Het geheim van de premier van IJsland
Ryan Chittum, Jóhannes Kr. Kristjánsson, Bastian Obermayer en Frederik Obermaier (ICIJ)
03 april 2016
De premier van IJsland kwam aan de macht nadat het land financieel ineenstortte, terwijl hij zijn offshore-holding met obligaties in IJslandse banken verborgen hield. Gelekte documenten zetten meer dan een kritische voetnoot bij de veelgeprezen IJslandse aanpak van de bankencrisis.
Op 15 mei 2014 beantwoordde de IJslandse premier in het parlement vragen over hoe agressief zijn regering belastingoplichters en fraudeurs met geheime offshore bedrijven zou opsporen. Zou IJsland, naar het voorbeeld van Duitsland, onthullende data kopen van offshore-klokkenluiders? De premier, Sigmundur David Gunnlaugsson, dekte zich in.
Het was ‘extreem belangrijk dat mensen hierin samenwerken’, stemde hij in. Maar of het kopen van de informatie ‘realistisch en nuttig’ zou zijn, was volgens hem niet duidelijk. Wat niet geweten was, is dat de offshore documenten die IJsland overwoog te kopen, informatie over offshore bedrijven bevatten die gelinkt waren aan hem en aan minstens twee andere topleden van zijn zittende regering.
Deze bevindingen zijn opgedoken in miljoenen geheime bestanden die het Internationaal Consortium van Onderzoeksjournalisten (ICIJ), de Duitse krant Süddeutische Zeiting en andere mediapartners in handen kregen. Meer dan 11 miljoen documenten – e-mails, geldtransfers en bedrijfsdocumenten van 1977 tot december 2015 – tonen de interne werking van de Panamese advocatenfirma Mossack Fonseca, een van de grootste bedrijfsoprichters in de wereld van offshores. De bestanden onthullen vertrouwelijke informatie over 214.488 entiteiten die geregistreerd werden voor individuen en bedrijven in meer dan 200 landen en gebieden - waaronder een bedrijf dat in 2007 opgericht werd op de Britse Maagdeneilanden, Wintris Inc. genaamd.
De offshore kroniek van Gunnlaugsson
De IJslandse premier Sigmundur David Gunnlaugsson kwam aan de macht op een golf van woede tegen de banken, in de nasleep van de IJslandse financiële crisis. In oktober 2008 gingen de drie grootste banken van het land op enkele dagen failliet, na jaren van speculatie en zelfbediening. Als journalist en radio- en tv-persoonlijkheid (in 2004 eindigde hij derde in een wedstrijd van de meest sexy man van IJsland) leidde de vrijmoedige Gunnlaugsson na de crash de actiegroep InDefence, die ervoor pleitte om buitenlandse schuldeisers niet terug te betalen. In twee nationale referenda kozen kiezers de kant van InDefence. De succesvolle campagne bracht Gunnlaugsson en zijn partij meer aan de macht.
De documenten van Mossack Fonseca tonen wat de IJslanders niet wisten: dat Gunnlaugssons familie zelf persoonlijke belangen had bij de overeenkomst met de schuldeisers.
In januari 2009 verkoos de progressieve partij Gunnlaugsson tot voorzitter. Hij moest de partij met wortels in het agrarische verleden van IJsland een fris, jong gezicht geven. In 2013 werd Gunnlaugsson op zijn 38ste de jongste premier in de geschiedenis van IJsland. Zijn beloftes? Een harde opstelling tegen buitenlandse schuldeisers, schuldverlichting voor huiseigenaars die het moeilijk hadden, en gedaan met bezuinigingen. Onder Gunnlaugsson bereikte de IJslandse regering in 2015 een overeenkomst met schuldeisers, die zijn oude groep InDefence bekritiseerde wegens ‘te gul’. De documenten van Mossack Fonseca tonen wat de IJslanders niet wisten: dat Gunnlaugssons familie zelf persoonlijke belangen had bij de overeenkomst met de schuldeisers.
In december 2007 kochten Gunnlaugsson en zijn echtgenote, Anna Sigurlaug Pálsdóttir, Wintris Inc. van Mossack Fonseca. Dat gebeurde via de Luxemburgse tak van Landsbanki, een van de drie grote banken van IJsland. Het koppel maakte gebruik van het schermbedrijf om miljoenen dollars geërfd geld te investeren. Dat blijkt uit een document dat in 2015 getekend werd door de echtgenote van de premier, de dochter van een rijke IJslandse Toyota-handelaar, nadat Mossack Fonseca haar gevraagd had waar het geld vandaan kwam.
‘De IJslandse banken richtten bijkantoren op in bijvoorbeeld Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk, en van daaruit richtten ze schermbedrijven op waar hun klanten allerlei soorten activa in konden parkeren’, zegt Rob Jonatansson, een advocaat uit Reykjavik die instond voor de afhandeling van een kleinere bank die ook was ingestort –zonder specifiek commentaar te geven op Wintris. ‘De offshore bedrijven boden de kans om belastingen te ontduiken. Sommigen hebben die kans waarschijnlijk gegrepen.’
De gelekte documenten van Mossack Fonseca onthullen niet waarin Wintris zijn geld investeerde, maar documenten uit het strafonderzoek tonen aan dat het onder meer ging om beduidende investeringen in obligaties van de drie grootste IJslandse banken. In de documenten komt het bedrijf naar voor als schuldeiser met miljoenen dollars in claims in de bankroeten.
In november 2009 lijstte de liquidatieraad van Landsbanki Wintris op als een schuldeiser met een claim van 174 miljoen krona, blijkbaar in Landsbanki-obligaties. Wintris kwam in januari 2010 ook drie keer voor op de lijst met claims van de bank Kaupthing, met obligaties met een nominale waarde van 221 miljoen krona. Het had ook Glitnir-obligaties met ter waarde van 114 miljoen krona – een claim die Wintris volgens een insider na de crash verkocht aan een IJslandse investeerder. Gunnlaugsson bestempelde buitenlandse fondsen die dergelijke claims opkopen trouwens als ‘aasgieren’.
In totaal claimde Wintris bijna 4 miljoen dollar aan activa in de banken. Dat is gerekend aan de huidige wisselkoersen. Gerekend aan de wisselkoersen van voor de crash, gaat het om 8 miljoen dollar. Wintris had mogelijk ook nog andere activa die niet opduiken in de faillissementspapieren van de banken.
Gunnlaugsson was samen met zijn vrouw mede-eigenaar van Wintris toen hij in april 2009 parlementslid werd. Hij bleef Wintris ook verbergen toen aantrad als premier, zo blijkt uit bestanden die ICIJ kon bemachtigen. Dat hij die bezittingen niet aangaf zou een schending van de ethische regels van IJsland kunnen betekenen, al ontkent de premier dat.
Op de laatste dag van 2009 verkocht Gunnlaugsson de helft van Wintris aan zijn echtgenote. Voor één dollar, zo blijkt uit de documenten Mossack Fonseca.
De obligaties van Wintris hebben nog steeds een aanzienlijke waarde, die varieert van ongeveer 15 tot 30 procent van hun nominale waarde.
Op de laatste dag van 2009 verkocht Gunnlaugsson de helft van Wintris aan zijn echtgenote. Voor één dollar, zo blijkt uit de documenten Mossack Fonseca.
Op 15 maart 2016 schreef Pálsdóttir een Facebookpost waarin ze voor het eerst naar buiten trad met de offshore. ‘Het bestaan van het bedrijf is nooit een geheim geweest.’ Pálsdóttir schreef dat ze Wintris in 2007 had opgericht toen het nog onduidelijk was waar het koppel zich uiteindelijk zou vestigen. Ze schreef dat Wintris een beleggingsinstrument is voor fondsen die ze kreeg toen haar familiebedrijf verkocht werd. Ze postte het bericht op Facebook vier dagen nadat ICIJ-partners Reykjavik Media en SVT (de Zweedse openbare omroep) de IJslandse premier voor de camera vragen hadden gesteld over Wintris. In het interview wierp SVT Gunnlaugsson voor de voeten of hij ooit eigenaar was geweest van een offshore bedrijf.
‘Ikzelf? Nee. De IJslandse bedrijven waar ik mee gewerkt heb, hadden banden met offshore bedrijven. Zelfs de – hoe heet dat weer? De vakbonden. Dus het zou via zulke overeenkomsten geweest moeten zijn, maar ik heb mijn activa en die van mijn familie altijd aangegeven aan de belastingen. Dus er zijn nooit bezittingen van mij verborgen gebleven. Het is een ongewone vraag voor een IJslandse politicus. Het is bijna alsof jullie mij ergens van beschuldigen, maar maar ik kan bevestigen dat ik nooit bezittingen verborgen heb.’
Gevraagd naar wat hij wist over Wintris, zei Gunnlaugsson: ‘Wel, dat is een bedrijf dat – als ik het me goed herinner – gelinkt is aan een van de bedrijven waarvan ik in het bestuur zat. Het hield een rekening aan die, zoals ik al zei, bij de fiscus is aangegeven. Nu begin ik me wel wat vreemd te voelen bij deze vragen. Het lijkt alsof je me van iets beschuldigt, met jouw vragen over een bedrijf dat op mijn belastingbrief stond.’
Kort daarna stond Gunnlaugsson op en liep weg.
In het bericht dat Pálsdóttir vier dagen later op Facebook postte, zei ze dat de activa in Wintris Inc. enkel van haar waren, en dat Gunnlaugsson door een fout van de bank vermeld stond als mede-eigenaar. Toen de vergissing in 2009 aan het licht kwam, werd zij de enige eigenaar van het bedrijf, aldus de echtgenote van de premier. De documenten van Mossack Fonseca tonen dat Gunnlaugsson het document ondertekende waarmee hij zijn deel van Wintris aan Pálsdóttir verkocht.
Pálsdóttir stelde dat de activa afkomstig waren van haar deel van de verkoop van het familiebedrijf, en dat ze altijd de verschuldigde belastingen betaald had op Wintris.
‘Zoals publiekelijk uitgelegd werd: toen dit bedrijf werd opgericht hebben de eerste minister en zijn echtgenote de IJslandse wet gevolgd, met inbegrip van de aangifte van alle activa, borgstellingen en inkomsten aan de fiscus sinds 2008’, verklaarde een woordvoerder van Gunnlaugsson.
Het is onduidelijk of de politieke stellingnames van Gunnlaugsson voordelig of nadelig zijn uitgedraaid voor de waarde van de obligaties. Die vraag is ‘echt moeilijk’, zei Pórólfur Matthíasson, een economist van de Universiteit van IJsland. ‘Enkel de premier kan daarop antwoorden.’
Politieke elites spelen offshore
De documenten roepen ook vragen op over de financiële activiteiten van andere IJslandse toppolitici –haalden zij voordeel uit gelijkaardige praktijken van zakenlui waar hun kiezers zo boos over waren?
‘Ik heb geen activa gehad in belastingparadijzen of iets wat daarop lijkt’, zei de IJslandse minister voor Financiën en Economische Zaken Bjarni Benediktsson, een politieke bondgenoot van premier Gunnlaugsson, in februari 2015 tijdens een televisie-interview.
Bjarni Benediktsson is sinds mei 2013 minister van Financiën en Economie.
Magnus Fröderberg/norden.org (CC BY 2.5 DK)
Benediktsson – en twee andere IJslandse zakenmannen – waren echter gevolmachtigde over het schermbedrijf Falson & Co. Dat werd, zo blijkt uit de gelekte documenten, in 2005 door Mossack Fonseca opgericht op de Seychellen, een eilandenketen en berucht geheim toevluchtsoord in de Indische oceaan. De volmacht kwam erop neer de drie mannen transacties van het bedrijf mochten goedkeuren.
Falson & Co gaf aandelen aan toonder uit. Dat wil zeggen dat degene die de aandelen letterlijk in handen heeft, er ook de eigenaar van is. Omdat aandelen aan toonder op niemands naam geregistreerd staan, bieden ze een extra laag geheimhouding. Net omdat ze ideaal zijn voor fraude en belastingontduiking, zijn ze in veel landen verboden. Falson werd gebruikt als een schermbedrijf tot het in 2012 geschrapt werd uit het handelsregister van de Seychellen, zo blijkt uit de Mossack Fonseca-documenten. Benediktsson maakte zijn banden met het bedrijf niet bekend aan het parlement of het grote publiek.
Toen ICIJ en mediapartner Süddeutische Zeitung hem vragen stelden over Falson, bevestigde Benediktsson dat hij eigenaar was geweest van een derde van Falson. De offshore was volgens hem opgericht voor om vier appartementen in onder te brengen, in een gebouw dat in Dubai wordt opgericht. ‘Een holding maatschappij maakt het makkelijk kom alle kwesties te laten afhandelen door één juridische entiteit. Het actief werd verkocht voor oplevering van het appartement, omdat de eigenaars van Falson & Co in 2008 besloten eruit te stappen. Het actief werd uiteindelijk met verlies verkocht. Mijn aandeel in het actief is al jarenlang publiek.’
Over het onroerend goed in Dubai werd in 2010 bericht door de IJslandse krant DV, nadat die e-mails over de investering in handen had gekregen.
‘Het was niet mijn doel om het eigenaarschap te verbergen –en dat was ook niet nodig’, zei Benediktsson. ‘Ik heb mijn eigenaarschap van het bedrijf aangegeven aan de IJslandse fiscus.’ Gevraagd naar waarom hij het parlement er niet over had ingelicht, zei Benediktsson: ‘Die [aangifte]regels zijn in mei 2009 ingevoerd. Op dat moment was ik noch eigenaar van een actief bedrijf, noch van vastgoed dat moest worden aangegeven.’
Benediktsson bezorgde ICIJ later echter een brief van een van zijn partners in Falson, waarin staat dat de activiteiten van het bedrijf pas in september 2009 waren stopgezet. Volgens Benediktsson was het bedrijf inactief nadat het de aankoopovereenkomst in november 2008 had geannuleerd. ‘Sindsdien had Falson & Co geen controle over de eigendom’, zei hij. ‘Tot er een nieuwe eigenaar was gevonden, was het enige doel van Falson & Co wachten op de terugbetaling.’
Ook een ander lid van de huidige regering, Ólöf Nordal, de minister van Binnenlandse Zaken, had banden met een geheim bedrijf.
Over het interview waarin Benediktsson vorig jaar ontkende activa te hebben op belastingparadijzen, zei hij: ‘Ik moet toegeven dat ik me niet bewust was van het feit dat het bedrijf geregistreerd was in de Seychellen, wat –in tegenstelling tot Luxemburg– zou kwalificeren als een belastingparadijs. Ik dacht dat het om een Luxemburgs bedrijf ging.’
Ook een ander lid van de huidige regering, Ólöf Nordal, de minister van Binnenlandse Zaken, had banden met een geheim bedrijf. Volgens de gelekte documenten werd de offshore in november 2006 opgericht op de Britse Maagdeneilanden. Net zoals Wintris en Falson, werd Dooley Securities SA gekocht bij Mossack Fonseca via een Luxemburgse dochtermaatschappij van Landsbanki, de toenmalige tweede grootste bank van IJsland. Volgens de documenten had Nordal een volmacht over Dooley Securities, samen met haar echtgenoot Tomas Mar Sigurdsson, die nu chief operating officer is van de dienst GGP van de Amerikaanse aluminiumgigant Alcoa. In augustus 2007 gaf Sigurdsson de aandelen in Dooley in pand in het kader van een overeenkomst met Landsbanki, blijkbaar als onderpand voor een lening van de bank, die een jaar later zou instorten.
Ólöf Nordal is sinds eind 2014 minister van Binnenlandse Zaken.
UN ISDR (CC BY-NC-ND 2.0)
In antwoord op ICIJ-vragen over Dooley Securities, zei Sigurdsson dat Landsbanki hem geadviseerd had om het bedrijf op te richten, om de opbrengsten van een mogelijke verkoop van zijn Alcoa-aandelenopties vast te houden.
‘Dat is nooit gebeurd, ik heb nooit gebruik gemaakt van de mogelijkheid en ik heb nooit fondsen naar het bedrijf overgemaakt’, zei hij. Hij voegde eraan toe dat hij niet op de hoogte was van de pandovereenkomst.
‘Laat me duidelijk zijn: noch ik, noch mijn echtgenote, waren op dat moment – of later – eigenaar van aandelen in Dooley Securities’, zei Sigurdsson. ‘We bezitten geen bedrijf op een belastingparadijs en we hebben er ook nooit een gehad.’
De documenten tonen verder dat Hrólfur Ölvisson, de leider van Gunnlaugssons progressieve partij en topadviseur van de eerste minister, gelinkt is twee bedrijven: Selco Finance Ltd. en Chamile Marketing SA. In 2005 droeg Ölvisson de controle over Selco Finance over aan Finnur Ingólfsson, een voormalige lid van de progressieve partij die mee de aankoop van Kauphting leidde toen die bank geprivatiseerd werd.
‘Alles wat aan mij verbonden is, is legaal’, zei Ölvisson. Hij voegde eraan toe dat de bedrijven al jarenlang niet meer actief waren. ‘Ik had boekhouders enzovoort. Er is geen probleem.’
Ingólfsson zegt dat Selco gekocht werd door een verzekeringsmaatschappij die hij ooit leidde en dat ‘de aankoop ervan helemaal niets te maken had met belastingvoordelen’.
Vikingkapitalisme
Tot vrij recent was IJsland in de financiële wereld niet meer dan een vergeten uithoek. Het land had geen beurs tot 1985 en de grootste banken waren eigendom van de staat. In de jaren ’90 leverde het grote inspanningen om zijn economie te liberaliseren, met het doel om ‘economische efficiëntie te vergroten door de verstoringen gelinkt aan staatsbezit weg te werken’.
Einde jaren ’90 en begin jaren 2000 verkocht de regering haar banken aan de private sector. Een toestroom van buitenlands kapitaal zorgde voor een ongeziene groei’s lands financiële industrie. Tegen 2008 waren de activa van de drie grootste banken, Kauphting, Landsbanki en Glitnir, explosief gestegen naar 180 miljard dollar – 11 keer de grootte van de nationale economie. Het bleek een van de grootste financiële bubbels uit de geschiedenis.
Nieuwsmedia bejubelden de IJslanders als “vikingkapitalisten”. De economische elite van IJsland vloog artiesten zoals Elton John en 50 Cent over voor privé-feestjes. Vissers werden investeringsbankiers, IJslands beurs steeg met 800 procent van 2001 tot 2007.
Maar de drie grote banken van IJsland stortten in en stortten de economie van het land in een depressie. De beurs verloor 97 procent in vergelijking met haar piekmoment. De waarde van de IJslandse munteenheid, de krona, halveerde.
Sommige bankiers leenden miljarden krona aan mekaar, aan de bankeigenaars en aan begunstigde partners, waardoor investeerders werden mislijd.
IJsland nationaliseerde de grote banken en bleef in gebreke tegenover buitenlandse schuldeisers. Dat leidde tot diplomatieke spanningen met het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Duizenden inwoners protesteerden voor het parlement. Ze bekogelden het gebouw met stenen en vuurwerk, en brachten uiteindelijk de regering ten val. Het parlement vervolgde toenmalig premier Geir Haarde wegens wanbeleid. In een symbolisch vonnis veroordeelde een rechtbank hem wegens het niet-informeren van zijn regering over belangrijke ontwikkelingen in de crisis.
In de chaos werd duidelijk dat heel wat IJslandse topbankiers via offshore bedrijven geld hadden geleend aan hun vrienden, en dat ze de markt gemanipuleerd hadden om de banken er gezonder te doen uitzien dan dat ze eigenlijk waren. Sommige bankiers leenden miljarden krona (honderden miljoen dollar) aan mekaar, aan de bankeigenaars en aan begunstigde partners. Gevolg? Investeerders en regelgevers werden misleid; ze dachten dat er op de financiële markt een reële vraag bestond naar aandelen in IJslandse banken.
De knoop ontwarren
IJsland heeft, als enige onder westerse regeringen, zijn topbankiers krachtig vervolgd en er op zijn minst 24 naar de gevangenis gestuurd. Vier van de zeven IJslandse topbankiers, en alle belangrijke aandeelhouders van de drie grote banken, hadden banden met offshore bedrijven geregistreerd via Mossack Fonseca. Maar de zaken waren zo ingewikkeld, dankzij de hulp van Mossack Fonseca en andere spelers, dat overtredingen en herstelbetalingen zeven jaar na de crash nog altijd worden uitgepluisd. Sommige elementen zullen allicht nooit blootgelegd worden.
‘Er is zeer zeker iets gaande onder de radar’, zei Olafur Hauksson in een interview dat plaatsvond voor de onthullingen van ICIJ en Süddeutsche Bank. De man stond aan het hoofd van het Speciaal Parket dat na de IJslandse crash was opgericht. Voor hij aanklager werd, was hij politiechef in Akranes, een vissersdorpje van 6.600 inwoners. Hij was de enige IJslander die de job wilde.
Ondanks zijn succes bij het vervolgen van de hoofdrolspelers van de IJslandse krach, zei Hauksson dat de geheimhouding die mogelijk is door de offshore industrie, ertoe leidde dat hij dingen over het hoofd heeft gezien.
‘Je ziet bedrijven uit de Kaaimaneilanden of Tortola of zo, banken met een dochterbedrijf in Luxemburg, maar eigenlijk zijn ze in IJsland gevestigd’, zegt Hauksson. ‘Dat maakt het moeilijk om het hele plaatje te overschouwen. Je hebt stukjes op drie verschillende plaatsen. Die samenleggen is een enorme opgave, en het vergt een samenwerking tussen verschillende kennisgebieden om te weten wat je zoekt.’
Aan de banken verschuldigd
De documenten die ICIJ verkreeg, leggen de bredere rol van Mossack Fonseca in een wereldwijde geheimhoudingsmachine bloot, die de rijken en machtigen helpt om hun zaakjes te verbergen –met als resultaat dat andere belastingbetalers meer belastingen moeten betalen. Ze werpen ook een licht op de hechte banden tussen de elites op dit natte, winderige eiland met 329.000 inwoners.
‘IJsland is zo klein. Iedereen kent elkaar’, zegt Vilhálmur Bjarnason, parlementslid en academicus, die als een van de eersten waarschuwde voor de praktijken van de IJslandse banken.
De timing van sommige activiteiten van de huidige premier en activiteiten van sommige bedrijven in handen van controversiële IJslandse zakenlui valt samen.
Wintris en twee andere niet-verwante bedrijven met aandelen aan toonder gecontroleerd door IJslanders, openden elk aparte bankrekeningen bij Credit Suisse in Londen, op dezelfde dag in maart 2008. Dat blijkt uit de documenten. De drie bedrijven hadden elk dezelfde verantwoordelijken – stromannen, voorzien door Mossack Fonseca om beslissingen goed te keuren en tegelijk de ware identiteit van hun eigenaars te verbergen. De bedrijven – Wintris, Jarl Universal SA en Jade Trading Services Ltd. – werden alle drie gekocht en beheerd via de Luxemburgse dochtermaatschappij van Landsbanki.
Het nieuwe hoofdkwartier van Landsbanki zou tegenover de Harpa concerthal komen te liggen in Reykjavik.
mariejirousek (CC BY-NC-ND 2.0)
Jade Trading en Jarl Universal zijn geen nietszeggende bedrijven. Ze waren gelinkt aan machtige Landsbanki-spelers die werden onderzocht –maar niet vervolgd– in de IJslandse marktmanipulatieschandalen.
Jade Trading Services werd van 2004 tot november 2007 beheerd door Landsbanki-voorzitter Björgólfur Gudmundsson en Andri Sveinsson, die voor Gudmundssons zoon werkt: Björgólfut Thor Björgólfsson –tevens de rijkste man van IJsland.
In januari 2008 gaf Jade Trading een volmacht aan Siurdur Bollason, een IJslandse onderzoeker die andere bedrijven gebruikt heeft om 144 miljoen dollar veilig te stellen in leningen zonder onderpand van Landsbanki, Kauphting en Glitnir tijdens de zomer van 2008, om aandelen te kopen in de twee banken. Bollason werd later genoemd als medeverdediger in een collectief proces en was een doelwit van invallen door Haukssons Speciaal Parket in Luxemburg, in verband met het marktmanipulatieschandaal. Bollason werd niet aangeklaagd.
Intussen werd Jarl Universal ook gecontroleerd door Bollason en gelinkt aan andere bedrijven onder zijn controle, waaronder een bedrijf dat 622.000 dollar dividenden naar het Luxemburgse Landsbanki-account van een van zijn andere schermbedrijven gestuurd had, vier dagen voordat de regering een beslag legde op Landsbanki.
‘Sommige zaken zijn zo complex dat je eigenlijk niet echt kunt doorgronden wat er eigenlijk in zit.’
Zelfs met de informatie die Mossack Fonseca-documenten onthullen is het nog steeds onduidelijk wat er juist aan de hand was met deze bedrijven. Terwijl de Panamese advocatenfirma een centrale link vormt in de keten van geheimhouding rond de IJslandse bankconstructies, is het maar één link. Het hele plaatje vatten, zou een blik van binnenuit vereisen in de banken, investeringsadviseurs en andere advocatenfirma’s die verbonden zijn met de schermbedrijven.
‘Sommige zaken zijn zo complex dat je eigenlijk niet echt kunt doorgronden wat er eigenlijk in zit’, zegt Hauksson, de speciale aanklager. ‘Wie is de echte persoon hierachter? En dat zal de strijd worden tussen de onderzoekers en zij die het geld verborgen willen houden.’
De IJslandse fiscus kocht uiteindelijk van klokkenluiders een klein deel van de documenten gelinkt aan Mossack Fonseca, in de hoop om belastingontwijkers te vinden en misgelopen inkomsten op te sporen. De gekochte documenten bevatten onder meer informatie over Wintris, het schermbedrijf dat nu enkel in bezit is van Gunnlaugssons echtgenote. Tot op vandaag heeft de IJslandse overheid geen publieke verklaringen afgelegd over wat de gekochte documenten hebben onthuld.