Repressie, wanbestuur en geen oplossingen in Oeganda en Nigeria

‘Gezellig doen met ministers’: komt het westerse geld voor groene projecten goed terecht?

Unsplash / Melissa Askew

Houthakkers van de syndicaten hebben de afgelopen twintig, dertig jaar Noord-Oeganda ontbost.

Terwijl Oeganda honderden miljoenen donorgeld ontvangt voor bosbeheerprojecten zet een machtig houtkapsyndicaat, met tentakels in de regering, de woestijnvorming onverminderd voort. Intussen worden de gemeenschappen die in de bossen wonen steeds armer.

‘We zijn gijzelaars hier’, zegt William Amanzuru, die de houtkap in zijn leefgebied Zoka Forest, in het noorden van Oeganda, probeert tegen te houden. ‘Ze komen met pistolen om je te vertellen dat je je boom moet kappen. Maar zelfs zonder die intimidatie is de tien dollar die ze betalen al genoeg. Mensen hier moeten kiezen tussen ontbijt, lunch of diner.’

Extra pijnlijk, zegt de lokale activist en voorzitter van Friends of Zoka Forest, is dat de bomen worden gekapt nu hittegolven toenemen in intensiteit, gewassen verpieteren en vee sterft. ‘De hitte is ondraaglijk, de voedselprijzen stijgen. We weten dat we onszelf schade berokkenen, maar wat is het alternatief? Daarom zeg ik dat we gijzelaars zijn.’

De pistooldragers naar wie Amanzuru verwijst, zijn de houthakkers van de syndicaten die de afgelopen twintig, dertig jaar Noord-Oeganda hebben ontbost. Dat gebeurde voornamelijk voor houtskool, de meest gebruikte kookbrandstof van Oeganda. Die staat hier bekend als het ‘zwarte goud’.

Gedurende deze periode hebben de syndicaten meer dan de helft van de boombedekking in deze regio, ooit een van de groene longen van de wereld, vernietigd.

Volgens verschillende actiegroepen en een internationaal onderzoeksrapport zijn de spilfiguren van deze syndicaten militaire en politieke topfunctionarissen, zelfs ministers. Ook Oegandees president Yoweri Museveni zelf heeft gewezen op ‘top security officials’ in een onlangs uitgevaardigd verbod op houtkap voor houtskool in Noord-Oeganda.

‘Het verbod heeft de concurrentie simpelweg uitgeschakeld.’

‘Toch wordt er nog steeds niet optreden tegen het syndicaat. Het verbod heeft simpelweg alle concurrentie uitgeschakeld’, zegt Amanzuru.

‘Dorpelingen worden opgepakt terwijl de vrachtwagens nog steeds probleemloos alle wegversperringen passeren. Hier zijn het er vijf per dag. Ik zie de vrachtwagens en wijs ernaar, maar de militaire districtsofficieren vertellen me dat ze niets zien.’

Officiële labels

Arthur Owor van de activistengroep Save the Trees in Gulu, de hoofdstad van het gelijknamige district in Noord-Oeganda, zegt dat legerescortes van houtvrachtwagens vóór het verbod van vorig jaar een normaal verschijnsel waren. Nu ‘verbergen ze de lading verbergen of plakken er labels van de Uganda Revenue Authority en Forestry Commission op. Deze labels geven aan dat het hout uit Zuid-Soedan komt.’

In tegenstelling tot het syndicaat is het volgens Owor eerder zijn eigen activistengroep die de autoriteiten moet vrezen. ‘Daarom registreren wij ons niet als ngo. Zodra je dat doet, kunnen ze je sluiten.’

De autocratische regering van Oeganda heeft de voorbije jaren al veel ngo’s gesloten. ‘Degenen die overblijven planten slechts een paar bomen en zorgen ervoor dat ze de regering niet nerveus maken.’

De generaals ‘zouden de vrachtwagens kunnen tegenhouden als ze dat wilden’.

Er doen veel geruchten de ronde over de spilfiguren van het syndicaat. Vaak wordt de naam van de broer van president Museveni, generaal Salim Saleh, genoemd.

Saleh, de machtigste man van het leger, bezit hier land sinds begin jaren 2000. Toen walste zijn leger de bossen plat in de strijd met de Lord’s Resistance Army (LRA), de beruchte rebellenbeweging van Joseph Kony.

Connecties van Saleh werden na die strijd vaak gespot in Noord-Oeganda. Ondanks veel lokale protesten veroverden hooggeplaatste personen in het leger en de regering, ‘the untouchables’ genaamd, toen land voor hun eigen farms en plantages in de regio.

Ook nu nog woont Saleh hier. Net zoals een andere generaal, een voormalige commandant van de strijdkrachten, het hoofd van de militaire inlichtingendienst en een minister. Er is geen aanwijzing dat deze personen persoonlijk betrokken zijn bij het syndicaat. Maar, zegt Amanzuru: ‘Ze zouden de vrachtwagens kunnen tegenhouden als ze dat wilden.’

Een lange lijst van donateurs staat op de website van het ministerie van Milieu.

Ironisch genoeg ontving de Oegandese regering, die officieel de baas is van het leger, de afgelopen twintig jaar honderden miljoenen dollars aan ‘groene’ financiering, vaak specifiek om ontbossing tegen te gaan. Een lange lijst van donoren, van Australië tot de EU, Canada en de VN, staat op de website van het ministerie van Water en Milieu.

Maar deze projecten, doorgaans voor lokale boomaanplantingen, hebben de ontbossing nauwelijks een halt toegeroepen. De afgelopen twintig jaar gingen die in de regio met 7 tot 10% gewoon voort, terwijl de handel in het ‘zwarte goud’ floreert.

De delegatie van de Europese Unie in Oeganda schreef in antwoord op vragen dat ‘steun aan de bosbouwsector (…) niet gericht is op de implementatie van een paar geïsoleerde projecten, maar op een meer geïntegreerde benadering van bossen (binnen) duurzame en inclusieve nationale ontwikkeling’ en dat ‘sinds 2004 met steun van de EU ongeveer 80.000 ha is aangelegd (…), waardoor Oeganda een voorsprong heeft op andere Oost-Afrikaanse landen wat betreft de beschikbaarheid van houtvoorraden.’

Het voegde eraan toe dat de ‘EU de regering steunt (…) bij het aanpakken van lacunes zoals zwakke regelgeving, beperkte vaardigheden, ongepaste praktijken en een gebrek aan instrumenten en systemen’ en ook dat ‘de EU zich volledig inzet voor het ondersteunen van (…) een transitie naar moderne, betaalbare, schone, hernieuwbare energie’ in Oeganda.

Tractoren en gravers

De hardhoutbomen van Ebony, Apa en Madrid van Oban Forest, een nationaal park in de Nigeriaanse staat Cross River, zijn heel anders dan de Africana Afrizella en Shea Nut van Noord-Oeganda. Toch heeft het ontbossingsverhaal veel parallellen. Alleen ontvingen grote bedrijven hier openlijk en legaal concessies voor het kappen van bossen van de overheid.

Ik ben proMO*

 

Steun ons unieke non-profit mediaproject en word proMO*.

Je ontvangt ons magazine en geniet van een pak andere voordelen

Je maakt MO* mee mogelijk en steunt ons in onze missie.

Voor € 4,60/maand of € 60/jaar.

Ik word proMO*

Op een vervallen bouwterrein in Oban Forest staan de overblijfselen van een enorme houtzagerij, die daar in 2015 door DANSA Agro Allied is geplaatst. Het bedrijf, dat in dat jaar een concessie kreeg van de regering van Cross River, is gelinkt aan de Nigeriaanse zakenman Aliko Dangote, de rijkste man van Afrika.

Tot 2018, toen DANSA werd gesloten, mocht het bedrijf bos kappen voor een ananasplantage. Volgens de zagerij en veel plaatselijke bewoners groeide die uit tot een volwaardige houtkapoperatie.

‘Het gebied dat aan Dangote werd gegeven, was enorm’, zegt de lokale milieuactivist Felix Itambu. ‘Er waren tractoren, gravers en ander materieel dat een spoor van vernieling achterliet.

De regering ontving miljoenen voor bosbescherming.

Ook hier vond de vernieling plaats terwijl het ‘groene’ project bedoeld was om de ontbossing in de staat een halt toe te roepen. 50% van het resterende bos in Nigeria (er is nog maar 10% van het oorspronkelijke bos over) bevindt zich in Cross River State.

In 2008 ontving Nigeria 4 miljoen dollar van het VN-project ‘Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation’ (REDD+). Later zou het nog eens 3,7 miljoen dollar ontvangen, eveneens van REDD+.

Deze fondsen waren bedoeld voor de ‘gereedheidsfase’ van het project. Dat zou de institutionele capaciteit van de Nigeriaanse regering moeten verbeteren. Op die manier zou zij de ontbossing in Cross River kunnen terugdringen.

In theorie zouden lokale gemeenschappen in deze volgende fase in staat worden gesteld om te leven van duurzaam bosbeheer met geld uit koolstofkredieten. Deze kredieten kunnen bedrijven, organisaties of particulieren kopen of verkopen wanneer ze meer of minder CO2 uitstoten dan wettelijk toegestaan is.

Flickr / David Larson

De regering van Oeganda heeft de voorbije jaren al veel ngo’s gesloten. ‘Degenen die overblijven planten slechts een paar bomen en zorgen ervoor dat ze de regering niet nerveus maken.’

Politieterreur

Maar terwijl miljoenen werden uitgegeven aan workshops, trainingen, commissies, adviesbureaus en conferenties hierover, begon de Cross River-regering, net als Oeganda, simpelweg de lokale bevolking te verbieden om nog aan houtkap te doen. Ze stelde een totaal moratorium in op deze activiteiten en richtte een Anti-Deforestation Task Force (ATF) op. 

‘DANSA was elke dag vrachtwagens met hout aan het laden.’

De ATF handhaafde het verbod in de dorpen met geweld. Een artikel in de Nigeriaanse Premium Times uit 2016 beschreef hoe lokale gezinnen met kleine houtbedrijven, die gemiddeld één zaagmachine gebruikten om hout aan de lokale markten te leveren en op die manier een fatsoenlijk leven voor zichzelf hadden opgebouwd, snel verarmd raakten.

De krant meldde ook dat mensen zelfs werden gearresteerd, omdat ze in hun eigen achtertuin brandhout hadden gekapt om te koken of omdat ze wilde mango of afang (een groente) uit het bos aten.

Terwijl de ATF terreur zaaide onder de lokale bevolking, mochten de vrachtwagens van de grootschalige houthakkers nog steeds vertrekken. ‘Als de ATF je zag met zelfs maar één stuk hout, arresteerden ze je. Maar DANSA laadde elke dag vrachtwagens met hout uit’, zegt milieuactivist Itambu.

Grote landbouwbedrijven als DANSA mogen vaak bomen kappen om land vrij te maken voor plantages. Maar de houtwinning is zo winstgevend dat deze ‘plantages’ vaak vooral houtbedrijven zijn met een andere naam.

Monocultuur brengt voorts aanzienlijke milieuschade toe aan de inheemse bossen die het verdringt. In Cross River is dat de belangrijkste oorzaak van ontbossing.

Flickr / Josh Levinger

Ontbossing blijft een probleem in tal van Afrikaanse landen, ondanks Europees geld voor groene projecten.

Meer concessies

En Dansa was niet de enige boosdoener. In 2013, toen de gereedheidsfase van REDD+ in volle gang was, had Wilmar Palmolie ook een concessie gekregen, waardoor het bos werd aangetast en vervuild. Daarna kapte de regering ook nog grote stukken bos voor een cacaoplantage, een casinoproject en een (later stopgezet) snelwegproject.

Uit een rapport uit 2022 van een Nigeriaanse onderzoeksorganisatie blijkt dat ten minste 21 houtkapbedrijven en 55 particuliere plantages ongereguleerde houtwinningsactiviteiten in het gebied hebben uitgevoerd.

Het geld ‘wordt verdeeld onder topfunctionarissen’.

Daarnaast ging ook de illegale houtkap door. In een artikel uit 2017 werd beschreven hoe de, geregeld corrupt genoemde, State Forestry Commission zelf de opdracht gaf een in beslag genomen vrachtwagen met zeldzame hardhoutbomen weer vrij te geven.

In 2020 beschuldigde de voorzitter van de ATF de toenmalige voorzitter van deze commissie ervan dat die nu drie in beslag genomen voertuigen met hout had vrijgegeven.

Diens opvolger, directeur Frank Eja van de Forestry Commission, verklaarde in januari 2023 in een interview met de gezaghebbende website African Arguments dat de commissie zelf nog steeds ‘hulpeloos en vleugellam’ was, aangezien ‘elke dag meer dan 120 aanhangwagens met hout de staat verlaten.’ Hij voegde eraan toe dat ‘elke trailer 500.000 Naira (ongeveer 1.100 dollar) moet betalen’ en impliceerde dat dit geld uiteindelijk verdeeld wordt onder topfunctionarissen van de deelstaatregering.

Terwijl Eja zijn interview gaf in 2023, liep er al vijf jaar een ander groen project in de staat Cross River: 20 miljoen dollar voor duurzaam brandstofbeheer, in samenwerking met dezelfde Forestry Commission.

Geen alternatief

Houtkap is het enige wat we zien als we in december 2023 Oban Forest bezoeken, nog steeds formeel het meest beschermde bosgebied van Cross River. ‘De houthakkers komen naar de gemeenschap en zeggen dat ze ebbenhout willen kappen. De gemeenschap zegt dan: geef ons 100.000 Naira voor een jaar. Ze betalen 100.000 Naira en gaan dan ebbenhout halen’, zegt een dorpeling die anoniem wil blijven.

100.000 Naira is ongeveer 80 dollar, een bedrag dat volgens de man in Oban ‘niets’ is. ‘Ze verdienen 200.000 Naira met de verkoop van dezelfde boom. Wij krijgen praktisch niets.’ Maar er is simpelweg geen alternatief meer.

‘Wij betalen 400 dollar voor elke vrachtwagen.’

Ook de inkomsten uit de houtkap naar de Forestry Commission blijven stromen. Hoewel – tot grote opluchting van velen – de nieuwe Cross River-gouverneur Ben Ayade in augustus vorig jaar het moratorium op houtkap ophief en de ATF ontbond, valt het Oban Forest nog steeds onder een houtkapverbod dat geldt voor de nationale parken.

‘We betalen 500.000 Naira (400 dollar) voor elke vrachtwagen’, zegt houthakker John Agbor*, die wordt geïnterviewd terwijl hij en zijn crew hout aan het laden zijn. Dat hebben ze de afgelopen drie maanden, kamperend in het park, gezaagd. Een stempel van de Forestry Commission siert zijn lading.

Terwijl we de dageraad boven het bos zien opkomen, start de vrachtwagen en vertrekt. Het is één van de meerdere vrachtwagens die we zouden zien wegrijden.

Politieke wil

In Oeganda benadrukt secretaris Alfred Okot Okidi van het ministerie van Milieu dat zijn land de ‘politieke wil’ heeft om de illegale houtkap te stoppen. ‘Misschien zijn er machtige mensen bij betrokken, maar wie in dit land is machtiger dan de president? De president is degene die de politieke wil toont. Hij beloofde 2000 nieuwe milieubeschermingspolitieagenten uit te sturen om de daders op te sporen.’ Momenteel beschikt Oeganda over 161 milieubeschermingsfunctionarissen.

‘Wie is machtiger dan de president?’

Toch is het onwaarschijnlijk dat meer politie het probleem zal oplossen. Want behalve slecht bestuur, corruptie, monocultuur en de macht van maffia’s, is het patronagesysteem mogelijk de belangrijkste oorzaak dat de ‘groene’ bosbouwprojecten mislukken. Bij dat systeem wordt de staatskas grotendeels gevuld met de verkoop van natuurlijke hulpbronnen.

Vóór het verbod op houtkap werden de royalty’s uit de houtwinning in de bossen fiftyfifty verdeeld onder de dorpshoofden en de deelstaatregering van Cross River. De deelstaat had gehoopt dat verlies te compenseren met de REDD+-financiering, maar dat gebeurde niet (zie kader).

‘Dat geld hebben we nooit gekregen’

Gevraagd waarom de Nigeriaanse staat Cross River grote bosgebieden heeft gekapt voor vervuilende en houtkappende zakenpartners, midden in een REDD+-voorbereidingsfase, zegt voormalig woordvoerder van de deelstaatregering, Christian Ita, dat ‘we dat (REDD+) geld nooit hebben gekregen’.

Hij voegt eraan toe dat ‘de uitgaven aan consultancy door de VN iets anders is dan geld geven aan de staat.’

De Nigeriaanse ‘contactpersoon voor REDD+’, Bridget Nkor, schrijft in antwoord op vragen dat het ‘programma geen mislukking was, want capaciteit en gereedheid werden wel opgebouwd’, maar dat ‘er nooit fondsen aan de staat zijn gegeven voor verdere activiteiten.’

Ze zei ook dat het niet kan dat ‘dorpsgemeenschappen na het programma slechter af zijn’, omdat het programma ‘nooit werd geïmplementeerd.’

Vanuit Oeganda reageerde alleen legerwoordvoerder Akiki Deo. Hij zei dat met betrekking tot berichten dat hoge officieren betrokken zijn bij houtkap, ‘helaas niemand naar voren is gekomen om (die berichten) te onderbouwen of aangifte te doen.’

Deo zei voorts dat ‘de militaire leiders die in het gebied wonen daar zijn zoals alle andere burgers.’ Op de vraag of hij specifieke vragen aan generaal Salim Saleh, de broer van de president, had doorgegeven, met een verzoek om commentaar op beschuldigingen van houtkap aan zijn adres, zei hij dat ‘Saleh niet met de media spreekt.’

In beide landen reageerden de meeste staatsfunctionarissen die om commentaar werden gevraagd niet op vragen die per e-mail en WhatsApp werden verzonden. Dat deden de Wereldbank, de FAO en het UN REDD+-secretariaat ook niet.

Aan de Oegandese kant zouden lokale districten die voorheen geld verdienden met belastingen op bosproducten, en die nu deze bron van inkomsten zijn kwijtgeraakt, geneigd kunnen zijn om ook hier de vrachtwagens officiële labels en vergunningen te bieden in ruil voor geld.

Maar essentiëler nog: hoe kan de houtskoolhandel in dit land echt worden gestopt als de ruime meerderheid van de bevolking het nog steeds nodig heeft om te koken?

‘In dit land is er één tafel waar de ministers en generaals eten. Rondom hen verdringen hun ambtenaren zich om kruimels.’

Sinds de president een verbod op houtkap uitvaardigde, zijn de houtskoolprijzen hier in het noorden, waar 40% van het ‘zwarte goud’ dat in de hoofdstad Kampala te koop is, vandaan komt, sterk gestegen. Dat wakkert de plunder nog meer aan.

‘We hebben alternatieve inkomsten en elektriciteit nodig’, zegt Zoka Forest-activist William Amanzuru. ‘Maar we krijgen niet de irrigatie die ons zou helpen bij het planten en bewerken, laat staan elektriciteit. Onze president komt niet met plannen voor een dergelijke ontwikkeling. In dit land hebben we maar één grote tafel waar de ministers en generaals aan eten. Rondom hen verdringen hun ambtenaren zich om kruimels.’

Een dunne rand van bomen

Sinds Oeganda en Nigeria geld begonnen te ontvangen om de ontbossing tegen te gaan, is het verlies aan bos in beide landen aanzienlijk toegenomen.

Amanzuru is van mening dat, zolang de staat op deze manier functioneert, de groene donorpartnerschappen niet meer inhouden dan ‘wat gezellig doen op conferenties.’

‘De website van het ministerie van Milieu geeft niet de realiteit in Oeganda weer’ , zegt hij. ‘Dat is windowshoppen met mensen die geld naar het ministerie brengen. Ze maken foto’s en glimlachen bij evenementen in luxehotels, waar de minister spreekt. De minister zal op de COP trots vertellen hoe Oeganda een houtskoolverbod heeft. Met tientallen mensen zullen ze hier op bezoek komen, maar er zal niemand uit ons gebied bij zijn. De mensen hier weten niet eens dat dat gebeurt.’

De enige oplossing die hij ziet is directe steun aan lokale gemeenschappen. ‘Als ze ons kunnen helpen met irrigatie, zou dat geweldig zijn.’

‘De begunstigden zijn rijk en hebben goede connecties.’

Blijf op de hoogte

Schrijf je in op onze nieuwsbrieven en blijf op de hoogte van het mondiale nieuws
Ook collega-activist Arthur Owor van Save the Trees in het Gulu-district gelooft dat kleine initiatieven die rechtstreeks samenwerken met gemeenschappen meer helpen dan de grote programma’s die lijden onder ‘elite capture’, zoals hij het noemt.

‘Dat deze projecten van de website van het ministerie van Milieu bestaan zal voor de lokale bevolking volkomen onbekend zijn.’

Zijn actiegroep kent de identiteit van enkele begunstigden van een recent project, zegt hij, maar die ‘zijn rijk en hebben goede connecties.’

Dat komt overeen met wat districtsfunctionaris Martin Anywar in Kitgum, honderd kilometer verderop in het noordoosten, zei: een recent FAO-programma voor het planten van bomen ter waarde van 5 miljoen dollar subsidieerde in zijn streek alleen ‘mensen die al rijk zijn’.

Als we het bosgebied van Gulu verlaten, zien we aan de rivieroever een dunne rand van net geplante bomen. Het is het enige teken dat we zijn tegengekomen van een project dat het ministerie van Milieu uitvoerde.

*Om veiligheidsredenen is deze naam gefingeerd.

Het Nigeriaanse deel van dit verhaal kwam tot stand met steun van het Rainforest Journalism Fund in samenwerking met het Pulitzer Center.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.