Nieuwe opvangprojecten voor mensen zonder papieren: ‘Vandaag moeten ze vaak kiezen tussen pest en cholera’

Analyse

‘Als je hen tijd geeft, keren meer mensen terug’

Nieuwe opvangprojecten voor mensen zonder papieren: ‘Vandaag moeten ze vaak kiezen tussen pest en cholera’

Nieuwe opvangprojecten voor mensen zonder papieren: ‘Vandaag moeten ze vaak kiezen tussen pest en cholera’
Nieuwe opvangprojecten voor mensen zonder papieren: ‘Vandaag moeten ze vaak kiezen tussen pest en cholera’

De federale regering gaat enkele pilootprojecten steunen die mensen zonder papieren opvangen en begeleiden. Een hoopvol signaal waarover mensen met jarenlange ervaring in de sector voorzichtig positief zijn. Voorzichtig, want het mag geen verdoken terugkeerbeleid worden.

© Belga

Kinderen spelen in het opvangcentrum voor verzoekers om internationale bescherming in Poelkapelle dat beheerd wordt door Fedasil, 27 mei 2020.

© Belga

De federale regering gaat enkele pilootprojecten steunen die mensen zonder papieren opvangen en begeleiden. Een hoopvol signaal waarover mensen met jarenlange ervaring in de sector voorzichtig positief zijn, al mag het voor hen geen verdoken terugkeerbeleid worden. ‘Gezinnen die naar de winteropvang willen, weigeren bijna altijd wanneer ik hen zeg dat ze dan aan een vrijwillige terugkeer moeten werken.’

Uit het regeerakkoord blijkt dat de regering-De Croo enkele pilootprojecten wil opzetten om mensen zonder papieren beter te ondersteunen en te begeleiden. De projecten zouden net als in een asielcentrum bed, bad en brood (BBB) aanbieden, maar daarbovenop ook intensieve begeleiding. Kortweg: BBB+.

Utrecht toont dat opvang en intensieve begeleiding het wel mogelijk maken naar oplossingen te zoeken.

Dat is een stap vooruit, want op dit moment kunnen mensen zonder papieren enkel terecht in de nachtopvang van steden met een winterplan wanneer ze in de winter dakloos zijn. Voor gezinnen zonder papieren bestaat er een uitzondering, waardoor zij onder bepaalde omstandigheden toch opvang kunnen krijgen.

Zonder dak boven het hoofd is elke dag een kwestie van overleven voor deze mensen. Dat laat weinig ruimte om na te denken over hun toekomst en hoe ze uit hun penibele situatie moeten raken. Daarom wil België nu toch enkele pilootprojecten opzetten naar Utrechts model: daar toont de praktijk dat opvang en intensieve begeleiding het mogelijk maken naar oplossingen te zoeken. Die oplossingen zijn divers: papieren, vrijwillige terugkeer of, in een minderheid van de gevallen, toch verder leven zonder papieren.

Al die mogelijkheden uitzoeken en een knoop doorhakken duurt makkelijk één tot twee jaar. Het is een investering, maar het is nog altijd een pak goedkoper dan mensen opsluiten en gedwongen terugsturen, zegt directeur van Vluchtelingenwerk Vlaanderen Charlotte Vandycke: ‘De inzet op gedwongen terugkeer en toegenomen repressie hebben geleid tot een lagere terugkeer vanuit gesloten centra en een lager aantal mensen dat intekent op vrijwillige terugkeer. Bovendien is de top vijf landen waar mensen naar teruggestuurd worden Albanië, Roemenië, Marokko, Brazilië en Nederland. Landen van waaruit mensen makkelijk terug naar hier kunnen reizen als ze zelf niet achter hun terugkeer staan.’

Door de lage terugkeercijfers en de grote kosten, groeide de voorbije jaren het besef dat de huidige aanpak niet werkt. Daarom kijkt de nieuwe regering nu over de grens naar projecten die wel efficiënt zijn: ‘We merken dat projecten in het buitenland die inzetten op de intensieve begeleiding en oriëntatie van mensen zonder wettig verblijf positieve resultaten behalen’, zegt Sieghild Lacoere, woordvoerster van staatssecretaris voor Asiel en Migratie Sammy Mahdi (CD&V).

Momenteel worden ter voorbereiding van de pilootprojecten bestaande initiatieven in België in kaart gebracht en geëvalueerd. Ook vandaag bestaan er namelijk in een aantal Belgische steden al projecten die BBB+ aanbieden, maar structurele investeringen van de federale overheid bleven uit.

Het landschap is erg versnipperd. Veel van de bestaande projecten draaien volledig op vrijwilligers. Voor hen is het niet altijd evident de noodzakelijke juridische dienstverlening te bieden om een oplossing te vinden in zulke complexe dossiers.

Veel van de bestaande projecten draaien volledig op vrijwilligers.

Gesubsidieerde projecten zijn schaars en bestaan enkel in een aantal grotere steden die deze lokaal financieren. De bestaande projecten zijn kleinschalig. Ze richten zich enkel op mensen zonder papieren die dakloos zijn en vaak op een beperkte doelgroep: bijvoorbeeld uitzonderlijk kwetsbare mensen of mensen die met wat hulp makkelijk hun verblijf in orde kunnen krijgen. Door het beperkte aanbod kan het gros van de mensen zonder papieren er niet terecht. Bij sommige projecten zorgt een gebrek aan structurele middelen ook voor een voortdurende bestaansonzekerheid die hun werking bemoeilijkt.

Mensen uit onwettig verblijf halen is wat telt

Niet alleen federaal, maar ook op lokaal niveau groeit echter de bereidheid om mee te stappen in het verhaal van bed, bad, brood en begeleiding. ‘Wij zijn bereid samen te werken met overheid en ngo’s’, stelt de Brugse burgemeester Dirk De Fauw (CD&V). Dat een intensievere begeleiding van mensen zonder papieren in het regeerakkoord staat, is daarbij voor De Fauw een extra motivatie.

In Antwerpen ging in september al een kleinschalig project van start. Er worden telkens twintig alleenstaande mensen zonder papieren opgevangen om onder begeleiding aan hun toekomst te werken. Het initiatief kwam tot stand tijdens coronacrisis omdat de winterwerking door COVID-19 verlengd werd voor gekende daklozen in het Antwerpse.

‘We weten dat het geen zin heeft om mensen zwaar onder druk te zetten om terug te keren’, zegt schepen voor Sociale Zaken en Armoedebestrijding Tom Meeuws (sp.a). ‘Wil je dat het mislukt, dan moet je vooral dat doen. Als je ze tijd geeft, keren meer mensen terug. Dat gebeurt dan bovendien op een duurzame manier. Bij hun terugkeer mogen ze niet in nog penibelere omstandigheden belanden of hier twee maanden later opnieuw staan.’

Het is nog niet duidelijk hoeveel pilootprojecten er van start zullen gaan en hoeveel de regering zal investeren. Ook de exacte invulling staat nog niet op punt, maar intussen is wel al duidelijk dat staatssecretaris Mahdi er een zaak van maakt hogere terugkeercijfers te realiseren. ‘Een te grote focus op cijfers is gedoemd om te mislukken. Het mogen geen verkapte terugkeerprojecten worden’, zegt Hilde Geraets die rond asiel en migratie werkt voor ORBIT vzw. ‘Wat telt is niet hoeveel mensen terugkeren, wel hoeveel mensen uit onwettig verblijf gehaald worden.’

Sieghild Lacoere, woordvoerster van staatssecretaris Mahdi, verzekert dat de trajecten alle mogelijke oplossingen zullen verkennen: ‘Het gaat om een humanitair traject dat toewerkt naar een duurzame oplossing. Dat kan een nieuwe verblijfsaanvraag of de doorstroom naar het asielsysteem zijn, maar ook de terugkeer en re-integratie in het herkomstland.’

Kans om gezinnen te begeleiden in plaats van naar terugkeer te duwen

Met de nieuwe pilootprojecten rijst ook de hoop dat de materiële hulp aan gezinnen zonder papieren met minderjarige kinderen beter zal verlopen. Een procedure die momenteel volgens ngo’s spaak loopt door een te grote focus op terugkeer.

Om aan het Kinderrechtenverdrag te voldoen hebben bepaalde gezinnen sinds het Koninklijk Besluit 2004 (KB 2004) recht op materiële hulp: onder meer opvang en begeleiding. Een gezin zonder papieren kan beroep doen op dit recht als de ouders niet in het levensonderhoud van hun kind kunnen voorzien. Het OCMW beoordeelt of de aanvraag gegrond is. Vervolgens moet Fedasil voor deze gezinnen opvang en begeleiding voorzien.

In de praktijk komt het erop neer dat de gezinnen in samenwerking met Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) worden opgevangen in open terugkeerwoningen: ‘Die dienden oorspronkelijk voor gezinnen met een bevel om het grondgebied te verlaten of voor gezinnen die aan de grens worden tegengehouden, bijvoorbeeld op de luchthaven. De woningen zijn dus absoluut niet opgestart om dit profiel van gezinnen op te vangen’, zegt Melanie Zonderman van het Platform Kinderen op de Vlucht.

‘Het recht op materiële hulp voor deze gezinnen is volledig uitgehold.’

Dat is ook merkbaar aan de begeleiding die de gezinnen van DVZ krijgen in de terugkeerwoningen. Het KB 2004 schrijft voor dat deze gezinnen zowel begeleid moeten worden naar wettige verblijfsperspectieven in België als naar vrijwillige terugkeer. In de praktijk focust de begeleiding echter enkel op terugkeer: ‘Ze worden begeleid door terugkeercoaches, en zoals het woord zegt zijn die gefocust op vrijwillige of zelfs gedwongen terugkeer’, zegt Zonderman. Als een gezin niet meewerkt aan een terugkeer kan het in detentie geplaatst worden waar een gedwongen terugkeer wordt voorbereid.

‘Het recht op materiële hulp voor deze gezinnen is volledig uitgehold. Dat is bijzonder problematisch’, zegt Zonderman. Ook in de rechtbank lag de samenwerkingsovereenkomst tussen Fedasil en DVZ over de opvang en begeleiding van deze gezinnen, al onder vuur. Zo oordeelde de arbeidsrechter van Brugge in 2014 op basis van de overeenkomst: ‘Het gezin wordt in het centrum niet zozeer opgevangen maar wel maximaal naar een terugkeer geloodst.’

Mensen duiken dieper onder uit angst

DVZ bevestigde aan MO* dat de opvang in de eerste plaats gericht is op vrijwillige terugkeer: ‘Maar DVZ is niet blind voor eventuele redenen die kunnen leiden tot verblijf. Als dat voorkomt zal het meestal gebaseerd zijn op een medische problematiek waardoor men niet kan terugkeren’, zegt Geert Verbauwhede van DVZ. ‘Je mag niet uit het oog verliezen dat sommige van deze families al jaren in België of Europa zijn. Ze hebben werkelijk alles al tevergeefs geprobeerd om een regulier verblijf te verkrijgen.’

Wat er in de woonunits exact gebeurt, valt volgens Maaike Vanderbruggen van Jesuit Refugee Service onmogelijk te controleren omdat er geen transparantie is. Jesuit Refugee Service bezoekt de gezinnen die in terugkeerwoningen verblijven omdat ze in een terugkeertraject zitten, maar de gezinnen die hun recht op materiële hulp gebruiken vallen daar niet onder: ‘Die mogen we niet bezoeken’, zegt Vanderbruggen. ‘We hebben er ook geen zicht op over hoeveel mensen het eigenlijk gaat. Wij hebben geen toegang tot de gezinnen en mogen er ook geen vragen over stellen. Het blijft giswerk.’

Fedasil en DVZ wierpen op vraag van MO* wel een licht op de cijfers waaruit blijkt dat het aantal gezinnen dat gebruikmaakt van het recht op materiële hulp de voorbije jaren sterk is gedaald: van 132 personen in 2015 tot 10 in 2020. De daling doet zich voor omdat gezinnen sinds 2015 niet meer rechtstreeks uit asielcentra doorstromen, maar toont ook duidelijk dat de terugkeerplaatsen voor de meeste gezinnen geen optie zijn. ‘De druk mag niet zo groot zijn dat je mensen weghoudt van levensnoodzakelijke opvang en dat ze nog dieper en in nog slechtere omstandigheden onderduiken. Dan ben je ze zeker kwijt. Zo blijven veel kinderen verstoken van opvang’, zegt Hilde Geraets.

‘Op papier klinkt het allemaal mooi, maar in de praktijk is het voor die mensen kiezen tussen pest en cholera.’

Ook in de winter blijven dakloze gezinnen met kinderen letterlijk in de kou staan. Sommige steden, zoals Gent en Brussel, vangen deze gezinnen op in hun winterwerking. Maar Antwerpen en Brugge bijvoorbeeld voorzien geen aangepaste opvang voor gezinnen. Gezinnen zonder papieren die daar aankloppen bij de winteropvang moeten een aanvraag doen voor materiële hulp om opgevangen te worden via Fedasil.

‘In feite doen de steden die de gezinnen doorsturen naar Fedasil wat de wet zegt. Alleen duwen ze de mensen naar een procedure die niet loopt zoals dat zou moeten omdat die enkel op terugkeer focust’, zegt Melanie Zonderman. Een anonieme medewerker uit de Antwerpse non-profitsector zegt: ‘Op papier klinkt het allemaal mooi, gezinnen doorverwijzen naar de federale opvang, maar in de praktijk is het voor die mensen kiezen tussen pest en cholera.’

Nood aan veilige omgeving

Om toch een dak boven het hoofd te hebben doen sommige gezinnen wel een aanvraag voor materiële hulp. Ze kunnen dan een maand kunnen opgevangen worden in de stad voor Fedasil hen naar de woonunit van DVZ overplaatst: ‘Ze kunnen 30 dagen een opvangplek in Antwerpen krijgen tot de aanvraag rond is. Vorige winter zagen we dat mensen dan op de 29ste dag vertrokken’, zegt Haiyet Benabid van het Adviescentrum Migratie in Antwerpen.

Andere gezinnen zonder papieren gaan helemaal niet naar de winteropvang als ze horen dat ze dan worden doorgestuurd naar Fedasil. Zo zegt de anonieme non-profitmedewerker uit Antwerpen: ‘Gezinnen die naar de winteropvang willen, weigeren bijna altijd wanneer ik hen zeg dat ze dan aan een vrijwillige terugkeer moeten werken. Vaak verdwijnen ze dan met de noorderzon. Sommigen kunnen nog terecht in hun eigen netwerk. Als dat niet het geval is, dan verwijs ik hen door naar Samusocial in Brussel.’

‘Gezinnen die naar de winteropvang willen, weigeren bijna altijd wanneer ik hen zeg dat ze dan aan een vrijwillige terugkeer moeten werken.’

Dat mensen uit angst om te moeten terugkeren geen gebruik maken van hun recht op materiële hulp, zorgt dus voor een grotere overbelasting van het opvangnetwerk: ‘Veel gezinnen die in Brussel in de opvang van Samusocial of in de Trierstraat zitten, horen daar eigenlijk absoluut niet thuis omdat ze recht hebben op materiële hulp. Dat zorgt ook voor een verzadiging van de opvanginitiatieven in Brussel’, zegt Melanie Zonderman.

Het hele verhaal toont aan dat de rol van overheidsdiensten als DVZ en Fedasil doorslaggevend zal zijn voor het succes van de pilootprojecten. Dat zij op vraag van een persoon in de opvang betrokken kunnen worden is logisch, maar mensen mogen niet het risico lopen dat ze aan het eind van hun traject opgepakt worden als ze niet op een terugkeer ingaan.

Na afbraakbeleid eindelijk weer opbouwen

Ook voldoende financiering is essentieel voor de pilootprojecten. Sommige bestaande projecten komen namelijk in de problemen door voortdurende onzekerheid over hun middelen die het moeilijk maakt om op lange termijn te werken. Zo startten het CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk), Dokters van de Wereld en het Rode Kruis in 2018 een nieuw opvanginitiatief in de Brusselse Trierstraat. Het project is toegankelijk voor daklozen ongeacht hun verblijfssituatie.

CAW, dat de bewoners begeleidde om een oplossing voor hun situatie te vinden, stapte in augustus echter uit het consortium omwille van de aanhoudende onzekerheid: ‘Ik ben hier nog geen jaar directeur, maar op die korte tijd kregen we twee keer te horen dat we het project moesten stopzetten. Op de dag dat we moesten stoppen, kregen we dan telkens toch nog verlenging voor twee maanden’, zegt directrice van CAW Brussel Annalisa Gadaleta.

Die onzekerheid was het resultaat van politiek getouwtrek tussen de federale overheid en het Brussels gewest over wie de rekening betaalt: ‘Uiteindelijk betaalt er dan toch iemand, want met corona kan je de mensen niet zomaar op straat zetten’, zegt Gadaleta. ‘Ik begrijp niet waarom ze niet onmiddellijk beslissen nog tien maanden te verlengen omwille van COVID-19. Ze hebben telkens maanden onderhandeld om dan toch tot dat resultaat te komen.’ Intussen moest CAW telkens de begeleiders in opzeg zetten en de mensen in de opvang de boodschap geven dat ze opnieuw op straat stonden.

‘Zo komen die mensen steeds weer in een wanhopige situatie terecht. Dat heeft me in het hele verhaal het meest gechoqueerd’, zegt Gadaleta. Bovendien maakte de voortdurende onzekerheid het ook onmogelijk mensen met een complexe procedure degelijk te begeleiden naar een toekomstperspectief: ‘Moeilijke dossiers krijg je niet op een paar maanden tijd opgelost. Bovendien werken allerlei diensten ook trager door corona, waardoor het langer duurt om zaken te regelen’, zegt Gadaleta.

Gadaleta ziet niet enkel financiële strubbelingen, maar ook politieke onwil als reden voor het gebrek aan beleid: ‘Mensen zonder papieren zijn een groep waarrond langs alle kanten gepolariseerd wordt. Het woord regularisatie mag je niet meer in de mond nemen, terwijl er mensen zonder papieren zijn die al jaren in België leven.’

Dat de nieuwe regering wel pilootprojecten plant voor mensen zonder papieren, getuigt volgens Hilde Geraets van ORBIT vzw dan ook van politieke moed. ‘Nadat we zo lang het gevoel hadden enkel de afbraak wat te kunnen tegenhouden, hopen we nu eindelijk weer wat opbouwwerk te kunnen doen. Het is een moedige stap en ik hoop dat ze die ten volle durven te zetten’, zegt Geraets.

Dit artikel kwam tot stand in het kader van MO*onderzoekt.