Hoe kan het onderwijs omgaan met radicalisering en polarisering?
Polarisering in de klas: ‘Je moet jongeren niet verwijten wat we zelf niet opgelost krijgen’
© Kristof Devos
© Kristof Devos
De Vlaamse overheid wil sinds enkele jaren radicalisering en polarisering van jongeren tegengaan met een actieplan. Ze kijkt daarvoor in de eerste plaats naar het onderwijs. Maar volstaan die extra tools en doelstellingen wel om te kunnen omgaan met polarisering of haatdragende uitspraken?
Onderwijs heeft zijn eigen doelstellingen en mag niet het verlengstuk zijn van een veiligheidsagenda. Dat is een bezorgdheid van onderwijsverstekkers en hun partners, van bij de lancering van het Vlaams actieplan tegen radicalisering in 2015. Twee jaar later werd het plan verruimd van ‘radicalisering’ naar ‘polarisering’.
De fixatie op moslimextremisme werd opengetrokken en er kwam ook aandacht voor extreemrechtse groepen. Anno 2021 wordt het beleid verdergezet en bijgestuurd. Het Netwerk Islamexperten, dat scholen informeert en coacht bij vragen over islam en radicalisering, kreeg een permanent karakter en verbreedde. Er worden projecten opgezet die zich rechtstreeks tot leerlingen richten. De opgebouwde kennis en expertise groeien en worden ook gedeeld.
Maar schuilt achter de drang om te depolariseren niet het gevaar om jongeren naar een specifiek profiel te modelleren en hen politiek te castreren? En wat met de leerkrachten? Beantwoordt de ondersteuning die ze krijgen wel aan hun noden?
Voor Marjan Verplancke van het Hannah Arendt Instituut, van de VUB en Universiteit Antwerpen, is niet alles wat polarisering is, slecht. ‘Politieke polarisering is nodig’, zegt ze. ‘Stelling nemen ten opzichte van iets is op zich niet verkeerd. Zolang je het over het onderwerp blijft hebben, mag je polariseren. Je mag pushen en op de barricades staan’, zegt ze.
‘Het wordt gevaarlijk wanneer het destructief wordt. Wanneer niet meer op de bal maar op de man wordt gespeeld. Wanneer identiteiten tegenover elkaar komen te staan en mensen met hun mening worden vereenzelvigd. En wanneer ze sowieso worden afgeschreven omdat ze tot een bepaalde groep behoren.’
Het Hannah Arendt Instituut ontwikkelde samen met de openbare omroep VRT educatief materiaal over het thema, de ‘EDUbox’, die gebruikt wordt om jongeren te laten kennismaken met een maatschappelijk thema. ‘Onze insteek is daarbij hoe we van elkaar van mening kunnen verschillen zonder dat we vijanden van elkaar worden’, zegt Verplancke.
Meer verhalen
Een kleine rondvraag leert dat leerkrachten niet echt gewacht hebben op de verbreding van de visie vanuit het beleid. Ze spelen in op de noden die ze in hun klas ervaren en roeien met de riemen die ze hebben. Voor de ene is het handig een om beroep te doen op het Netwerk Islamexperten, de andere rekent vooral op eigen vaardigheden en materiaal.
‘Onderwijs mag niet het eilandje zijn waar een paar leerkrachten hun uiterste best doen. Onderwijs moet een verderzetting zijn van iets dat thuis begint.’
‘Wat leerkrachten doen rond deze problematiek is in feite symptoombestrijding’, zegt Pieter Serrien, historicus en leerkracht geschiedenis aan het Sint-Ritacollege in Kontich. ‘Want polarisering is diep binnengedrongen in de samenleving. Het is een maatschappelijk probleem.’
‘Ik geef les in een school met vooral “witte” leerlingen,’ vertelt hij, ‘en we zitten soms met extreemrechts gedachtengoed, met anti-islamitisch of antisemitisch denken, met antimigratieretoriek. Maar dit is een weerslag van wat de leerlingen thuis horen. Dat is ook de taal die ze in de media horen. Je moet jongeren niet verwijten wat we zelf niet opgelost krijgen.’
Voor de leerkracht zijn er twee zaken die het onderwijs kan doen. De gepolariseerde onderwerpen genoeg aan bod laten komen, én elkaars verhalen leren kennen. ‘Ik heb recent een project opgezet over Eva Fastag, een joodse verzetsstrijdster die in april 104 jaar geworden is’, vertelt Serrien.
‘Ze werd in 1942 gedwongen om de transportlijsten naar Auschwitz op te stellen, maar ze heeft die vervalst. Ik heb de leerlingen uitgenodigd om een brief aan haar te schrijven. Ik heb aan andere leerkrachten en klassen gevraagd om dit aan bod te laten komen, ook zonder dat er een aanleiding voor is. Jongeren die giechelen als het over joden gaat, beseffen nu plots waarom het kwetsend kan zijn om met de holocaust te lachen. Ook verhalen van gewone moslims mogen meer aandacht krijgen. Maar onderwijs mag niet het eilandje zijn waar een paar leerkrachten hun uiterste best doen. Onderwijs moet een verderzetting zijn van iets dat thuis begint.’
‘We moeten jonge mensen twee dingen geven’, zegt Raymonda Verdyck, afgevaardigd bestuurder van gemeenschapsonderwijs, GO! ‘Eén: we moeten hen alle kansen bieden om zich te ontplooien. En twee: we zetten in op wat we het verbindende noemen, het leren samenleven. Door jongeren te helpen hun weg in de wereld te vinden en door in te zetten op gelijke onderwijskansen werken we in feite preventief het ontwikkelen van geradicaliseerd gedrag tegen. Dat is inherent aan onze visie over onderwijs.’
Bij de lancering van het Vlaams actieplan tegen radicalisering was deze stelling alles behalve vanzelfsprekend. ‘We zaten toen in de context van de aanslagen, mensen waren onzeker. Het was zoeken naar een geschikte aanpak’, verduidelijkt Maarten Van Alstein van het Vlaams Vredesinstituut. Hij deed mee onderzoek naar het Vlaams actieplan.
‘Vandaar dat er in 2017 de verbreding kwam naar polarisering en de verschillende insteken, gaande van gewoon goed onderwijs tot het inzetten van sleutelwoorden als weerbaarheid, positieve identiteitsontwikkeling, dialoogskills.’
‘Maar dat neemt natuurlijk niet weg dat in die eerste fase ook heel wat andere zaken op tafel lagen’, vertelt de onderzoeker. Zo vermeldt hij de Lokale Integrale Veiligheidscellen, lokale overlegplatformen waarin naast de gemeente ook de politie vertegenwoordigd is.
Over de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB’s) worden mogelijk betrokken: ‘De CLB’s zijn gebonden aan het beroepsgeheim, en het was zoeken naar een evenwicht tussen het respect voor de eigen opdracht en de nood aan meer veiligheid’, zegt de onderzoeker.
Duiding en context
Angelique Hoogstoel, leerkracht godsdienst, geschiedenis en kunst en cultuur, merkt dat in haar school de polarisering juist verminderd is. Ze geeft les aan het Imelda Instituut, een technische school in Molenbeek. ‘Ook al hebben we het idee dat het hard tegen hard is als we naar politiek of sociale media kijken, toch weerspiegelt dat zich niet in onze school. Het wij-zijdenken is minder scherp geworden dan vijf of zes jaar geleden’, zegt ze. ‘De jonge generatie is zich bewust van de problemen maar benadert ze met een andere houding: “We moeten hier samen aan werken en er samen uit raken.”’
‘Dat heeft onder andere te maken met het feit dat meer zaken bespreekbaar zijn geworden en meer erkend worden’, zegt Hoogstoel. ‘Het taboe op terrorisme is minder zwaar. Vijf jaar geleden werd expliciet naar moslims gewezen, nu denk je eerder: terreur is terreur. De kolonisatie is erkend als een historisch probleem, en problemen zoals antiracisme en discriminatie worden aangekaart en bespreekbaar gemaakt. Ook in de media.’
In de les geschiedenis komt de Belgische kolonisatie van Kongo uitgebreid aan bod. Net als de Israëlisch-Palestijnse kwestie en de situatie van de Oeigoeren, een islamitische minderheid in China, met alle geopolitieke tentakels die daarmee verbonden zijn. Ook het verhaal van de burgerrechtenbeweging in de VS en de Black Lives Matter-beweging worden verteld, met de nodige omkadering.
‘Een klas moet vooral een veilige ruimte zijn waar leerlingen het gevoel hebben dat ze vrijuit kunnen spreken’, zegt Angelique Hoogstoel. ‘Maar dat is niet genoeg. Jongeren hebben veel nood aan duiding en context. Als het gaat over de Black Lives Matter-beweging, bijvoorbeeld, is het heel belangrijk om mee te geven dat de geschiedenis van de Afro-Amerikanen helemaal anders is dan de geschiedenis van de Congolese diaspora in België. Er zijn raakpunten en we moeten die erkennen, maar we moeten niet alles op een hoop gooien. Ik merk dat leerlingen daar heel dankbaar voor zijn.’
Schoolklimaat
Ook leerkracht levensbeschouwing Tomas Serrien (ja, broer van die andere leerkracht) zet zijn leerlingen aan om zich in de andere te verplaatsen. Hij gebruikt daarvoor een debatvorm waarbij de leerlingen verplicht worden om zowel argumenten pro als contra te geven. Dat creëert een aangename manier van discussiëren. ‘Als ik mijn klas zie discussiëren, zie ik hen dit vaak op een meer volwassen manier doen dan in het parlement gebeurt’, zegt hij.
‘We zien onze school nu als minisamenleving waar onze leerlingen goed met elkaar omgaan, en dat is mooi om te zien.’
Wat ook helpt is het schoolklimaat. Tomas Serrien geeft les aan het Atheneum Dendermonde. Het is ook een van de weinige scholen van het GO-onderwijs die een hoofddoek toelaten op school. ‘We zijn een school die openstaat voor dialoog en diversiteit. Er zijn uiteraard discussies over maatschappelijke kwesties, zoals in elke school. Onze directeur en leraren doen er alles aan om een kader te scheppen waarin religieuze en politieke meningsverschillen kunnen bestaan.’
In zijn lessen speelt Tomas Serrien ook in op de actualiteit. Alleen: de doelstelling “depolarisering” wordt vaak doorgeschoven naar de les levensbeschouwing. Zoals bij de moord op leerkracht Samuel Paty in Frankrijk, bijvoorbeeld. ‘Dat is niet abnormaal, omdat ons vak niet vasthangt aan vaststaande eindtermen. Het gaat uiteindelijk over het kritisch en ethisch bewustzijn van leerlingen.’
‘We hebben door de jaren heen een structuur opgebouwd waarbij iedereen zorg draagt, ook de leerkrachten’, vult Kim Wittoeck aan, leerlingenbegeleidster op dezelfde school. ‘We hebben leerlingen die met hun identiteit worstelen omdat ze tussen twee culturen zitten. We komen racisme tegen en we treden preventief op. De leerlingen kunnen gemakkelijk terecht bij de klastitularis met vragen of problemen. We zijn een school met 420 leerlingen. Ik werk hier al bijna tien jaar. Ik kom van een verhaal van brandjes blussen, van continu achter de feiten aanhollen. We zien onze school nu als minisamenleving waar onze leerlingen goed met elkaar omgaan, en dat is mooi om te zien.’
Professionalisering
‘Omgaan met controverse in de klas’ is aan de Karel de Grote Hogeschool in Antwerpen een vak in de lerarenopleiding, voor studenten van het tweede jaar. Wouter Smet, docent zingeving en levensbeschouwing, geeft het vak. ‘Dit thema kwam een paar jaar geleden tot stand omdat we voelden dat er nood aan was’, zegt hij.
‘Studenten zijn vaak onzeker en hebben veel vragen. Dat zien we tijdens de stages. Studenten die les moeten geven over de evolutieleer, bijvoorbeeld, vragen soms wat ze moeten doen als iemand over creationisme (religieus geïnspireerde scheppingsleer, red.) begint. Moeten ze zeggen dat het niet waar is? Of moeten ze zeggen dat de wetenschap juister is? Wat als een leerling denigrerend doet over homoseksualiteit, racistische uitspraken doet of iemand begint uit te schelden? In dit vak leren de studenten hoe ze in de praktijk omgaan met dat soort vraagstukken. Met respect voor de regelgeving, en zonder afbreuk te doen aan hun eigen normen en waarden’.
‘Als je kijkt naar hoe de professionalisering van leraren in ons land wordt georganiseerd, is dat echt beschamend.’
Wat volgens Wouter Smet nodig is, is verdere professionalisering. ‘Het beleid is vaak gericht op het creëren van concreet materiaal, een lessenpakket, een workshop. Maar de noden gaan veel dieper dan dat. Polarisering gaat niet alleen over islam. Een boek als Halal, over omgaan met islam, is waardevol maar lang niet voldoende. Want er zijn ook vragen over andere religies of minderheden. Leraren moeten zich professionaliseren in omgaan met polarisering, maar ook in een heleboel andere zaken. En hoe wordt dat nu georganiseerd? Door één of twee keer per jaar een halve dag vorming te geven. Maar dat is een druppel op een hete plaat.’
Het beleid zou beter moeten investeren in permanente vorming en in de professionalisering van leerkrachten. Er moet meer tijd gaan naar hun omkadering. ‘Als je kijkt naar hoe de professionalisering van leraren in ons land wordt georganiseerd, is dat echt beschamend’, vindt Smet. ‘We hebben daarvoor een budget van ongeveer 50 euro per leerkracht per jaar. In Nederland is dat meer dan 700 euro per jaar. Om maar te zwijgen over de tijd die ervoor vrijgemaakt wordt. In Nederland krijgen leerkrachten in spe vier jaar om één vak te leren, wij moeten hen in drie jaar twee vakken aanleren. Ik moet er geen tekening bij maken dat we ook geen wonderen kunnen verrichten.’
Gebrek aan tijd en middelen zijn een pijnpunt, bevestigt ook geschiedenisleerkracht Pieter Serrien. ‘De muren in de lerarenkamer hangen vol met uitnodigingen voor opleidingen. Maar waar is de tijd om dit allemaal te doen? Wat we nodig hebben is tijd, middelen en vertrouwen. Investeer in leerkrachten.
Deze analyse werd geschreven voor het zomernummer van MO*magazine. Voor slechts 32 euro kan je hier een jaarabonnement nemen! Je kan ook proMO* worden voor slechts 4 euro per maand. Je krijgt dan ook ons magazine toegestuurd en je steunt daarmee ons journalistiek project. Opgelet: Knack-abonnees ontvangen MO* automatisch bij hun pakket.