Turkije duikt vaak op in lijstjes van belangrijke groeilanden. Volgend jaar is het voorzitter van de prestigieuze G20 van grootste economieën. Samen met Mexico, Indonesië, Zuid-Korea en Nigeria maakt het deel uit van de zogenaamde MIKT- en MINT-groep: landen die investeerders de komende decennia in de gaten moeten houden. Al vele jaren kent Turkije relatief hoge groeicijfers. In 2011 groeide de economie nog met ongeveer negen procent, daarna ging het iets minder.
Het Turkse bruto binnenlands product (bbp) klom van 230 miljard dollar in 2002 tot 800 miljard vandaag. In 2012 was Turkije de zeventiende economie ter wereld. Dankzij de sanering van de banken na een zware financiële crisis in 2001 doorstond Turkije vrij goed de recente mondiale financiële crisis.
Ook de bevolking groeit snel aan. In 1980 waren er 42 miljoen Turken; vandaag 77 miljoen. In 2050 worden dat er mogelijks 98 miljoen.
Turkije kent bovendien een gunstige bevolkingspiramide. Voor elke 65-plusser zijn er vandaag 8 potentiële actieven tussen 20 en 64 jaar. Ter vergelijking: in België zijn dat er 3,5. De Human Development Index van het VN-Ontwikkelingsprogramma – een indicator voor welvaart en welzijn – ging voor Turkije de jongste decennia in stijgende lijn: van 0,47 in 1980, over 0,57 in 1990 en 0,65 in 2000, tot 0,72 in 2012 (België had in 2012 ongeveer 0,90).
Anatolische tijgers
De voorbije decennia onderging de Turkse economie grote structurele veranderingen. Tot de jaren tachtig belemmerde Turkije nog de invoer van westerse goederen ten voordele van eigen industriële productie – zo werd een stevige industriële basis gelegd. In de jaren tachtig en negentig kwamen neoliberale hervormingen, die zorgden voor privatisering en handelsliberalisering. Turkije ging zich – als relatief lageloonland – meer toeleggen op de export.
De industrie werd vroeger gedomineerd door grote bedrijven in Istanbul, Ankara en Izmir, met machtige familiale holdings als Koç en Sabanci. Deze conglomeraten zijn in verschillende sectoren tegelijkertijd actief. De voorbije twintig jaar kwamen er talloze kleinere bedrijven en nieuwe holdings bij. Die vind je met name in het binnenland van Anatolië, in steden als Konya, Kayseri, Gaziantep en vele andere.
De “Anatolische tijgers” leunen eerder aan bij het islamitische politieke kamp.
Deze “Anatolische tijgers” leunen eerder aan bij het islamitische politieke kamp. Waar de oude holdings en gevestigde diplomatie wat achterbleven, zijn het vooral islamitische werkgeverskoepels die in het Midden-Oosten, Centraal-Azië en Afrika nieuwe Turkse afzetmarkten gingen aanboren. Deze koortsachtige ondernemingsgeest is voor de Turkse economie ongetwijfeld een grote troef.
De oude en nieuwe industriële basis maken dat Turkije al lang geen ontwikkelingsland meer is. De economie is gediversifieerd. Vandaag is de grootste groeisector de bouw. Overal in Turkije zie je bouwwerven. Turkse aannemers zijn ook erg actief in de Perzische Golf, Rusland en Afrika. Niet alleen gezinnen en bedrijven, maar ook de regering is een gigantische opdrachtgever.
Het land kreeg de jongste jaren hogesnelheidslijnen, nieuwe wegen, extra sociale woningen, tientallen gloednieuwe universiteiten, enzovoort. Er is blijkbaar geld. Toen de AKP van Recep Tayyip Erdogan in 2002 aan de macht kwam, bedroeg de netto-staatsschuld 70 procent van het BBP. Deze is continu gedaald tot de huidige 27 procent. Zo kon Turkije de onpopulaire IMF-programma’s van zich afschudden.
Turkije hoort echter nog lang niet tot de bovenlaag van de geavanceerde industriestaten. Driekwart van de export wordt vertegenwoordigd door de landbouw en industriële producten met een middelmatige tot lage technologie-intensiteit.
Schulden door kredietkaarten
Ondanks het positieve plaatje zijn er gevaren voor de Turkse economie. Het handelstekort neemt zorgwekkend toe. Volgens het IMF bedroeg dat in 2011 bijna tien procent van het bbp, in 2013 ruim zeven procent.
Een ander probleem is de bedroevend lage onderwijskwaliteit, wat de competitiviteit ondermijnt. Of het gratis ter beschikking stellen van een tablet aan alle leerlingen, naast andere maatregelen, hieraan iets zal veranderen, moet nog blijken.
Het handelstekort in Turkije neemt zorgwekkend toe.
Een risico is dan weer dat de Turkse economie sterk draait op krediet, gefinancierd door buitenlands “flitskapitaal”. Berucht zijn de schulden die de gezinnen met hun kredietkaarten opstapelen, wat bijdraagt tot het groeiende handelstekort en de neerwaartse druk op de Turkse lira.
De jongste turbulentie op de mondiale kapitaalmarkten als gevolg van het Amerikaanse monetaire beleid heeft de kwetsbaarheid van Turkije aangetoond. De regering voerde onlangs beperkingen in op het consumentenkrediet. De grote uitdaging is nu de zeepbel ordelijk te laten leeglopen en het handelstekort weg te werken.
De inkomensongelijkheid in Turkije blijft relatief hoog, al is ze de voorbije paar decennia ook relatief stabiel gebleven (de Gini-coëfficiënt blijft rond 0,4 hangen – in België rond 0,26). En dit terwijl de economie fors bleef groeien. Dankzij de groei is een veel ruimere middenklasse kunnen ontstaan. Er is ook fors in de gezondheidszorg geïnvesteerd. Waar de publieke uitgaven voor de gezondheidszorg in 2000 nog 3,1 % van het bbp bedroegen, was dat in 2010 al 5,1 procent. Maar terwijl in bijvoorbeeld Mexico de relatieve armoede tussen 1995 en 2010 is afgenomen, is die in Turkije toegenomen.
Het is duidelijk dat op sociaal en fiscaal vlak progressiever ambities denkbaar zijn.
Surfend op de economische groei voert de AKP-regeringspartij wel degelijk een sociaal beleid. De regering gaat er ook prat op meer in armere gebieden, zoals het Koerdische zuidoosten, te investeren. Hierdoor blijft zij sterk scoren bij verkiezingen. Maar ze neemt geen bijzondere maatregelen om de ongelijkheid weg te werken.
Vooral de groei helpt de verdelingsproblemen verzachten. Maar dit verdoezelt een overwegend neoliberale mentaliteit. In Turkije zijn er ook veel klachten over arbeidsrechten en de kwaliteit van het werk. De AKP profileert zich als een “volkspartij”, die zowel bij rijk als arm wil scoren. Maar het is duidelijk dat er op sociaal en fiscaal vlak progressiever ambities denkbaar zijn.
Hyperactief buitenlands beleid
De sterke economische prestaties wegen op het milieu. Duurzaamheid is niet de grootste prioriteit, hoewel onder druk van de schaarste wel wordt gewerkt aan groene energie, waterbeheer en herbebossing. Turkije plant in Istanbul echter ook een nieuwe luchthaven, die de grootste van de wereld moet worden.
Om het gevaarlijke fileprobleem van olietankers in de Bosporus te verlichten, wil Erdogan tussen de Zwarte Zee en de Zee van Marmara een kanaal aanleggen. Voor Kanal Istanbul zal waardevolle natuur worden opgeofferd. Ondanks de ramp in Fukushima en het risico op aardbevingen, wil Turkije voor het eerst twee kerncentrales openen. Het ‘recht op ontwikkeling en industrialisering’ langs klassieke lijnen primeert, waarbij de meerderheid haar plannen gewoon doordrukt. Dit verhindert een democratische en transparante besluitvorming; een Oosterweel-saga is in Turkije niet meteen denkbaar.
Een Oosterweel-saga is in Turkije niet meteen denkbaar.
Tot de jaren tachtig was Turkije qua buitenlands beleid nogal introvert. Vandaag profileert het zich als een hyperactieve regionale grootmacht. De AKP-regering wil deze herwonnen trots ook op de bevolking overbrengen. Ze zette eerst in op een politiek van zero problems with neighbors.
Turkije spande zich in voor een oplossing omtrent Cyprus, en ging bemiddelen in het Midden-Oosten. Maar het liet ook zijn tanden zien. Het weigerde medewerking aan de Irakoorlog van 2003.
In Davos pakte Erdogan de Israëlische president Peres hard aan omwille van de Palestijnen, en steunde vervolgens de Gaza Flotilla. Erdogan bouwde soft power in de Arabische wereld op. Ankara opende tientallen nieuwe ambassades in het Zuiden. Het zette zijn eerste stappen als opkomende donor.
Met zijn blijvende steun aan de Moslimbroeders in Egypte raakte Ankara zwaar geïsoleerd.
Tegenover de eigen publieke opinie pakt de regering zo groots mogelijk uit met ontwikkelingshulp (vooral in islamitische landen zoals Somalië). In Turkije zijn daar dus nog stemmen mee te winnen.
Maar toen kwam de Arabische lente. Met zijn blijvende steun aan de Moslimbroeders in Egypte raakte Ankara zwaar geïsoleerd. Erdogan koos erg uitgesproken de kant van de Syrische rebellen tegen Assad. De Syriëdiscussie speelt nu een grote rol in de binnenlandse polarisatie.
Nood aan pacificatie
Vriend en vijand erkennen dat onder de regering-Erdogan de Turkse democratie grote stappen vooruit heeft gezet. Er is merkbare verbetering omtrent de rol van het leger, de Koerdische kwestie, het vrije debat, de anticorruptie en de rechten van de moslimgelovigen.
Sinds omstreeks 2011 staat dit beeld echter onder druk. Vorig jaar barstte de bom met de protesten rond het Gezipark. De klachten gaan van islamisering over persvrijheid tot corruptie. Daartegenover staat dat de AKP moedige vredesbesprekingen met de Koerdische afscheidingsbeweging PKK voert. Na 40.000 doden lijkt het bloedvergieten gestopt. Maar deze kwestie is vreemd genoeg minder prioritair voor de protestbeweging, hoewel Erdogan steun én druk vanuit de Turkse samenleving best kan gebruiken.
Vriend en vijand erkennen dat onder de regering-Erdogan de Turkse democratie grote stappen vooruit heeft gezet.
Van hun kant hebben de oppositie en haar bevriende media nog niet veel respect voor verkiezingsuitslagen getoond. Tot 2008 dreigden ultraseculiere kringen met staatsgreep en de sluiting van de AKP. Ondanks Erdogans democratische openingen, gingen de PKK en extreemlinkse bewegingen door met dodelijke aanslagen en straatgeweld. De rechtse nationalisten verwijten de AKP dan weer te veel aan de “terroristen” toe te geven.
Nu is er de breuk binnen het islamitische kamp: Erdogan en de Gülenbeweging – die diep geïnfiltreerd is in politie en gerecht, ook al woont de leider in de VS – staan elkaar naar het leven.
De vervolging van journalisten, het politiegeweld, de afluisterschandalen die tot de blokkering van Twitter en YouTube hebben geleid: alle zijn ze te situeren binnen de complexe machtsstrijd in de politieke jungle die Turkije is.
In plaats van de volledige schuld bij één partij of één man te leggen, zouden westerse media en politici Turkije beter aanmoedigen tot algemene pacificatie en democratische instellingen voor iedereen. Gezien de blijvende populariteit van de AKP legt hun houding een bom onder de relaties tussen de EU/NAVO en Turkije.