MO* bezocht projecten van herbebossing of ‘vermeden bebossing’ in Congo
Koolstofkredieten in Congo: boerenbedrog of net een redding voor het Congolese woud?
Kunnen koolstofkredieten een deel leveren van de miljarden die nodig zijn om het Congolese woud te redden? Dat moet nog blijken. MO* trok naar Congo en zag er zowel hoopvolle projecten als struikelblokken. Maar kunnen we het ons permitteren om het systeem van koolstofkredieten niét te gebruiken?
De projectleider van de beschermingsconcessie Safbois Emmanuel bij de machines van het houtkapbedrijf Safbois
© Bart Lasuy
Om het Congolese woud en andere belangrijke bossen te redden, zijn vele miljoenen, zelfs miljarden nodig. Kunnen koolstofkredieten daar een deel van leveren? MO* trok naar Congo en zag zowel hoopvolle projecten als struikelblokken. Welk deel van de opbrengst van koolstofkredieten moet terugvloeien naar de gemeenschap? En kunnen we het ons permitteren om dit instrument niét te gebruiken?
Jurgen Heytens, bevlogen Gentenaar en aanjager van de Belgische herbebossings-ngo Faja Lobi, is een man met een plan. Met zijn project plantte hij al zo’n 4000 hectare bos aan in de savannes van de provincie Kwilu in het westen van Congo. De bossen hebben intussen al vele duizenden ton CO2 opgeslagen.
Om te berekenen hoeveel de bossen hebben opgeslagen, nodigde Faja Lobi de consultants uit van South Pole, een van ’s werelds grootste ontwikkelaars van klimaatprojecten uit. Uit hun berekeningen leerde Heytens dat er vanaf 2024 jaarlijks makkelijk 100.000 dollar, en nadien gestaag meer, naar Faja Lobi zou vloeien.
Achter koolstofkredieten gaat een marktlogica schuil. Het uitgangspunt is dat je een euro moet inzetten waar die het grootste verschil kan maken.
‘Met die verkoopopbrengst van onze koolstofkredieten gaan wij de uitbouw van onze boslandbouw ondersteunen. Een wasserij voor de koffieplantage, een depot voor maniok, een meelmolen… Noem maar op. We keren het geld niet uit aan de gemeenschappen, maar we zorgen in onderling overleg voor de nodige infrastructuur. De mensen beslissen dus zelf mee waarin we het geld investeren. De clans die hun gronden in concessie gaven, hebben ook een stem in de vzw. Op die manier krijgt het bos waarde voor hen en genereren ze inkomsten als ze het níet kappen.’
Veel hangt daarbij af van de prijs op de vrijwillige koolstofmarkt, waarbij South Pole er van uitgaat dat 8 dollar per ton een realistische verwachting is. Heytens gelooft in het nut van koolstofkredieten. Maar tegelijk liggen die kredieten zwaar onder vuur. Hoe zit de vork nu precies aan de steel?
Koolstofkredieten?
Bosbescherming in Congo kan op vele manieren. Met een energiebeleid dat een alternatief biedt voor houtskool. Of met een landbouwbeleid dat niet meer steunt op het kappen en verbranden van bos. Maar er zijn dus ook de zogenaamde koolstofkredieten.
Hoe die tot stand komen, is behoorlijk taaie materie. Een poging tot korte en bondige samenvatting: de klimaatverandering wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de verzadiging van de atmosfeer met koolstofdioxide, ofwel CO2. Wie koolstof uit de lucht opneemt, bijvoorbeeld door bosbouw of door boskap te vermijden, kan die inspanning uitdrukken in tonnen CO2 die worden opgeslagen in de bomen.
Die inspanning (dus x-aantal ton CO2) wordt vervolgens op de internationale koolstofmarkt verkocht aan de hoogste bieder. De kopers zijn dikwijls rijke ondernemingen of staten die hun eigen uitstoot niet voldoende verminderen en deze daarom met koolstofkredieten willen compenseren. Bijvoorbeeld: een bedrijf dat pakweg 10.000 ton CO2 uitstoot, claimt klimaatneutraal te zijn door elders 10.000 ton aan CO2-reducties te kopen.
Achter koolstofkredieten gaat dus een marktlogica schuil. Het uitgangspunt is de overtuiging dat je een euro moet inzetten waar die het grootste verschil op het vlak van CO2-reductie kan maken. Die reductie kan gebeuren door herbebossing of door vermeden ontbossing.
Maar dat laatste is moeilijker te bewijzen. Je moet dan al een geloofwaardig basisscenario kunnen vastleggen, waarbij je aantoont dat het project ervoor gezorgd heeft dat er minder ontbossing plaatsvond.
Écht klimaatneutraal?
Bovendien staat of valt het systeem van koolstofkredieten met de geloofwaardigheid van de certificatie van de CO2-opslag. Daarbij kan het alle kanten op. Je hebt cowboys die, zonder overtuigende bewijzen, claimen dat ze klimaatneutraal zijn op basis van koolstofkredieten die niet ernstig gevalideerd zijn. Dat is dan pure greenwashing: de praktijk wordt gepresenteerd als milieuvriendelijk, maar is het niet.
Daarnaast heb je ook strengere certificatiestandaarden, zoals Verra of Gold Standard.
Onlangs pakte de Britse krant The Guardian uit met onderzoek dat de claims van Verra over vermeden ontbossing sterk in vraag stelde. Een cruciaal punt van kritiek was de geloofwaardigheid van het basisscenario voor ontbossing.
Een andere kritiek luidde dat de verificatie maar om de tien jaar gebeurt. Ze brengt daardoor onvoorspelbare gebeurtenissen, zoals de verkiezing van de Braziliaanse president Jair Bolsonara en diens aanmoediging om het Amazonewoud te kappen, niet in kaart .
Verra kondigde intussen aan dat de verificatie voortaan om de zes jaar zal gebeuren. ‘Dat is wellicht wenselijk’, meent Antoine Geerinckx van South Pole. ‘Maar je moet er dan wel rekening mee houden dat een groter deel van de opbrengsten naar de certifiërende instanties zal gaan.’ Vandaag vragen ze al makkelijk een kwart van de opbrengst.
Hout levert de voornaamste energie voor de meeste Congolezen
© Bart Lasuy
Van houtkap naar bescherming
Er zijn veel verschillende actoren in Congo die koolstofkredieten tot stand kunnen doen komen. Een voorbeeld zijn de zogenaamde concessions de conservation (vrij te vertalen als ‘beschermingsconcessies’). De Congolese staat heeft de voorbije vijftien jaar 26 beschermingsconcessies toegekend, al heeft een ministeriële herzieningscommissie dit voorjaar de meerderheid ervan beëindigd of tijdelijk stilgezet.
Beschermingsconcessies kunnen maar succesvol het woud beschermen als de licentiehouder de bevolking betrekt in het ruimere verhaal. De Congolese burgers moeten worden bijgestaan in hun zoektocht naar een ontwikkelingspad dat welvaart brengt en dat tegelijk het woud intact laat. De opdracht is om de bevolking uit te leggen wat de koolstofhandel is en om mensen duidelijk maken dat gezamenlijk bosbeheer geld kan opbrengen voor hen.
‘Je moet aan de lokale gemeenschappen uitleggen dat je dit samen doet. “Jullie zijn partners, jullie rol is groot”’, zegt Jennifer Holland van Zamba Consulting, die voor meerdere van zulke concessies advies heeft gegeven. ‘Alleen zo zullen mensen bereid zijn om hun manier van landbouw bedrijven volledig om te gooien.’ De traditionele zwerflandbouw in Congo en elders schept vruchtbare landbouwgrond door woud te kappen, te laten drogen en in brand te steken.
Sommige van die beschermingsconcessies zijn oude houtkapconcessies die omgezet worden, vaak pas nadat de eigenaar de beste bomen al gekapt en verhandeld heeft.
We bezoeken zo’n concessie in Isangi, in de centraal gelegen provincie Tshopo. De Amerikaanse familie Blattner heeft er met haar bedrijf Safbois van 2000 tot 2008 bomen gekapt en heeft er nu nog grote palmplantages en een palmoliefabriek. Haar oude kapconcessies – met een oppervlakte van 348.000 hectare, dat is groter dan een Belgische provincie — zette de familie in 2009 om in een beschermingsconcessie.
Tijdens ons bezoek stellen we vast dat het verleden van boskap nog steeds niet is verteerd. De lokale chef Ngwangwa Icombé van de collectivité Balukolambila heeft geen goede herinneringen aan de kapconcessie: ‘De gouverneur kreeg geld om de kapvergunning erdoor te duwen. We werden als gemeenschappen onder grote politieke druk gezet, haast verplicht om te tekenen om de roofbouw op onze bossen te aanvaarden. We kenden onze rechten ook niet goed.’
De relatie met Safbois, de onderneming van de familie Blattner, zat niet goed. ‘Het bedrijf kwam zijn verplichtingen niet na, zoals de bouw van scholen en gezondheidscentra. We werden als het ware uit onze eigen bossen verjaagd en stonden machteloos.’
Toen de kapconcessie werd omgezet in een beschermingsconcessie, was de chef verrast. ‘Wij hebben ons daartegen verzet. Je hebt eerst tegen onze wil in onze bossen gekapt, dan heb je het recht niet meer om hier te komen.’ Jennifer Holland, die de Blattners adviseert en het project opvolgt, legt uit dat de familie op deze manier een ‘positieve erfenis’ wil nalaten.
Het project slaagde er vrij snel in om 2,5 miljoen ton CO2 aan koolstofkredieten te laten certifiëren. De auditeur was toen de Rainforest Alliance. Die certificatie was mede gebaseerd op de omzetting zelf: als Safbois stopt met kappen, verdwijnen er natuurlijk minder bomen. Als er bovendien minder wegen worden aangelegd voor de boskap, zal ook de bevolking de zone minder snel exploiteren voor landbouw en houtskool.
De 2,5 miljoen ton CO2 werden verkocht aan gemiddeld 1 dollar per ton — op dat moment lag de prijs voor koolstofkredieten nog heel laag. Holland: ‘Soms ging het om Amerikaanse universiteiten die 100 ton voor 70 cent per ton kochten.’
12,5% van die verkoopopbrengst werd gebruikt voor de gemeenschappen. Dat geld moest de bevolking helpen en motiveren om niet langer het bos te kappen voor landbouw en houtskool, de belangrijkste energiebron. Om zo dan bijkomende koolstofkredieten te verdienen.
Dat is niet gelukt. ‘We slagen er niet in om nog koolstofkredieten te laten certifiëren’, verzucht Jacques Ipoma, de directeur van het project. ‘Daardoor kunnen we onze sociale doelstellingen moeilijk bereiken. We houden nog personeel in dienst en verrichten nog wat activiteiten, maar we dreigen in een vicieuze cirkel te belanden. De gemeenschappen hebben veel noden en verwachtingen. Ze begrijpen niet dat het niet lukt.’
Holland wijdt die problemen onder meer aan het verkeerd ingeschatte basisscenario voor ontbossing. ‘De ontbossing werd veel te laag ingeschat. In het scenario werd er haast van uitgegaan dat er geen zwerflandbouw was, die neerkomt op het afbranden van woud voor landbouwdoeleinden. Maar die was er wel degelijk. Daardoor hebben we eigenlijk tien jaar lang geen koolstofkredieten geleverd.’
Partnerschap
‘Desondanks,’ vervolgt Ipoma, ‘hebben we geprobeerd om aan onze doelen voor de gemeenschappen te voldoen. De bouw van een school, landbouwondersteuning, rupsenbomen, visvijvers, enzovoort.’
Dat is ook wat de lokale werkleider Emmanuel ons toont als we ter plekke zijn. Visvijvers, koffiebomen ter verrijking van de landbouw… Er ontstaat een onderdrukt gelach wanneer ik vraag of dat volstaat om te stoppen met het bos in brand te steken om vruchtbare landbouwgrond te krijgen. Die lach ontgaat onze begeleider Emmanuel niet. Hij reageert door te stellen dat ‘zero-ontbossing nergens bestaat’.
Het mag duidelijk zijn: dit is geen volwaardig partnerschap om samen koolstofkredieten te realiseren.
Het bezoek aan het dorp Yafunga, waar zich destijds het hoofdkwartier van het houtbedrijf bevond, is in zekere zin veelzeggend. De machines waarmee de houtkap werd verricht, staan er te vergaan als schaduwen uit het verleden, terwijl het groen hen overwoekert.
Wanneer we even later met de chef van Yafunga praten, blijkt heel wat ontevredenheid: ‘De ons beloofde school is nog altijd niet af. Er is alleen een ruwbouw. Ik heb eigenlijk weinig aan dit project. We hebben meer aan de palmoliefabriek. We zouden een recht van gebruik krijgen van 1 miljoen Congolese frank (omgerekend zo’n 5000 euro) maar we kregen slechts 300.000 frank.’ Emmanual reageert daarop door te stellen dat wie teveel bos kapt, minder ontvangt.
Het mag duidelijk zijn: dit is geen volwaardig partnerschap waar beide kanten samen koolstofkredieten realiseren. Dat is ook wat Jennifer Holland ons vooraf had gezegd: ‘De communicatie kan nog stukken beter. Burgers moeten echte partners worden. Zover zijn we nog echt niet.’
Als we terug in België zijn, einde maart, blijkt dat de ministeriële commissie ter herziening van de woudconcessies alle beschermingsconcessies, op twee na, beëindigd of on hold gezet heeft. Ook de concessies van Safbois zijn stopgezet. Het is niet duidelijk hoe het verder moet met het project.
Landbouw gaat gepaard met houtkap
© Bart Lasuy
100 miljoen euro inkomsten
Een beschermingsconcessie die wél koolstofkredieten weet te genereren, is het project ERA in de provincie Mai Ndombe, in het centraal-westen van Congo. Het laatste monitoringrapport van ERA heeft het over 22 miljoen ton CO2 die dankzij het project vermeden zouden zijn tussen 2017 en 2020. Dat is vooral ook te danken aan het gunstig ingestelde basisscenario — de zogenaamde baseline van ontbossing zonder het project die in dit geval uitging van veel zwerflandbouw: als het project er dan voor zorgt dat er minder ontbost wordt dan het basisscenario, schept het koolstofkredieten en rinkelt de kassa.
Aan de geldende prijzen spreken we daarmee over 100 miljoen euro inkomsten voor deze zone, die 249.000 hectare groot is en een bevolking van 100.000 mensen telt.
Hier, net zoals elders, is de zwerflandbouw de voornaamste bron van ontbossing. Die zou hier door intensieve begeleiding met twee landbouwkundigen per dorp sterk verminderd zijn. Er zijn heel wat scholen en gezondheidscentra gebouwd. In Nioki vangen we bij het middenveld een vage echo op dat de mensen veel gesteund worden in het ERA-project. Toch krijgen we geen antwoord op onze vragen over de verdeling van de opbrengsten aan het management van ERA of de SCS Global Services dat een van de laatste rapporten over ERA schreef.
De bevolking blijft een van de armste ter wereld, staat in het monitoringrapport te lezen. De kindersterfte onder de vijf jaar zit op 220 per 1000 kinderen, ook dat is een van de hoogste cijfers ter wereld.
De Congolese minister van Milieu Ève Bazaiba was bijzonder lovend over ERA. Ze noemde het zowat het enige project dat de regels volgt en voldoende middelen aan de Congolese staat geeft. Ook de herzieningscommissie van de concessies bevestigde de ERA-concessie, met felicitaties, terwijl zowat alle andere beschermingsconcessies minstens on hold werden gezet.
‘Dat het project 4 miljoen dollar doorspeelde aan de provincie en een niet gekend bedrag aan het ministerie’, zoals een insider ons vertelt, speelt daarbij wellicht mee. Of die betalingen reguliere taksen zijn, betaald volgens de regels, dan wel andere soorten betalingen, is niet duidelijk.
Ecomakala
Het project Ecomakala, in de wijde omgeving rond de stad Goma in de oostelijke provincie Noord-Kivu, is dan weer een heel ander verhaal. MO* bezocht het project meermaals.
Dit project van het Wereldnatuurfonds (WWF) motiveerde boeren om op stukken grond, vaak moeilijk te bewerken percelen, snelgroeiende bomen te planten. Vooral eucalyptus. De bedoeling was om ecologische houtskool, ofte “ecomakala”, voort te brengen. Door plantages aan te leggen zou de bevolking minder moeten terugvallen op de houtskool uit het Virungapark, dat beschermd en bedreigd Unesco-Werelderfgoed is.
Een tweede luik van het project was de verdeling, en in een later stadium ook de productie, van verbeterde ovens. Die moeten het rendement van de houtskool verhogen.
‘Het moest gaan om grote percelen waar 10 jaar eerder géén bos stond. Als daarvan geen goede satellietbeelden bestonden, werd het niet goedgekeurd.’
Het derde luik betrof de aanvraag van koolstofkredieten voor de intussen 13.000 hectare bosjes en bossen, de 700 ton ecologische houtskool en de 90.000 verbeterde ovens die verkocht werden. Die aanvraag werd geïnitieerd door de provinciale autoriteiten van Noord-Kivu. Zij vroegen de hulp van het Brusselse expertenbureau CO2logic (dat intussen opging in Southpole) om de realisaties van koolstofopslag te certifiëren en te vertalen in aantal ton CO2. Die CO2 kon dan verkocht worden aan de meest biedende op de vrijwillige koolstofmarkt.
‘Wij werken met de certificatiestandaard Gold Standard omdat daar de eisen het hoogst liggen’, zegt Herman Noppen van Southpole. ‘Die geeft de beste garanties dat het om echte realisaties gaat.’
‘In dit geval moest het gaan om percelen van minstens 1,25 hectare waar 10 jaar eerder geen bos stond’, verduidelijkt Noppen de certificatie van de Ecomakala-koolstofopslag. ‘Als daarvan geen goede satellietbeelden bestonden, werd het niet goedgekeurd. Bovendien werd een gemiddelde berekend van de omvang van de bomen, waarvan een deel om de zoveel jaren gekapt wordt om houtskool van te maken.’
‘Uiteindelijk werd op die manier 220.000 ton gecertifieerd. Daarvan kon maar 80% (ofte 176.000 ton, red.) worden verkocht. De overige 20% wordt bijgehouden als buffer voor het geval er met de gecertifieerde bossen verkeerde dingen gebeuren. Er moet immers permanent een bepaalde hoeveelheid extra bos overeind blijven staan.’
Via CO2logic/Southpole werd een koper voor de koolstofkredieten gevonden; het Belgische chemiebedrijf UCB. ‘De marktprijs bedroeg toen zo’n 5 dollar per ton, maar UCB is daarboven gegaan’, vertelt Noppen.’ De overeenkomst met hen laat me niet toe om hierover meer te zeggen.’ Dat betekent dat de verkoop minstens 1 miljoen dollar moet hebben opgebracht. Mocht UCB 10 dollar betaald hebben, gaat het zelfs om 1,7 miljoen dollar.
De opbrengst van de verkoop van de kredieten wordt in dit project niet verdeeld onder de boeren/eigenaars van de bomen. Omdat zij eerder sterk bijgestaan werden door WWF om de bomen te planten, en omdat ze met de verkoop van de houtskool al verdiend hebben aan het project. ‘Het is de bedoeling dat ook andere boeren nu dezelfde kans krijgen,’ zegt Thierry Lusenge, die bij WWF het project opvolgde — maar intussen voor Southpole werkt.
Wat er met die opbrengst gebeurt, beslist de stuurgroep van het koolstofproject van de provincie Noord-Kivu. Die bestaat in meerderheid uit vertegenwoordigers van de diverse ministeries maar ook uit vertegenwoordigers van WWF en organisaties uit het middenveld. ‘Zij stellen een plan op over wat er met die opbrengsten moet gebeuren,’ verduidelijkt Noppen.
‘Maar voor ons is het duidelijk,’ vervolgt hij, ‘dat dezelfde activiteiten moeten worden voortgezet. Meer herbebossing, meer verbeterde ovens, meer ecomakala, meer biogas, meer elektrische kooktoestellen… Zo moet een positieve cirkel ontstaan.’ Noppen is zo eerlijk te verklaren dat de benutting van die middelen beter had gekund. ‘We hebben te snel een groot bedrag toegekend. Daar zijn 500 hectaren nieuwe bossen mee geplant, maar het gaat meer kunnen zijn. Er zijn teveel functioneringskosten aangerekend, het had gekund met één wagen in plaats van drie, om maar iets te zeggen.’
Natuurlijk is het voor Soutpole niet evident om aan de provinciale regering te vertellen hoe ze de middelen moet besteden. Noppen: ‘Het helpt dat Thierry Lusenge, die het project lang heeft geleid en afkomstig is van de regio, het nu vanuit Southpole mee begeleidt.'
'Regeringen hebben er ook belang bij om hun reputatie op dit gebied hoog te houden. Zimbabwe heeft op een bepaald moment de opbrengst van koolstofkredieten oneigenlijk gebruikt. Op korte termijn is dat misschien interessant, op langere termijn niet. Want je ondergraaft meteen de waarde van de koolstofkredieten als je ze gebruikt voor de verkeerde zaken.’
Wel of geen koolstofkredieten?
Er is nog werk aan het systeem van koolstofkredieten. Zelfs de certificatiestandaarden die veel erkenning genieten, zoals Verra, maken fouten. Ze certifiëren zogenaamd vermeden ontbossing die na enkele jaren al afgebrand of gekapt blijkt te zijn. Dat vernemen we via een toevallig samenwerkingsverband tussen een aantal wetenschappers en een krant. Het is een pijnlijk gebeuren en ondergraaft de geloofwaardigheid van koolstofkredieten om ontbossing tegen te gaan.
‘De voorbije jaren nam de vraag toe, en dus ook de prijs van koolstofkredieten’, zegt Antoine Geerinckx van Southpole. ‘Dat biedt meer mogelijkheden tot ontwikkeling van de lokale gemeenschappen. Maar na de publicatie van het onderzoek van The Guardian daalden de prijzen weer.’
Dat kan kloppen, maar de oplossing kan natuurlijk nooit zijn om de ogen te sluiten voor gemaakte fouten. Zeker omdat er heel wat koolstofkredieten zijn die nog minder goed gecertifieerd zijn dan die door Verra of de Gold Standard. Als bedrijven zulke koolstofkredieten kopen, doen ze aan pure greenwashing.
Een ander argument tegen de koolstofkredieten is dat bedrijven en landen beter hun eigen uitstoot verminderen dan die te willen compenseren door elders kredieten te kopen. Iemand als Jurgen Heytens, de bevlogen Gentenaar van herbebossingsproject Faja Lobi, werpt daar tegen op dat veel van die emissies niet meteen zullen en kunnen verdwijnen.
Vanuit de noden in het Zuiden, stelt Heytens, is het te verkiezen is dat rijke actoren koolstofkredieten kopen om zich nu al te kunnen tooien met klimaatvriendelijke veren, in afwachting dat ze tevens de eigen uitstoot uitdoven.
Die bedenking raakt aan de andere andere kant van de berekening. We probeerden vorig jaar al met MO* in kaart te brengen hoeveel middelen er naar een land als Congo gaan om de immense wouden te beschermen. We kwamen tot de vaststelling dat er de voorbije jaren, als je alles samentelt, niet meer dan 100 miljoen dollar internationale middelen aan dat objectief zijn besteed. Dat is net iets meer dan 1 dollar per Congolees.
Wie gelooft dat dit kan volstaan om de Congolese bevolking, die snel aangroeit en een van de armste ter wereld is, te overtuigen om hun natuurlijke bossen niet te kappen? Terwijl zowat alle andere volkeren dat laatste intussen al wél gedaan hebben?
Koolstofkredieten kunnen een manier zijn om meer geld naar de eerste long van de wereld te krijgen. Maar het instrument is niet af, er is werk aan. Als we willen dat dit instrument beter werkt, moet er dan niet harder aan gewerkt worden?
Ook Herman Noppen, die voor Southpole dagelijks werkt met de standaard, erkent dat er best meer transparantie en structuur zoumoeten komen. ‘Het is moeilijk uit te leggen dat je met de ene standaard meer koolstofkredieten produceert dan met een andere.’
Moeten overheden, wetenschappers en middenveld niet voluit betrokken worden bij het perfectioneren van dit instrument? Koen Schoors, professor economie aan de UGent, vraag zich af of er er geen grondiger en geautomatiseerde metingen haalbaar zijn met behulp van constante monitoring van satellietenbeelden gecombineerd met artificiële intelligentie. Dat wordt in de toekomst inderdaad erg belangrijk, erkent Herman Noppen, maar de beeldvorming is nu dikwijls nog te onnauwkeurig daarvoor.
Bossen van en voor de gemeenschap
Een belangrijke vraag bij het systeem van koolstofkredieten is hoe de opbrengsten ervan verdeeld worden. Dat hangt onder andere af van eigendomsstructuren en institutionele regelingen.
Een opmerkelijk vernieuwing in Congo op dat vlak zijn de zogenaamde concessies voor lokale gemeenschapsbossen. Die geven lokale gemeenschappen een juridische eigendomstitel voor de wouden die ze dikwijls al lange tijd bewonen en beheren. ‘Het is iets waar we als middenveld lang voor geijverd hebben’, vertelt Sagesse Nziavake van de internationale ngo Tropenbos International. Zij begeleidt in de provincie Tshopo meerdere gemeenschappen met gemeenschapsbossen.
Sagesse Nziavake van Tropenbos legt uit dat een lokaal gemeenschapsbos de lokale gemeenschap zeggenschap geeft, maar geen garantie biedt op de bescherming van het bos
© Bart Lasuy
‘In 2014 werd een wet op de gemeenschapsbossen goedgekeurd op nationaal niveau. Die moet voorkomen dat de staat gronden in concessie geeft aan derden buiten de lokale gemeenschappen om. Natuurlijk bestaat er zoiets als voorvaderlijke gewoonterechten maar de wet is sterker dan dat, en daarom verkieslijk.’
De wet voorziet dat er in elk gemeenschapsbos een zone voor lokale ontwikkeling moet zijn, een zone voor de ambachtelijke exploitatie van hout en een beschermde zone. ‘Wel is het niet wettelijk bepaald welk percentage er beschermd moet worden’, zegt Nziavake. ‘Dat percentage kan dus ook nul zijn. Wij streven ernaar dat 10% beschermd wordt.’
De gemeenschapsbossen geven kleine gemeenschappen in bosrijke gebieden zoals Tshopo zeggenschap over grote wouden. In Basugo leven 1200 mensen in een gebied van 160.000 hectare. Het is voor 97% bedekt met bos. Daarvan kon de gemeenschap, met de hulp van Tropenbos International, recent 49.500 hectaren laten erkennen als hun gemeenschapsbos.
‘We zijn rijk, en het bos is onze bank, dat klopt’, zegt de voorzitter van het beheerscomité van het gemeenschapswoud. ‘Maar die rijkdom vertrekt. Wij blijven onder een rieten dak wonen, terwijl onze bossen anderen helpen. Door het gemeenschapsbos kunnen anderen hier niet zomaar meer komen kappen. Dat gebeurt nu minder dan vroeger.’
‘Verder krijgen we steun van Tropenbos om cacao en palmbomen te planten, wat ons inkomen verhoogt’, vertelt de voorzitter ons. ‘En we leren onze wouden beter beheren.’ Er is een beheersplan gemaakt waarbij de eerste vijf kilometer van de weg gelden als landbouwgebied. Daarna volgt een zone voor ambachtelijke houtproductie, jacht en pluk. Het verst gelegen gebied wil men beschermen.
Toch blijkt een aanpalende gemeenschap soms gebruik te maken van hun meer afgelegen bossen. Bovendien blijkt de ‘chef de secteur’, die formeel gezien niet langer het recht geeft om anderen jacht- of kapvergunningen te geven, dat toch nog te doen, op een informele manier en tegen een soort betaling. ‘Wij klagen dat aan bij het ministerie, maar kregen tot nu toe geen reactie.’ Met de advocaat van Tropenbos International zoekt de gemeenschap verhaal hogerop.
Hogere overheden talmen ook om de titels voor de vele aanvragen voor gemeenschapsbossen toe te kennen. Er zijn er 26 aangevraagd in de provincie Tshopo en intussen zijn er drie toegekend. Het is duidelijk dat zo’n gemeenschapsbos de verhoudingen verandert en meer macht geeft aan lokale gemeenschappen. Dat botst op weerstand van de partijen die daar iets bij te verliezen hebben.
Drinkwater in de dorpen
Diverse ngo’s zijn, met steun van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, betrokken bij de projecten van Tropenbos International in Tshopo. Johan Slimbrouck van Join for Water licht toe hoe zij naar dit project kijken: ‘Het gemeenschapsbos is een interessante werkvorm. Goede resultaten zijn niet verzekerd, je moet eraan werken. Maar het goede is dat de plaatselijke bevolking echt betrokken wordt.’
Bij onze bezoeken aan de dorpen blijkt telkens weer dat drinkbaar water niet evident is hier. Hele dorpen laven zich aan bronwater dat gewoon uit de grond opborrelt en daar dan een plas vormt. Dat stelt heel wat gezondheidsrisico’s. De mensen in de dorpen stellen expliciet de vraag naar hulp hierbij.
‘We beseffen ook dat gemeenschapsbossen niet per se ontbossing uitsluiten.’
‘We zijn van plan om bij te dragen aan toegang tot drinkwater’, vertelt Harald Van der Hoek van Join for Water: ‘Zowel in het DGD-programma van de Belgische ontwikkelingssamenwerking als in het EU-project hebben we hiervoor middelen voorzien. Vanuit het Vlaams Partnerschap Water voor Ontwikkeling komt er ook een bijdrage als “eigen inbreng” in die projecten. Maar hoe dan ook zal het beschikbare budget te klein zijn om de gehele bevolking in de interventiezone toegang te bieden tot drinkwater.’
Ook Bos+ steunt dit project. Bram Sercu legt uit waarom ze het project steunen: ‘Omdat we voor bosbescherming, herbebossing en boslandbouw gaan. We zijn voor veerkrachtige sociaalecologische systemen en daar kunnen gemeenschapsbossen toe bijdragen. Al beseffen we ook dat gemeenschapsbossen niet per se ontbossing uitsluiten als gemeenschappen zouden beslissen om zich toe te leggen op ambachtelijke houtkap.’
Dit artikel kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.