De wereld geeft ruim 20 keer meer uit aan bewapening dan aan klimaatfinanciering

Analyse

Geopolitieke spanningen bedreigen internationale samenwerking

De wereld geeft ruim 20 keer meer uit aan bewapening dan aan klimaatfinanciering

De wereld geeft ruim 20 keer meer uit aan bewapening dan aan klimaatfinanciering
De wereld geeft ruim 20 keer meer uit aan bewapening dan aan klimaatfinanciering

Klimaatakkoorden, de beurzen, voedselproductie, leveringsketens die beginnen in China en eindigen in onze winkels… Een wereld zonder internationale samenwerking lijkt ondenkbaar, op elk mogelijk vlak. Maar de oorlog in Oekraïne brengt die samenwerking in gevaar.

(Foto: Kinderen in de Russische stad Belgorod, niet ver van de Oekraïense grens. Rusland heeft zijn militaire uitgaven in 2022 opgedreven tot 86 miljard dollar. © Magnum / Nanna Heitmann)

De oorlog in Oekraïne heeft de wereld veranderd. Rusland werd een totalitaire dictatuur waar de waarheid helemaal niet meer gezegd kon worden. En Oekraïne wordt verteerd door de oorlog met zijn veel grotere buur.

Een ander slachtoffer van de oorlog in Oekraïne was de overtuiging van veel Europeanen dat hun continent bestuurd wordt op basis van regels en overleg, dat een ander land met geweld opslokken niet meer van deze tijd is. Een staat met een economie zo groot als die van Spanje, maar met duizenden kernwapens en een groot leger, vindt nog altijd dat ze haar eigen invloedzone desnoods met geweld kan inpalmen.

Het was een lastig ontwaken, dat in Europa leidde tot een groter gevoel van onveiligheid en mondiaal tot meer uitgaven voor defensie. Dat registreert het Zweedse instituut voor vredesonderzoek SIPRI in zijn jaarrapport van 2023.

De wereldwijde defensie-uitgaven stegen met 3,7% naar een historisch record van 2240 miljard dollar.

De wereldwijde defensie-uitgaven stegen met 3,7% naar een historisch record van 2240 miljard dollar. In Europa was de toename met 13% het grootst.

De Oekraïense oorlogsuitgaven stegen in 2022 met ruim 600% naar 44 miljard dollar, de grootste jaarlijkse toename die het SIPRI ooit noteerde. Het land besteedde vorig jaar 34% van zijn inkomen aan zijn verdediging. Rusland dreef zijn militaire uitgaven op met 9%, naar 86 miljard dollar.

In Oost-en Centraal-Europa stegen de reële uitgaven terug naar de niveaus van de Koude Oorlog. De uitschieters: met Finland (+36%), Litouwen (+27%), Zweden (+12%) en Polen (+11%).

Ook buiten Europa nemen defensiebudgetten toe: China, Japan en India gaven respectievelijk 4%, 5% en 6% meer uit in 2022 dan in 2021. Zelfs de VS – met 877 miljard dollar goed voor 39% van ’s werelds defensiebestedingen – zagen hun budget boven op de inflatie met 1% toenemen.

En de negen kernstaten van de wereld blijven hun arsenaal moderniseren. India, China en Pakistan breiden het ook sterk uit, al blijven de VS en Rusland over veruit het meest kernwapens beschikken.

Volgens het SIPRI is de impact van de oorlog zichtbaar in ‘alle aspecten van bewapening, ontwapening en internationale veiligheid’. Toch hebben de stijgende defensiebudgetten in andere continenten ook te maken met de opkomst van China en hoe dat de bestaande veiligheidsarchitectuur onder druk zet.

Een “ongebonden” blok

Dat de Europese landen de Russische inval niet hadden verwacht en er zich dus ook niet op hadden voorbereid, maakte meteen duidelijk hoe afhankelijk ze blijven van de VS voor hun veiligheid. Het deed hen weer dichter aanschurken tegen de VS. Strategische autonomie lag nu eenmaal niet binnen handbereik, zeker niet op militair gebied. Het verenigde Westen vond de inval zo ernstig dat het overging tot zware sancties. Rusland beperkte de uitvoer van gas, olie, graan en meststoffen.

Een oorlog in Europa heeft voor veel landen in het Globale Zuiden niet per definitie méér belang dan een oorlog elders.

Het droeg bij tot hogere inflatie, die centrale banken bestreden met hogere rentetarieven. In veel landen stegen de levenskosten. In kwetsbare landen leden daardoor meer mensen honger, maar er waren ook uitzonderingen als China, waar de inflatie daalde.

De hogere rentes hebben ook geleid tot schuldenproblemen voor nogal wat ontwikkelingslanden. De hogere energieprijzen hebben wel de energietransitie versneld, met massaal veel zonne-energie.

Aan de sancties tegen Rusland doet slechts een minderheid van landen mee. Meer zelfs, China en India houden de Russische inkomsten op peil met immense aankopen van gas en olie.

Zo maakt de oorlog zichtbaar wat zich onder de waterlijn al een tijd ontwikkeld had: nogal wat landen uit het Globale Zuiden hebben niet alleen een eigen kijk op dit conflict (en andere kwesties), ze zijn ook economisch en politiek sterk genoeg om dat standpunt te uiten en vol te houden. Ze gaan onbevangen uit van hun eigen belangen.

Een oorlog in Europa heeft voor hen niet per definitie méér belang dan een oorlog elders. Bovendien meten ze de grootmachten af aan dezelfde maatstaf: ze wéten dat de VS in 2003 Irak onwettelijk binnenvielen. Dat bepaalt mee hun afweging van de Russische inval. Ze vinden de westerse verontwaardiging selectief.

In dat ongebonden blok wordt vrij gedacht. De dollar en het financiële systeem worden gebruikt om Rusland te treffen, en dat doet leiders als de Braziliaanse president Lula oproepen om de afhankelijkheid van de dollar af te bouwen.

Economische ontkoppeling?

De toegenomen onveiligheid en de beslissing van de grootmachten om hun militair-industrieel complex uit te bouwen, hebben diepgaande economische gevolgen. Wapenbedrijven zien hun verkoop en beurswaarde toenemen, maar het gaat om méér. De oorlog versterkte de tendens tot economische ontkoppeling, vooral tussen China en het Westen.

Uiteraard speelt ook mee dat China en Rusland, net voor de inval, nog een “vriendschap zonder grenzen” hadden uitgesproken, en dat China assertiever aangeeft dat Taiwan een Chinese provincie is die ooit weer bij het moederland zal horen. De afname van economische openheid en vervlechting begon met de financiële crisis van 2008.

Daarnaast was er het ongenoegen over de ongelijke verdeling van de vruchten van de globalisering, dat bijdroeg tot de verkiezing van Donald Trump tot Amerikaans president. Natuurlijk hadden de VS die gevolgen kunnen temperen met een socialer beleid, zoals Europese landen deden.

De greep van China op de productieketen van batterijen, zonnepanelen en windmolens is enorm. Ontkoppeling zou bijna zeker betekenen dat het Westen zijn klimaatdoelen niet kan halen.

China speelde slim in op de globalisering en realiseerde de grootste economische opgang in de geschiedenis, die honderden miljoenen mensen uit de armoede tilde. Het land verplichtte buitenlandse investeerders een joint venture op te zetten met een lokaal bedrijf, waardoor technologie en kennis systematisch werden overgedragen.

Trump zette het discours in de markt dat China het spel niet eerlijk gespeeld heeft – ‘China heeft ons verkracht’. Hij voerde heffingen op Chinese import in en blokkeerde de Wereldhandelsorganisatie, die volgens hem door China misbruikt werd. Al onder Trump mocht Huawei niet langer de ruggengraat leveren van de westerse 5G-technologie.

Zijn opvolger Biden zet die aanpak verder, en de oorlog in Oekraïne heeft dat nog versterkt. De slagkracht van de wapens die een land produceert, hangt immers af van zijn technologische ontwikkeling. Dan spreken we over halfgeleiders, telecommunicatie, artificiële intelligentie, drones, satellieten… Dat blijkt duidelijk in Oekraïne, waar commerciële techbedrijven de oorlogsvoering mee vormgeven.

© reuters / Fabian Bimmer

Artillerie in het Duitse bedrijf Rheinmetall. Elke dollar die naar wapens gaat, gaat niét naar voedsel, gezondheid, onderwijs, klimaat of financiële stabiliteit.

© reuters / Fabian Bimmer

Door de oorlog wordt de economische vervlechting met vooral China veel meer door een veiligheidsbril bekeken. Het Westen, daarin geleid door de VS, beperkt investeringen en handel in die strategische sectoren en producten.

Maar China reageert daarop. In juli liet het weten dat het voortaan de export van de grondstoffen germanium en gallium (voor 98% in China geproduceerd) zou beperken. Beide zijn strategisch belangrijk voor de productie van elektrische voertuigen, computerchips en wapentuig. In augustus beslisten de VS dan weer dat investeringen in halfgeleiders, kwantumcomputers en artificiële intelligentie gescreend moeten worden.

Vraag is hoever die evolutie zal gaan. De VS grepen de oorlog in Oekraïne aan om er een conflict tussen autoritaire staten en democratieën van te maken. De verwijzing naar de Koude Oorlog, toen je twee economisch gescheiden blokken had, roept veel vragen op. De vervlechting tussen het Westen en China is nu immers zo groot dat een echte ontkoppeling, zeker op korte termijn, onmogelijk is zonder zware economische schok.

Wat dertig jaar lang in elkaar groeide, kan je niet in een handomdraai uit elkaar trekken zonder grote bevoorradingsproblemen. De greep van China op de productieketen van batterijen, zonnepanelen en windmolens is enorm. Ontkoppeling zou bijna zeker betekenen dat het Westen zijn klimaatdoelen niet kan halen.

Vooral in de EU kwam vanuit het (Duitse) bedrijfsleven de vraag om de retoriek over ontkoppeling stop te zetten. Duitse autoproducenten verkopen de helft van hun wagens in China. En dus kwam de EU met de term ‘de-risking’: de veiligheidsrisico’s van de economische interactie met China moeten verminderd worden. En ook de Amerikaanse regering zet zich op de Europese lijn: China is een systematische tegenstander en een concurrent, maar ook een partner.

Een ander model

Wat die de-risking in de praktijk zal betekenen, moet nog blijken. Zeker is dat de oorlog in Oekraïne mee de nagel in de doodskist van het neoliberalisme heeft geklopt. Het zijn niet langer louter de markt en het streven naar efficiëntie en winstmaximalisatie die de investeringsstromen en -keuzes bepalen. Overheden spelen mee een sturende rol in de economie.

Ook tijdens de financiële crisis en de pandemie moest de staat telkens een ramp voorkomen. En als de klimaatverandering het grootste marktfalen in de geschiedenis is, kan je die niet oplossen met “meer markt”. De staat moet sturend optreden, en de Europese Green Deal was een van de eerste grote stappen in die zin.

China demonstreert dat het met een pragmatische aanpak, waarbij de overheid de markt stuurt, razendsnel bepaalde economische sectoren kan ontwikkelen. Groene technologie is daarvan misschien het sterkste voorbeeld. China is hard op weg om de reus van de groene wereldorde te worden.

Europese industriëlen vroegen hun overheden de voorbije jaren om naar het voorbeeld van China ook met grote “maanmissies” te komen. Het Internationaal Muntfonds pleitte voor publieke investeringen in de klimaattransitie van één tot twee procent van het nationaal inkomen. Wat in de neoliberale tijd werd afgedaan als voorbijgestreefd, is weer de norm: industriebeleid en publieke investeringen in infrastructuur en strategische sectoren.

De oorlog in Oekraïne en de oplopende geopolitieke spanningen hebben die tendens versterkt. Het Amerikaanse parlement stemde in augustus vorig jaar met beide politieke partijen voor een “chipswet”, die met tientallen miljarden dollars overheidsgeld de productie van gesofisticeerde halfgeleiders in de VS mogelijk moet maken. De Inflation Reduction Act, ook in voege sinds vorig jaar, doet hetzelfde voor alles wat met groene technologie te maken heeft. De EU zet gelijkaardige stappen, zij het wat voorzichtiger en met minder anti-Chinese retoriek.

De omslag gebeurt openlijk en krijgt in de VS zelfs een naam: Bidenomics. De regering-Biden neemt expliciet afscheid van de neoliberale deregulering en pleit voor meer sociale, ecologische en fiscale regels. De economie moet de middenklasse ten goede komen, in de VS en elders, is nu het discours.

Samenwerking

Zullen het Westen en China nog kunnen samenwerken aan gezamenlijke uitdagingen? Als China en het Westen hun wederzijdse afhankelijkheid als wapen hanteren, steken ze elkaar stokken in de wielen bij het halen van klimaat- en andere doelen. Dat zou de vijandigheid en economische ontwrichting zo opdrijven dat er amper nog bereidheid zal zijn om samen te werken rond de klimaatcrisis of de schuldenproblemen van tal van ontwikkelingslanden.

Maar zover zijn we nog niet. De speciale klimaatgezant van de VS, John Kerry, trok recent naar de Chinese hoofdstad Beijing om met zijn Chinese collega de klimaattop van eind 2023 voor te bereiden. Het Westen voerde in 2022 nog honderden miljoenen zonnepanelen uit China in. China en het Westen zetten de voorbije maanden ook de eerste stappen in het gezamenlijk aanpakken van schuldenproblemen. China is dezer dagen in veel ontwikkelingslanden de grootste schuldeiser, en dus heeft een schuldherschikking zonder China weinig zin.

Het meest acute mondiale probleem vandaag, de voedselveiligheid, raakt niet opgelost: als Rusland Oekraïens graan blijft blokkeren, lijden meer mensen honger. En dus moet je de bestaande samenwerking relativeren.

Elke dollar die naar wapens gaat, gaat niét naar voedsel, gezondheid, onderwijs, klimaat of financiële stabiliteit.

De wereld besteedde vorig jaar meer dan 2200 miljard dollar aan bewapening. Daar staat tegenover dat de rijke landen de grootste moeite hebben om hun intussen tien jaar oude belofte na te komen om samen elk jaar 100 miljard dollar aan klimaatfinanciering vrij te maken voor de ontwikkelingslanden die het slachtoffer zijn van hun historische uitstoot. De officiële ontwikkelingssamenwerking bedroeg in 2022 iets meer dan 200 miljard dollar.

Meer geld aan defensie besteden, heeft gevolgen: elke dollar die naar wapens gaat, gaat niét naar voedsel, gezondheid, onderwijs, klimaat of financiële stabiliteit.

Deze analyse werd geschreven voor het herfstnummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.