Meer mijnbouw met minder rechten: de pandemie levert zeker één grote winnaar op

Analyse

‘Wie een gezond systeem wil, mag niet vertrouwen op mijnbedrijven gedreven door de jacht naar winst’

Meer mijnbouw met minder rechten: de pandemie levert zeker één grote winnaar op

Meer mijnbouw met minder rechten: de pandemie levert zeker één grote winnaar op
Meer mijnbouw met minder rechten: de pandemie levert zeker één grote winnaar op

Terwijl overal ter wereld het publieke leven op slot zit, mag de mijnsector volop draaien. Die kan profiteren van het feit dat overheden minder restricties toepassen. ‘Mijnbouw is essentieel’, ook al gaat dat ten koste van arbeidsrechten, gezondheid en milieu. ‘Gezondheid moet eerst komen.’

![© David Mercado / Reuters](//images.mo.be/sites/default/files/styles/3_2_standard_photo_format__wide_/public/field/image/65532_133085_0wKVQ2.jpg?itok=kgYKRVDC " Wereldwijd heeft elke mijnprovincie haar eigen term voor "reactivación". Ook in Bolivia protesteerden in juli mijnwerkers tegen zo'n heropening.")

Wereldwijd heeft elke mijnprovincie haar eigen term voor “reactivación”. Ook in Bolivia protesteerden in juli mijnwerkers tegen zo’n heropening.

© David Mercado / Reuters

Wereldwijd buit de mijnindustrie de coronacrisis in haar voordeel uit. Mijnondernemingen willen méér produceren met minder restricties. Overheden zijn geneigd dat toe te staan. Maar talrijke mijnsites zijn coronaclusters. Bovendien gaat het werk gepaard met vervuiling die de gezondheid en de immuniteit van de plaatselijke bevolking aantast. Actiegroepen vinden dat de crisis tot een omslag moet leiden, naar een economie die meer grondstoffen recycleert. ‘De gezondheid van de mensen komt eerst. Zonder uitzondering.’

Terwijl onze westerse klok de overstap naar de wintertijd maakt, vlucht Merah Johansyah uit Jakarta en duikt hij onder. Vier dagen later praten we via een beveiligd kanaal. Merah coördineert JATAM, het Indonesische netwerk tegen misbruiken van de mijnindustrie.. JATAM licht oligarchen onverbiddelijk door, hun onthullingen steken. Intimidaties zijn niet nieuw, maar nu is Merah ook digitaal bedreigd. ‘Vrienden zeiden: Hou je een tijd stil, denk aan je veiligheid en je familie.’

JATAM’s jongste rapport gaat over COVID-19 en de mijnsector. Die is gewoon blijven draaien. ‘De mijnwet heeft nochtans een bepaling voor noodsituaties, zoals epidemieën’, zegt Merah. Arbeiders of omwonenden kunnen op basis van artikel 113 een economische activiteit doen stilleggen. Bij Freeport, de uitbater van de Grasbergmijn, riepen de vakbonden artikel 113 in omdat de firma een coronacluster was geworden. In juni waren daar al 124 besmettingen geteld. Freeport reageerde niet.

In augustus staakten de arbeiders, ze eisten dat er opnieuw busjes ingelegd zouden worden zodat ze weg konden van de mijn. Andermaal geen reactie. Het enige wat de onderneming deed, was het werkrooster aanpassen aan “nieuwe normale protocols”. Alsof de pandemie voorbij was. Om COVID-19 te bezweren, hield Indonesië het bij protocols, de regering eiste niets van de ondernemingen. Terwijl daar het virus woekerde. Want er waren andere hotspots, bij de steenkoolgigant KPC en de tinproducenten Banka Belitung en PT Timah. Van alle landen in Zuidoost-Azië slaat COVID-19 in Indonesië het hardst toe, eind oktober waren in het hele land al ruim 13.500 mensen aan het virus bezweken.

Als de crisis een buitenkans wordt

Freeport-Grasberg, de op één na grootste koper- en goudmijn ter wereld, was decennialang in Amerikaanse handen. Met het afval van de mijn is een ware ecocide aangericht, de natuur is er vernietigd. Toch blijft het expanderen, ook ondergronds. Nu is de Indonesische staat er meerderheidsaandeelhouder, maar ‘in de praktijk verandert dat niets’, zegt de JATAM-coördinator.

NASA Johnson (CC BY-NC 2.0)

De Grasbergmijn van bovenuit gezien.

NASA Johnson (CC BY-NC 2.0)

Hoe zou het ook: in Indonesië zetelt de oligarchie in het parlement, ze schrijft er haar eigen wetten. Eind oktober wordt in Jakarta massaal betoogd tegen de Omnibus Bill, die de economie uit het slop van de pandemie moet trekken. Ze versoepelt onder meer de arbeidsregels, zodat investeerders zich meer in hun sas voelen.

‘COVID-19 is een geweldige opportuniteit om straffeloos te kunnen opereren, om incentives en belastingvoordelen te krijgen.’

‘De industrie ziet COVID-19 als een geweldige opportuniteit’, aldus Merah. ‘Ze gebruikt de pandemie om straffeloos te kunnen opereren, om incentives en belastingvoordelen te krijgen.’ De nieuwe mijnwet is daarvan een voorbeeld. Die werd midden in de eerste coronagolf afgekondigd nadat grootschalige protesten in 2019 de wet hadden tegengehouden. Volgens de nieuwe wet staan er geen limieten meer op de grootte van de mijnen — de mijnconcessies nemen al 44 procent van het Indonesische grondgebied in.

Ook worden aflopende vergunningen vanaf nu automatisch met 20 tot 30 jaar vernieuwd. Daarvan genieten vooral de “Seven Sisters”, zeven steenkoolreuzen waarvan de vergunningen binnenkort aflopen. Omdat de afzet aan China en India vermindert, is er te veel steenkool en daalt de steenkoolprijs. ‘Dankzij de wet hebben de Seven Sisters nu de garantie dat ze kunnen verder werken’, op grotere schaal, waardoor hun operationele kosten dalen en hun winstmarges toenemen.

‘Het Rooster van de Dood’

Gelijkaardige taferelen spelen zich in Colombia af. Daar kondigde de regering eind maart het nooddecreet-457, tegen de pandemie, af. Het kent een uitzonderlijk statuut toe aan sectoren, waaronder de mijnsector, die voor de Colombiaanse economie van ‘essentieël belang’ zijn en niet in lockdown mogen gaan. De regering handelde op basis van haar ‘grondwettelijke bevoegdheid’ om ‘het algemeen belang, de nationale veiligheid, de openbare orde en de publieke gezondheid en moraal te beschermen’. Vanwege ‘de noodzakelijke preventieve isolatie’, zo staat er, is het nodig dat bepaalde beroepsgroepen vrij kunnen blijven circuleren. In de eerste plaats natuurlijk de gezondheidswerkers. Maar ook, onder categorie 30, de onderhoudsploegen van de mijnen en de fabrieken die als kenmerk hebben dat ze ‘continu moeten blijven werken’.

Voor El Cerrejon, de grootste steenkoolmijn van Latijns-Amerika in het uiterste noorden van Colombia, klonk het decreet als een order om maximaal te produceren. In juli voerde de onderneming een nieuw regime in, dat brak met het werkrooster dat al 30 jaar in voege was. De mijnwerkers zouden voortaan 7 dagen op rij werken en 3 dagen rusten. Volgens de vakbond Sintracarbon was het resultaat dat de mijnwerkers per jaar 72 dagen méér zouden werken, voor hetzelfde loon, en dat El Cerrejon 2500 arbeidsplaatsen zou schrappen, terwijl de pandemie er bij de huishoudens al zo hard inhakte.

© IndustriAll

In oktober eindigde een staking van 58 dagen van mijnwerkers van El Cerrejon. Begin augustus bleken 300 mijnwerkers besmet met COVID-19.

© IndustriAll

Want begin augustus waren 300 mijnwerkers van El Cerrejon met het virus besmet en was ook de mijnstreek een coronabroeihaard. Honderden mijnwerkers bij El Cerrejon zijn op. Ze kampen met spierpijn, longziekten, hart- en vaataandoeningen en gehoorstoornissen. Daar kwam nu het nieuwe rooster, door mijnwerkers ‘Het Rooster van de Dood’ genoemd, bovenop. De vakbondsleden beslisten het werk neer te leggen.

In oktober eindigde een staking van 58 dagen. Maar het management blijft meedogenloos. El Cerrejon is eigendom van drie mijnbouwconcerns: BHP, Glencore en Anglo American. In de top 40 van de Global Mining Companies staan ze qua kapitaal respectievelijk op 1, 6 en 8. Vooral BHP weigert elke toegeving. Ook in Chili, dat uitzonderingsmaatregelen voor ‘essentiële sectoren’ invoerde, woekert het virus feller in de BHP-mijnen dan in andere privémijnen.

‘Mijnbouw is essentieel’

Ondanks de gezondheidscrisis in de mijnsector grijpt de Colombiaanse overheid niet in. Integendeel, ze luistert naar de argumenten van het mijnkapitaal dat hamert op economische reactivación, want de economie moet worden aangezwengeld en de mijnsector is daarvoor van vitaal belang. De blauwdrukken voor nieuwe mijnen liggen klaar. ‘Laat ze starten’, herhaalt de Colombiaanse mijnassociatie ACM al maanden. Projecten als Continental Gold, Gramalote, Minesa, Quebradona en Marmato kunnen ‘5 miljard dollar aan investeringen en 28.000 jobs genereren’.

De mijnbonzen grijpen de pandemie aan om lakser te kunnen omgaan met de arbeiders, de omwonenden en de natuur.

Om die investeringen aan te trekken, moeten onder andere de arbeidsregels losser worden gemaakt en dienen ‘enkele obstakels’ opgeruimd te worden, vindt de ACM. Zo’n obstakel is volgens haar de publieke raadpleging, wanneer de bevolking zich kan uitspreken over projecten die nog in het voorbereidend stadium zitten.

De Colombiaanse mijnbonzen grijpen met andere woorden de COVID-19-pandemie aan om lakser te kunnen omgaan met de arbeiders, de omwonenden en de natuur. ‘Nu is het moment’, besluit de ACM in haar COVID-19-brochure, waarna ze voor de show ook nog eens de kleuren van de 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelen laat uitwaaieren.

Santiago La Rotta (CC BY-NC 2.0)

El Cerrejón is de grootst koolmijn van Latijns-Amerika

Santiago La Rotta (CC BY-NC 2.0)

Wereldwijd heeft elke mijnprovincie haar eigen term voor reactivación. In Zuid-Afrika wordt over de reboot gesproken. Het land ging in maart in lockdown, op de mijnen na die steenkool leveren aan de stroomproducent Eskom. De reboot begint eind april met de afkondiging van de Disaster Management Act. Bij de 35 ‘essentiële diensten’ die de reboot ondersteunen, staat op nummer 21 de sector van ‘Gold, gold refinery, coal and mining’. Het publieke leven blijft op slot, maar de mijnen mogen in een eerste fase weer op de helft van de capaciteit draaien.

De Minerals Council, die lobbyt voor de grote mijnondernemingen, is opgezet met de versoepeling. ‘Ze is cruciaal voor de Zuid-Afrikaanse economie’, zegt de lobby. Die eraan toevoegt dat de mijnsector een veelomvattend gezondheidssysteem heeft en dat alle protocols voor de dagelijkse omgang met het virus op punt staan. Maar de vakbonden hebben geen vertrouwen in de goodwill. Aan de mijnbazen zouden bindende regels voor de bescherming van de mijnwerkers opgelegd moeten worden. Dat vindt onder andere de Unie van Bouwvakkers en Mijnwerkers AMCU.

Het publieke leven blijft op slot, maar de mijnen mogen in een eerste fase weer op de helft van de capaciteit draaien.

Zulke regels volgen niet. Nog voor de Disaster Act van kracht wordt, beveelt de platinumproducent Impala 6000 mijnwerkers in Rustenburg om het werk te hervatten, wat illegaal is, want in strijd met de lockdown. De zaak komt voor de rechter, maar Impala gaat vrijuit. Nauwelijks 3 weken na het begin van de reboot breekt het virus onder andere in het Limpopo-mijnbekken door. De National Union of Mineworkers telt dan in één dag 19 nieuwe besmettingen in de Marula Platinum Mine, 30 in Dwarsrivier.

Gestroomlijnde promotie van ‘het merk mijnbouw’

Indonesië, Colombia, Zuid-Afrika zijn slechts een greep uit tientallen gelijkaardige praktijken. Globaal profiteert de mijnindustrie van de pandemie en hangt daar dan een humanitaire waas over. Het blijkt al in juni uit Voices from the ground, een ontluisterend rapport dat vier trends herkent die overal terugkomen. De ondernemingen ontkennen de pandemie en willen koste wat het kost blijven draaien. De overheden promoten de mijnbouw en pakken critici hard aan. Bedrijven gebruiken de pandemie om vuile zaakjes toe te dekken en om regels in hun voordeel te doen versoepelen.

GCIS (CC BY-ND 2.0)

Viceminister Thembi Siweya bezoekt de Foskormijn in Zuid-Afrika in juni om na te gaan of ze opnieuw opgestart kan worden.

GCIS (CC BY-ND 2.0)

Temidden van de gezondheidscrisis wint de mijnindustrie alleen maar aan zelfvertrouwen. ‘Wij weten hoe epidemieën aan te pakken’, zegt Marc Cutifani, grote baas van Anglo American, op zeker moment, tijdens overleg over de COVID-19-crisis bij de mondiale mijnbouw-lobby ICMM (International Council on Mining and Metals). Anglo, zegt Cutifani, heeft sinds de uitbraak van aids in de jaren 80 de nodige ervaring opgedaan. We hebben scenario’s en we kunnen snel testen, aldus Cutifani.

“Communicatie” en “samenwerking” zijn de grote lessen: de ondernemingen moeten hun communicatie verzorgen en de publieke opinie bewerken. De industrie weet dat haar reputatie slecht is en dient nu het ‘merk mijnbouw’ te verdedigen, schrijven de consultants van PriceWaterhouseCoopers (PWC) in hun jaarlijks mijnrapport.

De industrie weet dat haar reputatie slecht is en dient nu het ‘merk mijnbouw’ te verdedigen.

Het is opvallend hoe gestroomlijnd zeker de grootste mijnondernemingen tijdens deze crisis opereren. De algemene instructies komen van hogerhand, van een lobby zoals de ICMM of van consultants in Canada waar duizenden mijnondernemingen geregistreerd en vaak ook beursgenoteerd zijn. De adviezen sijpelen door, via de concerns en de nationale federaties zoals de Minerals Council van Zuid-Afrika of de Associacion Colombiana de Mineria, tot bij het management van de mijnen.

Een voorbeeld: de ICMM bedacht een coronastrategie die ze Building Better Forward noemde. De ICMM wordt gevormd door 27 van de grootste mijnconcerns. Dan is het niet verwonderlijk dat de slogan letterlijk doorklinkt in een speech van Mike Henry, de baas van het grootste mijnconcern BHP (lid van de ICMM). ‘Ons concept is build back better’, zegt hij in Londen voor een mijncongres. Het gemeenschappelijk objectief is de expansie van de mijnbouw maatschappelijk aanvaardbaar maken, want mijnbouw ‘is essential. We know this’.

Extractivisme of gezondheid

De mijnindustrie stelt het goed, diagnosticeerde PWC deze zomer, aan de hand van de resultaten van de 40 grootste concerns. Ze hebben genoeg cash in kas en kunnen quasi gratis lenen. Zij zijn opgewassen tegen wat er komt.

Landen waar mineralen en metalen worden weggehaald, zijn minder dan ooit klaar voor de toekomst.

Maar de landen waar zij mineralen en metalen weghalen, zijn minder dan ooit klaar voor de toekomst. De mondiale economie klapt in elkaar en stevent af op ‘de ergste contractie van de moderne geschiedenis’, aldus de beurskrant Financial Times (24 oktober), ‘en volgens het Internationaal Muntfonds stort deze contractie miljoenen in armoede’.

Terwijl de pandemie een buitenkans is voor de industrie, onthult ze op een unieke manier de defecten en breuken van het huidige maatschappelijke systeem. Dat kan het virus niet de baas en moet met grote tegenzin terug naar socialiserende oplossingen.

Maar, in landen die net een rampzalig decennium achter de rug hebben, slaat de coronacrisis des te harder toe. In Latijns-Amerika was de economische groei de laatste vijf jaar historisch laag. De regeringen persten er nog meer besparingen door en ze haalden zich nog meer schulden op de hals.

Latijns-Amerika staat er nu veel slechter voor, vindt het Nederlandse Clingendael-instuut, dan voor de eerdere crises van 1982 of 2008. Om uit de crisis te geraken en hun economieën te rebooten, zijn de regeringen geneigd alle remmen op de mijnbouw los te laten. De grondstoffenproducerende landen hopen broodnodige inkomsten uit de export te halen. Maar ze zijn al zéér afhankelijk van de export en daardoor van de schokken op de internationale markten. Bovendien zijn de vooruitzichten op lange termijn slecht, omdat de economische crisis verbreedt en dat de prijzen van grondstoffen verder onder druk zet.

COVID-19 wakkert gelukkig ook stemmen aan die van de coronacrisis een systeemomslag willen maken. De gezondheid en het welzijn van de mensen moeten op de eerste plaats komen, stelde een breed actiefront in Canada. Mijnbouw is dikwijls synoniem van milieuvervuiling. Maar de pollutie maakt dat mensen slechter tegen ziekten en epidemieën bestand zijn.

‘Wie vooruit wil, naar een gezond systeem, kan niet vertrouwen op mijnondernemingen die gedreven worden door hun nietsontziende jacht naar winst’.

Overheden, zegt de alliantie rond Mining Watch, moeten zorgen dat de mensen genoeg water en goed voedsel hebben, dat ze goede gezondheidszorg krijgen en propere lucht inademen. De spil voor verandering, stelt deze alliantie, zijn de gemeenschappen en inheemse volkeren die het meest van de mijnindustrie te lijden hebben, omdat zij nu voor hun gezondheid vechten. ‘Wie vooruit wil, naar een gezond systeem, die kan niet vertrouwen op de mijnondernemingen en hun bondgenoten die gedreven worden door hun nietsontziende jacht naar winst’.

Voor netwerkorganisatie EU-Lat, dat ontwikkelingsorganisaties actief in Latijns-Amerika groepeert, maakt deze crisis een discussie onvermijdelijk ‘over het ontwikkelingsmodel dat wij willen’. IndustriAll, de internationale vakbondskoepel van arbeiders in de energie- en mijnindustrie, pleit onomwonden voor ontkoppeling in Afrika. Het continent kan niet langer zijn natuurlijke rijdkommen laten weghalen, het moet ze zelf verwerken en voor zijn eigen behoeften inzetten. ‘Afrika moet nu omschakelen naar snelle en duurzame industrialisatie’, aldus de organisatie.

Bij ons leeft het besef dat de vraag naar cruciale energiemineralen toeneemt, maar dat niet aan die vraag voldaan mag worden door ongelimiteerde expansie van de mijnindustrie. Ontginning moet tot een absoluut minimum worden beperkt, concludeert 11.11.11 in een studie, ‘door onder meer maximaal in te zetten op circulaire strategieën’.

Dit artikel kwam tot stand mede dankzij de input van 11.11.11 en verscheidene van haar partnerorganisaties in Azië, Afrika en Latijns-Amerika.