Olielanden Nigeria en Angola moeten miljardenverlies verwerken
Historisch lage olieprijzen: wie wint, wie verliest in Afrika?
Voor de eerste keer in de geschiedenis kostte een vat Texas Light Sweet minder dan nul dollar. Die ruwe aardolie geldt als belangrijke graadmeter voor olieprijzen wereldwijd. Welke gevolgen heeft dat voor Afrikaanse olieproducerende landen zoals Nigeria en Angola?
Ayo Folarin (public domain)
Voor de kust van Nigeria liggen schepen vol ruwe olie. De schepen zijn gehuurd door de Nigeriaanse regering, die kopers op de internationale markt met gigantische kortingen wil verleiden om de olie te kopen. Op 27 april 2020 stond de prijs op net geen 15 dollar per vat Bonny Light, tegenover zo’n 70 dollar in januari. Maar de kopers komen niet opdagen.
De wereldwijde lockdown deed volgens sommige schattingen de vraag naar aardolie met een derde kelderen.
Een gelijkaardig scenario speelt zich af in de Verenigde Staten, waar producenten op 20 april zelfs bereid waren om geld bij te geven voor wie een vat Texas Light Sweet koopt. Historisch: de olieprijs ging nog nooit eerder negatief.
De scherp gedaalde prijs is voornamelijk te wijten aan een prijzenoorlog tussen Rusland en Saoedi-Arabië en aan de coronacrisis. De wereldwijde lockdown, waardoor de economie zo goed als stilviel, verminderde volgens sommige schattingen de vraag naar aardolie met een derde.
Wereldspelers
Welke gevolgen hebben deze lage olieprijzen voor Afrika? Op het continent zijn zo’n 14 olieproducerende naties van belang. Op kop liggen Nigeria en Angola, op respectabele afstand gevolgd door landen als Congo, Equatoriaal-Guinea en Gabon.
Nigeria en Angola worden met hun respectievelijk dertiende en veertiende plaats op de internationale productieranglijst gezien als wereldspelers. De inkomsten die de olieverkoop genereert, vormen het leeuwendeel van de beschikbare budgetten van deze landen en hun regeringen. Het probleem is: die nationale budgetten werden berekend op een gemiddelde olieprijs van 50 tot 60 dollar per vat, en niet op de historisch lage prijzen van vandaag.
Wanneer die economische afhankelijkheid van olie samenvalt met een daling van de prijzen op de internationale markten, krijg je gedonder. Zo voorspelde het Internationale Energieagentschap (IEA) dat niet alleen Nigeria moet vrezen voor die daling, maar ook landen als Ecuador en Irak: hun inkomsten zouden dit jaar dalen met 50 tot 85 procent.
Het toonaangevende blad Africa Confidential kent de cijfers voor Nigeria. Nigeria’s jaarbudget voor 2020 was berekend op 57 dollar per vat en een productie van 2,17 miljoen vaten per dag. Op 9 april werd in allerijl een aanpassing door het parlement gejaagd: naar 31 dollar per vat, voor een productie van 1,7 miljoen vaten per dag.
Daarmee werd in één klap 3,9 miljard dollar weggeblazen. Een ramp voor Nigeria, dat al tot de armste landen ter wereld behoort. ‘We zullen moeten snijden in het budget’, liet de Nigeriaanse minister van Financiën Zainab Ahmad optekenen door persagentschap Reuters.
95 procent van Angola’s export bestaat uit ruwe olie. Een gelijkaardig scenario als in Venezuela dreigt.
Eenzelfde geluid in dat andere grote Afrikaanse olieland, Angola. Volgens cijfers van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) maken de inkomsten uit olieproductie twee derde uit van ’s lands inkomsten. 95 procent van Angola’s export bestaat uit ruwe olie.
‘Olie is de grootste bron van inkomsten voor de Angolese staat. Als de staat minder inkomsten ontvangt, investeert ze dus ook minder, en daar lijdt de economie onder’, bevestigt de Angolese econoom Carlos Rosado aan het Chinese persagentschap Xinhua.
De lage olieprijs geeft de Afrikaanse consument een beperkt voordeel, want olieproducten worden goedkoper aan de pomp. Maar economen houden rekening met doemscenario’s voor olieproducerende landen als Nigeria en Angola. Een gelijkaardig scenario als in Venezuela dreigt, nog zo’n land dat zijn economie en sociale programma’s grotendeels baseerde op olie-inkomsten, en dat onder meer daarom in een historische crisis terechtkwam de voorbije jaren.
Dodelijke corruptie
Tegelijk kan je je de vraag stellen of het allemaal wel uitmaakt. Ondanks de reusachtige hoeveelheden olie in hun bodem bezetten Nigeria en Angola respectievelijk plaats 158 en 148 op de Human Development Index van de Verenigde Naties. Volgens de Wereldbank moet in Nigeria zowat de helft van de bevolking het zien te rooien met minder dan twee dollar per dag. In Angola is dat goed dertig procent.
De rijkste Afrikaan is een Nigeriaan, en de eerste Afrikaanse vrouwelijke miljardair was de dochter van de Angolese ex-president.
Beide landen hebben wel een extreem rijke elite. De rijkste Afrikaan is een Nigeriaan, de eerste Afrikaanse vrouw die het tot miljardair schopte was de dochter van de Angolese ex-president. Beide magnaten hebben aanzienlijke belangen in de olie-industrie van hun land.
Hoe komt het dat de olieopbrengsten de bevolking niet of amper ten goede komen, zelfs in tijden van hoge olieprijzen? Beide landen tonen aan dat de geldstromen bedroevend slecht gemanaged worden. Want Nigeria (de “Afrikaanse Reus”) en Angola behoren dan wel tot de grootste economieën op het continent, ze staan ook schrikbarend hoog op de jaarlijkse corruptie-index van Transparency International (op een broederlijk gedeelde plaats 146 van de 179 landen op de lijst).
In Nigeria zit corruptie ingebakken in het economische systeem, en dat laat zich ook zien in de olie-industrie. De olieontginning wordt er in grote mate overgelaten aan buitenlandse bedrijven. Shell is de grootste speler en beheerst zo’n veertig procent van de markt. En omdat Nigeria zelf geen faciliteiten heeft om ruwe olie te raffineren, verkopen de bedrijven de olie terug aan het buitenland.
Om aan de lokale vraag te voldoen, moet de Nigeriaanse overheid gigantische hoeveelheden geraffineerde olie weer aankopen op de internationale markt. Die olie wordt op de eigen, nationale markt gesubsidieerd, om de prijs aan de pomp laag te houden. Financieel nieuwsconcern Bloomberg bericht dat de Nigeriaanse regering vier keer meer uitgeeft aan subsidies voor olie dan aan de bouw van scholen en gezondheidscentra.
In de omringende landen wordt de olie niet of amper gesubsidieerd, waardoor er bovendien een smokkelnetwerk ontstaat dat de regionale economie ontwricht.
Het resultaat: regelmatig verdwijnen er miljarden aan olie-inkomsten.
Maar het schoentje knelt vooral bij het controlemechanisme, de Nigerian National Petroleum Corporation (NNPC). Die fungeert niet alleen als regulator voor de markt, maar ook als commercieel orgaan dat met de buitenlandse oliebedrijven onderhandelt over contracten. Het geld dat die bedrijven betalen aan onder meer belastingen, sluist de NNPC door naar de Nigeriaanse schatkist.
Net omdat de regulerende functie in hetzelfde orgaan zit, is het resultaat een totaal gebrek aan transparantie. ‘Je kan niet tegelijk een scheidsrechter en een speler zijn’, zegt de Nigeriaanse journaliste Chika Oduah daarover aan Al Jazeera.
Het resultaat: regelmatig verdwijnen er miljarden aan olie-inkomsten. In 2016 nog 16 miljard dollar – geld waar het NNPC simpelweg niet mee over de brug kwam. Gebrek aan transparantie wordt de norm en leidt zo tot hardnekkige corruptie.
In een dergelijk klimaat wordt het voor oliebedrijven een koud kunstje om zelf ook te boel te bedonderen. Ze minimaliseren hun opbrengsten en maximaliseren de werkingskosten om de belastingdruk te verminderen.
De lijn tussen olie als zegen of als vloek is flinterdun. Blijven in ieder geval achter: de bijna 100 miljoen Nigerianen die het moeten zien te rooien met minder dan twee dollar per dag.