Op zoek naar een duurzaam model voor natuurbeheer in Congo
Kan je met bitcoins gorilla’s beschermen?
Congo is een grootmacht op het vlak van biodiversiteit. Met buitenlandse hulp brengt het land die zelf in kaart. Tegelijk zetten menselijke activiteiten alle ecosystemen onder druk, erkennen de Congolezen zelf. In de natuurparken, de hotspots van biodiversiteit, zijn de uitdagingen groot.
Congo is een van de voornaamste leefplaatsen van gorilla’s. Hier de zilverrug Bonannée met kinderen in het nationaal park van Kahuzi-Biega.
© Bart Lasuy
Congo is een grootmacht op het vlak van biodiversiteit. Met buitenlandse hulp brengt het land die zelf in kaart. Tegelijk zetten menselijke activiteiten alle ecosystemen onder druk, erkennen de Congolezen zelf. In de natuurparken, de hotspots van biodiversiteit, zijn de uitdagingen groot. ‘Sommige biologen hebben hier zelfs geen computer.****’
De bescherming van biodiversiteit stoot vaak op de belangen van mensen. Dat is in België zo – neem het stikstofdossier of het gebakkelei over de Europese natuurherstelwet – en is in de Democratische Republiek Congo niet anders. Wel bevindt de natuurbescherming er zich nog in een andere fase. Bovendien is er in Afrika ook geen Europese Commissie die de lidstaten voortstuwt met bindende richtlijnen.
In Congo komt de (niet-bindende) internationale aanmoediging vooral van de Conventie over de Biodiversiteit (CBD), die het land in 1995 bekrachtigde. Maar evenzeer komt ze van donoren die willen dat het Afrikaanse land zijn immense natuurlijke rijkdom beter beschermt.
Vanuit een mondiaal perspectief staat er in Congo meer op het spel dan in een doorsnee Europees land. Het is een van de 17 landen met een zogenaamde megabiodiversiteit. Maar het land worstelt om die immense soortenrijkdom in kaart te brengen. Dat is al een uitdaging op zich: hoe kan je iets beschermen dat je niet goed kent?
De Conventie over Biodiversiteit beschrijft het zo: ‘Congo heeft nog geen systeem ontwikkeld om zijn biodiversiteit te monitoren. Taxonomische inventarissen zijn in meer dan 70 jaar niet meer bijgehouden. Daardoor is het moeilijk om een accuraat beeld van de biodiversiteit samen te stellen.’
‘Ik heb heel vaak chimpansees gedood, het is een heel lekker dier.’
Het vijfde nationale verslag, dat Congo in 2014 bij de CBD indiende, was met 60 pagina’s nogal summier. Zeker als je het vergelijkt met de vaak zeer uitgewerkte verslagen van Europese landen. ‘Informatie over de populaties van diersoorten is meestal fragmentarisch en onvolledig’, lezen we op pagina 14.
De eigen biodiversiteit in kaart brengen is een uitdaging voor veel ontwikkelingslanden. Overheden hebben er vaak niet de wetenschappelijke of administratieve middelen om dat echt aan te pakken. Dat geldt zeker voor Congo, een land met de afmetingen van een continent.
‘Een van onze opdrachten is ontwikkelingslanden helpen om aan de verplichtingen van de Conventie van Biodiversiteit te voldoen’, zegt Hilde Keunen, senior medewerker bij CEBioS. CEBioS staat voor Capacities for Biodiversity and Sustainable Development en wordt gefinancierd door de Belgische ontwikkelingssector. Het is een programma van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en richt zich vooral op Congo, Burundi en Benin.
Congo’s zesde nationaal verslag over de biodiversiteit, in het kader van de CBD, is net voltooid. Met ruim 400 pagina’s oogt het al heel wat grondiger dan het vorige verslag. Daniel Mukubi, expert biodiversiteit aan de universiteit van Kisangani en bij het Congolese ministerie van Milieu, vat het als volgt samen: ‘Tegenwoordig worden alle ecosystemen bedreigd en gedegradeerd als gevolg van menselijke activiteiten, zoals zwerflandbouw, houtkap of mijnbouw.’
Concreet is er volgens Mukubi sprake van 390 bedreigde diersoorten die prioritair beschermd worden, zoals de grote apen (gorilla, chimpansee en bonobo), de olifant of de okapi. Het zesde verslag voegt ook twee plantensoorten — de Prunus africana en de Pericopsis elata – toe aan de lijst van bedreigde soorten.
Congo is een van de 17 landen met een zogenaamde megabiodiversiteit. Maar het land worstelt om die immense soortenrijkdom in kaart te brengen.
© Bart Lasuy
Verloren kennis
Als we met een kleine groep door de wouden rond Bafwasende (in het noordoosten van het land, nabij Kisangani, red.) trekken, wordt duidelijk dat de bescherming van de biodiversiteit inderdaad botst met menselijke belangen. ‘Ik heb heel vaak chimpansees gedood,’ zegt onze begeleider Floribert. ‘Het is een heel lekker dier.’ Ook rode antilopen en woudbuffels heeft hij afgeschoten, verkondigt hij met enige trots.
Erik Verheyen, wetenschapper aan het KBIN en de Universiteit van Antwerpen, licht toe: ‘Voor veel mensen in landelijke gebieden is bushmeat (het vlees van wilde dieren, red.) soms de enige manier om aan dierlijke eiwitten te komen. Ze hebben vaak ook geen alternatief om het schoolgeld of een motorfiets te betalen. Dat er steeds meer mensen bij komen, is een probleem. Maar een grotere bedreiging is de commerciële jacht, die ook miljoenensteden als Kinshasa of Lubumbashi of zelfs in Europa van bushmeat voorziet.’
‘Kennis over natuurbeheer ging verloren door de bevolkingsgroei, de trek naar de steden, de commerciële jacht en visvangst.’
Het Congolese ontwikkelingsmodel – met de aloude zwerflandbouw en houtskool als energiebron – steunt goeddeels op het kappen van woud. Daardoor neemt de plantenrijkdom af en gaat de habitat van de dieren verloren.
Dat de bevolking om de 25 jaar maar liefst verdubbelt, zorgt er ook voor dat de mensenwereld steeds meer uitdijt. En dat gaat ten koste van andere levende wezens.
Benjamin Toirambe, secretaris-generaal van het ministerie van Milieu, wijst erop dat mensengemeenschappen vroeger nochtans over kennis beschikten om de natuur duurzaam te beheren. ‘Ze gooiden de vissen die vol met eieren zaten terug in het water. Zulke kennis ging verloren door de bevolkingsgroei, de trek naar de steden, de commerciële jacht en visvangst.’
Minister van Milieu Ève Bazaiba wijst er tevens op dat ook het geweld in het oosten van Congo de biodiversiteit onder druk zet. ‘De oorlogen die Rwanda daar op gang bracht, speelden een rol in de ontbossing. De immense vluchtelingenkampen leiden tot massale houtkap in onze nationale parken daar. De conflicten onderdrukken bovendien het ecotoerisme, waardoor er minder middelen zijn om de parken te beheren.’
De tweede internationale conferentie over de biodiversiteit in het Congobekken vond plaats in Kisangani.
© Bart Lasuy
Netwerken en capaciteitsbouw
In maart dit jaar vond in Kisangani de tweede internationale conferentie over de biodiversiteit in het Congobekken plaats. De stad ligt in het midden van Congo, vrij afgelegen, en is moeilijk bereikbaar. Toch kwamen er 321 mensen op de conferentie af, onder wie 220 Congolezen. ‘Voor 80 van hen hebben wij de kosten op ons genomen’, zeggen de Belgen Hilde Keunen en Erik Verheyen, de drijvende krachten achter de conferentie.
Zonder de steun van de Belgische ontwikkelingssector (die 200.000 euro van het totale kostenplaatje van 300.000 euro voor haar rekening nam) was de conferentie en het voorbereidende atelier onhaalbaar geweest, zeggen beiden. De conferentie diende een dubbel doel, aldus Keunen: ‘De onderzoekers met elkaar en met politici en ambtenaren in contact te brengen.’
Zulke bijeenkomsten zorgen er bovendien voor dat een groep stakeholders ontstaat die de biodiversiteit in Congo verdedigt. En ze was ook een aanleiding om het onderwerp bij het brede publiek aan te kaarten. Keunen: ‘Het perscentrum draaide op volle toeren en bracht het verhaal over biodiversiteit ook tot bij de Congolese bevolking’.
‘Congolese onderzoekers moeten zelf informatie over de biodiversiteit in hun land kunnen genereren.’
Daarnaast paste de conferentie bij de langetermijndoelstelling om de Congolese onderzoekscapaciteiten uit te bouwen. Benjamin Toirambe plaatst het een en ander in historisch perspectief: ‘De natuur inventariseren is hard en weinig betaald werk dat velen niet graag deden. Het vereist ook dat je nu en dan in een boom klimt en samenwerkt met lokale boeren om planten in de lokale talen te leren kennen.’
Het event ging door in het Centre de Surveillance de la Biodiversité (CSB), een wetenschappelijk centrum dat de biodiversiteit in kaart probeert te brengen. Congo betaalt de meeste medewerkers van het CSB een bescheiden salaris, maar België zorgde voor infrastructuur.
Verheyen: ‘Het is belangrijk dat ze moleculair onderzoek kunnen doen, dus het DNA van soorten of van ziektekiemen kunnen bepalen. Wij hebben intussen ruim honderd pc’s aangekocht, gezorgd voor internetconnectie, workshops georganiseerd.’
Keunen vult aan: ‘Congolese onderzoekers moeten zelf informatie over de biodiversiteit in hun land kunnen genereren. Dan helpt het dat ze beschikbare informatie online weten te vinden. Daartoe brengen we ze ook noties bij van een database, het belang van data en van systemen om die bij te houden. Vergeet niet dat sommige biologen hier zelfs geen computer hebben.’
Bescherming habitats
Momenteel zegt Congo 17% van zijn grondgebied te zullen beschermen – de internationale norm van de CBD. Toirambe relativeert dat cijfer ‘want we kennen zelfs niet de exacte oppervlakte van onze parken’. Hij durft niet te beloven dat zijn land tegen 2030 30% van het grondgebied zal beschermen, zoals de CBD nastreeft. ‘Dat kan alleen als de levensvoorwaarden voor de mensen verbeteren en er middelen zijn.’
Begeleider Floribert: ‘Ik heb heel vaak chimpansees gedood, het is een heel lekker dier.’
© Bart Lasuy
Milieuminister Bazaiba verwees in haar speech voor de conferentie naar artikel 20 van de CBD. Dat geeft aan dat de ontwikkelingslanden financiële bijstand moeten krijgen om hun biodiversiteit te beschermen. ‘Er zou een specifiek fonds worden opgericht, maar daarvan heb ik nog niks gezien.’
In Congo gaat de bescherming van de biodiversiteit in de eerste plaats om nationale parken en andere beschermde gebieden. Verschillende gebieden hebben wisselende graden van bescherming, met de vijf nationale parken helemaal bovenaan.
Sommige gebieden genieten weinig bescherming. Het biosfeerreservaat van Yangambi is daarvan een voorbeeld, zegt Paolo Cerutti. Al jaren werkt hij in de regio voor het Centre for International Forestry Research (CIFOR), een onderzoekscentrum dat ondersteund wordt met Europese middelen.
‘Het reservaat telt 86 bewakers’, zegt Cerutti. ‘De meesten van hen zijn oud en controleren maar weinig. Zelfs in het hart van het beschermde gebied zie je dat het bos al aangetast is.’ Hij benadrukt dat bescherming van natuurgebieden niet kan werken als er rond de parken niet intensief wordt gewerkt aan de economische ontwikkeling van de lokale bevolking.
Dat is ook de mening van Chantal Marijnissen, die bij de Europese Commissie nauw betrokken is bij de ondersteuning van de Congolese nationale parken. ‘Onze programma’s combineren steun voor de beschermde zone met de ontwikkeling van een groene economie die aangepast is aan de lokale omstandigheden. Het principe is: als we de levensomstandigheden van mensen niet verbeteren en hun geen kansen op waardig werk bieden, kunnen we ook niet de biodiversiteit beschermen.’
Tussen 2016 en 2025 zal de EU voor zo’n 330 miljoen euro aan deze vorm van bijstand voor de Congolese nationale parken besteed hebben. Hoofdzakelijk gaat het daarbij om de nationale parken van Virunga, Garamba, Salonga, Upemba en het biosfeerreservaat van Yangambi.
Volgens het Institut Congolais pour la Conservation de la Nature (ICCN) zijn de EU en Duitsland de voornaamste financiers van het parkbeheer. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het geld dat naar het Virungapark gaat: van een begroting van 15 miljoen euro levert de EU er 9 miljoen.
Virunga: bitcoins en gorilla’s
Virunga is niet alleen het bekendste park met de beroemde berggorilla’s, leeuwen en olifanten, het ligt ook al twintig jaar in een conflictzone. Verschillende milities maken er het leven onveilig en leven van de commercialisering van houtskool of van illegale visvangst. 13% van het park is al jaren bezet voor houtskoolproductie en landbouw.
Virunga is ook het verst gevorderd in de strategie om economische ontwikkeling van de omgeving te combineren met parkbescherming. Het park moet een hefboom worden voor economische ontwikkeling. Dat is geen evidente zaak in een regio waar onveiligheid troef is en politici vaak verbonden zijn met illegale activiteiten in het park.
Toen ik in 2009 het park bezocht, werd volop ingezet op de productie van plantaardige brikets (briquettes): brandstof geperst uit houtafval en ander plantaardig materiaal. Die moesten de houtskool uit het park vervangen. Emmanuel de Mérode, die al vele jaren de directeur is van het park, dacht toen met die productie een nijverheid tot stand te brengen die 10.000 mensen te werk zou stellen.
Later zou blijken dat de brikets bij de bevolking niet in de smaak vielen: te veel rook, te weinig warmte. Het project, dat nogal wat steun kreeg van de EU, was een mislukking.
De 100.000 banen volstaan niet. ‘Er leven 5 miljoen mensen in de omgeving van het park.’
De investeringen in het Virunga-park zijn dezer dagen van een heel andere orde. De Europese Commissie, USaid, Warren Buffet, de Schmidt foundation, de stichting rond Steve Jobs, Zwitserse filantropen, België … brachten tientallen miljoenen euro’s bijeen om te investeren in vier waterkrachtcentrales en stroomnetwerken in het park.
‘We schatten dat die samen 100 megawatt zullen produceren’, zegt François-Xavier de Donnéa, voorzitter van de Virunga Foundation. De Belgische oud-minister neemt de facto het beheer van het Virunga park (8.000 km2) en het Garambapark (8000 km2) voor zijn rekening.
‘Momenteel produceren we 30 megawatt en eind 2024 verwachten we 70 megawatt te halen. We willen de stroom in eerste instantie reserveren voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Die moeten dan weer 100.000 banen scheppen in en om de stad Goma. Op die manier hopen we dat mensen werk vinden in plaats van zich bij milities aan te sluiten.’ De 100.000 banen volstaan overigens niet, benadrukt de Donnéa zelf. ‘Er leven 5 miljoen mensen in de omgeving van het park.’ De stroom wordt in eerste instantie gebruikt om een landbouweconomie van de grond te krijgen: kweek en verwerking van koffie, cacao, palmolie en tarwe (in het hoger gelegen gebied rond Lubero). Maandelijks worden duizenden boeren opgeleid in deze diverse teelten. In Lubero plant men onder meer een tarwemolen, twee industriële bakkerijen, een koekjesfabriek, een fabriek voor cacaoboter, vier oliepersen en een raffinagefabriek van plantaardige olie, enzovoort,.. Elders draaien al een chocoladefabriek, en een zeepfabriek minstens break even.
© Bart Lasuy
Intussen zijn 1322 kmo’s aangesloten op het netwerk en 25.500 gezinnen (waarvan 2000 het voorbije jaar).
Toch wekt de aanpak van het Virunga-management het wantrouwen bij minstens een deel van de bevolking, stelt Esther Marijnen vast, docent en onderzoekster aan de Universiteit van Wageningen. ‘Dat de elektriciteit direct naar Goma werd gebracht en bepaalde dorpen gewoon voorbijkwam, wekte de indruk dat de stroom niet voor de dorpelingen bestemd was. Daarnaast konden mensen in dorpen waar de stroom wel werd afgetakt, aanvankelijk voor een vast bedrag toegang krijgen tot stroom.’
Na één jaar werd het systeem van Cash Power ingevoerd, zegt Marijnen, waarbij mensen maandelijks vooraf betalen voor een bepaalde hoeveelheid stroom. ‘Daardoor leek het alsof de stroomkosten plots sterk stegen. Mensen konden niet betalen en koppelden zich weer af van het netwerk. Alles bij elkaar ontstond zo bij nogal wat mensen de indruk dat Virunga Energies op winst gericht is en er niet is voor de gewone mensen.’
Dat is spijtig want de perceptie van het management van het park is geen onbelangrijke zaak als je het park wil beschermen. Bovendien betekent de huidige aanpak dat de meeste bewoners nog steeds gebruik maken van houtskool uit het park. De Donnéa: ‘We zijn verplicht de ogen te sluiten voor de illegale ontbossing. We kunnen Goma niet zonder energie zetten. Dat zou tot een revolutie leiden.’
De Donnéa wijst erop dat de Virunga Foundation voor 100% eigenaar is van Virunga Energies. ‘Als er winst gemaakt wordt, gaat die integraal naar het park. We verwachten dat dit niet vroeger dan in 2025 het geval zal zijn.’ Het bedrijf zorgt ook voor gratis straatverlichting, en gratis stroom voor scholen en ziekenhuizen, wat uiteraard wel gewaardeerd wordt.
‘We zijn verplicht de ogen te sluiten voor de illegale ontbossing. We kunnen Goma niet zonder energie zetten.’
Ook wordt de stroom verkocht tegen 20 cent per kwu, stelt de Donnéa. ‘Dat is een derde van de prijs voor stroom geproduceerd met diesel. Natuurlijk, we willen dat Virunga Energies goed draait, voldoende inkomsten heeft om de installaties te onderhouden en zelfs enige winst genereert. Die kan dan weer gebruikt worden voor het park. Vergeet ook niet dat de gezinnen doorgaans amper stroom gebruiken. Dat zou niet volstaan om het aanbod van de hydrocentrales te benutten.’
Dat is ook een van de redenen waarom met de stroomoverschotten van de krachtcentrale van Luviro een mijnsite voor bitcoins werd opgericht. Honderden computers in een tiental containers, te midden van het natuurpark, moesten zorgen voor bijkomende inkomsten toen alle inkomsten uit toerisme wegvielen door de coronapandemie en later door het oplaaiende geweld met de zoveelste (door Rwanda gesteunde) inval van M23.
Velen stellen zich vragen bij die pragmatische aanpak van parkbeheerder Emmanuel de Mérode. Ze wijzen erop dat er een betere manier moet zijn om de groene stroom te benutten voor de bevolking dan bitcoins als oplossing voor de financiering van het natuurpark. Anderzijds vergt het beheer van het park heel wat middelen: de ruim achthonderd ‘ecogardes’ moeten een deftig loon krijgen voor hun bij momenten levensgevaarlijke werk — dit jaar werden al zes personeelsleden gedood. Van januari tot april van dit jaar vonden meer dan 600 arrestaties plaats voor stropen, illegale visvangst, houtskoolproductie en landbouw,… dit terwijl de inkomsten uit toerisme zo als onbestaande zijn door de oorlog.
De hele aanpak is in deze dichtbevolkte en door conflict geteisterde regio een wedren tegen de tijd. Kan de industriële ontwikkeling voldoende snel genoeg mensen een deftige baan geven en hen zo het gevoel te geven dat ze belang hebben bij het voortbestaan van het park? De Donnéa schat de situatie ondanks de investeringen realistisch in: ‘Het plunderen gaat gewoon door.’
De eigen biodiversiteit in kaart brengen is een uitdaging voor veel ontwikkelingslanden. Overheden hebben er vaak niet de wetenschappelijke of administratieve middelen om dat echt aan te pakken. Dat geldt zeker voor Congo, een land met de afmetingen van een continent.
© Bart Lasuy
En de andere parken?
Elk park heeft zijn eigen uitdagingen en ‘‘oplossingen’’. Het Garamba-park heeft minder te maken met milities maar maakt momenteel wel een toename van goudkoorts mee. ‘Momenteel zijn zo’n 4000 goudzoekers illegaal actief in de beschermde zones van het park’, zegt De Donnéa.
Ook in Garamba wordt energie geproduceerd, zij het op kleinere straal. Omdat er minder hoogteverschillen zijn, ligt waterkracht er minder voor de hand en worden er zonnecentrales ontwikkeld. De Donnéa: ‘We stimuleren er de uitbouw van agro-industrie met duizend hectare aan papaya voor de productie van papaïne-eiwitten.’
‘Natuurbescherming in Congo is aartsmoeilijk en in Salonga lijkt het toch te lukken.’
Tot slot nog een positieve getuigenis uit het Salonga Nationaal Park, met 36.000 km2 veruit het grootste van Congo. Wannes Hubau, Belgisch onderzoeker bij de UGent en het AfricaMuseum, deed er in mei dit jaar nog onderzoek naar de werking van het ecosysteem.
‘Ik kampeerde acht dagen met mijn team in het park. Gedurende die tijd kwamen olifanten tot op 20 meter van ons kamp, hoorde ik de Congo-pauw en werd ik bijna gebeten door een Gabon-adder. Overal zag ik penseelzwijnen en holen van het reuzenschubdier. Bonobo’s stalen onze rijst en troepen apen kwamen tot op een steenworp afstand van het dorp.’
Kortom, de fauna is er vrij goed beschermd, zegt Hubau. ‘En ik schat dat dit nog zal verbeteren met de recente aanstelling van de nieuwe directeur van het park, Luis Arranz van het WWF. Er wordt goed samengewerkt met het Congolees Instituut voor Natuurbehoud én met de gemeenschappen. Natuurlijk zijn er ook problemen. Natuurbescherming in Congo is aartsmoeilijk, maar in Salonga lijkt het toch te lukken.’
Dit artikel kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.