‘Ook internationale gemeenschap draagt verantwoordelijkheid voor het interne conflict in Libië’
Waarom blijft de chaos in Libië duren?
De Libische hoofdstad Tripoli was dagenlang in de ban van hevig militiegeweld. Wiens verantwoordelijkheid is het en kan het bodemrijke land nog uit de as herrijzen?
Uit een reeks illustraties ‘War and Disaster Art 2011’.
Surian Soosay (CC BY 2.0)
H et sprankeltje hoop dat de top van Parijs in mei voortbracht, door de overeenkomst tussen de vier belangrijke politieke en militaire protagonisten in Libië om op 10 december parlements- en presidentsverkiezingen te organiseren, werd de voorbij dagen aan flarden geschoten door het geweld dat opnieuw opflakkerde in de hoofdstad Tripoli.
Niet dat de Libiërs veel vertrouwen hadden in het plan dat uitgedokterd werd door de Franse president Emmanuel Macron. Als je geen minimale veiligheid hebt, hoe ga je dan stemmen? En zelfs als er gestemd zou worden, zouden de resultaten dan door iedereen gerespecteerd worden? Dat vroeg men zich toen al af.
De nieuwe gevechten zijn in ieder geval een zware klap voor de toch al zwakke regering van nationale overeenkomst (GNA) van Faez Al-Serraj. Ze drukken de wereldleiders met de neus op de bittere werkelijkheid van Libië. Een land dat er maar niet in slaagt om terug op te staan, zeven jaar na de interventie van de NAVO en de uitschakeling van Moammar Khaddafi.
Ontheemden en vluchtelingen
De milities staan in principe onder de vleugel van ofwel het ministerie van defensie of het ministerie van binnenlandse zaken. Maar in werkelijkheid zijn ze autonoom.
Het geweld brak uit op maandag 27 augustus. De Zevende Brigade-militie uit de stad Tarhuna, die op 65 km ten zuidoosten van Tripoli ligt, lanceerde een aanval op rivaliserende milities in de zuidelijke districten van de hoofdstad. Op 29 augustus werd een staakt-het-vuren bereikt maar het werd kort daarna geschonden. Op 2 september kondigde de Presidentiële Raad de noodtoestand af.
Wikimedia Commons
Na negen dagen van geweld telde het ministerie van Gezondheid 61 doden en 159 gewonden, onder wie veel burgerslachtoffers. Op 4 september werd er, na bemiddeling van de VN-missie voor Libië, een nieuw staakt-het-vuren ondertekend. Maar de situatie blijft, volgens de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, volatiel en onvoorspelbaar. De organisatie zegt dat 27 families hun huizen hebben moeten verlaten en toevlucht hebben gezocht in een school.
De vluchtelingenorganisatie zegt hulp te hebben gebracht aan de 2450 migranten die in twee detentiecentra van de overheid vastgehouden worden maar dat ze niet in staat is om voedsel te verdelen in een derde detentiecentrum waar 450 migranten en vluchtelingen vastgehouden worden.
#Libya: over 2,000 displaced, 61 killed, 159 people injured in clashes in Tripoli since Aug 27 (Libyan Ministry of Health).
Pic: migrants walk free along airport road being contended pic.twitter.com/rYSIEnxVMb— francesco strazzari (@franxstrax) September 5, 2018
Geen verrassing
De gevechten in Tripoli kwamen plots maar niet verrassend. Zowel de Zevende Brigade-militie als de milities met wie in Tripoli werd gevochten, staan onder de vleugels van de GNA, de internationaal erkende regering van nationale overeenkomst die in maart 2016 geïnstalleerd werd.
Het is een regering waarvan de leden onder begeleiding en bescherming van gewapende milities hun kantoren in de hoofdstad openden. Die milities staan in principe onder de bevoegdheid van of het ministerie van Defensie of het ministerie van Binnenlandse Zaken. De facto echter zijn deze milities autonoom.
En dat is sinds dag één na de afzetting van Moammar Khaddafi het grootste probleem van Libië.
The current events in #Tripoli is something that was predicted by millions of Libyans (civilians & activists) way before analysts and reporters. Only difference is that nobody listened to Libyans.#Libya
— Fezzan Libya Org (@FezzanLibyaOrg) September 3, 2018
Een strijd om kapitaal en invloed
Wolfram Lacher, onderzoeker bij het Duits Instituut voor Internationale Zaken en Veiligheid (SWP), wees al eerder op de groeiende macht van milities in de hoofdstad Tripoli en riep op om nieuwe veiligheidsmaatregelen te nemen en de grond voor een bredere politieke regeling voor te bereiden.
De groep die toegang heeft tot de staatsinkomsten is nog nooit zo klein geweest sinds de afzetting van Moammar Khaddafi in 2011
In een rapport dat in april werd gepubliceerd, heeft Lacher het over het roven van de staatsfondsen door een handvol lokale milities. De invloed van de milities is sinds de oprichting van de GNA alleen maar groter geworden. De groep die toegang heeft tot de staatsinkomsten is nog nooit zo klein geweest sinds de afzetting van Moammar Khaddafi in 2011, staat er in het rapport te lezen.
Het rapport waarschuwt dat groepen die uitgesloten werden nieuwe allianties aan het smeden zijn om het machtsevenwicht met geweld om te keren.
De Libische advocate en mensenrechtenactiviste Azza Maghur stelt in een tweet vast dat Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk en de VS in hun gezamenlijke veroordeling van het geweld in Tripoli met geen woord reppen over milities of gewapende groepen.
Not one word about militias or military groups! Until when? https://t.co/dcd5pb7Kqh
— Azza Maghur (@azzamaghur) August 29, 2018
Het is logisch dus dat veel Libiërs zich de vraag stellen waarom de NAVO in 2011 luchtaanvallen heeft uitgevoerd om de burgers te beschermen tegen wraakacties van Khaddafi, terwijl de bondgenoten zich nu beperken tot een algemene oproep om de gevechten stop te zetten.
Praten met milities
In het verleden werden pogingen ondernomen om de milities in de politie of het leger te integreren, maar die mislukten. En dat is, volgens Arturu Varvelli, co-directeur van het MENA-centrum verbonden aan het Italiaanse Instituut voor Internationale Politieke Studies (ISPI) en Mateo Villa, onderzoeker bij dezelfde organisatie, te wijten aan het feit dat de poging tot integratie slechts een “technische” poging bleef en geen politieke.
In een analyse die ze in augustus publiceerden, stellen de twee onderzoekers vast dat de negatieve benadering van de gewapende milities, als zijnde criminele groeperingen die de staat bedreigen, geen realistische en geen goede strategie is. Ze vinden dat die mening geen rekening houdt met de soms brede legitimiteit die milities binnen hun lokale gemeenschap genieten.
De internationale bemiddeling in Libië zou, volgens Varvelli en Villa, moeten focussen op de integratie van de gewapende groepen en hen bij de onderhandelingen betrekken om hen van eenvoudige militaire actoren tot politieke actoren om te vormen.
Maar zou zo’n strategie het gebruik van geweld niet alleen maar verder legitimeren en de milities verder versterken?
Onaanvaardbare stilte
‘Het heeft ook geen zin om met milities samen te zitten als landen als de Arabische Emiraten en Saoedi-Arabië hen blijven bewapenen’
Volgens Jalel Harchaoui, een doctorandus in geopolitiek aan de universiteit Paris 8, moeten we niet alleen kijken naar de onvrede bij de milities die benadeeld werden of die niet evenveel toegang hebben gekregen tot de middelen om de opflakkering van het geweld te begrijpen. ‘Er is ook de volkswoede’, zegt hij.
‘Want dezelfde bevolking die blij was met de veiligheid die de regering Al-Serraj meebracht en blij is met de daling van ontvoeringen, terrorisme en criminaliteit, moet na meer dan een jaar eenheidsregering nog altijd urenlang aanschuiven om 400 dinar van de bank af te halen terwijl er genoeg liquiditeit is in de banken’.
‘Er is een discrepantie tussen de privileges die de milities krijgen door de regering te steunen en een oppervlakkige veiligheid te garanderen, en de moeilijkheden die de bevolking in het dagelijkse leven ondervindt.’
De aanval die de Zevende Brigade lanceerde is geen geïsoleerde beslissing, meent Harchaoui. ‘De Zevende Brigade is lang geïsoleerd geweest en is dat de laatste tijd minder en minder, maar er zijn mensen die niet tevreden zijn met de status-quo in Tripoli. Zij hebben belang bij het verzwakken van de regering. Die mensen duwden in de richting van een confrontatie, alleen weten we niet wie ze precies zijn.'
In Libië kan men snel van kamp veranderen. ‘Het heeft ook geen zin om met milities samen te zitten als landen als de Arabische Emiraten en Saoedi-Arabië hen blijven bewapenen’, zegt de Franse onderzoeker.
‘De tragedie die het interne conflict in Libië is, is niet de verantwoordelijkheid van de Libiërs alleen. De internationale gemeenschap en de regionale machten dragen hierin een grote verantwoordelijkheid. Maar die landen benaderen Libië vanuit eigenbelang en doen alles behalve met elkaar praten. Frankrijk spreekt niet met Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten over Libië terwijl het wel bondgenoten zijn. Italië zit in concurrentie met Frankrijk over Libië. Het Verenigd Koninkrijk is erg wantrouwig ten opzichte van het Franse initiatief.’
‘Er is een kakofonie tussen de buitenlandse spelers en dat moet ophouden’, vindt Harchaoui. ‘Want het land is aan het afglijden naar een meer dagelijks, een meer gebagatelliseerd geweld en dat is erg gevaarlijk.’