Is er genoeg ondersteuning voor lgbtq+-vluchtelingen in onze opvangcentra?

Analyse

‘Slachtoffers van geweld verkassen in plaats van daders’

Is er genoeg ondersteuning voor lgbtq+-vluchtelingen in onze opvangcentra?

Joachim Hoste

07 augustus 202312 min leestijd

Hoe is het om als lgbtq+-vluchteling in onze opvangcentra te verblijven? Wat doet Fedasil om de opvang voor iedereen inclusief te maken? 'We zijn het niet gewend om mensen te vertrouwen.'

‘Zodra mijn kamergenoten beseften dat ik homo ben, schoven ze me opzij.’ Brian (29) getuigt over de problemen waarmee hij in het Fedasil-opvangcentrum in Geldenaken te maken kreeg. Hij verbleef er van 2019 tot 2021, nadat hij in ons land asiel aanvroeg. Hij wil zijn verhaal heel graag naar buiten brengen.

Brian is aangetrokken tot mannen. Om die reden ontvluchtte hij zijn thuisland Oeganda in 2019 nadat zijn partner er gevangengenomen werd. Vandaag wil hij maar al te graag aankaarten met wat voor uitdagingen lgbtq+-personen in de asielopvang te maken kunnen krijgen.

‘Had ik vanaf het begin meer informatie gekregen, bevond ik me nu niet in deze situatie.’

Zoals de reacties van kamergenoten waarmee ze een kamer moeten delen. Het resultaat daarvan was dat Brian de stigmatisering die hij in Oeganda ervaarde in de Belgische asielopvang opnieuw moest ondergaan.

Vandaag is Brian nog steeds in ons land, maar verblijft hij niet meer in een opvangcentrum. ‘Ik heb geen vaste slaapplek en geen vrienden’, zucht hij.

Het leven is al zwaar geweest, zegt Brian meermaals tijdens het gesprek. In een eerste oogopslag lijkt hij nochtans een goedlachse jongeman met positieve uitstraling. Hij is nu bezig met een nieuwe asielaanvraag, maar zijn vorige aanvraag werd negatief beoordeeld.

Uit wanhoop en door de mentale kwelling die dat met zich meebracht, nam hij vervolgens een aantal verkeerde beslissingen. Het dieptepunt, vertelt hij, was toen hij al zijn vertrouwen stelde in een man waarmee hij op dat moment datete.

Die man ontvoerde hem en misbruikte hem vervolgens seksueel in een voor hem onbekende woning. Hij deed geen aangifte omdat het huis van de dader zich in Nederland bevond. Hij was bang dat als hij aangifte deed in een land waar hij niet mocht zijn, de politie hem naar Oeganda zou deporteren.

Referentiekader

‘Had ik vanaf het begin meer informatie gekregen, bevond ik me nu niet in deze situatie’, vertelt hij. Hij ervoer persoonlijk een gebrek aan hulp en ondersteuning van de medewerkers in het opvangcentrum, zodat hij zijn asielaanvraag en het gesprek bij het CGVS beter had kunnen voorbereiden.

© Joachim Hoste

Brian had tijdens de asielprocedure het gevoel niet begrepen te worden.

© Joachim Hoste

Hij voelde zich persoonlijk tijdens zijn verblijf niet geholpen. Naar zijn aanvoelen deed de sociaal assistent te weinig toen Brian zei dat hij homoseksueel is. Het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) oordeelde dat hij de relatie met zijn partner in Oeganda onvoldoende kon bewijzen.

Maar, zo verklaart Brian de negatieve beoordeling, door de problemen en het gebrek aan begeleiding in de asielopvang, slaagde hij er tijdens zijn interviews niet in om zich goed uit te drukken en zijn verhaal te vertellen. Omdat hij zich net als in zijn thuisland niet welkom voelde in de asielopvang, besefte hij niet hoe openlijk hij over zijn geaardheid kon spreken.

‘Dat we uit een samenleving komen waar we niet welkom zijn, wordt hier in België te weinig beseft. We worden in de asielprocedure beoordeeld vanuit een westers referentiekader, waar spreken over homoseksualiteit evident is. Maar in Oeganda sprak ik niet over seksualiteit. Eens uit de kast word je er onderdrukt. We zijn het niet gewend om mensen te vertrouwen.’

Ook taboes bij tolken

Niet alleen in de opvangcentra botsen lgbtq+-vluchtelingen op stigmatisering. Ook binnen de asielprocedure zelf kan hun geaardheid voor problemen zorgen. Een extra uitdaging is de culturele achtergrond van tolken die hen bijstaan bij de gesprekken met het CGVS. Tolken komen in veel gevallen uit hetzelfde herkomstland (of regio) als iemand die asiel aanvraagt, waardoor een vluchtproblematiek die met lgbtq+-rechten te maken heeft voor hen een taboe kan zijn.

Ook Brian ervoer die hindernis. ‘Wie lgbtq+ is begrijpt mijn emoties, iemand die hetero is, niet. Bovendien kan ik niet nagaan of een tolk die mijn woorden naar het Frans vertaalt ook precies vertelt wat ik verteld heb.’

Vluchtelingenwerk Vlaanderen voorziet daarom opleidingen voor advocaten en tolken die lgbtq+-vluchtelingen bijstaan. ‘En we zorgen voor een netwerk van tolken die bij ons de opleiding volgden, zodat organisaties die lgbtq+-personen begeleiden naar hen kunnen doorverwijzen als tolk.’

Via email liet het CGVS aan MO* weten dat de asielprocedure evolueerde en meer dan ooit op het individueel verhaal focust: ‘We zijn meer de nadruk gaan leggen op concretere en individuele elementen.’ Zowel de protection officers die de interviews afnemen, als de vertalers-tolken die worden ingeschakeld leren tijdens hun opleiding bij het CGVS omgaan met een lgbtq+-achtergrond.

‘We zijn afgestapt van een aanpak die te veel vanuit een westerse visie vertrok’, aldus Olivier Brasseur, diensthoofd communicatie. Een protection officier leert vandaag aan om obstakels rond seksuele geaardheid te identificeren en weg te halen. Voor vertaler-tolken geldt een gedragscode. ‘Die houdt in dat ze hun opdracht onafhankelijk en objectief uitvoeren en zich niet laten beïnvloeden door persoonlijke opinies, voorkeuren, interpretaties of gevoelens.’

Handvaten

Wat volgens Brian kan helpen zijn meer lgbtq+-activiteiten en meer lgbtq+-medewerkers in de centra. Zo kunnen problemen sneller en makkelijker worden aangekaart en opgelost. Ook ligt de drempel om te spreken lager. ‘Ik moest zelf op zoek gaan naar lgbtq+-organisaties. Het is alleen door die persoonlijke inspanning dat ik er vandaag over kan spreken en ben wie ik ben.’ Fedasil laat wel weten dat verschillende centra, waaronder het aanmeldcentrum in Brussel, ontmoetingen en activiteiten organiseren. Die moeten voorkomen dat bewoners geïsoleerd raken.

De problemen die Brian ondervond nemen niet weg dat er ook al inspanningen worden gedaan om medewerkers in opvangcentra beter op te leiden. Zo bekostigde Fedasil het project Safe Havens van çavaria, de lgbtq+-koepelorganisatie. Dat verleende alle Vlaamse opvangmedewerkers een opleiding die hen de nodige handvaten moest aanreiken om met lgbtq+vluchtelingen in de opvang om te gaan.

Maar, zo laat çavaria-woordvoerder Eef Heylighen weten, de financiering van het project werd in 2018 stopgezet, waardoor ook het project afliep. Fedasil verduidelijkt dat de voorwaarden voor projectiesubsidies voor de stopzetting zorgden. Safe Havens kreeg in 2016 voor een jaar projectsubsidies. Het project kon daarna volgens die voorwaarden maar eenmaal verlengd worden.

‘Daarmee ging heel wat expertise verloren’, reageert Paulien Natens, beleidsmedewerker integratie bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen. ‘Wij hameren er daarom op om structurele middelen te voorzien voor de opleiding van medewerkers. Nu hangt het erg af van centrum tot centrum of die kennis en expertise aanwezig is.’

Fedasil laat MO* weten dat vandaag werk wordt gemaakt van betere begeleiding en betere opvang van lgbtq+-bewoners in hun centra. Van 2023 tot 2025 lopen nieuwe projecten in samenwerking met de Vlaamse en Waalse koepelorganisaties çavaria en Prisme, dankzij financiëring via het Europees Fonds voor Asiel, Migratie en Integratie (AMIF) van de Europese Commissie.

‘Mensen krijgen vaak pas een plekje in gespecialiseerde opvang wanneer ze in elkaar geslagen zijn of erger.’

Ook hier staat de opleiding van centrummedewerkers centraal, maar is er ook specifiek aandacht voor de sensibilisering van niet-lgbtq+-bewoners, laat Lies Gilis, adjunct-woordvoerder bij Fedasil aan MO* weten. ‘De projecten richten zich niet rechtstreeks tot lgbtq+-bewoners, maar het zijn wel zij die er de vruchten van zullen plukken. Medewerkers krijgen een betere training zodat ze aangepaste begeleiding en informatie kunnen aanbieden en andere bewoners zullen hopelijk meer openstaan voor verschillen.’

Aparte opvang?

Toch pleiten een aantal organisaties voor aparte opvang. Zo stelt Natens in naam van Vluchtelingenwerk Vlaanderen dat opvangstructuren nog te binair georganiseerd worden, met een opdeling van man versus vrouw. Het resultaat daarvan is dat wie zich niet in zo’n binaire opdeling herkent of transpersonen daarin geen plaats vinden. ‘Ze kiezen er daarom vaak voor om buiten de opvang te verblijven. Ze komen op straat terecht of ze vinden via vrienden of familie een plek, maar dat is uiteraard niet altijd vanzelfsprekend.’

‘Ze beseffen dat ze zich ook in die opvangcentra moeten verstoppen. Ook daar moeten ze anders zijn dan ze werkelijk zijn. Sommigen kiezen voor prostitutie om toch maar buiten de centra te kunnen leven’, vertelt Djenk Ejup van Rainbow Refugee Committee. Door de talloze contacten die hij had, weet hij dat lgbtq+-vluchtelingen heel vaak slachtoffer zijn van geweld in de centra. ‘De slachtoffers moeten verkassen in plaats van de daders.’

Het Rainbow Refugee Committee staat lgbtq+-vluchtelingen bij in hun asielprocedure. Het Committee is lid van het RainbowHouse in Brussel, dat de thuisbasis is van Brusselse lgbtq+-verenigingen.

‘Door de bestaande opvangcrisis is er sowieso al een enorme nood aan plaatsen’, vertelt Natens. ‘Maar dus ook aan specifieke opvangplaatsen voor lgbtq+-vluchtelingen. Er zijn te weinig veilige ruimtes en er is te weinig psychosociale hulp. Mensen krijgen vaak pas een plekje in gespecialiseerde opvang wanneer ze in elkaar geslagen zijn of erger.’

Natens zegt dat alle opvangcentra voor alle kwetsbare mensen inclusief moeten zijn. Dat blijkt niet zo vanzelfsprekend te zijn als het lijkt. ‘Fedasil is daar wel mee bezig, maar heeft andere prioriteiten met de opvangcrisis.’ Ook Gilis wijst op de opvangcrisis: ‘De uitdaging is niet om een plaats te vinden voor lgbtq+-personen, maar gewoonweg voor iedere asielzoeker. Ongeacht zijn seksuele geaardheid of identiteit.’ Fedasil benadrukt dat lgbtq+ personen niet automatisch kwetsbaar zijn door hun geaardheid. ‘Zij kunnen uiteraard wel een kwetsbaar profiel hebben en dan houden we daar rekening mee.’

© Joachim Hoste

Djenk Ejup helpt lgbtq+-vluchtelingen doorheen de asielprocedure en interviews.

© Joachim Hoste

Fedasil moedigt de centra aan om incidenten, waaronder die rond sekse of gender, te melden: ‘We beschikken over een rapportage op basis van de meldingen en de registratie van incidenten.’

Gilis stelt de centra voor als een mini-samenleving die de echte, multiculturele samenleving weerspiegelt: ‘Er is dus effectief een mogelijkheid dat er zich discriminatie voordoet, net zoals in de algemene samenleving.’ Gilis benadrukt dat discriminatie in de centra niet wordt getolereerd. Daders worden erop aangesproken en als dat nodig is bestraft. Lgbtq+-bewoners die zich gediscrimineerd voelen moeten dat aangeven bij de centrumdirectie.

Een eigen, veilige plek

Fedasil kijkt voorlopig niet richting specifieke opvangcentra als middel om aan de noden van lgbtq+-vluchtelingen te voldoen. ‘Het beleid van Fedasil is om geen specifieke opvangstructuren te voorzien. Sommige centra beschikken over individuele kamers die ze kunnen voorbehouden, maar dat is nog steeds binnen een centrum dat voor iedereen open is.’

Gilis erkent dat een deel van de lgbtq+-personen afzonderlijke opvangstructuren wil, maar volgens haar is er geen consensus over dat idee.

Ejup behoort tot de voorstanders van afzonderlijke opvangstructuren: ‘In België zeggen we dan: “Wij willen mensen niet laten verschillen. Dat is discriminatie. We moeten divers zijn en dus iedereen samenzetten.” Wat is dat nu? Zij beseffen niet dat er mensen onder dat idee lijden.’ Het Rainbow Refugee Committee zou daarom willen dat er specifieke centra komen.

Als MO* Brian vraagt wat anders moet, reageert hij dat er meer activiteiten en lgbtq+medewerkers in de centra moeten komen. Dat zou volgens hem om de problemen die hij meemaakte kunnen voorkomen. Daarnaast is ook hij voorstander van specifieke centra voor lgbtq+-personen: ‘We zouden daar mensen van onze eigen gemeenschap kunnen leren kennen.’