Toekomst leger: 'Meer dan het dorp van Asterix verdedigen'

Analyse

Toekomst leger: 'Meer dan het dorp van Asterix verdedigen'

Toekomst leger: 'Meer dan het dorp van Asterix verdedigen'
Toekomst leger: 'Meer dan het dorp van Asterix verdedigen'

Tegen Pasen wil minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) aan de regering een perspectiefnota voorleggen over de toekomst van het Belgische leger, die in de zomer moet uitmonden in een strategisch plan. Vandeput vroeg hiervoor input aan veertien zogenaamde Wise Pen: academici, journalisten, militairen en opiniemakers. Op een colloquium in de Koninklijke Militaire School gingen ze in debat met een 120-tal aanwezigen, waaronder hoge militairen en politici.

De veertien “wijzen” schreven op vraag van minister Vandeput een opiniebijdrage over de kernopdrachten van het leger in 2030.

Zeven thema’s die doorheen de ingestuurde papers aan bod kwamen, vormden de rode draad van het colloquium dat op 25 februari plaatsvond.

1. Onveiligheid in de wereld

Over één ding waren de panelleden het alvast eens: de internationale veiligheidssituatie van morgen maakt dat een Belgisch leger nodig blijft. Generaal August Vandaele, de voormalige Chief of Defense (CHOD), verwees onder meer naar de ‘machtspolitiek die door sommige staten voor eigen belang wordt gevoerd’, naar conflicten in het Midden-Oosten en Afrika, de ‘radicaal-islamitische dreiging’ en de wereldwijde financiële en economische crisis.

Ambassadeur François de Kerchove d’Exaerde, permanent vertegenwoordiger van België bij de NAVO, stelde dat de bipolaire wereld waarin twee grote machten de regionale en subregionale conflicten onder controle konden houden, geëvolueerd is naar een wereld waarin een aantal regionale machten met divergerende belangen een assertief buitenlandbeleid voeren. ‘En ja, dat stemt mij ongerust’, aldus nog de Kerchove.

‘De gemeenschap van defefensieplanners is een gemeenschap van professionele pessimisten.’

Joseph Henrotin van het Institut de Stratégie Comparée in Parijs voegde daaraan toe dat conflicten meer en meer “gedereguleerd” verlopen. ‘Vroeger was het staat tegen staat, maar nu zie je guerillabewegingen, hybride oorlogsvoering en terroristische acties.’

Professor Alexander Mattelaer (VUB) relativeerde deels: ‘De gemeenschap van defefensieplanners is een gemeenschap van professionele pessimisten. Ze worden betaald om na te denken over de ergst mogelijke dingen. Dat heeft tot gevolgd dat men zegt dat de wereld onveilig en onzeker is. Dat zit in het dna van defensieplanners.’

Toch wees ook Mattelaer op toegenomen dreigingen. ‘Die situeren zich in geografie en in tijd. Als we dit debat in Oekraïense context zouden voeren, zou het er heel anders uitzien. De Oekraïense krijgsmacht die het Oekraïense territorium binnengaat, wordt er onthaald met clustermunitie en andere sterke wapens. Oekraïense eenheden worden letterlijk verpulverd. Dat is een andere situatie dan abstract spreken over bedreigingen.’

‘In plaats van omringd te zijn door een set van stabiele en welvarende landen zien we almaar meer gewelddadige conflicten in onze periferie, zowel ten oosten als ten zuiden. Binnen de defensieplanning-gemeenschap in Europa stelt zich de vraag naar prioriteiten. Wat pakken we het eerst aan? Het zuiden of het oosten? Wij, Belgen, hebben de meest knusse positie: veilig ingesloten tussen Frankrijk, Nederland en Duitsland.’

‘Ten gevolge van die knusse positie zeggen we: Defensie is een ver-van-ons-bedshow. Het gevolg is dat zich op het Europese niveau een probleem stelt van solidariteit. Meer en meer landen zeggen: “Het centrum – Benelux, Frankrijk en Duitsland –  schiet niet in actie, we moeten onze eigen boontjes doppen.” Dat gebrek aan Europese solidariteit en het groeiende wantrouwen in Europa zelf, dàt is ons nachtmerriescenario. Dat is waarom wij nu wakker moeten worden.’

© Defensie - Malek Azoug

Professor Alexander Mattelaer (VUB)

© Defensie - Malek Azoug

2. Het maatschappelijk draagvlak voor Defensie

VRT-journalist Jens Franssen citeerde uit de stemtest die de VRT in de aanloop naar de verkiezingen in 2014 organiseerde: ‘Moet Defensie meer buitenlandse operaties doen? 51 procent van de ondervraagden zegt neen. Moet België gaan voor een nieuwe vloot gevechtsvliegtuigen? In Vlaanderen zegt 53 procent neen.’

‘De tijd dat we het dorpje van Asterix moesten verdedigen, die is voorbij. We zitten in een globale wereld nu.’

Ook Marc Lambotte, ceo van technologiefederatie Agoria, schatte het draagvlak voor Defensie in België laag in. ‘Op het moment dat je de burger gaat vragen om geld te betalen voor defensie, merk je dat. Het is onze eigen schuld. Vraag is: wat kunnen we doen om het draagvlak te verhogen? Het belangrijkste antwoord is dat we aan de man in de straat het belang van Defensie moeten tonen. De tijd dat we het dorpje van Asterix moesten verdedigen, die is voorbij. We zitten in een globale wereld nu. Wat gebeurt in een internationale context, kan direct invloed hebben op de baan van de gewone Belg. Dat maken we nog te weinig duidelijk, in verstaanbare taal, aan Jan met de pet.’

August Vandaele, die aangaf dat de discussie over het maatschappelijke draagvlak niet nieuw is, erkende dat Defensie zich ‘nog meer kan openstellen naar het publiek toe’. Hij gaf een voorbeeld uit zijn persoonlijke ervaringen. ‘Als je een bezoek organiseert van mensen uit verschillende lagen van de maatschappij, en je toont waarmee je bezig bent, dan zijn mensen zeer onder de indruk van het professionalisme van Defensie. Alleen: de wil moet er zijn om Defensie open te stellen.’

Jens Franssen maakte de vergelijking met de VRT: ‘Wij meten constant wat onze gebruikers vinden van onze dienstverlening. Bedrijven doen dat, openbare diensten doen dat… Waarom doet Defensie dat al jaren niét? Waaorm meet het niet bij de bevolking wat die bevolking eigenlijk wil?’

Franssen haalde ook aan dat het Belgische leger de voorbije jaren ‘veel kansen gemist heeft’ om te communiceren: ‘Ik heb ettelijke vragen gesteld aan generaals om te komen praten in onze studio: geen antwoord. We hebben zelfs de juridische dienst van de VRT moeten inzetten omdat we maar geen antwoorden kregen. Defensie mist op die manier kansen om expertise te etaleren.’

© Defensie - Malek Azoug

Generaal August Vandaele, voormalige Chief of Defense

© Defensie - Malek Azoug

3. De kernopdrachten van het Belgische leger

Moet het leger vooral inzetten op de verdediging van het Belgische grondgebied, of veeleer op buitenlandse operaties om ver van huis bij te dragen aan vrede en veiligheid, wierp de moderator van het colloquium op.

‘Collectieve defensie en crisisbeheersing zijn even belangrijk.’

Ambassadeur de Kerchove benadrukte dat het geen of-of-verhaal is, maar én-én. ‘Het is niet omdat artikel 5 van het NAVO-handvest collectieve defensie garandeert, dat je geen crisisbeheersing meer moet doen. Naast een directe bedreiging van het grondgebied kan er immers een dreiging zijn die op langere termijn de regio of het land kan destabiliseren. Collectieve defensie en crisisbeheersing zijn met andere woorden even belangrijk.’

‘We hebben er een lange periode van drie decennia op zitten,’ aldus professor Mattelaer, ‘waarin we er als Westen in geslaagd zijn om dreigingen verder van huis te duwen. Misschien hebben we het een beetje té ver geduwd. Als je doorduwt tot in Afghanistan, dan krijg je een probleem inzake draagvlak. Nu is de slinger aan het terugslaan: dreigingen komen terug dichter naar huis. Waar trekken we de lijn? Tot ze aan de grenzen van België staan? Of aan de buitengrens van Europa?’

© Defensie - Malek Azoug

Ambassadeur François de Kerchove d’Exaerde, permanent vertegenwoordiger van België bij de NAVO

© Defensie - Malek Azoug

4. Het defensiebudget

‘Koken kost geld’, stelde minister van Defensie Steven Vandeput in zijn slotwoord op de studiedag, waar overigens ook minister van Begroting Hérve Jamar (MR) aanwezig was. Hét heikele thema op het colloquium was dan ook welk budget België in de toekomst moet vrijmaken voor Defensie.

De moderator polste bij het aanwezige publiek of een lager defensiebudget denkbaar is. Slechts één persoon stak instemmend zijn hand omhoog. ‘Dit is de vraag van het kip en het ei’, verduidelijkte de man zijn standpunt. ‘Willen we een “waterhoofd” of een Europese defensie? Als je echt geïntegreerde Europese militaire structuren hebt, dan kunnen wij heel veel “waterhoofd” afstoten [en kunnen de budgetten dus omlaag_, nvdr_]. Maar de vraag is: willen we die autonomie wel opgeven?’

Professor Herman Matthijs, begrotingsexpert aan de Universiteit Gent, wees erop dat het Belgische defensiebudget al decennialang aan het dalen is. ‘Bovendien zijn daar politiek maar weinig vragen bij gesteld. De diverse politieke partijen hebben trouwens maar weinig defensie-experts in het parlement.’

‘Het fundamentele probleem in België is dat er een structurele spanning zit op onze overheidsbegroting, voornamelijk ten gevolge van de vergrijzing.’

Matthijs vergeleek de Belgische defensiebegroting met die van andere landen. ‘Neem Denemarken: het land heeft een gelijkaardige defensiebegroting als België, maar telt wel slechts 5 miljoen inwoners. De Zweden hebben dan weer beslist om meer te gaan uitgeven aan Defensie. Het probleem is uiteraard dat België in Europese context moet besparen. De voorbije jaren heeft de politieke wereld steeds voor een gemakkelijke oplossing gekozen inzake besparingen: lineair, iedereen bespaart, dan moet je geen keuzes maken.’

Meer samenwerking met Europese partners betekent volgens Matthijs niet per se dat er budgettair geen bijkomende inspanningen nodig zijn. ‘We kunnen ons wenden tot onze Noorderburen en een verder doorgedreven samenwerking opzetten. Dat is al succesvol gebeurd met de marinecomponent. Eventueel kunnen we naar een Benelux-leger gaan. Maar Nederland heeft wel al aangegeven dat ze het niet alleen gaan betalen. Dus ook wanneer je meer samenwerkt, zal je een budgettaire inspanning moeten doen.’

Voormalige CHOD Vandaele stipte aan dat in het verleden al was afgesproken dat het Belgische defensiebudget in verhouding tot het bnp op één lijn moest komen met Denemarken, Nederland, Duitsland en Italië. ‘Dat was de doelstelling van het stuurplan voor 2015. Maar zolang men een doelstelling formuleert en die vervolgens weer loslaat, mag men de mooiste theorieën verkondigen… men zal er nooit geraken.’ Samenwerken met Nederland valt toe te juichen, aldus nog Vandaele, ‘maar jook een samenwerking is geen wondermiddel. Het is niet gratis.’

Professor Mattelaer stelde dat defensiebesparingen in het verleden gebeurden ‘zonder scherpe personeelsingrepen’, een politieke keuze. ‘Landen als Nederland en Denemarken hebben andere keuzes gemaakt – achteraf gezien bleek dat verstandiger. Denemarken heeft nu een slankere krijgsmacht van 17.000 man. Daar stelt men zich vraag niet of men nog polyvalent kan blijven, omdat de verhouding investeringen/personeel redelijk gezond is gebleven.’

‘Het fundamentele probleem in België is dat er een structurele spanning zit op onze overheidsbegroting, voornamelijk ten gevolge van de vergrijzing. Als gemeenschap vinden we geen consensus: gaan we die spanning oplossen door extra belastingen dan wel door meer te besparen? Dat heeft niets met Defensie te maken.’

© Defensie - Malek Azoug

Professor Herman Matthijs (Universiteit Gent)

© Defensie - Malek Azoug

5. Een gespecialiseerd versus breed inzetbaar leger

Moet het Belgische leger zich toeleggen op een aantal specialisaties of net alle registers openhouden? De meningen waren verdeeld. Ambassadeur de Kerchove vond dat België nog verder moet gaan in zijn specialisaties. Hij noemde het voorbeeld van de Belgische Special Forces. De Kerchove: ‘Die hebben een heel goede reputatie op internationaal vlak. Binnen de NAVO-lidstaten behoren ze tot de drie beste, dat blijkt uit oefeningen.’

Henrotin bevestigde die reputatie, maar waarschuwde tegelijkertijd: ‘Uitblinken tijdens oefeningen volstaat niet. Militaire geloofwaardigheid moet je ook in the field opbouwen. Worden geen troepen ingezet, dan krijg je een sneeuwbaleffect. Er volgen minder investeringen in materiaal, en je komt tot de huidige situatie waarin de landmacht enkel nog ondersteuning kan bieden én ontmijnen. Nochtans is België met zijn elf miljoen inwoners niet Estland; België is in Europa een rijk land.’

Begrotingsexpert Matthijs zei dat specialisatie dikwijls als politiek argument gebruikt wordt om te kunnen besparen. ‘Maar stel dat je de medische component zou afschaffen… je kan toch geen Belgische troepen naar het buitenland sturen zonder artsen erbij? En als je een beroep zou doen op medisch personeel van geallieerde troepen, dan mag je niet vergeten dat bijvoorbeeld de Nederlanders geen Frans spreken. Zo eenvoudig is het dus allemaal niet. Of stel je voor dat België zou specialiseren in luchttransport en de gevechtsvliegtuigen aan Nederland overlaat, hoe zit het dan met de bescherming van het Belgische luchtruim?’

Vanuit de zaal opperde ook de directeur-generaal Human Resources van het leger dat specialisatie niet alleen voordelen oplevert. Een nadeel is bijvoorbeeld dat voor politici het keuzespectrum beperkt wordt. ‘Een van onze specialisaties is ontmijnen, op het land en in de zee. Maar als dat je enige specialisatie is, dan blijf je verder ontmijnen. Dan kun je niet ingaan op andere verbindtenissen die worden aangevraagd. Besluit: specialisatie moet er zijn, maar binnen een volledig gamma. België ligt mee aan de basis van bepaalde internationale instellingen. Internationaal moeten we een bepaald imago kunnen behouden. België moet dan ook in staat zijn om overal ingezet te kunnen worden – op het land, in de zee en in de lucht.’

‘Je kan toch geen Belgische troepen naar het buitenland sturen zonder artsen erbij?’

Het debat over specialisatie ligt gevoelig, stelde professor Mattelaer. ‘Want als je erover spreekt met mensen die een uniform dargen, kom je in de strijd tussen de verschillende componenten [land/zee/lucht/medisch] terecht. Iemand met een lichtblauw uniform zal zeggen: “Die gemotoriseerde capaciteit is niet zo belangrijk.” Het kaki uniform antwoordt: “Die luchtcapaciteit is te duur voor een land als België.” Dat maakt een constructief debat moeilijk.’

Mattelaer herhaalde zijn standpunt dat Europese desintegratie het ergste nachtmerriescencario is voor onze veiligheid. ‘Dan is de vraag of onze Europese partners ermee gediend zijn dat wij verder gaan specailiseren. Ik heb niet de indruk dat zij daarop zitten wachten. Daarom ben ik géén voorstander van specialisatie. Onze huidige waaier van kerncapciteiten is niet te breed maar te smal. Met name in één domein staan we nergens: cyberspace. Verschillende landen hebben hackerscollectieven opgezet, trollen de sociale media om de publieke te bespelen… Ons wetenschappelijk en economischpotentieel is zo lek als een zeef. Op het vlak van cyberbescherming staat België nergens.’

© Defensie - Malek Azoug

Joseph Henrotin (Institut de Stratégie Comparée in Parijs)

© Defensie - Malek Azoug

6. België, trouwe partner of freerider?

België geeft zowat 1 procent van zijn bnp uit aan Defensie. Daarmee zit het onder het Europese gemiddelde van 1,6 procent en onder de 2 procent die de NAVO verwacht. Is België daardoor een freerider geworden binnen de internationale organisaties waar het deel van uitmaakt, vroeg de moderator van het colloquium.

‘Op de NAVO-top in Wales hebben alle lidstaten unaniem beslist om tegen ten laatste 2024 twee procent van hun bnp te besteden aan Defensie, en daarvan minstens 20 procent aan investeringen’, aldus Matthijs. ‘Vraag is hoe we daar gaan geraken. Dikwijls wordt geopperd dat België een moeilijke budgettaire situatie heeft, met een begrotingstekort en een grote staatsschuld. Akkoord, maar vergeet niet dat pakweg Frankrijk en Italië nog hogere begrotingstekorten hebben maar wel beter scoren op defensievlak.’

Opnieuw verschoof de discussie naar de vraag of meer samenwerking soelaas kan bieden. Vandaele had eerder in het debat al een lans gebroken om de samenwerking met partnerlanden te verdiepen vertrekkende van een bottom up approach. Vandaele: ‘We moeten proactief de samenwerkingsopportuniteiten verkennen, bi- of multilateraal. Mooie voorbeelden zijn de samenwerking met de Nederlandse marine en met de Franse luchtomponent – voor de opleiding van piloten. Die opbouw van onderuit gaat sneller concrete resultaten opleveren dan de fameuze _top down-_aanpak.’

Ambassadeur de Kerchove onderschreef dat standpunt: ‘Bottom up is de enige manier om iets te realiseren. We moeten heel bescheiden beginnen met de buurlanden. We gaan niet rechtstreeks een doorgedreven militaire samenwerking aangaan met Roemenië of Bulgarije  – onze militaire methodes zijn te verschillend. Laten we beginnen met landen die dezelfde werkmethodes hanteren.’

‘Mooie voorbeelden zijn de samenwerking met de Nederlandse marine en met de Franse luchtomponent.’

Toch roept ook samenwerking ook heel wat vragen op, waarschuwde Henrotin. Op de vraag of de bewaking van het Benelux-luchtruim niet gezamenlijk kan gebeuren, antwoordde hij met een tegenvoorbeeld. Henrotin: ‘Een Ethiopische piloot was boven het Europese luchtruim in de problemen gekomen. Hij begaf zich naar Zwitserland, en werd daarbij eerst geëscorteerd door Italiaanse jagers, gevolgd door Franse vliegtuigen. Maar stel dat die piloot zijn vliegtuig had willen crashen op Zürich, had de Franse jager dan kunnen schieten?’

© Defensie - Malek Azoug

Marc Lambotte (Agoria)

© Defensie - Malek Azoug

7. De “gouden driehoek”

‘Vandaag verloopt de uitwisseling tussen de militaire wereld en de industrie stroef. Laten we de schandalen achter ons laten en vooruit kijken.’

Over samenwerking gesproken: moeten binnen België de banden tussen Defensie, de industrie en de academische wereld verder worden aangehaald? Marc Lambotte van technologiefederatie Agoria was hierover duidelijk: ‘Die samenwerking kan sterk verbeterd worden. Vandaag verloopt de uitwisseling tussen de militaire wereld en de industrie stroef. Laten we de schandalen [Agusta, nvdr] achter ons laten en vooruit kijken.’

‘Ik kan u verzekeren dat de industrie in België meer dan bereid is om de samenwerking te bekijken. Bovendien zou zo een deel van het militaire budgetprobleem opgelost kunnen worden. Er is dan ook alle reden om de “gouden driehoek” nu te maken.’

Lambotte verwees ook naar de Noorderburen. ‘De Nederlanders zijn goede koopmannen. Ik wil ook wel een miljard investeren in fregatten als ze in mijn land gebouwd worden.’ Return on investment, daar gaat het volgens Lambotte om. ‘Als twee personen in mijn organisatie om geld komen vragen, en de een vraagt 1000 euro en de ander 10.000 euro, aan wie geef ik dan het geld? Aan degene met de meeste return on investment.’

Hij noemde cyberveiligheid als voorbeeld: ‘Dat is een thema waarrond defensie en industrie kunnen samenwerken, want wat we samen doen, is ook van belang voor de burgerwereld.’

Herman Matthijs wees op het belangrijke verschil tussen fundamentele en toegepaste research and development. ‘Veel toegepaste zaken vandaag gaan terug op militaire fundamentele R&D. Maar als je de militaire budgetten in West-Europa bekijkt, zie je dat daar maar weinig geld voor wordt vrijgemaakt. Ter vergelijking: een derde van de bedrijven op de Nasdaq-technologiebeurs zijn Israëlische bedrijven. Maar behalve Frankrijk en Zweden wordt in Europa weinig ingezet op militaire R&D.’

Lambotte pleitte ervoor om niet heiliger te zijn dan de paus. ‘Wij, Belgen, naaien onszelf elke keer. De politie kocht revolvers bij Smith & Wesson terwijl wij zelf toch een fantastische FN-fabriek hebben. Aanbestedingsregels, zo luidde het argument. Maar ik stel vast dat wanneer grote landen aanbestedingen doen en daarbij alle mogelijke regels volgen, dan hun eigen nationale bedrijven toch altijd als beste scoren. Laat ons met andere woorden ophouden heiliger te zijn dan de paus. Draagvlak bij bevolking creëer je door aan te tonen dat defensie zorgt voor banen in dit land.’

© Defensie - Malek Azoug

Minister van Defensie Steven Vandeput

© Defensie - Malek Azoug

‘We gaan niet naar gedwongen ontslagen’

In zijn afsluitende toespraak legde minister van Defensie Steven Vandeput uit dat hij de komende maanden een politieke raadpleging zal organiseren om uiteindelijk tot een strategische toekomstvisie te komen. ‘Bedoeling is het laatste stukje van deze puzzel in de eerste helft van juli te leggen.’

Over de eventuele sluiting van kazernes of basissen is volgens Vandeput nog niets beslist.

Tijdens de persconferentie na het colloquium herhaalde Vandeput dat de regering-Michel ervoor gekozen heeft om binnen het Europese kader tegen 2018 te gaan naar een budget in evenwicht. ‘Alle departementen moesten bijdragen, ook Defensie. Dat is een realiteit waar ik mee geconfronteerd word als regeringslid. Ik steun die prioriteit om te komen tot een evenwicht tegen 2018. Wel is het zo dat op het ogenblik dat de begrotingscontrole zich aankondigt, ik mijn deeltje zal vragen van hetgeen eventueel beschikbaar zou zijn. Om investeringen uit het verleden te betalen, wil ik een beroep doen op een deel van de provisie van 300 miljoen euro.’

Inzake investeringen in cyberveiligheid zou er volgens Vandeput op de korte termijn geen hoge nood bestaan. ‘Op het vlak van inlichtingenwerk en cyberveiligheid heeft de minister van Amtenarenzaken vorig jaar een uitzondering op de wervingsstop toegestaan, om bij de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid [de militaire inlichtingendienst, nvdr] 25 bijkomende burgers aan te kunnen werven specifiek in dat departement.’

Vandeput onderstreepte dat het colloquium over de toekomst van defensie niet bedoeld was als een klaagzang, ‘maar als een grote roep naar erkenning binnen de maatschappij voor wat Defensie doet’. Hij schaarde zich ook ‘voor 100 procent’ achter de idee om meer samen te werken met de industrie’, ‘niet alleen vanuit besparingsoogpunt maar vooral ook omdat dat een opportuniteit is.’

Ten slotte stelde Vandeput dat gedwongen ontslagen niet aan de orde zijn. ‘Maar ik ontken niet dat we gaan zoeken naar manieren om mensen te helpen bij hun zoektocht naar een andere job.’ Over de eventuele sluiting van kazernes of basissen is volgens Vandeput nog niets beslist.