Op 9 juli brak de hel los in het paradijs op aarde. In de maanden die volgden, was normaal leven uitgesloten in de Indiase vallei van Kasjmir. Meer dan honderd doden, meer dan 10.000 gewonden en zowat 8000 arrestaties later is de situatie uitzichtlozer dan ooit. En wordt de plaatselijke opstand overschaduwd door de confrontatie tussen de nucleaire aartsvijanden India en Pakistan, die allebei Jammu en Kashmir integraal opeisen.
‘Volgens oogartsen zijn al meer dan duizend jongeren geheel of gedeeltelijk blind geworden door het gebruik van hagel, waarmee het Indiase leger op betogers schiet.’
De verontwaardiging van Yasin, mijn gesprekspartner in Srinagar, de zomerhoofdstad van Jammu en Kasjmir, is tastbaar. De hagelslachtoffers zijn het zichtbaarste en internationaal het meest gebruikte voorbeeld van de Indiase repressie in de Vallei van Kasjmir en in de districten met een moslimmeerderheid van Jammu en Ladakh, de andere regio’s van de opstandige deelstaat. Daarnaast werden en worden huizen overhoop gehaald, velden platgebrand, jongeren gearresteerd, wordt internet zo goed als volledig geblokkeerd en de pers gemuilkorfd.
De leiders van de buitenparlementaire politieke oppositie, Yasin Malik, Syed Ali Geelani en Mirwaiz Umar Farooq, werden opgesloten. Scholen en universiteiten zijn nog steeds gesloten. Ambtenaren en leerkrachten die deelnemen aan de protesten worden ontslagen.
De concrete aanleiding van de opflakkering van een opstand die al decennia aan de gang is, was de dood op 8 juli van Burhan Wani, een 22-jarige commandant van de gewapende afscheidingsbeweging Hizbul Mujahedeen en mateloos populair op sociale media. Hij kwam om tijdens een treffen met het Indiase leger. De dag erna ontplofte Kasjmir.
Waar twee olifanten vechten
_69 jaar onvrede en geweld
Jammu en Kasjmir, 222.000 km² groot, was onder Brits koloniaal bestuur een prinsdom. Bij de opdeling van Brits-Indië in 1947 bleef onbeslist of J&K bij India dan wel Pakistan zou horen, wat leidde tot de eerste oorlog tussen beide kersverse staten. Er zouden nog twee oorlogen volgen: om Jammu en Kasjmir in 1965 en om Bangladesh in 1971, maar ook die werd gedeeltelijk in Kasjmir uitgevochten, en in 1999 ontketende de latere president van Pakistan, generaal Musharraf, opnieuw een kleine oorlog om het gebied.
De gewapende opstand die in 1989 in de Indiase Vallei van Kasjmir uitbrak, was eerst een nationalistische en separatistische opstand, later overgenomen door militanten uit Pakistan en uit de internationalistenbrigades die voordien in Afghanistan tegen de Sovjetunie streden.
In 2008 zetten massale demonstraties Srinagar en de rest van de Indiase deelstaat op zijn kop, wat zich herhaalde in de zomers van 2009 en 2010. Maar telkens stelden de Kasjmiri’s vast dat de geweldloze bezetting van straten en pleinen vanuit India hetzelfde antwoord kreeg als gewapend verzet: een stug politiek njet gekoppeld aan genadeloze militaire repressie door ruim 600.000 Indiase militairen._
De gewelddadige opflakkering van de opstand in Indiaas Kasjmir leidt ook tot oplopende spanningen tussen India en Pakistan. In Pakistan biedt het geweld in Indiaas Kasjmir hernieuwde ruimte aan extremistische groepen die onomwonden pleiten voor gewapende steun aan de Kasjmirse opstand, en die steun zelf al lang en openlijk leveren.
Eind juli stapte Syed Salahuddin, de leider van de Hizbul Mujahedeen, op aan het hoofd van een grote manifestatie in de Pakistaanse stad Lahore. Naast hem liep de leiding van Pakistans oudste islamistische partij, de Jamaat-e-Islami. De menigte brulde: ‘Jihad is de enige oplossing voor India.’
Jawad-ud-Dawa, een liefdadigheidsorganisatie die op de internationale terrorismelijsten staat omdat ze eigenlijk een incarnatie is van de officieel verboden Lashkar-e-Taiba, hield in augustus haar Vrijheidskaravaan vanuit Lahore naar Islamabad, met de – uiteraard niet waargemaakte – belofte dat de karavaan uiteindelijk Indiaas Kasjmir zou binnentrekken om de Kasjmiri’s ‘hun vrijheid te geven’. Die karavaan werd geleid door Hafez Saeed, de man die door India en de Verenigde Staten verantwoordelijk wordt gehouden voor de terroristische aanval op Mumbai in november 2008.
Munir Akram, de Pakistaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties, argumenteerde in de Pakistaanse krant Dawn van 21 augustus dat het een vergissing zou zijn om nu over Kasjmir te onderhandelen met India. Hij stelt voor om in de plaats daarvan internationale aandacht te vragen voor de mensenrechtenschendingen door de Indiase veiligheidstroepen en op te komen voor het recht van Pakistan en andere landen om de Kasjmirse strijd voor zelfbeschikking te steunen – op basis van VN-Veiligheidsraadsresolutie 2649 uit 1970, die het recht van volken op zelfbeschikking erkent.
Van kwaad tot erger
Wie hoopte dat met het verstrijken van de zomer de scherpste kantjes van de lokale opstand en het conflict tussen India en Pakistan zouden verdwijnen, had verkeerd gegokt.
Op 18 september vielen er negentien doden bij een aanval op de Indiase kazerne in Uri, een stadje vlak bij de Line of Control, de feitelijke bestandslijn tussen India en Pakistan in Kasjmir. Dat was de tweede dodelijke aanval op een legerbasis in minder dan een jaar, na de meerdaagse aanval begin januari op de basis in Pathankot, waarbij tien Indiase doden en twintig gewonden vielen. Ook Pathankot ligt dicht bij de Pakistaanse grens en vlak bij de regio Jammu.
De Indiase regering had in januari Pakistaanse militanten beschuldigd en suggereerde dat ook delen van de Pakistaanse overheid betrokken waren bij de aanval op Pathankot. Maar Pakistan trad niet op tegen de organisaties die genoemd werden – onvoldoende bewijzen, zegt Islamabad –, wat de frustratie in Delhi deed toenemen. Heel wat waarnemers, en niet alleen in India, vermoedden achter de aanval op Pathankot een manoeuvre van het Pakistaanse leger dat zo de onverwachte vriendschapsbanden tussen de Indiase en Pakistaanse premiers – Modi ging in december op onaangekondigd bezoek bij Sharif naar aanleiding van een huwelijk – wilde torpederen.
Kashmir Global (CC BY 2.0)
De zomer van opstand en repressie in Indiaas Kasjmir, en de aanvallen op Indiase legerbasissen resulteerden vlak na de aanval op Uri in ongemeen scherpe toespraken van de twee premiers en hun ministers van Buitenlandse Zaken voor de Algemene Vergadering van de VN in New York. Narendra Modi noemde Pakistan het thuisland voor ‘de Ivy League van het internationale terrorisme’. De Pakistaanse premier Sharif hamerde op hetzelfde forum dan weer op de mensenrechtenschendingen door het Indiase leger.
Openlijk dreigen met het stopzetten van het Indus Water Treaty is voor Pakistan bijna even angstaanjagend als een dreigement om nucleaire wapens in te zetten
Eind september vroeg premier Modi zijn administratie om na te gaan hoe het water van de rivieren Indus, Chenab en Jhelum, die vanuit India Pakistan binnenstromen, afgeleid kon worden. Dat dreigement kan zeker niet meteen uitgevoerd worden, maar het zet wel de enige duurzame samenwerkingsovereenkomst tussen de twee landen op losse schroeven. Het Indus Water Treaty houdt, ondanks alles, al sinds 1960 stand. Openlijk dreigen met het stopzetten ervan is voor Pakistan bijna even angstaanjagend als een dreigement om nucleaire wapens in te zetten – waarover beide landen beschikken sinds 1998 –, omdat het de landbouw in de dichtbevolkte Pakistaanse Punjab onmogelijk zou maken.
Meteen na dat dreigement liet India weten niet te zullen deelnemen aan de topontmoeting van de SAARC (South Asian Association for Regional Cooperation) in november in Islamabad, wegens ‘toenemende grensoverschrijdende terroristische aanvallen en de toenemende inmenging in de interne aangelegenheden van lidstaten door één land’. Pakistan werd niet met name genoemd, maar gelet op de context was dat overbodig.
Ook Bangladesh, Afghanistan, Sri Lanka én Bhoetan lieten kort daarna aan SAARC-voorzitter Nepal weten dat ze in november niet naar Islamabad zouden afreizen, en allen verwezen ze naar steun voor terrorisme en inmenging in binnenlandse aangelegenheden. India scoorde dus een regionaal diplomatiek succes waarbij Pakistan geïsoleerd en vernederd werd, terwijl Pakistan met zijn klachten over mensenrechtenschendingen in Kasjmir internationaal niet echt gehoor kreeg, voorlopig.
Bilateraal of bemiddeling?
‘India ontkent een legitieme en populaire vrijheidsstrijd in Kasjmir door de regio te bestempelen als “integraal onderdeel” van het land’, zei de Pakistaanse minister voor Buitenlands Beleid Sartaj Aziz toen hij begin oktober in Brussel was voor de internationale Afghanistan Conferentie. ‘India verkeert in de illusie dat de Kasjmirse opstand terrorisme is, houdt Pakistan verantwoordelijk voor de crisis in door India bezet Kasjmir, en gaat door met zware schendingen van de mensenrechten.’
Op de suggestie van internationale bemiddeling reageert India als door een adder gebeten: ‘Doen we niet. Nu niet en nooit niet.’
Zijn Indiase collega M.J. Akbar riep de internationale gemeenschap ertoe op ervoor te zorgen dat Pakistan ophoudt met steun aan gewapende groepen en terroristische activiteiten. Maar is India ook bereid om internationale bemiddeling te aanvaarden om tot een oplossing te komen, vroegen we hem in een exclusief gesprek. M.J. Akbar: ‘Het werd bij verdrag vastgelegd dat Kasjmir een bilateraal dispuut is, en dat moet dus uitsluitend tussen India en Pakistan geregeld worden. Volgens het Verdrag van Simla (gesloten in 1972, na de oorlog om Bangladesh, gg) is er geen enkele andere partij meer betrokken, ook de Verenigde Naties niet.’
Maar nu dit “bilaterale probleem” al 69 jaar onopgelost blijft, tot twee grote en een kleinere oorlog tussen India en Pakistan geleid heeft en er sinds 1989 ook onafgebroken een gewapende opstand én groeiend volksverzet in Indiaas Kasjmir is – zou er dan misschien toch niet beter een beroep kunnen worden gedaan op internationale bemiddeling? Nog voor ik met die vraag halfweg was, antwoordde Akbar stellig: ‘Dat doen we niet. Nu niet en nooit niet. Een bilateraal probleem is een bilateraal probleem. Punt.’
Kiezen voor een falende staat?
Vijf jaar geleden legde ik de stelling dat het conflict in Kasjmir eigenlijk een lokale verschijningsvorm was van het grotere conflict tussen India en Pakistan voor aan de Kasjmirse professor Engelse literatuur en activiste Hameedah Nayeem. Ze keek me met grote ogen aan, en ontdooide pas toen ik afrondde met de mededeling dat ik in Kasjmir was om de mening van de Kasjmiri’s over een en ander te vragen. Die wilde zij dan wel geven.
‘India verkeert in de illusie dat de Kasjmirse opstand terrorisme is, houdt Pakistan verantwoordelijk voor de crisis in door India bezet Kasjmir, en gaat door met zware schendingen van de mensenrechten.’
Kashmir Global (CC BY 2.0)
‘De Kasjmiri’s vechten in geen geval de oorlog van Pakistan’, stak ze van wal. ‘Wij vechten tegen de Indiase bezetting en voor het recht op zelfbeschikking.’ Wat volgde was de bijna rituele opsomming van historische feiten die het recht op een eigen keuze onderbouwde: de discussie tussen heerser en volk in de periode voor 1947, de belofte van Nehru om de mening van het volk te raadplegen, de VN-resoluties die hetzelfde vragen.
‘De hindoe-extremisten herinneren de moslims er telkens aan dat er in India geen toekomst voor hen is.’
Volgens haar was een meerderheid van de Kasjmiri’s in het begin van de jaren negentig resoluut voor Pakistan. ‘Maar dat geldt anno 2011 niet meer’, voegde ze er beslist aan toe. ‘Vandaag beseffen we maar al te goed dat onze droom van een vrij Kasjmir niet gerealiseerd zal worden binnen het grotere geheel van een staat die zelf afbrokkelt en wankelt op zijn grondvesten.’
Die stelligheid wordt tegengesproken door de beelden van de betogingen sinds juli dit jaar, waarin vaak met een Pakistaanse vlag gezwaaid wordt. ‘Wie om Pakistan roept, weet dat dat pijn doet in Delhi’, zegt Yasin vanuit Srinagar. Hij voegt daar wel aan toe dat een referendum dat de keuze zou laten tussen India, Pakistan of onafhankelijkheid, zonder meer gewonnen zou worden door de derde optie. Alleen wil India helemaal niet meer weten van een referendum, en wil Pakistan niet weten van een derde optie.
Bovendien is de Pakistan-optie opnieuw populairder geworden sinds India geregeerd wordt door de hindoenationalisten van de BJP. Zelfs in Jammu en Kasjmir zelf zit die BJP mee in de deelstaatregering. ‘De voortdurende propaganda van de hindoe-extremisten heeft alvast één resultaat’, aldus Yasin. ‘De moslims in Jammu en Kasjmir worden er telkens aan herinnerd dat India geen toekomst biedt voor hun religieuze identiteit. Pakistan wordt zo slapend rijk in Kasjmir.’
Dit artikel werd geschreven voor het winternummer van MO*magazine. Voor slechts €20 kan u hier een jaarabonnement nemen!