven, maar dat gebeurde lange tijd niet of nauwelijks. De Chinese nationale bank, de Volksbank van China, beheerde de reserves. Die werden niet in het binnenland gebruikt, maar opnieuw uitgeleend als dollars aan bijvoorbeeld de Amerikaanse regering. Zo konden de VS de Chinese geldberg gebruiken voor hun plannen: oorlogen voeren, of een immens stimuleringsprogramma om de financiële crisis te lijf te gaan optuigen.
Professor Yongding Yu, lid van de Chinese Academie voor sociale wetenschappen, werkte tussen 2004 en 2006 op de Volksbank en verklaart waarom dat gebeurde: ‘Het was een bepaalde ideologie, het mercantilisme, dat veel invloed had op onze bestuurders en als doel heeft veel buitenlandse valuta in reserve te hebben.
Waarom? Tot een bepaald niveau kan dat bijdragen tot financiële stabiliteit – met reserves kan je je beschermen tegen financiële crisissen. Maar als je vier biljoen reserves hebt, spelen andere dingen.’
‘Zeker is dat de exporterende sectoren vele jaren zwaar wogen op de beslissing: ze wilden de wisselkoers van de yuan laag houden om veel te kunnen uitvoeren. Dat kon door de vraag naar yuans laag te houden, door de dollars niet om te wisselen in yuans maar ze meteen als dollars weer uit te lenen. Zo kreeg je het pijnlijke schouwspel van een ontwikkelingsland met een gemiddeld inkomen van 400 euro per hoofd dat kapitaal uitvoert naar het rijkste land ter wereld.’
Deze politiek was dan ook omstreden in China: terwijl de gezondheidszorg voor veel Chinezen peperduur was, leende China geld uit aan de rijke VS.
Op die manier ontstond wel een innige band tussen de VS en China. De VS konden niet zonder het Chinese geld en China was afhankelijk van de VS voor de waarde van zijn spaarpot. Indien het massaal zijn dollars zou verkopen, zou de waarde van de dollar sterk dalen, en zo ook de waarde van zijn spaarpot. Wie heeft dan de macht in zo’n verhouding?
Koen Schoors, hoogleraar economie aan de Universiteit Gent, is duidelijk: ‘Als je bij een bank een lening hebt van 100.000 euro en je kunt die niet afbetalen, zit jij met een probleem. Maar als je bij een bank een lening bent aangegaan van 100 miljoen euro die je niet kunt afbetalen, is het de bank die een probleem heeft. Zo is het ook tussen landen. China zit met al die dollars, de VS drukken die en bepalen zo de waarde ervan.’
‘De opbrengst van de reserves is nagenoeg nul. Het rendement van buitenlandse multinationals in China bedroeg meer dan twintig procent’
Ook professor Yu ziet in die spaarpot geen bewijs van macht. ‘De opbrengst van die reserves is nagenoeg nul. Vergelijk dat met het rendement van het geïnvesteerde kapitaal van buitenlandse multinationals in China zoals dat in 2008 werd berekend: 22 procent gemiddeld en zelfs 33 procent voor de Amerikaanse multinationals.’
Schoors voegt er nog iets aan toe: ‘Ook China’s enorme handelsoverschotten waren niet vol te houden. Als groot land kun je niet eindeloos zo doorgaan: zo maak je de tegenpartij armer en die kan op de duur toch niet meer blijven kopen.’
Er was vele jaren buitenlandse druk om de Chinese economie, die vooral steunde op export en binnenlandse investeringen – in (spoor)wegen, luchthavens, metro’s, stedenbouw – meer te schragen met binnenlandse consumptie. Ook de vergroening van de economie past in die omschakeling naar een economie die op langere termijn houdbaar is. ‘De enorme investeringen in wind- en zonne-energie en in het slimme elektriciteitsnet zijn een goede zaak’, vindt Yongding Yu.
China heeft enorm geïnvesteerd in Wind- en zonne-energie Chris Lim / Wikipedia (CC by-sa 2.0)
Als een vlucht ganzen
Geleidelijk komt er nu verandering in het model. En het muntbeleid volgt. Het voorbije halfjaar heeft China liefst 700 miljard dollar van zijn reserves besteed aan het opkopen van yuans, om de waarde van zijn munt te verdedigen. Yongding Yu: ‘De prioriteiten zijn veranderd. Rijke Chinezen willen nu reizen of huizen kopen in Londen. Dat is moeilijker als de yuan zakt.’ Toch is Yu niet gewonnen voor deze politiek: ‘Laat de yuan zakken, die herstelt zich wel. Zo zwak is de Chinese economie niet.’
Dat de wisselkoers van de yuan kan dalen, ligt aan het feit dat de kapitaalrekening stap voor stap vrijer werd gemaakt – onder meer omdat zulks nodig was om erkenning te krijgen als reservemunt van het Internationaal Muntfonds. Kapitaal kan zich nu vrijer bewegen van en naar het buitenland. Privégeld dat om een of andere reden minder vertrouwen heeft in de yuan, kan het land verlaten. En dat gebeurt al anderhalf jaar.
Daarnaast is er, onder impuls van de Chinese regering, een sterke toename van Chinese investeringen in het buitenland. Aanvankelijk vooral in de mijnbouw (grondstoffen) maar nu zien we steeds meer overnames van technologische of industriële bedrijven en bekende merken. In de eerste maand van 2016 was China goed voor vier van de vijf grootste buitenlandse overnames, voor een totaal van 60 miljard euro. De overname van de Zwitserse agromultinational Syngenta (met daarin het Belgische DevGen) voor 43 miljard euro door ChemChina sprong eruit. Dat was een record, maar de beweging was al langer gaande. In 2015 namen Chinese bedrijven voor 550 miljard euro aan buitenlandse activa over, ook al een record.
Opmerkelijk is dat veel van die opkopende bedrijven grote schulden hebben. Omdat het staatsbedrijven zijn, kunnen zij toch terecht bij staatsbanken voor betaalbaar krediet. ChemChina heeft 20 miljard euro aan schulden – goed voor negen keer zijn winst vóór belastingen en rente-afbetalingen, en meer dan wat internationaal als een aanvaardbare schuldgraad wordt gezien. Zonder de bevoorrechte banden van Chinese staatsbedrijven met Chinese staatsbanken zou het veel moeilijker zijn om een overname als die van Syngenta rond te krijgen tegen een aanvaardbare rente.
De toenemende schuldgraad van bedrijven en lokale overheden doen vragen rijzen over de financiële stabiliteit van het Chinese geldsysteem.
Er zijn sterkere voorbeelden. De Chinese machinemaker Zoomlion kocht in 2015 voor drie miljard euro de Amerikaanse concurrent Terex, terwijl het schulden torst die meer dan 80 keer zijn winst vóór belastingen en rente bedragen. Fosun International kocht voor zes miljard euro aandelen in achttien buitenlandse bedrijven – onder meer Club Med – en kreunt evenzeer onder gigantische schulden.
Dergelijke vaststellingen en de toenemende schuldgraad van bedrijven en lokale overheden doen vragen rijzen over de stabiliteit van het Chinese financiële systeem. Vragen die moeilijk te beantwoorden zijn omdat er veel onduidelijkheid is.
De meeste Chinese multinationals zijn doorgaans (semi-)staatsbedrijven en treden dus in zekere zin, samen met de Chinese staatsbanken, op als een netwerk – een vlucht ganzen die elkaar steunen – dat wereldwijd op zoek gaat naar waardevolle ondernemingen. Achter deze uitgaande investeringen zit, zoals gezegd, de hand van de regering die “naar buiten gaan” ofte “chu qu” aanmoedigt.
Grote bedrijven, meestal staatsondernemingen, geven nu meer gehoor aan die vraag, omdat de groei in China niet meer zal zijn wat hij is geweest. Als steeds meer Chinese toeristen naar het Westen reizen, is het interessant om in het Westerse hotelwezen aanwezig te zijn en mee van die groei te profiteren. Bovendien verklaarde premier Li Keqiang dat China niet alleen speelgoed of kleren kan verkopen, maar ook producten met meer toegevoegde waarde. Daartoe is het verwerven van buitenlandse toptechbedrijven nuttig.
Een speciale positie bekleedt daarin de China Investment Corporation (CIC) die expliciet als opdracht kreeg om op de Chinese reserves hogere rendementen te behalen. De CIC heeft intussen al meer dan 700 miljard euro aan activa verworven. In het heetst van de financiële crisis in de VS kocht de CIC voor miljarden euro’s aandelen van Bank of America en van de investeringsbank Morgan Stanley.
CIC kocht ook het beroemde Waldorf Astoria in New York en de Sheraton- en Westinhotelketens. Grondstoffen blijven belangrijk: zo kocht de CIC voor 2,5 miljard euro een deel van de exploratie- en productieafdeling van GDF-Suez, maar het bedrijf bezit ook de Londense waterdistributie, Thames Water, en tien procent van de Londense luchthaven Heathrow.
Nieuwe Zijderoutes
De “Eén gordel, één weg” is één grote internationale investeringsbeweging in spoorwegen, havens en krachtcentrales.
Asian Development Bank (CC by-nc-nd 2.0)
Maar er is meer. Is het netwerk van staatsbanken en staatsbedrijven handig bij het opkopen van kwaliteitsactiva, dan wordt met de Nieuwe Zijderoute de chu qu gebald tot een samenhangende strategie. Deze “Eén gordel, één weg” (in het Chinees Yi Dai, Yi Lu of YDYL) is één grote internationale investeringsbeweging in spoorwegen, havens en krachtcentrales. ‘Het is een initiatief, geen project’, zo corrigeert Zhao Kun van de Chinese missie bij de EU me meteen. ‘Een initiatief waarin China samen met andere landen projecten afspreekt.’
Met de Nieuwe Zijderoute worden de investeringen gebald tot één samenhangende strategie
Ongetwijfeld, maar het initiatief komt duidelijk van China.
De centrale boodschap van president Xi Jinpings speech op zijn doortocht in Brugge in 2015 was dat hij een “brugge” wilde slaan tussen Europa en China.
Die grotere verbondenheid moet ontwikkeling brengen en ontwikkeling leidt tot meer veiligheid, dat is de filosofie. Bijvoorbeeld: de beste manier om het westelijke deel van China, Xinjiang, met zijn moslimbevolking waarvan een deel afkerig staat tegenover China, bij China te houden is het rijker te maken. YDYL probeert dat door van Xinjiang een handelsdraaischijf te maken.
YDYL kan een succes worden, omdat China er een smak geld tegenaan wil gooien. Daartoe richtte het het Zijderoutefonds op met 40 miljard euro – geld afkomstig van de reserves, de CIC en de twee beleidsbanken China Development Bank en Eximbank. Vorig jaar raakte ook bekend dat minstens zestig miljard van de reserves naar de twee beleidsbanken gaat met het oog op de reusachtige investeringen die de Zijderoutes vergen.
De pas opgerichte Aziatische Infrastructuur- en InvesteringsBank (AIIB, met 100 miljard euro kapitaal waarvan een derde Chinees) sluit daar perfect bij aan. Dat zowat alle westerse landen, behalve Japan en België, tegen de zin van de VS in, graag stichtende leden van de AIIB werden, geeft aan dat er steeds meer interesse is om bij de grote hertekening van Azië betrokken te zijn.
Ook de CITIC, een investeringsconglomeraat van de staat, maakt 250 miljard euro klaar voor financiering van de YDYL. De staatsbank Bank of China wil eveneens 100 miljard aan kredieten besteden aan projecten van de zijderoutes. Massaal veel geld dus, dat tegen harde of zachte voorwaarden zal worden ingezet om projecten van de grond te krijgen. Of de recente afbrokkeling van de reserves afbreuk doet aan YDYL is onduidelijk. De hoop is dat het geld zo meer opbrengt dan Amerikaanse staatsbons.
Mogen anderen mee-eten?
Maar Xi’s project heeft veel ruimere ambities dan dat. Dat China voor het geld zorgt, betekent tevens dat de werkzaamheden in grote mate zullen worden verricht door Chinese ondernemingen, meestal staatsondernemingen. Dikwijls is dat zelfs een voorwaarde. Die Chinese ondernemingen aan het werk houden, nu China zelf verzadigd is van infrastructuur, is een van de doelsstellingen van YDYL.
Verder kan YDYL in Azië, het Midden Oosten, Afrika en Europa goodwill kweken: China zorgt met zijn geld en zijn vaak efficiënte bedrijven immers voor infrastructuur die er anders niet zou komen. Ten slotte ontstaat zo een internationaal infrastructuurnetwerk dat China beter verbindt met de rest van de wereld. Met alle voordelen van dien: makkelijker Chinese producten slijten, makkelijker grondstoffen aanvoeren, contacten met de Chinese cultuur en de Chinese bevolking faciliteren… De wereld wordt zo meer sinocentrisch: China in het Chinees, Zhongguo, betekent dan ook letterlijk het Rijk van het Midden.
Jari Vepsalainen van het Independent Power Producers Forum dat vele buitenlandse energiebedrijven vertegenwoordigt, ziet het zo: ‘De Zijderoute, dat is G2G2G – government to government to government. Door regeringen uitgetekende projecten die gefinancierd worden met overheidsgeld, en uitgevoerd worden door staatsbedrijven. Geld is daarbij geen probleem. Je kunt je daartegen afzetten. Beter is het te accepteren en uit te zoeken waar je kunt meewerken. We denken dat we kunnen helpen om die projecten tot een goed einde te brengen. De Chinese bedrijven moeten lokale partners zoeken, lokale invulling toestaan en werken zoals wij Europeanen in China hebben gewerkt.’
Koen Schoors zit op dezelfde golflengte: ‘Het omzetten van hun reserves in fysieke activa is verstandig. En zal wellicht meer opbrengen dan Amerikaanse obligaties. Maar mijn zorg blijft: zal het mercantilisme zijn of zullen ze de andere landen laten “mee-eten”? Onze bedrijven zijn gaan investeren in China. Vele werden daar beter van, maar het heeft China ook enorm geholpen. Zij moeten dat nu ook toelaten, anders krijg je een verziekte situatie.’
Koen Schoors: ‘China werd beter van de Westerse investeringen, zij moeten nu ook toelaten dat anderen beter worden van Chinese investeringen’
Iemand die het van dichtbij meemaakt, zegt dat de Chinese bedrijven vaak hun eigen mensen meebrengen die niet vertrouwd zijn met de lokale markt en marktvoorwaarden. ‘Dat is het dilemma als je met hen wilt werken. Ze willen ook niet betalen voor advies. In 1200 veroverde Dzjengis Khan bijna Europa. Misschien maken we nu opnieuw zo’n beweging mee.’
Aan de woorden zal het in ieder geval niet liggen: China zegt in zijn samenwerking met andere staten altijd wederzijds voordeel na te streven. Sommigen vergelijken YDYL met het naoorlogse Marshallplan van de VS: een plan dat de VS goed uitkwam, maar ook West-Europa er mee bovenop hielp. YDYL heeft ook een win-winpotentieel… als het goed wordt aangepakt.
Dit artikel werd geschreven voor het lentenummer van MO*magazine. Voor slechts €20 kan u hier een jaarabonnement nemen!