Zo zaai je vandaag de landbouw van morgen

Analyse

Deze Belgische boer werkt met regenwormen, roofvogels en gezond verstand

Zo zaai je vandaag de landbouw van morgen

Zo zaai je vandaag de landbouw van morgen
Zo zaai je vandaag de landbouw van morgen

Frédérique Hupin

10 oktober 2019

Europese boeren zitten al jaren vast in een landbouwsysteem dat de bodem uitput, de oorzaak van watervervuiling is en veel fossiele energie verbruikt. Maar een aantal boeren, ook in België, probeert de kar te keren en werkt aan de landbouw van morgen. Ze zoeken hun weg in de agro-ecologie. Uit overtuiging, en om terug te keren naar een systeem op basis van gezond verstand.

Agro-ecologische boeren kiezen voor een landbouwsysteem dat de bodem niet uitput, door onder andere hun grond minder te bewerken.

Ehrecke (Public domain)

Het landbouwsysteem waar we nu mee werken is een erfenis van de twintigste eeuw, en moet met het oog op het duurzaam voedselsysteem van de toekomst (dat van 2049, om precies te zijn) herzien en hervormd worden.

Landbouwdeskundige Olaf Schmidt droomt van een ‘landbouwsysteem dat winstgevend en lonend is voor boeren én dat zo ook bijdraagt aan het behoud van plattelandsgemeenschappen.’ Schmidt is verbonden aan University College in Dublin. Hij is — net als Charles Darwin — gespecialiseerd in regenwormen.

‘Zo’n systeem produceert gezond en voedzaam voedsel voor iedereen. Het is bovendien duurzaam, omdat het de bodem, het water, de lucht, de biodiversiteit en het landschap voor altijd kan beschermen. Wetenschappers vervullen hierin een belangrijke rol, omdat zij de landbouwpraktijken in detail kunnen bestuderen.’

‘Maar de innovaties en de toepassingen van die nieuwe praktijken moeten natuurlijk eerst tot bij de landbouwers geraken. Consultants op het terrein, experten en journalisten zijn de sleutelfiguren die wetenschap en terreinkennis verenigen.’

Wat Olaf Schmidt beschrijft, is vandaag beter bekend onder de term ‘agro-ecologische landbouw’: de toepassing van ecologische principes op de landbouw. De grondbeginselen van agro-ecologische landbouw zijn:

  • de bodem duurzaam beheren

  • organische materialen recycleren

  • verlies van rijkdommen vermijden

  • de teruggave van de natuur versterken

  • biodiversiteit aanmoedigen en extra ondersteunen

  • en last but not least: een financiële autonomie waarborgen voor landbouwers.

Bernard Mehauden, een gewone Belgische boer van in de vijftig, zet nu al duurzame stappen richting 2049. Hij combineerde zijn kennis van de landbouw met zijn intuïtie om het model waarin hij is grootgebracht – het industriële landbouwmodel – te doen evolueren. Onbewust werd hij zo een beoefenaar van de agro-ecologie.

Daarvoor gaat hij niet te rade bij het lastenboek van de landbouw. Nee, het zijn zijn eigen ideeën die hij toepast in de praktijk, en die hij ook deelt met zijn collega-landbouwers. Mehaudens eigen experimenten helpen hem voortdurend verder op weg naar meer ecologie op zijn velden.

De landbouw die hij beoefent is geen nichemarkt of is niet biologisch gecertificeerd. Hij blijft liever deel uitmaken van de traditionele afzetmarkt, zonder zich zorgen te moeten maken over commercialisering.

Agro-ecologie in België?

In België zijn er ongeveer 35.000 landbouwbedrijven. Vlaanderen is een eerder intensieve landbouwregio, met kleinere gebieden en een hoge toegevoegde waarde.

In Wallonië vind je een intermediair landbouwmodel, met grotere landbouwgronden en minder intensieve veehouderij. De gemiddelde oppervlakte in Wallonië bedraagt 57 hectare per bedrijf (statistieken uit 2017). Maar “klassieke” Waalse landbouwers die akkers verbouwen bezitten vaak ongeveer honderd hectare land.

Landbouw is een geglobaliseerde bedrijfstak geworden. Europese boeren overleven enkel dankzij de Europese subsidies.

Er zijn geen statistieken beschikbaar over het aantal landbouwers dat in Wallonië aan agro-ecologische landbouw doet. Volgens Maxime Merchier, coördinator van de Belgische vereniging Greenotec (die duurzaam bodembeheer wil promoten bij landbouwers) zou dat voor heel België zo’n 10 procent zijn.

Het gros van de ecologische landbouwers doet dit uit eigen overtuiging, en om de landbouwkennis opnieuw toe te passen en terug te keren naar een systeem op basis van gezond verstand.

De schatting van Merchier slaat op een groot deel van de bioboeren, op landbouwers die zich bezighouden met duurzaam bodembeheer, op veehouders die zelfvoorzienend zijn op het gebied van veevoeder, en tuinders die in de permacultuur werkzaam zijn.

Opgelegd door de EU

Waarom is er maar zo’n klein deel van de landbouwers met ecologische maatregelen bezig? De kern van het probleem is het feit dat het landbouwsysteem opgelegd wordt op Europees niveau. Landbouw is een geglobaliseerde bedrijfstak geworden. Europese boeren produceren met verlies en overleven enkel dankzij de subsidies van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

De boeren bevinden zich in een vicieuze cirkel, die hen dwingt om tegen lage kosten te produceren. ‘Decennialang zijn boeren gedwongen om te werken in een productivistisch landbouwsysteem, met opbrengst als enige doel. Maar dit systeem put de bodem uit, is de oorzaak van watervervuiling en is een grote verbruiker van fossiele energie.’

‘De agro-ecologie daarentegen zet in op de toekomst. De voordelen ervan zijn op middellange en lange termijn zichtbaar. Niet alleen voor de boer die ze toepast, maar ook voor het milieu en voor de samenleving in het algemeen. Dit type landbouw is een levende landbouw, die als doel heeft om ecosystemen te oriënteren en te optimaliseren ten behoeve van de landbouwproductie.’

‘Een dergelijke ingrijpende verandering van het landbouwmodel vergt natuurlijk tijd. De overgang is des te moeilijker omdat de voordelen niet meteen zichtbaar zijn. Het vereist opleiding, mogelijke investeringen in specifieke machines, een mentaliteitsverandering… en dat betekent ook risico’s voor de boer zelf. Bovendien veroorzaakt globalisering fluctuerende verkoopsprijzen, en dus een weinig stabiele uitgangspositie voor zo’n agro-ecologische transitie’, besluit Maxime Merchier.

Alles begint met de bodem

Boer Bernard Mehauden baat een akkerbouwbedrijf uit dat iets groter is dan het klassieke Belgische gemiddelde. Het ligt in het Haspengouwse slib gebied in de regio rond Luik. Hij verbouwt gewassen op de beste grond van het land, in de buurt van de grote Europese bedrijven die bieten en groenten uit volle grond verwerken.

‘Vandaag breekt mijn hart als ik boeren hun land zie omploegen.’

Niets deed vermoeden dat hij op een dag aan agro-ecologische landbouw zou doen. En toch… Zijn prachtige percelen, helemaal klaar voor het zaaien, werden langzamerhand uitgeput door zogenaamde ‘verslemping’. Dat is een proces waarbij bodemdeeltjes na het zaaien weer aan elkaar gaan kleven en voorkomen dat de zaailingen uitkomen.

Mehauden probeerde het proces om te keren. Hij stopte met ploegen. ‘Dat was ruim vijftien jaar geleden’, zegt hij. ‘Ik besefte dat het behoud van organisch materiaal aan de oppervlakte mijn grond beschermde. Vandaag breekt mijn hart als ik boeren hun land zie omploegen.’

Dat bevestigt ook Olaf Schmidt: ‘De stap zetten naar minder grondbewerking (stoppen met draaien van de grond en tot 30 cm diep te ploegen, red.) levert een win-win op voor de boeren. Het bespaart geld, en in ruil daarvoor helpen grotere aantallen regenwormen de bodemstructuur in stand te houden, verwerken ze de voedingsstoffen en graven ze tunnels om lucht, water en voedingsstoffen te transporteren. Regenwormen zijn daarnaast ook voedsel voor veel wilde diersoorten zoals dassen, egels en vogels.’

‘Maïs is minder winstgevend, maar beter voor de bodem.’ De belangrijkste filosofie van een agro-ecologische boer: je aanpassen aan de omstandigheden.

Agro-ecologische boeren passen ook wisselbouw toe. Die bestaat uit een roterend verbouwen van enerzijds wintergewassen, zoals tarwe, en anderzijds de zogenaamde lentegewassen, zoals suikerbieten, vezelvlas, conservenerwten en cichorei voor de inulineproductie. De rotatie duurt twee jaar: de tarwe keert om de twee jaar terug, afgewisseld met een voorjaarsgewas.

Ook wordt er sporadisch graanmaïs verbouwd, dat een alternatief biedt in het geval van slechte weersomstandigheden.

In de herfst, als de tarwe wordt gezaaid, als het regent en de velden te nat zijn, is het beter om de velden niet met zware machines te berijden. Want die verdichten de grond. Het is dan beter om te wachten tot de lente om maïs te zaaien. ‘Dat gewas is minder winstgevend, maar het is beter voor de bodem. Ofwel wachten we op de juiste omstandigheden om het veld op te gaan, ofwel vinden we een andere oplossing’, zegt Mehauden.

De boer illustreert daarmee zijn belangrijkste filosofie: aanpassing.

De bodem voeren

De velden van Bernard Mehauden zijn volledig bedekt in de winter. Met wintergewassen, of met dekgewassen die niet geoogst worden maar die wel de bodem voeden.

Dekgewassen zijn een van de belangrijkste pijlers van de agro-ecologie. Het is de bedoeling om eerst een levendige bodem te creëren, zodat die op termijn – gratis – diensten kan aanbieden aan de boer. Dat stelt hem in staat om het gebruik van meststoffen en pesticiden drastisch te verminderen. De dekgewassen bestaan uit meerdere plantensoorten, met minstens één soort peulvrucht, om zo de bodem ook op diverse manieren te verrijken.

Dat Bernard Mehauden intussen niet meer ploegt, helpt om zijn bodem te beschermen. Die maakt nu jaar na jaar dankbaar gebruik van de microscopische biodiversiteit.

Een levende bodem creëren moet bij het juiste weer gebeuren. Dus moet de boer soms zijn wekker zetten om drie uur ‘s nachts.

Hoewel de boer erop kan vertrouwen dat deze techniek zijn gewassen niet zal vernietigen, moeten de dekgewassen wel plaats vrijmaken voor de volgende teelt. In plaats van de ploeg rekent Mehauden op de vorst. Tussen zijn teelt plant hij vorstgevoelige dekgewassen, die de bodem beschermen. Eenmaal de winter arriveert, worden de planten vernietigd door de koude en hoeven ze dus niet aangepakt te worden met pesticiden.

Maar het zou natuurlijk te gemakkelijk zijn als alles liep zoals gepland. De winters worden steeds milder, en daardoor wordt het ook steeds moeilijker om soorten te vinden die de winter niet overleven.

En dus moet de boer de natuur een handje helpen door het dekgewas te vernietigen met een schijveneg. Eenmaal het winter is, wacht Mehauden tot de grond ‘dragend’ wordt om de akker te kunnen betreden. Een dragende ondergrond voorkomt dat de machines in de aarde zakken, waardoor de ondergrond “dicht” gaat en er diepe sporen gemaakt worden. Het is belangrijk dat de ondergrond luchtig blijft, zodat de wortels zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen en zodat het water kan circuleren.

Een levende bodem creëren moet in de juiste weersomstandigheden gebeuren. Dus moet een boer soms zijn wekker om drie uur ’s nachts zetten en gebruikmaken van de nachtvorst om er met zijn schijveneg op uit te trekken. Zo’n schijveneg vernietigt deels de stengels van de planten en maakt ze gevoeliger voor de vorst.

Glyfosaat wordt zo weinig mogelijk gebruikt. Alleen als er aan het einde van de winter toch opnieuw granen groeien of als er onkruid door het dode dekgewas groeit, kan hij een kleine dosis glyfosaat gebruiken net voor het zaaien (1 liter per hectare).

Kiekendieven en knaagdieren

Sinds hij bieten plant, heeft Mehauden de hoeveelheid minerale stikstof met vijftig procent teruggebracht, terwijl zijn opbrengst gelijk is gebleven. Een van de redenen daarvoor is verbetering in de bietenvariëteiten, die tegenwoordig meer suiker produceren met minder stikstof. Maar de belangrijkste reden is dat Mehauden er bewust voor heeft gekozen om de bemestingsadviezen toe te passen die hij kreeg na bodemtesten door adviesorganisaties.

Uitkijkposten voor roofvogels kosten veel minder dan de schade aan gewassen die opgegeten worden door veldmuizen.

Boer Mehauden gebruikt ook minder gewasbeschermingsmiddelen (pesticiden). ‘Ik spuit het minimum aan producten, simpelweg omdat ik het niet leuk vind’, zegt hij met een zuinig lachje. Hij kiest de meest geschikte periodes om te spuiten om het effect van het middel te optimaliseren, waardoor hij met kleinere dosissen kan werken.

‘Ik hoef geen middelen te gebruiken om naaktslakken te behandelen, omdat ik er geen heb, maar ik verbouw geen koolzaad.’

‘Ik heb ook geen last van veldmuizen. Dat komt dankzij de zitstokken voor roofvogels die ik geïnstalleerd heb: stokken van twee meter hoog met een horizontale lat. Per twee hectare land is er een zitstok voorzien. Roofvogels zijn dol op knaagdieren.’ Een familie kiekendieven eet zo’n 700 à 900 knaagdieren per jaar, in de maanden dat ze in hun territorium actief zijn. Hen een paar uitkijkposten geven in het midden van de velden kost een boer weinig, in vergelijking met de schade aan gewassen die hij op die manier vermijdt.

Martien Brand (CC BY 2.0)

Boer Mehauden installeerde op zijn velden in Haspengouw zitstokken voor roofvogels zoals deze kiekendief. Geen last van veldmuizen meer, en ook weinig tot geen pesticiden meer nodig.

Martien Brand (CC BY 2.0)

Milieumaatregel

De Europese wetgeving verbiedt het gebruik van meststoffen of pesticiden binnen een straal van zes meter van een waterloop. Complex voor een boer, maar Mehauden maakte van die nood een deugd. Hij deed een aanvraag voor een zogenaamde agromilieumaatregel. Dat is een vrijwillige toepassing van milieu-, klimaat- en natuurvriendelijke landbouwpraktijken die bijkomende inspanningen vragen van de landbouwers, goed voor een vijfjarige verbintenis.

De erkenning van zijn agromilieumaatregel zorgde ervoor dat Mehauden 1500 euro subsidie per hectare kan ontvangen. De maatregel heeft tot doel om de vlaktefauna te bevorderen, de planten die tussen de gewassen groeien in stand te houden, het landschap te verbeteren en erosie tegen te gaan.

Boer Mehauden bakende zijjn perceel af met een 12 meter brede en 385 meter lange strook langs de beek. Daarmee beschermt hij ook de patrijs en de gors, vogels die erg afhankelijk zijn van de gewassen en die de afgelopen jaren sterk in populatie gedaald zijn. Mehauden biedt hen een toevluchtsoord dankzij de hoge grassen, de graangewassen en de planten, die in de zomer krioelen van de insecten en in de winter een overaanbod aan zaden afleveren.

Om zijn gewassen te beschermen, gebruikt Mehauden plantaardige producten. ‘Ik test ze al zo’n tien jaar uit op mijn tarwe. Ik ben niet 100 procent overtuigd, maar ik ben wel geïnteresseerd in het proces. Ze zorgen ervoor dat ik mijn fungicide gebruik voor tarwe met 75 procent kan verminderen.’ De kosten van het product worden gecompenseerd doordat hij nu minder chemische fungiciden nodig heeft. ‘Ik ben minder bezig met kostenbesparing’, zegt Mehauden. ‘Voor mij gaat het erom zo weinig mogelijk producten te gebruiken die de levendigheid van de bodem aantasten.’

Zaaien zonder ploegen

Afgelopen zomer, na de erwtenoogst, plantte Bernard Mehauden een meersoortig dekgewas van phacelia, mosterd, zonnebloem, Alexandrijnse klaver, veldbonen en gingellikruid. In de herfst werd voor het eerst tarwe rechtstreeks in de onbewerkte bodembedekking gezaaid met een directe zaaimachine (die Mehauden in bruikleen kreeg van Regenacterre, een vereniging die zich inzet voor bodemherstel in de landbouw). Direct zaaien is een techniek om te zaaien zonder te ploegen.

‘De buren keken me geamuseerd aan toen ze me zagen zaaien. Maar het was een geweldige ervaring, die zeker voor herhaling vatbaar is. Direct zaaien was al lang mijn droom, maar ik had niet de juiste zaaimachine.’

‘De evolutie moet langzaam maar zeker gaan. Ik wil een nog levendigere bodem, en ik wil nog minder pesticiden gebruiken.’

‘Een van de problemen is dat de grond zeer schoon moet zijn voor het dekgewas voor de tarwe, en het dekgewas moet dicht genoeg zijn om geen ruimte te laten voor onkruid. Want tot de winter zal er geen onkruid verwijderd worden. Onkruid dat door de verwoeste bedekking tijdens het zaaien beschermd wordt, zou dan in het voorjaar namelijk terug kunnen komen.’

‘Na het zaaien van de tarwe stegen de mosterdplanten weer. Ik moest twee liter Roundup per hectare gebruiken om hun groei te stoppen en te voorkomen dat ze in bloei zouden komen. Ideaal zou zijn om het zonder te doen, met een messenrol, die beter de dekking vernietigt, maar die heb ik niet.’

Luisteren, leren, testen

‘De evolutie moet langzaam maar zeker gaan’, vindt boer Mehauden. ‘In de toekomst wil ik dat mijn bodem nog levendiger wordt. En dus moet ik het gebruik van fytosanitaire (gewasbeschermende, red.) producten verder verminderen, mijn organisch stofgehalte verhogen, en diepe grondbewerking vermijden.’

‘Ik wil graag combinatieteelt testen. Aan die kant zijn er nog vele wegen te verkennen. Het zou mooi zijn als onderzoekers hun onderzoek zouden richten op combinaties van gewassen zoals bieten, cichorei, maïs en granen.’

Als we het Mehauden vragen waarom hij trots op is op zijn bedrijf, antwoordt hij: ‘Ik verhoog de biologische waarde van mijn bodem. Dat is belangrijk voor toekomstige generaties. Ik ben er trots op dat ik een levend en vruchtbaar land kan doorgeven.’

Auteur Frédérique Hupin is landbouwkundige met vijftien jaar ervaring in duurzame landbouwpraktijk. Ze is een onafhankelijke landbouwconsultant en journaliste en werkt voor de Belgische krant L’ Avenir en het Franse magazine_Techniques Culturales Simplifiées._

Dit artikel werd eerder in het Engels en Frans gepubliceerd bij Greeneuropeanjournal.eu

Tags