Glasgow toonde dat klimaatbeleid niet om rechtvaardigheid heen kan

Analyse

Klimaattop stelde teleur, maar samenwerking bleef overeind

Glasgow toonde dat klimaatbeleid niet om rechtvaardigheid heen kan

Glasgow toonde dat klimaatbeleid niet om rechtvaardigheid heen kan
Glasgow toonde dat klimaatbeleid niet om rechtvaardigheid heen kan

De zesentwintigste mondiale klimaattop is voorbij. Nooit eerder kreeg dat jaarlijkse globale ritueel zoveel aandacht. De reden is ongetwijfeld dat de klimaatcrisis steeds meer voelbaar wordt en mensen bezighoudt. Wat wordt de erfenis van Glasgow?

© Reuters

Een betoger toont een spandoek op de COP in Glasgow, 13 november 2021. ‘Het klimaat verandert. Waarom veranderen wij niet?’

© Reuters

De zesentwintigste mondiale klimaattop is voorbij. Nooit eerder kreeg dat jaarlijkse ritueel zoveel aandacht. Maar wat wordt de erfenis van Glasgow? De resultaten zijn te mager om ons te behoeden voor dramatische opwarming, maar er werden toch stappen vooruit gezet. De weg van samenwerking bleef overeind in een verdeelde en verwarde wereld. En we leerden dat klimaatbeleid niet om rechtvaardigheid heen kan. De Vlaamse minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) lijkt dat niet te beseffen: zodra er Vlaamse inspanningen worden gevraagd, begint ze over Bulgarije.

De vraag of Glasgow een succes of een mislukking was, wordt heel uiteenlopend beantwoord. Alles hangt af van je maatstaf en verwachtingen.

‘Deze tekst is verre van perfect, maar hij bevat vooruitgang.’

Wie verwacht had dat de wereldgemeenschap in Glasgow een plan zou aanvaarden om de temperatuurstijging tot anderhalve graad te beperken, kan niet anders dan ontgoocheld zijn. De klimaattop van Glasgow werd voorgesteld als de COP (Conference of the Parties, red.) van de laatste kans, de conferentie die zo’n opwarming met dramatische gevolgen moest voorkomen. Dat hebben de deelnemers niet kunnen waarmaken.

Dat is ook het gevoel van veel, vaak jonge, activisten. Toch bekeken veel onderhandelaars, ook uit de meest bedreigde eilanden, het anders. De vertegenwoordigster van de Marshalleilanden zei het aan het einde van COP26 het volgende: ‘Ik wil hier niet met niks vertrekken. Deze tekst is verre van perfect, maar hij bevat vooruitgang. Dat wil ik meenemen naar huis.’

De onderhandelaarster van Palau, eveneens een eiland in de immense Stille Oceaan, wees de conferentiezaal er dan weer op dat ‘huizen op Palau onderlopen terwijl wij aan het praten zijn. We zullen bovendien ons voedsel, de visrijkdommen, verliezen als de zee te warm wordt en in het Midden-Oosten zullen mensen niet meer kunnen ademen als we de opwarming niet onder controle krijgen… Maar toch zal ik in de geest van samenwerking de tekst aanvaarden.’

Samenwerking bleef overeind

Vertegenwoordigers leken te beseffen dat bijna 200 heel verschillende staten op één lijn krijgen moeilijk is, en dat wederzijds begrip en samenwerking belangrijk zijn, maar niet evident.

De homo sapiens heeft hetzelfde brein als vijfduizend jaar geleden: conflict en geweld zijn ons niet vreemd. En de klimaatcrisis bevat meer dan genoeg conflictstof. De rijke landen hebben ze veroorzaakt terwijl de armste landen er het meest (zullen) onder lijden. Sommige van deze landen dreigen zelfs onleefbaar te worden. Kan je je een meer hemeltergende onrechtvaardigheid voorstellen? Andere landen leven dan weer van de exploitatie van fossiele brandstoffen en zien hun inkomen bedreigd door een klimaatbeleid dat fossiele brandstoffen in de grond wil laten.

‘Het verkiezingsresultaat in de VS was erg bepalend.’

Voeg daar de huidige context van oplopende geopolitieke spanningen en desinformatie aan toe, en het lijkt haast positief dat alle landen van de wereld het eens raken over de ernst van de klimaatcrisis, over de noodzaak om samen te werken en over een aantal stappen die gezet kunnen worden. Om die samenhorigheid te bekomen verwezen heel wat sprekers naar wat we met elkaar delen — de aarde met haar ecosystemen — en de dingen die empathie kunnen bevorderen, het feit dat alle naties kinderen en kleinkinderen hebben die we een leefbare planeet willen achterlaten.

Minstens even belangrijk voor het feit dat samenwerking en compromis het uiteindelijk toch haalden, was dat Donald Trump niet langer president is van de Verenigde Staten. ‘Het verkiezingsresultaat in de VS was erg bepalend. Het land was weer heel actief in de onderhandelingen en zij kunnen nog altijd veel doen bewegen bij spelers als China of Saoedi-Arabië,’ vertelt een Belgische onderhandelaar ons.

De VS en China legden een gezamenlijke verklaring van samenwerking af. Ze zullen elkaar geregeld ontmoeten in een ‘Werkgroep ter versterking van klimaatactie in de jaren twintig’ om te kijken hoe ze concreet kunnen samenwerken.

‘Klimaatverandering brengt landen bijeen ondanks spanningen en conflicten’, verklaarde de Amerikaanse klimaatvertegenwoordiger John Kerry. Dat de twee geopolitieke reuzen samenwerken is haast een voorwaarde voor succes. Samen zijn ze vandaag verantwoordelijk voor bijna de helft van alle emissies. Beiden kunnen met hun macht ook veel andere landen in beweging brengen.

Halfvol of halfleeg?

Wat is dan de vooruitgang waar zelfs de vertegenwoordigers van de meest kwetsbare landen naar verwijzen? Het is de eerste keer dat, zo zegt het Internationaal Energieagentschap, alle gemaakte beloftes samen de temperatuurstijging tot minder dan twee graden kunnen beperken. Dat was ook de doelstelling van het Akkoord van Parijs uit 2015. Dan moeten alle beloftes wel tijdig waargemaakt worden.

Ook de onderzoekers van Climate Action Tracker (CAT) zien een dergelijk optimistisch scenario, maar voegen er meteen aan toe dat er een groot probleem is met de beloftes op korte termijn. De emissies zullen in 2030 volgens hen niet met 45 procent gedaald zijn, wat ook noodzakelijk is volgens de slottekst van Glasgow, maar zullen met 13 procent gestegen zijn.

Daarom is volgens CAT de meest realistische inschatting van wat ons met het huidige beleid en de doelstellingen voor 2030 te wachten staat een opwarming met 2,4 graden. Landen die samen goed zijn voor negentig procent van alle emissies hebben beloofd dat ze tegen 2050 of later netto géén broeikasgassen meer zullen uitstoten. Maar bij CAT stelt men vast dat ‘geen enkel van die landen doelstellingen voor 2030 heeft die in overeenstemming zijn met die beloften op de lange termijn’. En dus lijken die verre beloften voorlopig te wankel om er echt rekening mee te houden.

2,4 graden is ver boven de anderhalve graad die steeds meer als wenselijk naar voor wordt geschoven nu we vaststellen welke gevolgen de huidige opwarming met 1,1 graad al heeft. ‘Een temperatuurstijging met twee graden is een doodsvonnis voor ons,’ zei de vertegenwoordiger van de eilandengroep de Malediven op de slotsessie.

Ook het Internationaal Energieagentschap (IEA) erkent de grote kloof tussen beloftes op lange termijn en acties op korte termijn. Om die reden zal het de vooruitgang van de zogenaamde doorbraken van Glasgow nauwkeurig opvolgen. Het gaat dan om concrete samenwerkingsprojecten tussen een aantal landen (waaronder de Verenigde Staten, lidstaten van de EU, India en China) inzake schone energie, schone mobiliteit, staal en waterstof.

Die samenwerkingen staan vandaag in de steigers of zijn al van start gegaan. Zo ontstond in Glasgow ook een groep van meer dan honderd landen die de emissies van het zeer krachtige broeikasgas methaan met dertig procent willen verlagen. Ook de Glasgowverklaring over bossen past in dat rijtje.

Permadruk

Het is duidelijk dat de nationale bijdragen (Nationally Determined Contribution of NDC’s) die landen indienden in Glasgow niet volstaan om dramatische opwarming te voorkomen. Daarom werd afgesproken dat landen volgend jaar al, en niet over vijf jaar zoals voorzien in het akkoord van Parijs, verbeterde voorstellen voor 2030 op tafel leggen. De druk wordt zo aangehouden en dat is wel degelijk een vooruitgang. We kunnen geen vijf jaar meer wachten vooraleer landen met sterkere doelstellingen over de brug komen. Ook COP27 in Egypte wordt dus spannend.

Permanente druk op overheden en voortdurend werk op steeds concretere werven zijn noodzakelijk.

We zullen dit decennium haast permanente druk nodig hebben. Die druk zal komen van de gevolgen van de klimaatcrisis die steeds tastbaarder zullen worden én van de reacties van bevolkingen daarop. De combinatie van klimaatrampen en een toenemend klimaatbewustzijn en -actie vormen samen het smalle pad dat naar een opwarming van anderhalve graad kan leiden.

Elke klimaattop van dit decennium zal er een van de laatste kans zijn. De klimaatcrisis vergt zo’n diepgaande transformatie dat permanente druk op overheden en voortdurend werk op steeds concretere werven noodzakelijk zijn.

Geld voor wie het nodig heeft

In Glasgow kreeg ook klimaatadaptatie veel aandacht. Landen moeten zich voorbereiden op en wapenen tegen de gevolgen van klimaatopwarming die er nog zitten aan te komen (en die nu al erg voelbaar zijn). De internationale gemeenschap beloofde dubbel zoveel geld voor adaptatie vrij te maken.

Het is pijnlijk dat de rijke landen, inclusief België, hun meermaals gemaakte belofte niét hebben waargemaakt om tegen 2020 jaarlijks 100 miljard dollar op tafel te leggen om ontwikkelingslanden bij te staan. In Glasgow werd beloofd dit zo spoedig mogelijk te realiseren. Ook werd aanvaard dat er vanaf 2025 meer geld nodig zal zijn. De COP suggereert voor het eerst dat hiervoor misschien wel bijkomend internationaal geld moet worden geschapen, in de vorm van zogenaamde Special Drawing Rights, de internationale munteenheid onder controle van het Internationaal Monetair Fonds.

Rechtvaardigheid

Klimaatfinanciering heeft veel te maken met klimaatrechtvaardigheid. De rijkere landen hebben het probleem veroorzaakt en moeten armere landen bijstaan. Die hebben namelijk weinig broeikasgassen uitgestoten.

De vervlechting van de klimaatproblematiek en de ongelijke verdeling van rijkdom én emissies werd op de top zichtbaar. India en China eisten tijdens een dramatische slotdag dat de slottekst niet zou spreken over het uitdoven van energie uit steenkool, maar enkel over het afbouwen ervan. ‘Phase down’ in plaats van ‘phase out’. De twee grote ontwikkelingslanden — elk met 1,4 miljard inwoners — wegen door hun omvang en huidige uitstoot zwaar in de klimaatonderhandelingen en bepalen mee de uitkomst van de klimaatcrisis.

India stond meer dan ooit centraal op de COP. Het beloofde om tegen 2070 klimaatneutraal te zijn en tegen 2030 bijna de helft van zijn elektriciteit uit hernieuwbare energie te halen. Dat is indrukwekkend. Aan die ambitie rond hernieuwbare energie kan Vlaanderen niet tippen.

Maar dat weerhield India er niet van om op het einde van de COP te zeggen dat er van een uitdoven van steenkool nog geen sprake kan zijn. ‘Verwacht niet van ons dat we stoppen met steenkool. Dat zou betekenen dat we ons recht op ontwikkeling opgeven,’ zei milieuminister Bhupender Yadav. Net als de Indiase premier Narendra Modi gaf hij aan dat het tijd wordt dat mensen overal ter wereld hun levensstijl en hun consumptiepatronen klimaatvriendelijk maken.

‘Verwacht niet van ons dat we stoppen met steenkool. Dat zou betekenen dat we ons recht op ontwikkeling opgeven.’

India heeft het gewicht en het lef om te zeggen waar het op staat: De rijke landen hebben hun koolstofbudget al lang opgebruikt en daarom kan je niet verwachten dat India ook tegen 2050 klimaatneutraal wordt. De rijke landen moeten zich maar reppen om vroeger dan 2050 te stoppen met uitstoten.

Als je kijkt naar de historische uitstoot per hoofd, is die vraag begrijpelijk. Volgens het Global Carbon Project heeft India sinds 1750 54 miljard ton CO2 uitgestoten. Het kleine België, een van de eerste industriestaten ter wereld, komt uit op 12 miljard ton. Dat betekent dat de gemiddelde Indiër minder dan 40 ton op zijn historische rekening heeft staan, terwijl landen landen als België, de Verenigde Staten, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk een historische rekening van meer dan 1000 ton per hoofd torsen.

Het gaat India overigens niet enkel om historische rechtvaardigheid, maar ook om het heden. Terwijl onze klimaatjongeren een leefbare toekomst eisen, vechten mensen in India en andere ontwikkelingslanden nog voor een leefbaar heden. Een groot deel van hun bevolking lijdt er nog honger of heeft geen toegang tot stroom. Om daar zo snel mogelijk verandering in te brengen blijft steenkool voor een land als India een onontbeerlijke bron van energie, ook al doet het immense inspanningen op het vlak van hernieuwbare energie.

Die realiteit verklaart ook waarom het klimaatprobleem in veel ontwikkelingslanden minder leeft bij de bevolking, getuigt de Nigeriaanse Aderonke Ige van de ngo Corporate Accountability: ‘Ook al is de klimaatcrisis goed voelbaar in Nigeria, het is voor veel Nigerianen niet zo’n vooraanstaand probleem. Ze kunnen immers aan zoveel andere dingen sterven dan aan het klimaat.’

Als de Britse COP-voorzitter Alok Sharma China en India voor de voeten wierp dat ze, omwille van hun veto rond steenkool, iets uit te leggen hebben aan de wereld, verloor hij die dimensie wellicht uit het oog. De immense ongelijkheid die de mensheid sinds een paar eeuwen kenmerkt, heeft onvermijdelijk een diepgaande invloed op de klimaatcrisis. Als de Vlaamse minister van omgeving Zuhal Demir — zodra de EU vraagt om Vlaamse klimaatinspanningen — klaagt dat de Bulgaren met een fractie van onze emissies en welvaart ook inspanningen moeten doen, laat ze blijken dat ze dit onvoldoende beseft. Dat is problematisch: een echte oplossing wordt moeilijk als de rijke landen niet beseffen hoe rijk ze zijn en hoeveel meer broeikasgassen per hoofd van de bevolking ze nu nog altijd uitstoten in vergelijking met ontwikkelingslanden. Een Belg heeft geen Godgegeven recht om meer broeikasgassen uit te stoten dan pak weg een Congolees.