‘Noem dit geen burgeroorlog, wij hebben met deze zooi niks te maken’

Analyse

Ondanks onderlinge solidariteit hebben Soedanezen dringend nood aan humanitaire hulp

‘Noem dit geen burgeroorlog, wij hebben met deze zooi niks te maken’

‘Noem dit geen burgeroorlog, wij hebben met deze zooi niks te maken’
‘Noem dit geen burgeroorlog, wij hebben met deze zooi niks te maken’

Nu de diplomaten het land uit zijn gesneld en internationale hulpverlening traag op gang komt, zijn de Soedanezen op zichzelf aangewezen. Verenigd in verzetscomités helpen ze elkaar met medische zorg, voedsel en psychische bijstand. ‘Wat vertel je aan de kinderen die zich onder het bed verstoppen?’

© Ala Kheir

De brug die Omdurman verbindt met de Soedanese hoofdstad Khartoem.

© Ala Kheir

Nu de diplomaten het land uit zijn gesneld en internationale hulpverlening slechts mondjesmaat op gang komt, zijn de Soedanezen op zichzelf aangewezen. Verenigd in zogeheten verzetscomités helpen ze elkaar met medische zorg, voedsel en psychische bijstand. Ondanks die veerkracht en solidariteit blijven de noden hoog. ‘Met het eten dat ik heb, kom ik nog maximaal twee dagen toe.’

‘Ik schrik van het minste geluid op. Ben ik zo getraumatiseerd?’ Gihan Eltahir barst in lachen uit, maar het is een ongemakkelijke lach. Alsof ze zelf verbaasd is van wat ze zegt. Toch weet ze dat het allesbehalve mag verbazen.

Precies een maand geleden, op 15 april, braken in Soedan hevige gevechten uit tussen het Soedanese leger en de paramilitaire strijdgroep Rapid Support Forces (RSF). Sindsdien schudt ze elke nacht wakker van het helse lawaai van bombardementen en geweervuur. ‘Het is een gekkenhuis.’

Het geweld begon uit het niets, vertelt Eltahir telefonisch vanuit Omdurman, een zusterstad van hoofdstad Khartoem. ‘Mijn zus was met haar kinderen en ex-man op bezoek uit New York. Het was volop ramadan en we zouden ’s avonds gezellig uit eten gaan.’

Overdag nam de ex-man de kinderen mee naar Khartoem, aan de andere kant van de Nijl. Toen daar gevechten uitbraken tussen het leger en de RSF, raakten de twee families van elkaar afgesneden. ‘Plots lagen we onder het bed te schuilen en maakten we ons zorgen om de kinderen en hun vader, kilometers verderop.’

Pas drie dagen later zou de familie weer herenigd worden. Eltahirs zus en haar gezin besloten het land te verlaten. Net als haar moeder en kinderen. Zelf weigerde ze haar koffers te maken. ‘Ik heb een diploma en werkervaring bij humanitaire organisaties’, zegt ze. ‘Ik zou vast elders een baan kunnen vinden, maar elke vezel in mijn lichaam wil hier blijven. Ik heb mezelf nooit voorgesteld als vluchteling. Je huis moeten verlaten, is het ergste dat iemand kan overkomen.’

Toch beseft ze dat ze weinig andere opties heeft. ‘Ik kan mijn kinderen en familie niet zomaar in de steek laten’, zucht ze. ‘Ze zijn doodongerust omdat ik hier alleen ben.’

Even wordt het stil aan de andere kant van de lijn. ‘Het is zo ontzettend moeilijk om te vertrekken, niet wetende of ik mijn buurt ooit zal terugzien. Deze situatie is nieuw voor iedereen. Het is alsof je onvoorbereid een examen in emoties moet afleggen.’

Een dag in de oorlog

Gihan Eltahir: ‘Laatst gingen mijn zus en ik naar de andere kant van de stad om haar officiële documenten op te halen. We namen ook een mannelijke vriend mee als steun. Want het gaat er dezer dagen nogal mannelijk aan toe (lacht). We reden met de auto door een gebied gecontroleerd door de RSF . De straten waren verlaten. Het zicht van de uitgebrande huizen en auto’s was alsof ik in een film liep. Het was niet echt, het voelde als een nare droom.’

‘We pikten de papieren op en namen ook wat spullen voor de kinderen mee. Omdat de heenweg tamelijk vlot was verlopen, besloten we dezelfde route terug te nemen. Op weg naar onze eerste afslag hoorden we plots geweervuur. We zagen plunderaars op de straat: honderden mensen met goederen en voedselvoorraden. Gevaarlijk of niet, we besloten de route van de plunderaars te volgen.’

‘Bij een tweede RSF-checkpoint hielden soldaten ons tegen. Ze joegen ons de auto uit. Eén van hen hief zijn stok om mijn vriend te slaan. In een reflex riep ik heel vriendelijk: la, habibi (mijn schat, doe dat niet). De soldaat was verrast door die uitspraak, waardoor mijn vriend gespaard bleef. Andere jongens hadden minder geluk. De soldaten sloegen hen en vuurden waarschuwingsschoten in de lucht. Ik toonde geen angst, maar ik trilde vanbinnen.’

‘Nadat ze onze papieren hadden gecontroleerd, lieten ze ons gaan. Bijna thuis, aan de laatste brug, gebaarden mensen ons dat we moesten omkeren. Plots zaten we gekneld tussen gevechten tussen de RSF en het reguliere leger. Het leger gebruikt vliegtuigen, de RSF pick-ups met luchtafweerraketten op bevestigd. Met gevaar voor eigen leven probeerden enkele vrijwilligers de mensen in nood in veiligheid te brengen. Uiteindelijk zouden we Omdurman veilig bereiken. Maar hoelang blijft mijn buurt nog veilig?’

Verdwaalde kogels

Het is een herkenbare situatie voor tal van Soedanese families. Ze zijn onderling verdeeld omdat één iemand − meestal een ouder familielid − niet wil vertrekken. Ook al ziet hun thuis er vandaag helemaal anders uit. De gevechten hebben de vitale infrastructuur in grote delen van Khartoem volledig verwoest. Straten zijn bezaaid met lijken en smeulende autowrakken, bankkantoren en winkels zijn geplunderd of volledig vernield.

Eltahirs wijk in Omdurman bleef voorlopig gespaard van het grootste oorlogsgeweld. ‘Het is vrij rustig hier, het leger controleert de buurt’, zegt ze. ‘We hebben water en elektriciteit, en de bombardementen vinden op een afstand plaats, niet recht boven ons hoofd. Bovendien zijn de meeste buurtbewoners gebleven, dat biedt houvast. Slechts vier huizen in mijn straat zijn verlaten.’

Anderen zijn slechter af. Mohamed woont met zijn vrouw en zoontje in het zuiden van Khartoem. Hij werkte tot voor kort als laboratoriumarts en had net een baan gevonden in een olie- en gasbedrijf. Alles wat hij de voorbije jaren bij elkaar had gespaard, gaf hij in een paar dagen uit. ‘De prijzen van water en voeding rijzen de pan uit. Soms betaal je wel vijf keer zoveel’, zegt hij over een krakende telefoonlijn.

‘Wat ons écht bezighoudt, is hoe we aan geld komen om basismiddelen te kopen.’

‘Met het eten dat ik heb, kom ik nog maximaal twee dagen toe’, zegt hij. Nochtans heeft hij intussen extra monden te voeden. Enkele dagen geleden trokken ook zijn ouders en jonge broertje bij het jonge gezin in. ‘We woonden in Burri, een zwaar getroffen buurt, vlak bij de internationale luchthaven’, vertelt zijn moeder Afifa. ‘We hadden geen water meer, dus we verhuisden hiernaartoe.’

Verderop in het gesprek zal blijken dat twee verdwaalde kogels haar woning waren binnengevlogen. ‘Ach, die kogels’, zegt ze schouderophalend. ‘Veiligheid is een grote bezorgdheid, jazeker. Maar wat ons écht bezighoudt, is hoe we aan geld komen om basismiddelen te kopen. We zijn allemaal afhankelijk van ons salaris, maar sinds het uitbreken van de oorlog hebben we niets meer ontvangen.’

Mohamed wil wel vertrekken, maar heeft simpelweg de middelen niet. ‘Als ik mijn hele familie wil meenemen, heb ik ongeveer 4000 euro in cashgeld nodig. Een zitje in de bus van Khartoem naar de grens met Egypte kost vandaag 400.000 Soedanese pond (omgerekend ongeveer 600 euro).’ De radeloosheid klinkt door in zijn stem. ‘Wie kan dat betalen?’

Golf van solidariteit

Bij de gevechten zijn intussen honderden doden gevallen, honderdduizenden mensen sloegen op de vlucht. Het Wereldvoedselprogramma (WFP) waarschuwt dat voor miljoenen Soedanezen de hongersnood dreigt als het geweld aanhoudt. Terwijl regeringstroepen en paramilitairen vechtend over straat rollen en internationale hulpverlening mondjesmaat op gang komt, nemen de Soedanezen het heft zelf in handen.

Het is een cliché, zegt Eltahir, maar ook in Soedan brengt de oorlog het slechtste én het beste in de mens naar boven. ‘Een man in mijn buurt zet op gezette tijden zijn generator aan om water uit zijn put op te pompen. Het is gekkenwerk om brandstof te halen om de generator te doen draaien. Maar de man doet het niettemin en voorziet de hele buurt van water, ook mensen die hij niet kent.’

‘Als de bus ergens stopte, liepen mensen aan en af met voedsel en water.’

En hij is niet de enige: ‘Een bakker in Burri verkoopt zijn brood nog steeds tegen een gewone prijs. Bijna dagelijks zet hij zijn leven op het spel om meel en brandstof te halen. Enkele supermarkten in mijn buurt verlaagden zelfs hun prijzen en organiseren nauwgezet hoeveel stuks klanten mogen meenemen.’

Natuurlijk hangt het af van waar je woont. ‘In sommige wijken schieten de prijzen voor voeding de hoogte in’, zegt Eltahir. ‘En op andere plekken is er zelfs helemaal niks voorhanden.’

De solidariteit onder de Soedanezen is ongezien, hun veerkracht dwingt respect af. In het hele land stellen mensen hun huizen open voor gevluchte of noodlijdende burgers. Uit welke regio je komt of welk geloof je aanhangt: iedereen is welkom. ‘Op weg naar de grens at mijn vluchtende familie niets van wat we thuis hadden klaargemaakt’, vertelt Eltahir. ‘Als de bus ergens stopte, liepen mensen aan en af met voedsel en water.’

© Ala Kheir

De gevechten hebben de vitale infrastructuur in grote delen van Khartoem volledig verwoest.

© Ala Kheir

Humanitaire ramp

Ondanks die solidariteit blijven de humanitaire noden groot. ‘We hebben een tekort aan medicijnen, zelfs insuline is onvindbaar’, zegt Mohamed. ‘Mensen met chronische aandoeningen, bijvoorbeeld hartpatiënten, zijn een vogel voor de kat. Veel apotheken zijn gesloten of door hun voorraden heen. En vergeet niet: de meeste ziekenhuizen zijn gebombardeerd of geplunderd.’

Vrijwilligers verenigen zich in verzetscomités − vertakte buurtbewegingen, zeg maar − en proberen de schade enigszins op te vangen met ‘noodlokalen’. Het zijn geïmproviseerde kliniekjes waar eerste hulp aan gewonden wordt toegediend. Ze mobiliseren de gezondheidswerkers in de buurt en coördineren de medische voorraden. Niet iedereen hoeft een doktersdiploma op zak te hebben, alle helpende handen zijn welkom.

Ook Mohamed was aan de slag bij het verzetscomité dat vandaag het politieziekenhuis van Burri runt. Toch moest hij na een tijdje zijn hulp gedwongen staken. Sommige bussen rijden nog, zegt hij, maar een ticket kost soms twintig keer de oude prijs, omdat er geen veiligheidsgaranties meer zijn. ‘Vele artsen en specialisten kunnen door die torenhoge bedragen de ziekenhuizen niet meer bereiken.’

Volgens een verklaring van de verzetscomités in Khartoem zouden strijders van de RSF intussen zo’n 22 ziekenhuizen bezetten. Ook hebben ze volgens de Soedanese artsenvakbond de controle overgenomen van het nationaal gezondheidsinstituut, waar ziektekiemen en virussen worden bewaard.

‘Zeggen we tegen de kinderen dat deze oorlog een spelletje is of vertellen we ze de harde waarheid?’

‘We moeten ons op het ergste voorbereiden’, zegt Eltahir. ‘Maar dat is niet onze enige zorg: als de lijken op straat niet geborgen worden, kunnen ze ziektes verspreiden. En ziektes kennen geen grenzen, deze crisis treft niet alleen Soedan.’

Het Rode Kruis bracht twee weken geleden de eerste medische hulpgoederen naar Soedan. De EU legde intussen ook een humanitaire luchtbrug in waarmee essentiële goederen worden ingevlogen naar Port Soedan, een havenstad in het oosten van het oosten van het land. Maar zal de hulp ook de meest kwetsbare groepen bereiken?

‘De rusthuizen in Khartoem kampen met een schrijnend gebrek aan water en voedsel, mensen sterven nu al’, zegt Eltahir. ‘Ook het weeshuis bevindt zich in een gevaarlijke buurt. Vele bewoners zijn gevlucht en het is weinig waarschijnlijk dat iemand een kind zal evacueren.’

De oorlog hakt er bij iedereen stevig in. ‘Ik heb al drie vrienden verloren in deze oorlog’, vertelt Mohamed. Hij is pas 28 en kan de terreur nauwelijks bevatten.

Verschillende initiatieven proberen via WhatsApp en andere kanalen psychische bijstand te verlenen, vertelt Eltahir. ‘In de eerste week van de oorlog ontvingen we instructies van het Ahfad Trauma Centrum. Nuttige info, want niemand wist wat te doen. Hoe ga je om met kinderen die zich doodsbang onder het bed verstoppen? Zeggen we dat deze oorlog een spelletje is of vertellen we ze de harde waarheid?’

© Ala Kheir

Na jaren van burgerlijk verzet − eerst tegen al-Bashir en vervolgens tegen de twee generaals − weten de Soedanezen wel beter, zegt Gihan Eltahir.

© Ala Kheir

Geen burgeroorlog

Vandaag woedt de oorlog onverminderd voort. Verschillende staakt-het-vuren tussen de strijdende partijen werden telkens haast ogenblikkelijk geschonden, en ook de recente ‘verkennende gesprekken’ in de Saudi-Arabische stad Jeddah zullen de gevechten op korte termijn geen halt toeroepen. ‘Dit is de eindstrijd’, voorspelt Mohamed, ‘the winner takes it all.

Aan de basis van het geweld ligt een machtsconflict binnen de militaire leiding van het land. De twee kemphanen van dienst: Abdel Fattah al-Burhan, het hoofd van het reguliere leger, en Mohamed Dagalo (alias ‘Hemeti’), die het bevel voert over de 100.000 man sterke paramilitaire strijdgroep Rapid Support Forces (RSF). Beide generaals werkten tot vorige maand nog samen, maar raakten in conflict omdat het RSF in het leger moest opgaan.

Die beslissing was kennelijk niet naar de zin van de ambitieuze Hemeti, een armetierige kamelendrijver die zich met goudsmokkel en andere lucratieve operaties opwerkte tot misschien wel de machtigste man van Soedan. Hij leidde een bloeddorstige militie, de Janjaweed, die in het begin van deze eeuw dood en verderf zaaide in de westelijke regio Darfur.

De gruwelpraktijken konden op applaus rekenen van toenmalig president Omar al-Bashir, die de militie in 2013 omdoopte tot de RSF en ze bombardeerde tot zijn persoonlijke lijfwacht. Daardoor kregen ze een bijzonder statuut in het militaire apparaat: ze vielen onder het gezag van de veiligheidsdiensten, niet onder dat van het leger. Het was een gewiekste truc om zich te behoeden voor een staatsgreep, dacht al-Bashir.

‘Mijn vriendin werd in december vorig jaar verkracht door negen soldaten van het leger.’

Het pakte anders uit. In april 2019, na maandenlange volksdemonstraties tegen al-Bashir, kozen Hemeti en al-Burhan de kant van de demonstranten. De twee generaals schoven weliswaar de gehate president aan de kant, maar blokkeerden vervolgens de transitie naar een burgerregering. In juni 2019 dreven Hemeti’s troepen een maandenlange sit-in van antiregeringsbetogers gewelddadig uit elkaar − zeker 130 demonstranten werden gedood.

‘Of ik een kamp kies?’ Mohamed lacht. ‘Het leger en de RSF zijn allebei even ellendig’. Eltahir stemt in. ‘Toen de RSF-troepen tijdens de sit-in het vuur openden op onschuldige demonstranten stond ik oog in oog met een soldaat van het leger. Ik vroeg hem om me te beschermen, maar hij gaf geen krimp. De regeringstroepen gaan hun boekje net zo goed te buiten. Mijn vriendin werd in december vorig jaar tijdens een demonstratie verkracht door negen soldaten van het leger.’

Ze vervolgt: ‘In de media wordt vaak gesproken van een burgeroorlog. Maar dit is een machtsstrijd tussen twee generaals. Wij hebben met deze zooi niks te maken. Een burgeroorlog heeft brandstof nodig. Racisme bijvoorbeeld, tribalisme of verdeeldheid. Maar kijk naar alle burgerinitiatieven. Mensen stellen hun huizen open voor iedereen, de eendracht onder het volk is groot.’

Na jaren van burgerlijk verzet − eerst tegen al-Bashir en vervolgens tegen de twee generaals − weten de Soedanezen wel beter, besluit Eltahir. ‘Het geweld van vandaag heeft niets gemeen met onze oorlogen uit het verleden. Het volk was verdeeld. Mensen geloofden toen dat ze God of wat dan ook dienden en meldden zich vrijwillig aan. Maar behalve de jongeren die zich voor het grove geld aansluiten bij de RSF, zie ik vandaag weinig vrijwilligers. Niemand wil deze oorlog.’