Hoe Viktor Orbán journalistiek omvormt tot staatspropaganda

Analyse

‘Dit is geen uniek Hongaars probleem, dit komt ook op jullie af’

Hoe Viktor Orbán journalistiek omvormt tot staatspropaganda

Hoe Viktor Orbán journalistiek omvormt tot staatspropaganda
Hoe Viktor Orbán journalistiek omvormt tot staatspropaganda

Met Europees belastinggeld veranderde de Hongaarse premier Viktor Orbán de journalistiek in een groot propaganda-imperium. Media die ooit topjournalistiek brachten, moeten nu ‘christelijke en nationale waarden’ verspreiden. Een model voor andere autoritaire leiders? MO* sprak in Boedapest met de journalisten die uit het systeem stapten. ‘Dit is geen uniek Hongaars probleem, dit komt ook op jullie af.’

© Reuters//Bernadett Szabo

De Hongaarse premier Viktor Orbán geeft een interview aan Echo TV. Deze televisiezender is eigendom van Lörinc Mészáros, de belangrijkste mediaoligarch van Hongarije die in totaal 205 mediatitels beheert voor de regering. Mészáros is een jeugdvriend van Orbán en de rijkste man van Hongarije. Hij bouwde zijn zaken- en media-imperium op met subsidies van de Europese Unie.

© Reuters//Bernadett Szabo

Gergö Sáling stapt het kantoor van de CEO van Origo binnen. Hij voelt de bui al hangen. De voorbije weken kreeg hij om de haverklap sms’jes en e-mails van een adviseur van de regeringspartij Fidesz.

‘Zou je dat artikel na de verkiezingen kunnen publiceren? Vind je de titel niet wat overdreven?’

De adviseur is bezorgd over een artikel waarin journalisten van Origo verdachte vliegreizen onderzoeken van figuren in de omgeving van premier Viktor Orbán.

Het begon met geveinsd beleefde telefoontjes en de vraag om ‘samen te werken’. Maar als je hen één hand geeft, grijpen ze je hele arm, denkt Sáling. Hij bedankt vriendelijk, maar vanaf dat moment wordt de relatie grimmiger. De adviseur begint Sáling zelfs na de werkuren op te bellen. Hij oefent ook druk uit op Deutsche Telekom. Het Duitse telecombedrijf is eigenaar van Origo, de nieuwssite waarvan Sáling hoofdredacteur is.

Sáling begrijpt de commotie niet. Er verschijnen vaak artikels over corruptie en die zijn een druppel water op een hete plaat. Er moet meer aan de hand zijn. ‘Ze willen misschien een zwak punt vinden waarmee ze onze eigenaars kunnen aanspreken’, denkt hij.

De meest betrouwbare online nieuwssite van het land veranderde in ‘de grootste nepnieuwsfabriek van Hongarije’.

Een paar maanden later, begin juni 2014, staat hij in het kantoor van de CEO en krijgt hij zijn ontslagbrief. Gergö Sáling werkt twaalf jaar voor Origo wanneer hij voor het eerst geconfronteerd met de nieuwe realiteit, dat hij niet meer in een vrij land leeft. Er breken demonstraties uit tegen de politieke inmenging van Fidesz in de media. De politieke redactie van Origo neemt ontslag en een jaar later is het voltallige personeel vervangen.

Een paar jaar later, tijdens de campagne voor de parlementsverkiezingen van april 2018, ziet Sáling op de Facebookpagina van Origo misleidende video’s waarin een man een kerk binnenloopt en een vrouw aanvalt. Bij de beelden werd de kreet Allahu akbar gemonteerd en het bijschrift ‘willen we dit in Europa?’ geplaatst. Niet veel later blijken het beelden van een gewone overval in de Verenigde Staten.

Origo, zwaar gesubsidieerd via staatsadvertenties, geeft astronomische bedragen uit aan Facebook om de nepvideo’s te boosten. In de maand voor de verkiezingen posten ze 25 video’s over gewelddadige migranten, met zes miljoen weergaven. Samen met andere kranten en televisiestations organiseren ze een tapijtbombardement van de Hongaarse Facebook om de politieke agenda van Fidesz door te drukken.

Het mediamonopolie van KESMA

Het verhaal van Sáling en Origo illustreert hoe de grootste, meest betrouwbare online nieuwssite van het land veranderde in ‘de grootste nepnieuwsfabriek van Hongarije’, in de woorden van Ágnes Urbán, onderzoeker aan de Corvinus Universiteit van Boedapest.

Met een redactie van maar liefst 200 journalisten en medewerkers bracht Origo ooit ernstige nieuwsverslaggeving en diepgravende onderzoeksjournalistiek. Vandaag worden agressieve politieke partijpropaganda en campagnes die je doorgaans in extreemrechtse hoek vindt er vermomd als journalistiek.

Ook Facebook zelf beschouwt alle grote Hongaarse media als potentieel nepnieuws. Elke gebooste post wordt gecheckt door Facebook-medewerkers.

De regering controleert een mediaholding van 500 titels die haar propaganda in een vingerknip verspreiden.

Acht maanden later volgt de kers op de taart: Origo wordt onderdeel van de Centraal-Europese Pers- en Mediastichting, KESMA. De Hongaarse regering richt deze nieuwe publieke overheidsstichting op bij decreet en labelt ze ‘van nationaal strategisch belang’. Zo kan ze de contracten vertrouwelijk houden en de centrale toezichtinstantie omzeilen.

‘Want KESMA creëert een staatsmonopolie in de media en dat is zelfs volgens de Hongaarse wet verboden’, zegt Éva Bognár van de Central European University.

De zakenmannen dichtbij regeringspartij Fidesz geven hun mediabedrijven — privébedrijven met een totale waarde van 88 miljoen euro — gratis af aan deze overheidsstichting. Slechts 5 bedrijven en oligarchen in dienst van de regering beheren 450 mediatitels.

© Xander Stockmans

Gergö Sáling was hoofdredacteur van Origo, ooit de grootste en meest betrouwbare nieuwssite van Hongarije. Sáling werd ontslagen en richtte Direkt36 op, een onderzoekssite die op korte tijd uitgroeide tot een vaste waarde.

© Xander Stockmans

Deze vijf Hongaren beheren de belangrijkste mediatitels

Eén oligarch beheert 205 mediatitels in Hongarije: Lörinc Mészáros, een jeugdvriend van premier Orbán en loodgieter van opleiding. Mészáros werd de rijkste man van Hongarije dankzij de vele contracten die zijn bouwbedrijf met Europese subsidies kreeg. Met dat kapitaal kon hij de Media Works Group opzetten en kocht hij een televisiezender (Echo TV). Hij heeft ook alle lokale kranten in handen. Sommige van die lokale kranten zijn groter dan de grootste nationale krant van Hongarije.

Mária Schmidt bekleedde regeringstitels, waaronder ‘regeringscommissaris voor het herdenkingsjaar van de revolutie van 1956’. Ze is de architect van de verdraaiing van de geschiedenis voor propagandadoeleinden. Bijvoorbeeld: Orbáns boodschap dat ‘Brussel het nieuwe Moskou is’ en dat hij (en niet de liberalen) de erfgenaam is van de Hongaarse rebellen die in 1956 in opstand kwamen tegen de communistische dictatuur.

András Vajna, een Hongaars-Amerikaanse filmproducent, kocht met voordelige leningen van de staat de tweede grootste commerciële televisiezender, TV2.

Adám Matolcsy is de zoon van de directeur van de Nationale Bank van Hongarije. Hij bezit de New Wave Media Group, die bijvoorbeeld de nieuwssite Origo heeft.

Árpád Habony is de belangrijkste campagnestrateeg van Orbán. Hij is de architect van de agressieve verkiezingsboodschappen tegen migranten. Hij bezit de Modern Media Group, die bijvoorbeeld de nieuwssite 888.hu heeft.

De regering bestuurt nu een gigantische mediaholding met meer dan 500 titels. Daaronder vallen de grootste televisiezenders, de grootste nationale kranten en álle lokale kranten, in totaal:

  • 379 kranten en magazines,

  • 96 nieuwssites,

  • 20 televisiezenders,

  • 11 radiostations.

Met KESMA kan de regering alle nieuwe campagneboodschappen in een vingerknip via de honderden mediatitels verspreiden over het hele land. Via artikels en programma’s die eruit zien als journalistiek, maar die eigenlijk geschreven en gemaakt worden door regeringsambtenaren in Boedapest.

‘De hoofdredacteuren vergaderen regelmatig met de mediaverantwoordelijken van het kabinet van premier Orbán’, zegt Attila Bátorfy van onderzoekssite Atlatszo. ‘Zo werkte de pers in de Sovjet-Unie en nazi-Duitsland, en die van Rusland en Turkije werkt nog altijd zo. Maar in de EU is dat wel uniek.’

Deutsche Telekom onder druk gezet

Hoe kwamen al die media in handen van deze oligarchen? ‘De regering kreeg bijvoorbeeld Deutsche Telekom zo ver dat het Origo zou verkopen aan een zakenman dicht bij Fidesz. Die betaalde met geld van Adám Matolcy, de zoon van de directeur van de Nationale Bank. Zelfs een Duits bedrijf, met misschien wel een groter budget dan Hongarije, blijkt niet in staat of bereid om de onafhankelijkheid van een nieuwssite te garanderen’, zegt Éva Bognár.

In de zomer van 2013 zou een vertegenwoordiger van Deutsche Telekom een vertegenwoordiger van de Hongaarse regering ontmoet hebben in Wenen. Om druk te zetten bood de regering Deutsche Telekom een miljoenencontract aan om 4G in Hongarije te ontwikkelen.

In ruil voor een miljoenencontract verkocht Deutsche Telekom de beste Hongaarse nieuwssite aan een van de oligarchen van Viktor Orbán.

De boodschap was duidelijk. ‘Ofwel verkoop je Origo aan de juiste persoon, ofwel verlies je het contract’, zegt Gergö Sáling. ‘Wat kiest een telecombedrijf dan, als het moet kiezen tussen de persvrijheid van een nieuwssite die schadelijk was geworden, of een opdracht in de telecom, waarvoor het verantwoording moet afleggen aan de aandeelhouders?’

En hoe kwamen deze zogenaamde private mediabedrijven dan terecht in de overheidsstichting KESMA?

‘De oligarchen gaven hun bedrijf en rijkdom niet zomaar af om hun land te dienen’, zegt Ágnes Urbán. ‘Ze waren daarvoor al geen echte eigenaar meer. Op het moment dat zij de bedrijven hadden overgenomen van buitenlandse investeerders, zoals Deutsche Telekom, waren de bedrijven eigenlijk staatsbedrijven geworden. Ze werden overspoeld met staatsadvertenties en dus met riante inkomsten. Zonder die inkomsten kunnen de bedrijven niet overleven.’

Op deze manier verlieten de meeste private investeerders de Hongaarse markt: het Duitse Pro Sieben en Deutsche Telekom, het Finse Sanoma, het Zweedse Metro International… Allen verkochten ze hun Hongaarse mediabedrijven aan Fidesz-oligarchen. In Hongarije zijn de media geen vrije markt meer waarin bedrijven kunnen investeren.

Journalistiek in dienst van de natie

Premier Orbán viseert niet in de eerste plaats de onafhankelijke media, maar wel de pro-Fidesz media die ‘in vijandige handen waren gevallen’. Hij beslist om zijn eigen media-imperium uit te bouwen. Vooral de overname van de belangrijke rechts-conservatieve nieuwssite Heti Valasz vertelt een groot deel van het verhaal.

© Xander Stockmans

András Stumpf werkte voor het rechts-conservatieve weekblad Heti Valasz, ooit deel van de pro-Fidesz media. Maar het blad kwam in de verkeerde handen terecht en de journalisten werden kritischer ten opzichte van de regering. Gevolg: het werd opgedoekt en Stumpf richtte Valasz Online op, een conservatieve maar regeringskritische nieuwssite.

© Xander Stockmans

Deze vier momenten deden Viktor Orbán beslissen om een eigen media-imperium uit te bouwen

1. Fidesz verliest de verkiezingen in 2002
Viktor Orbán is gefrustreerd wanneer zijn partij Fidesz in 2002 de verkiezingen verliest, na vier jaar aan de macht. Hij geeft de schuld aan de ‘links-liberale media’. Dat is wanneer hij het plan opvat om een concurrerend conservatief journalistiek netwerk op te bouwen. Szabolcs Tóth maakte er lang deel van uit als hoofdredacteur bij de conservatieve krant Magyar Nemzet: ‘We waren gedreven door de oprechte wil om een democratische samenleving te bouwen, met populaire rechtse sociale bewegingen die de fouten van het communistische verleden zouden rechtzetten.’

Ook András Stumpf, volgens critici een van de betere journalisten van zijn generatie, was er deel van. Hij is 23 jaar wanneer hij in 2004 voor Heti Valasz begint te werken. Fidesz was in de oppositie beland. ‘Als journalisten waren we toen vooral kritisch voor de socialistische regering’, zegt Stumpf.

2. Fidesz wint de verkiezingen in 2010
In 2010 behaalt Fidesz voor het eerst een tweederdemeerderheid in het parlement. ‘Het moment om het land naar hun hand te zetten, was aangebroken. De mediasector was de eerste die ze aanpakten’, vertelt Toth. De oligarch Lajos Simicska, een persoonlijke vriend van Viktor Orbán, bezit zo goed als alle mediabedrijven die Fidesz op dat moment controleert. Ze krijgen gigantische budgetten toegestopt via advertenties van de staat en van staatsbedrijven.

Simicska koopt ook Heti Valasz. Toch blijft Stumpf naar eigen zeggen kritisch: ‘Toen de regering Orbán de onafhankelijkheid van het Grondwettelijk Hof begon te bedreigen, schreef ik dat dit de oude communistische manier van besturen is.’ Het zijn de eerste barstjes tussen de conservatieve democraten en de autoritaire oligarchen. Fidesz, ooit begonnen als vaandeldrager van die eersten, begint zich te vereenzelvigen met die laatsten.

3. Premier Orbán breekt met mediaoligarch Lajos Simiscka in 2015
Dit is een mijlpaal in Orbáns sluipende staatsgreep op de media. Simicska is de man die het zaken- en media-imperium van Fidesz hielp opbouwen, maar Orbán voelt dat Simicska te invloedrijk is geworden. Op 6 februari 2015 keert Simicska zich openlijk tegen Orbán. Zijn kranten en televisiezenders beginnen zich te gedragen als ‘kritische oppositiemedia’.

Niets alarmeert premier Orbán meer dan het vooruitzicht van belangrijke conservatieve kranten, ooit door Fidesz zelf opgericht, in handen van ‘de tegenstanders’. ‘Orbán wil een monopolie op de conservatieve media’, zegt Stumpf. ‘Buiten zijn controle om mag er aan de rechts-conservatieve kant niemand bestaan. In de propagandamedia worden wij verraders genoemd.’ Stumpf ontpopt zich tot een van de belangrijkste conservatieve critici van Orbán. Het drukkingsapparaat van de staat treedt in werking: staatsadvertenties in Simicskas media worden van de ene dag op de andere stopgezet.

4. Fidesz wint de verkiezingen in 2018
Drie jaar later behaalt Fidesz een derde opeenvolgende tweederdemeerderheid in het parlement. Simicska kondigt aan dat hij al zijn mediabedrijven verkoopt. Ze waren niet meer levensvatbaar geweest sinds de inkomsten uit staatsadvertenties verloren waren gegaan. De eerste die voor de bijl gaat, is de tachtig jaar oude conservatieve krant Magyar Nemzet (lees hier meer over de sluiting). Dan volgt het 18-jaar oude conservatieve weekblad Heti Valasz. ‘Onze positie als journalist is kwetsbaar wanneer oligarchen media gebruiken als een wapen van persoonlijke macht’, zegt Stumpf.

Sinds de zaak-Simicska weten andere oligarchen of privébedrijven dat je niet kan winnen van de regering Orbán. ‘Niemand van ons had ooit gedacht dat het hier op zou uitdraaien: een staatsgreep gepleegd door een nieuwe, kapitalistische klasse’, zegt Szabolcs Tóth.

Officieel wil KESMA ‘een volgende generatie opvoeden die de gezamenlijke christelijke en nationale waarden zal belijden’ en ‘een echt media-evenwicht bevorderen’.

‘Nu kan het conservatief-christelijke denken met dezelfde kracht als zijn links-liberale tegenhanger aanwezig zijn in het debat.’

‘Het is onze gezamenlijke plicht om de natie te dienen. Na de plunderende privatisering van de Hongaarse mediamarkt, in de jaren negentig van de vorige eeuw, is een onevenwicht ontstaan in het voordeel van de links-liberale kringen. Zij verklaren dat ze onpartijdige en onafhankelijke journalistiek bedrijven, maar in werkelijkheid propageren ook zij hun eigen liberale ideologie’, schrijft KESMA-voorzitter Miklós Szánthó.

‘Nu kan het conservatief-christelijke denken met dezelfde kracht als zijn links-liberale tegenhanger aanwezig zijn in het publieke debat.’

Hij lijkt toe te geven dat KESMA even hoge journalistieke standaarden ambieert als de ‘links-liberale kringen’. Een verspreking van Szánthós voorganger István Varga, voormalig Fidesz-parlementslid, onthult iets meer van de realiteit achter de façade: ‘Ondanks dertig jaar van politieke verandering zie ik niet genoeg goede christelijke, nationale, conservatieve journalistiek. Vandaag denk ik dat jij en ik eerst Index lezen en niet Origo.’

De onafhankelijke media dus. Varga bekent met deze uitspraak impliciet dat hij in de eerste plaats op zoek is naar kwaliteit en dat hij die niet vindt bij KESMA, de stichting die hij zelf leidde. En dat druist in tegen dé centrale geloofsbelijdenis van de Hongaarse regering: dat alle journalistiek politiek is en dat er dus überhaupt geen hoge journalistieke standaarden bestaan. Voor zijn uitspraak wordt Varga dan ook prompt ontslagen.

Miljoenen voor staatsmedia

Het klopt dat een deel van de journalistiek in Hongarije verbonden was aan linkse politieke partijen en dat de rechts-conservatieve beweging minder “eigen” media had. Maar wat premier Orbán aankondigde als een ‘herstel van het evenwicht’ is uitgedraaid op een zware verstoring van het mediaevenwicht in zijn voordeel. De ‘links-liberale kringen’ gingen nooit zo ver.

Attila Bátorfy ontwikkelde samen met de Central European University een infografiek die deze verstoring visualiseert:

Made with Flourish

Het Center for Media Pluralism and Media Freedom, een onderzoekscentrum gefinancierd door de EU, noemt de verregaande mediaconcentratie in regeringshanden in Hongarije ‘een groot risico’. En in 2019 zakte Hongarije veertien plaatsen op de World Press Freedom Index van Reporters Without Borders.

‘Als je ergens geen staatsadvertenties ziet, is het verstandig om daar niet te adverteren. En omgekeerd. De Siciliaanse maffia werkt ook zo. ’

‘Regeringspartij Fidesz gebruikt tientallen miljoenen euro’s uit het publieke Hongaarse staatsbudget om regeringsgetrouwe media te betalen,’ zegt Éva Bognár, ‘in de vorm van betaling voor staatsadvertenties: advertenties van propagandacampagnes van de regering of van staatsbedrijven. De grootste adverteerder in Hongarije is de staat. Dat is uniek in de EU.’

‘Met dit systeem kan de staat een mediabedrijf wurgen door staatsadvertenties in te houden, zoals ze met Lajos Simicska deden’, zegt Szabolcs Tóth.

Marton Gergely van het politieke weekblad HVG voegt toe dat de regering daarnaast zelfs privébedrijven dwingt om enkel in de trouwe media te adverteren: ‘Als je ergens staatsadvertenties ziet, is het verstandig om daar ook te adverteren. Als je ergens geen staatsadvertenties ziet, is het verstandig om daar niet te adverteren. De Siciliaanse maffia werkt ook zo. Bedrijven hebben deze les wel geleerd na drie opeenvolgende Fidesz-regeringen met een tweederdemeerderheid in het parlement.’

‘Als een handelingspiste een risico inhoudt, bijvoorbeeld een bestraffende maatregel van de regering, en een andere piste is minder riskant maar even winstgevend, dan is het duidelijk welke piste een bedrijf zal kiezen’, zegt Ágnes Urbán. ‘Opkomen voor de persvrijheid is sowieso al niet de missie van de meeste eigenaars van mediabedrijven. Het is veiliger om te adverteren in de lokale kranten van KESMA, die twee miljoen Hongaren bereiken.’

Zo wordt kapitaal gepompt en gezogen in de richting van de regeringstrouwe media. Het gevolg is dat die media beschikken over astronomische bedragen en de onafhankelijke media worstelen met beperkte middelen.

‘Het gaat nog verder’, zegt Attila Bátorfy van onderzoekssite Atlatszo. ‘Door te adverteren in regeringstrouwe media kunnen buitenlandse bedrijven lobbyen bij de regering om iets gedaan te krijgen.’

Als er voor de financieringscrisis in de media geen oplossingen komen, kunnen andere autoritaire overheden in de leegte springen.

‘Een voorbeeld. Orbán zei dat de hele kleinhandelsector in Hongaarse handen moet komen. Dus zeggen buitenlandse kleinhandelbedrijven tegen Orbán: wil je dat we adverteren in bepaalde media, zodat jij ons met rust laat? Goed, we pompen 300.000 euro in 888.hu.’

Szabolcs Tóth noemt Hongarije ‘een laboratorium voor de toekomst’. Als er voor de crisis in financieringsmodellen in de media geen oplossingen gevonden worden, kunnen andere autoritaire overheden in de leegte springen.

Zo kunnen ze met publieke middelen journalistiek omvormen tot een propaganda-imperium in handen van de staat.

Afleiden, zwartmaken, ruimte bezetten

Waarvoor wordt overheidsstichting KESMA gebruikt? Volgens onafhankelijke journalisten: afleiden, zwartmaken, ruimte bezetten.

Afleiden

Voetbalfans zitten in het lokale café om hun favoriete club aan het werk te zien. Tijdens de rust zendt de sportzender vier reclamespotjes uit (zoals dit, bijvoorbeeld) met regeringspropaganda over gewelddadige migranten, chaos in Brussel en Hongarije als veilig eiland in Europa. De regeringspropaganda is overal, vooral op plaatsen waar je het niet verwacht.

‘Neem nu de berichtgeving over de zogenaamde migrantenkaravaan vanuit Griekenland’, zegt onderzoekster Ágnes Urbán. ‘Ze stuurden journalisten, cameramensen, technisch personeel naar Griekenland voor een live verslaggeving. Op een balk onderaan in beeld kon je dag en nacht volgen, terwijl er niks gebeurde. Het leek wel een parodie op propaganda. De angst wordt voortdurend in leven gehouden.’

Bovendien voert de regering zogenaamde ‘informatiecampagnes’ of verspreidt ze ‘boodschappen van algemeen nut’ op reclamepanelen over het hele land. In feite is dit partijpropaganda voor Fidesz, die normaal gezien met partijfinanciering betaald moet worden. De Hongaarse regering betaalt dit met het budget van de staat.

Tijdens verkiezingscampagnes functioneert het media-imperium als een instrument van oneerlijke competitie.

‘Regeringspartij Fidesz geeft geld van de staat aan de propagandamedia, zodat die astronomische bedragen kunnen uitgeven aan Facebook-advertenties.’

De Hongaarse regering heeft het maximaal toegelaten budget voor politieke advertenties tijdens verkiezingen beperkt. Op overtredingen staan zware boetes. ‘Dit treft alleen de oppositiepartijen, omdat zij geen andere kanalen hebben’, zegt Marton Gergely. ‘Fidesz daarentegen gebruikt het staatsbudget voor hun verkiezingscampagnes. Met geld van staatsadvertenties laten ze de propagandamedia astronomische bedragen uitgeven aan Facebook-advertenties. Dat telt niet mee als politieke advertenties voor de berekening van het maximum toegelaten bedrag.’

Gergely onderzocht Facebook-advertenties in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van april 2018. Hij was degene die de ware herkomst van de nepvideo van Origo achterhaalde.

Ook de publieke omroep en de zogezegd private zender TV2 deden mee aan de campagne. Twee maanden voor de verkiezingen had de publieke omroep 28 video’s met nog maar 200.000 weergaven. In de maand voor de verkiezingen hadden ze evenveel video’s met acht miljoen weergaven. TV2 had voor en na de verkiezingscampagne geen enkele video. Tijdens de campagne hadden ze er 122, waarvan er 86 het woord “migrant” in de titel bevatten. Ze haalden dertien miljoen weergaven.

© Xander Stockmans

Marton Gergely van het politieke weekblad HVG onderzocht hoe de Hongaarse propagandamedia Facebook gebruikten om nepnieuwsvideo’s over gewelddadige migranten te pushen. Partijpropaganda, vermomd als nieuws. Facebook greep in en haalde alle grote Hongaarse media van haar witte lijst van veilige en betrouwbare media.

© Xander Stockmans

Zwartmaken

KESMA leidt de aandacht af van wijdverspreide corruptie en wanbeheer in Hongarije, en lanceert zwartmakingscampagnes tegen journalisten die er kritisch over schrijven.

‘Toen we ons onderzoek publiceerden over hoe de regeringselite privéjets gebruikt, volgden tientallen artikels om ons in diskrediet te brengen’, zegt Attila Bátorfy van onderzoekssite Atlatszo.

De onafhankelijke nieuwssite 24.hu publiceerde dan weer een onderzoek over 39 miljoen euro die de regering aan de EU moest terugbetalen wegens fraude met Europese subsidies. De schoonbroer van Orbán was daarbij betrokken. ‘Na publicatie begonnen de propagandamedia ons aan te vallen en zwart te maken’, zegt 24.hu-hoofdredacteur Péter Petö. ‘“Nepnieuwsfabriek 24.hu, de ex-journalisten van Népszabadság, begint wraakcampagne tegen Orbán”. Dat was hun verhaal.’

Népszabadság was een linkse krant die in 2016 gesloten werd na een ingreep van de regering.

De ‘oppositiemedia’

Journalisten van de ter ziele gegane, linkse krant Népszabadság kwamen terecht bij Nepszava, 24.hu en HVG. ‘Werken voor Népszabadság was mijn droom’, zegt Péter Petö, die er van 2008 tot 2016 opklom van stagiair tot hoofdredacteur van de politieke redactie. Vandaag is hij hoofdredacteur van de succesvolle onafhankelijke nieuwssite 24.hu.

‘Onze eigenaar is de oprichter van luchtvaartmaatschappij Wizz Air. Zijn mediabedrijf maakt veel winst en is dus niet afhankelijk van staatsadvertenties. Deze vrijheid is uitzonderlijk in Hongarije. Om van 24.hu een hoogstaande politieke nieuwssite te maken, trok de eigenaar vijf journalisten van Népszabadság aan toen die krant opgedoekt werd. Hij boog de neergang van Népszabadság om tot een kans.’

‘Sindsdien zijn we het tweede grootste online nieuwsportaal. We hebben een redactie van 70 mensen en bereiken 800.000 lezers per dag. Onze leescijfers tonen dat onze politieke sectie zelfs meer lezers heeft dan onze tabloidverhalen.’

‘Achttien mensen van Népszabadság gingen naar Nepszava’, zegt Gabor Horvath, die 28 jaar lang werkte bij Népszabadság als buitenlandjournalist en hoofdredacteur van de buitenlandredactie.

‘Voor Nepszava was dit een grote injectie nieuw bloed. Maar we zijn nog altijd veel kleiner dan Népszabadság en we moeten staatsadvertenties aanvaarden om te overleven. We weten dat het onze geloofwaardigheid ondermijnt, maar het is ofwel dat, ofwel de journalistiek vergeten. Dat de regering ons beschouwt als oppositiemedium blijkt wel uit het feit dat de grote multinationals niet adverteren bij ons. Niemand durft tegen Orbán in te gaan.’

Ruimte bezetten

KESMA-kanalen worden ook ingezet om verhalen te counteren die in de onafhankelijke media verschijnen.

‘Ze hebben strikte regels om niet met onafhankelijke journalisten te praten’, zegt Gabor Horvath, hoofdredacteur van de linkse krant Nepszava. ‘Verhalen over problemen in het onderwijs, onderfinanciering van publieke ziekenhuizen: we bellen steeds voor een reactie van de regering, maar die krijgen we nooit. In de plaats daarvan zien we de volgende dag in de propagandamedia een “positief” verhaal met cijfers die de regering hen doorspeelt.’

‘Het ultieme doel van Orbáns propaganda-imperium is het kiesgedrag te beïnvloeden en verkiezingsoverwinningen te reproduceren, om Fidesz aan de macht te houden en de greep op de economie te handhaven’, zegt Ágnes Urbán.

‘Zo gebeuren staatsgrepen in dit nieuwe tijdperk van autoritarisme. Het komt erop aan om de achterban mobiliseren om verkozen te raken met een tweederdemeerderheid. In sommige delen van het land buiten Boedapest, waar mensen geen andere mediastem horen dan de propagandamedia van KESMA, haalde Fidesz tot 95 procent van de stemmen na tien jaar aan de macht.’

Audi, BMW, Mercedes… en de EU

De internationale economische context speelt in het voordeel van Orbán. Éva Bognár: ‘De Duitse autoproducenten Audi, BMW en Mercedes bouwen nieuwe fabrieken in Hongarije. De Hongaarse staat betaalt vijftig procent van de investeringskosten en biedt hen gigantische belastingvoordelen. Dat is goed voor de Duitse economie. De Duitse regering wil daar niet aan raken door Orbán te bruuskeren. Democratie en persvrijheid zijn uiteindelijk minder belangrijk, ook voor het Duitsland van Angela Merkel.’

Attila Bátorfy wijst op een ander pervers effect: ‘Als de Europese Unie bijvoorbeeld een bouwproject subsidieert, natuurlijk vooral van bedrijven van Fidesz-oligarchen, moet twintig procent van het geld besteed worden aan advertenties in de media om het project bekend te maken. Dat gebeurt natuurlijk vooral in de propagandamedia van diezelfde Fidesz-oligarchen. Zo blijft het Europese geld altijd in de kringen rond Viktor Orbán.’

‘De EU financiert Orbáns eenpartijstaat. En zijn staatsgreep op de media die de bevolking ophitsen tégen de EU.’

‘De media waarin deze bedrijven met Europees geld adverteren, zijn dezelfde media die de anti-EU informatiecampagnes publiceren. Zo financiert de EU de autoritaire spelers die de Hongaarse bevolking ophitsen tégen de EU. De EU helpt de eenpartijstaat om zich dieper in te graven. Dat zou toch dringend moeten stoppen.’

De EU moet zich zorgen maken. Premier Orbán wil zijn model exporteren.

Arpad Habony, een van zijn oligarchen, kocht onlangs mediabedrijven in Slovenië en Macedonië. Dichterbij huis: Heinz-Christian Strache, partijleider van de extreemrechtse FPÖ en voormalig vicekanselier van Oostenrijk, wilde via Russische oligarchen een grote krant opkopen en ‘een medialandschap zoals dat van Orbán bouwen’.

En Matteo Salvini, een andere bondgenoot van Viktor Orbán, was zo verblind door de kans op een Fidesz-achtige absolute meerderheid in het Italiaanse parlement dat hij verkiezingen wilde forceren om Italië alleen te kunnen besturen. Dat plan mislukte, voorlopig.

© Xander Stockmans

Péter Petö toont de campagne waarmee hij werd zwartgemaakt nadat zijn nieuwssite 24.hu een onderzoek over regeringscorruptie publiceerde.

© Xander Stockmans

‘Journalistenvluchtelingen’ houden journalistiek levend

In een land waar de persvrijheid en het mediapluralisme afgevoerd worden, zie je misschien juist daarom verrassende en hoogstaande journalistieke projecten. Wel zijn ze verwikkeld in een dagelijkse overlevingsstrijd.

De oprichters zijn vaak journalisten die ontslagen werden of zelf opstapten na overnames door de propagandamedia. Sommigen noemen hen ‘journalistenvluchtelingen’.

Zo richtten journalisten van Heti Valasz Válasz Online op. ‘Wij zien onszelf als de spirituele opvolger’, zegt András Stumpf. ‘We hebben 3000 subscribers nodig om veilig te zijn. We zijn halfweg. De eigenaars zijn wij zelf, vijf journalisten die elke dag proberen met een diepgravend, kritisch verhaal te komen.’

Journalisten van de overgenomen nieuwssite Origo richtten Direkt36 op. Gergö Sáling: ‘Origo had een bereik van een half miljoen mensen per dag. En toch kon het niet winstgevend worden. Dus wilden we iets doen dat niet afhankelijk zou zijn van advertentiegeld. We zouden werken met een betrouwbare inkomstenbron: subscribers. Direkt36 heeft er nu 2000.

Direkt36 groeide op korte tijd uit tot een vaste waarde in de onderzoeksjournalistiek. Ze werkten mee aan het onderzoek naar de Panama Papers. ‘Bij Origo was ik hoofdredacteur van meer dan honderd mensen, vandaag leid ik een team van zeven. Maar zeggen dat het door de machtsgreep van Orbán niet meer mogelijk is om echte journalistiek te brengen, daar word ik kwaad van. Brachten we daarvoor dan zulke schitterende journalistiek? Deze situatie is een kans voor zelfkritiek: journalisten kunnen echte onafhankelijkheid zoeken in nieuwe financieringsmodellen.’

‘Zelfs als we minder ruimte krijgen, kan de journalistiek op zichzelf wel beter worden. We moeten naar bewijzen zoeken, harde feiten, documenten, en onze energie niet verspillen aan niet-onderbouwde kritiek op Fidesz. Orbán wil niets liever dan dat journalistiek verandert in activisme, om ons te kunnen wegzetten als de “politieke oppositie’.’ Maar dat zullen we hem niet gunnen.’