Het gevecht van de eeuw op een steeds warmere aarde
Ode aan de nee-zeggers, de grenzentrekkers, de ijzervreters van het klimaatdebat
Jelmer Mommers
04 juni 2019
Jelmer Mommers, journalist voor De Correspondent, schreef ‘het eerste klimaatboek waar je niet depressief van wordt’, volgens de pr-afdeling van onze Nederlandse collega’s. MO* publiceert een ingekorte versie van het hoofdstuk over klimaatzaken, desinvesteringen en blokkades. ‘Niet alle acties zijn succesvol, maar ze helpen wel’.
In 2017 bezette een actiegroep de OBA-kolenterminal van de Amsterdamse haven
© Code Rood (CC BY-SA 2.0)
De klimaatacties van dit voorjaar waren allemaal heel sterk gericht op overheden en het klimaatbeleid dat zij dringend in werking moeten stellen. Maar uiteraard gingen de acties ook over het besef bij de bevolking dat gewoon wachten op beleid niet langer een optie is. Dat vindt ook De Correspondent-journalist Jelmer Mommers in het boek Hoe gaan we dit uitleggen – Onze toekomst op een steeds warmere aarde, dat (vandaag) 4 juni verschijnt. In het hoofdstuk Het gevecht van de eeuw focust Mommers op drie soorten activisme die mee het verschil kunnen maken. ‘Dit hoofdstuk gaat over de nee-zeggers, de grenzentrekkers, de ijzervreters van het klimaatdebat’, schrijft de auteur. De drie plekken van actie zijn: de rechtbank, onder beleggers, en bij de infrastructuur van de fossiele-energievoorziening. MO* publiceert een ingekorte versie van het hoofdstuk over klimaatzaken, desinvesteringen en blokkades. ‘Niet alle acties zijn succesvol, maar ze helpen wel’.
***
Bij alle drie de campagnes zijn de pijlen gericht op olie, gas en kolen. Terecht, want met ruim driekwart van alle uitstoot zijn fossiele brandstoffen het grootste probleem voor het klimaat. Deskundigen zijn het erover eens dat het terugbrengen van juist deze uitstoot de hoogste prioriteit heeft, aangezien er prima alternatieven zijn voor olie, gas en kolen.
Andere sectoren, zoals de voedselvoorziening, waar de uitstoot moeilijker uit te bannen is, hebben dan iets meer tijd voor een transformatie. Ook dat is terecht: het alternatief voor een koe die methaan uitstoot, is geen koe – daarvoor moet je mensen zover krijgen dat ze geen vlees en zuivel meer eten. Het alternatief voor een kolencentrale is een windmolenpark met een waterstoffabriek: een veel haalbaardere stap.
Geen van de mensen die ik in dit hoofdstuk aan je voorstel, beweert dat we in één klap zonder fossiele energie kunnen
Laat me vooraf een veelgehoorde karikatuur van actievoerders wegnemen: geen van de mensen die ik in dit hoofdstuk aan je voorstel, beweert dat we in één klap zonder fossiele energie kunnen. Hun strijd richt zich daar niet op. Wat zij willen, is uit de houdgreep van het huidige systeem komen. Ze zoeken de zwakke plekken in de keten van boorput tot benzinepomp, en ze zetten samen hun koevoet erin.
Je kunt het gerust het gevecht van de eeuw noemen.
Advocaten in actie
Op 20 november 2013 wordt de Nederlandse staat gedagvaard door milieubeweging Urgenda en bijna negenhonderd mede-eisers. Tot verbazing van velen krijgt Urgenda in juni 2015 van de rechter gelijk. Wat de doorslag gaf? In de dagvaarding beroept Urgenda zich op onomstreden juridische principes. Dat de staat onzorgvuldig is geweest, kunnen Cox en Van den Berg makkelijk hardmaken. De Nederlandse staat erkende al in 1992 dat er een gevaar dreigde. In dat jaar tekende Nederland samen met 190 andere landen het eerste wereldwijde klimaatverdrag. Ze spraken de intentie uit om ‘gevaarlijke klimaatverandering’ te voorkomen.
De uitspraak bewijst wat sommige juristen al langer zeggen: dat elke democratische rechtsstaat een juridische plicht heeft zijn burgers te beschermen tegen klimaatverandering. Wie een gevaar ziet aankomen en de mogelijkheid heeft dat te minimaliseren of te voorkomen, heeft ook de plicht dat te doen. Dat is een van de meest basale beginselen van ieder rechtssysteem.
De relevantie van de Urgenda-zaak is andere landen dan ook direct duidelijk. Voorafgaand aan de Urgenda-zaak zijn er elders in de wereld al enkele klimaatzaken gevoerd, maar tot halverwege de jaren nul waren ze erg zeldzaam en zelden succesvol. Na het Urgenda-vonnis komt er een nieuwe golf op gang; in 2017 is er een duidelijke piek in het aantal nieuwe klimaatzaken. Van Pakistan tot Zwitserland, en van Nieuw-Zeeland tot Noorwegen; al in meer dan twintig landen is in de rechtbank bepleit dat overheden die de uitstoot niet onder controle brengen nalatig zijn – en dat de rechter dus mag ingrijpen.
In 2017 bezette een actiegroep de OBA-kolenterminal van de Amsterdamse haven
© Code Rood (CC BY-SA 2.0)
Roger Cox, een advocaat en een van de initiatiefnemers van de Nederlandse Klimaatzaak, heeft namens Milieudefensie, zes andere milieuorganisaties en ruim 17.000 particuliere mede-eisers in april 2019 een aanklacht ingediend tegen Shell, het zevende oliebedrijf ter wereld. De eis is dat Shell zijn productie van olie en gas afbouwt zodat het in 2050 geen bijdrage meer levert aan klimaatverandering. Het is wereldwijd de eerste keer dat een milieuorganisatie via de rechter een koerswijziging eist van een oliemaatschappij.
Shell ondermijnt nu de klimaatdoelen van Parijs, stelt Cox in de dagvaarding. De grote investeringen die het bedrijf blijft doen in fossiele infrastructuur dragen eraan bij dat de doelen uit het Parijs-akkoord onhaalbaar worden. Het is immers overduidelijk Shells bedoeling om méér gas en olie te leveren, terwijl de uitstoot juist moet dalen. Dat we de 2 graden voorbij aan het racen zijn is niet alléén de schuld van Shell, stelt Cox, maar het bedrijf kan wel aansprakelijk worden gesteld voor zijn bijdrage.
De aanklacht draait volgens Cox maar om één vraag. Mag een multinational als Shell willens en wetens meewerken aan de vernietiging van de menselijke leefomgeving wereldwijd? Of is ook dit bedrijf verplicht zich zorgvuldig te gedragen, net als de drankleverancier in het Kelderluik-arrest? Als Cox kan aantonen dat Shell op de hoogte was van de risico’s en een ander pad had kunnen kiezen, kan hij winnen.
Shell zal zich met man en macht verdedigen. Een van de beste argumenten die het concern te berde kan brengen, is dat Shell overheidsvergunningen heeft voor al zijn activiteiten. Met de verkoop van producten die CO2-uitstoot veroorzaken, overtreedt Shell geen enkele wet.
Cox denkt daar een weerwoord op te hebben: hij maakt een vergelijking met asbest. Dat werd na de oorlog veel gebruikt, tot ver in de jaren tachtig. Maar in 1969 waren er voldoende rapporten die aantoonden dat je er kanker van kreeg. De bedrijven die er na dat jaar nog mee bleven werken, zijn later veroordeeld voor de dodelijke gevolgen van het product voor werknemers en consumenten.
Het zou historisch gezien dus niet de eerste keer zijn dat bedrijven die zich aan de regels houden toch worden veroordeeld. Geen vergunning op aarde kan een bedrijf definitief vrijwaren van aansprakelijkheid – omdat in geen enkele vergunning staat dat je een ander (klimaat)schade mag toebrengen.
Oliemaatschappijen hebben miljarden verdiend met fossiele energie. Mogen ze nu dan geen deel van de publieke kosten dragen voor bijvoorbeeld kustverdediging omdat de zeespiegel stijgt?
Naast de klimaatzaken die gaan over het voorkomen van schade, is er een andere juridische route in gang gezet: die van schadevergoeding. In de VS, maar ook daarbuiten, proberen advocaten namens lokale overheden de kosten van noodzakelijke klimaatmaatregelen te verhalen op bedrijven zoals ExxonMobil en BP. Dit is vergelijkbaar met hoe tabaksfabrikanten vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw aansprakelijk zijn gesteld voor de schade die ze rokers toebrachten. De oliemaatschappijen hebben decennia achter elkaar miljarden kunnen verdienen met fossiele energie. Is het dan niet eerlijk dat ze nu een deel van de publieke kosten dragen voor bijvoorbeeld kustverdediging omdat de zeespiegel stijgt?
De oliebedrijven wisten immers donders goed welke schade ze riskeerden. Neem ExxonMobil. Onderzoek van een voorloper van dat bedrijf, Humble Oil, toonde al in 1957 aan dat de verbranding van fossiele brandstoffen leidt tot de ophoping van CO2 in de atmosfeer. In 1977 kreeg het voltallige Exxon-bestuur van een eigen klimaatonderzoeker een presentatie over hoe ernstig de gevolgen van de uitstoot wereldwijd konden worden. Exxon investeerde in die tijd grote bedragen in eigen klimaatonderzoek: het begon bijvoorbeeld in 1979 de CO2-concentratie in de lucht te meten met instrumenten geïnstalleerd op een olietanker.
Maar: wat deed het bedrijf met die kennis? Riep het op tot actie? Deelde het de eigen conclusies met de wereld? Nee, Exxon loog publiekelijk bijna continu over de gevaren die bij het bedrijf bekend waren. Het zaaide doelbewust twijfel en financierde pr-campagnes en eenzame klimaatwetenschappers die de ontluikende consensus over de risico’s van de opwarming actief bestreden.
In 1989 was Exxon een van de oprichters van de Global Climate Coalition, een lobbygroep die als doel had om twijfel te zaaien over de ernst van klimaatverandering. Ook Shell was lid van die groep, en bleef dat bijna tien jaar. Deze coalitie van fossielebrandstofbedrijven zette alle mogelijke middelen in om twijfel te verspreiden, met reclames, advertorials in nationale kranten, speciale memo’s voor journalisten en door te lobbyen bij leden van het Amerikaanse Congres. Mede hierdoor ratificeerde de VS het klimaatverdrag van Kyoto uit 1998 niet – terwijl daarin juist werd afgesproken dat rijke landen voorop moesten lopen in de uitstootvermindering omdat die het grootste deel van het probleem veroorzaakten en de meeste middelen hadden om het aan te pakken.
Kyoto blokkeren was ook precies het doel geweest, zo weten we dankzij een gelekte memo van het American Petroleum Institute (API) uit april 1998. Er stond een ‘actieplan’ in: ‘We hebben gewonnen als gewone burgers “doorhebben” (erkennen) dat veel onzeker is in de klimaatwetenschap; wanneer het bestaan van die onzekerheden “alledaagse wijsheid” wordt… [en] wanneer wie op basis van de huidige wetenschap vóór het Kyoto-verdrag is, wordt beschouwd als wereldvreemd.’
De geschiedenis van bewust twijfel zaaien door olie- en gasbedrijven wordt nu door klimaatadvocaten boven tafel gehaald om te onderbouwen dat schadevergoedingen terecht zijn. In de VS lopen veertien van dit soort zaken – onder andere New York, Baltimore en San Francisco hebben ze aangespannen. Uit de aanklachten blijkt dat er overvloedig bewijs is dat de fossiele-energiebedrijven wisten dat hun activiteiten een bedreiging voor het klimaat vormden én dat ze andere opties hadden.
In 2017 bezette een actiegroep de OBA-kolenterminal van de Amsterdamse haven
© Code Rood (CC BY-SA 2.0)
De klimaatrechtszaken dwingen de betrokken partijen nu om over heel specifieke plichten en verantwoordelijkheden te praten. Wat wist je precies, en wat had je kunnen voorkomen? Wat was jouw aandeel en jouw verantwoordelijkheid?
Die vragen worden in de rechtszaal inmiddels niet alleen aan landen en energiebedrijven voorgelegd, maar ook aan verzekeraars, banken en investeerders die de aanhoudende winning en verbranding van fossiele energie faciliteren. Burgers kunnen er zeker van zijn dat ze nooit zullen worden aangeklaagd voor hun medeplichtigheid aan de wereldwijde opwarming: de bijdrage van één mens is, juridisch gezien, op een geheel van 7,7 miljard wereldburgers verwaarloosbaar.
Maar landen, grote organisaties en misschien zelfs bestuursvoorzitters kunnen dus wél worden aangesproken op hun bijdrage. Accountants, juristen, investeerders, directies en toezichthouders moeten opnieuw nadenken over de risico’s van investeringen in fossiele brandstoffen en het negeren van de klimaatdoelen.
Investeerders opgepast
Niet alleen klimaatadvocaten zijn zo uitgesproken. ‘Als het verkeerd is om klimaatverandering te veroorzaken, dan is het verkeerd om winst te maken met het veroorzaken van klimaatverandering.’ Dat citaat van May Boeve, uitvoerend directeur van actieorganisatie 350.org, vat in één zin het uitgangspunt van de tweede strategische campagne die de wereld nu al ingrijpend verandert.
‘Als het verkeerd is om klimaatverandering te veroorzaken, dan is het verkeerd om winst te maken met het veroorzaken van klimaatverandering’
Deze campagne wordt gevoerd door de actievoerders van de zogenaamde ‘divestment’-beweging. ‘Divestment’ is de Engelse term voor ‘desinvesteren’, oftewel: investeringen van de hand doen omdat je morele of politieke bedenkingen hebt. Pensioenfondsen, steden, staten, universiteiten, religieuze instellingen, zorgaanbieders en musea worden door de aanvoerders van deze campagne opgeroepen hun financiële banden met de fossiele industrie door te knippen.
De divestment-activisten hebben het gemunt op de honderd bedrijven die verantwoordelijk zijn voor zo’n 70 procent van alle uitstoot die sinds 1988 de lucht in ging. Het waren consumenten, steden en fabrieken die de fossiele energie gretig verbruikten, dat is waar. Maar het was een selecte groep van fossiele reuzen dat het leeuwendeel van de brandstoffen uit de grond haalde – wetende wat de risico’s waren.
En ze gaan op dezelfde weg door. De beursgenoteerde oliebedrijven gebruiken het leeuwendeel van hun kennis, geld en (lobby)macht nog steeds om telkens nieuwe fossiele reserves op te snorren en op te boren. De fossiele reuzen blijven schepen de zee op sturen om te zoeken naar nieuwe voorraden, terwijl we al lang weten dat we de klimaatdoelen op onze buik kunnen schrijven als we de nu al bekende voorraden fossiele brandstoffen verbranden.
Concreet: het opmaken van de bekende voorraden van olie, gas en kolen zou de uitstoot van zo’n 3.500 miljard ton CO2 veroorzaken. Maar als we een redelijke kans willen houden om de opwarming ruim onder de 2 graden te houden, kunnen we niet meer dan 570 miljard ton uitstoten. Dat is minder dan een vijfde van de huidige reserves. De rest moet in de grond blijven.
Die dwingende logica bracht de divestment_-_beweging voort. Een groeiende groep actievoerders stelt dat het niet alleen vanwege klimaatrechtszaken onverstandig is om te blijven investeren in fossiel. Het is ook moreel onverdedigbaar. En het is verwerpelijk als publieke instellingen en beleggers de roofbouw blijven faciliteren met hun investeringen in de fossiele industrie.
De divestment-campagne rondom fossiele energie begint in 2010. Eerst op één campus op de Amerikaanse universiteit van Swarthmore, Pennsylvania. Ten tijde van de klimaattop in Parijs, in december 2015, is de divestment-campagne al in 43 landen van de grond gekomen. Al vijfhonderd beleggers, steden en religieuze instellingen hebben dan beloofd hun investeringsportefeuille geheel of gedeeltelijk ‘fossielvrij’ te maken, wat betekent dat ze beleggingen in de fossiele industrie van de hand doen. Steenkool zit als eerste op de schopstoel – dat is de smerigste fossiele energiebron – dan olie, dan aardgas. Sommige investeerders kiezen ervoor hun belangen in relatief ‘schone’ olie- en gasbedrijven aan te houden, anderen verbreken alle financiële banden in één klap.
Weer drie jaar later, in september 2018, hebben in totaal bijna duizend institutionele beleggers met een gezamenlijk vermogen van 6,24 biljoen dollar toegezegd ‘fossielvrij’ te gaan. In maart 2019 maakte het Noorse staatsinvesteringsfonds – dat rijk is geworden met olieopbrengsten – bekend dat het bijna 8 miljard dollar aan investeringen in olie- en gasbedrijven van de hand doet, nadat het eerder alle investeringen in de steenkoolindustrie terugtrok.
Iedere euro die zo vrijkomt kan opnieuw geïnvesteerd worden in duurzame energie en andere klimaatoplossingen. Het is het begin van de grootste kapitaalverschuiving in de geschiedenis van de mensheid.
Eind 2017 besluit een van de rijkste steden op aarde – New York City – alle investeringen uit de fossiele industrie terug te trekken. In juli 2018 sluit Ierland zich aan – het eerste land dat alle publieke gelden uit olie, gas en kolen terugtrekt. De Wereldbank financiert geen nieuwe olie- en gasprojecten meer. Een aantal van ’s werelds grootste verzekeraars wil niet meer garant staan voor bedrijven die 30 procent of meer van hun inkomsten uit steenkool halen.
Enzovoort. De omwenteling is in volle gang.
In 2017 bezette een actiegroep de OBA-kolenterminal van de Amsterdamse haven
© Code Rood (CC BY-SA 2.0)
Tegen de fossiele infrastructuur
Naast het juridische gevecht over de verantwoordelijkheid voor klimaatopwarming en de divestment-campagnes ertegen is er nog een derde strategische campagne over het klimaat gaande: geweldloos verzet om concrete fossiele-energieprojecten tegen te houden. Naomi Klein noemt dit verzet ‘Blockadia’: de bonte verzameling van wereldwijde acties om pijplijnen, olieboringen en andere fossiele infrastructuur te blokkeren.
Deze actievorm is verre van nieuw. Een actievoerder die zich vastketent aan een booreiland of een bulldozer is hét cliché van de milieubeweging. Maar de afgelopen jaren is eens te meer gebleken hoe effectief zulk verzet is, en hoe snel het zich kan verspreiden.
Blockadia stak de kop op in 2015 toen Shell op de Noordpool naar olie wilde boren: activisten van Greenpeace ketenden zich vast aan een booreiland aldaar en gingen niet meer weg. Het verzet werd uiteindelijk zo massaal dat Shell op zijn schreden terugkeerde – volgens een persbericht omdat een exploratieboring in het poolgebied te weinig olie had opgeleverd, maar waarschijnlijk vooral uit vrees voor verdere reputatieschade.
Blockadia was aanwezig in zaaltjes in Noord-Brabant toen daar vanaf 2012 werd gedebatteerd over wel of niet schaliegas winnen in Nederland – dat is moeilijk winbaar aardgas dat uit gesteente moet worden ‘gekraakt’, met vervuiling en risico’s voor de drinkwatervoorziening tot gevolg. Dankzij de actievoerders kwam er een verbod op schaliegasboringen.
En Blockadia doet al jaren zijn best om de uitbreiding van bestaande kolenmijnen en de bouw van nieuwe kolencentrales tegen te houden in Bangladesh, Duitsland, Zuid-Afrika en Turkije.
De mensen in de frontlinie van Blockadia accepteren niet dat er nog nieuwe natuurgebieden en gemeenschappen worden geofferd terwijl we ons gebruik van fossiele brandstoffen al zouden moeten afbouwen om het klimaat te ontzien.
In 2017 bezette een actiegroep de OBA-kolenterminal van de Amsterdamse haven
© Code Rood (CC BY-SA 2.0)
Lang niet al deze protesten zijn succesvol in de enge betekenis van dat woord; veel projecten gaan na ingrijpen van politiek en (militaire) politie alsnog door. In de VS is de afgelopen jaren bijvoorbeeld op grote schaal campagne gevoerd tegen de bouw van de Dakota Access-oliepijpleiding. Inheemse stammen die vreesden dat het drinkwater van hun Standing Rock-reservaat vervuild zou worden, besloten de werkzaamheden op hun grondgebied tegen te houden door een kamp te bouwen op het bouwterrein. De politie rukte uit, en stuurde honden, rubberkogels en zakjes hagel op de vreedzame demonstranten af.
Dat werkte als olie op het vuur. In december 2016 waren er tienduizend mensen naar Standing Rock getrokken. Hollywoodberoemdheden twitterden hun vingers blauw over de opstand, en de wereldpers begon erover te schrijven.
Het leek aanvankelijk te werken. Eind 2016 besloot de verantwoordelijke overheidsinstantie een nieuw milieuonderzoek uit te voeren – een effectieve opschorting van de vergunning. Maar een van de eerste dingen die Donald Trump deed toen hij begin 2017 president werd, was per decreet opdracht geven om de bouw alsnog door te zetten.
Mislukt, dus? Ja en nee. Sinds mei 2017 stroomt er olie door de Dakota Access-pijpleiding. Maar tijdens het protest werden zaadjes geplant en nieuwe acties bedacht. De 27-jarige serveerster Alexandria Ocasio-Cortez uit The Bronx in New York was een van de duizenden jongeren die eind 2016 naar Standing Rock reisden om onderdeel te zijn van het protest. Twee jaar later werd ze het jongst verkozen Democratische Congreslid ooit.
‘De eerste keer dat ik overwoog me kandidaat te stellen voor het Congres, was bij de protesten in Standing Rock in North Dakota’, zei ze achteraf. ‘Wat daar gebeurde, in die smeltkroes van activisten, met mensen die hun leven op het spel zetten voor anderen die ze nog nooit hadden ontmoet, die ze niet kenden… Toen ik dat zag, wist ik dat ik meer moest gaan doen.’
Ocasio-Cortez strijdt nu vanuit het Huis van Afgevaardigden voor een Green New Deal, een ambitieus pakket met beleidsmaatregelen om de VS binnen tien jaar (!) over te laten schakelen op volledig duurzame stroom. Dat plan werd haar weer aangereikt door The Sunrise Movement, een beweging van jongeren die sinds 2017 voor radicale klimaatactie in de VS strijdt.
***
Het is onmogelijk om alle effecten van de drie strategische campagnes te overzien. Maar duidelijk is dat ze in elkaar grijpen, elkaar inspireren, en met elkaar verbonden zijn. Als de natuur een web van leven is, dan is de samenleving het web dat wij gemaakt hebben. We kunnen draadjes in dat web doorknippen en nieuwe verbindingen maken.
© De Correspondent
Dat het onmogelijk is om de precieze gevolgen van onze acties te overzien, betekent niet dat ze betekenisloos zijn. We kunnen onmogelijk nagaan hoeveel diersoorten en bossen precies zijn gered omdat milieubeschermers zich daarvoor hebben ingespannen – maar we weten zeker dat hun strijd heel reële overwinningen heeft opgeleverd. Het oppervlak van beschermde natuurgebieden is tussen 1990 en 2018 gegroeid van 9 procent naar 15 procent van het land. De natuur heeft veel meer ruimte nodig, en ze staat in een derde van deze beschermde gebieden alsnog onder zware druk door menselijke activiteiten. Maar toch is op dit vlak voorzichtig sprake van vooruitgang, met dank aan de mensen die daar onvermoeibaar voor hebben gepleit.
We weten dat de Nederlandse overheid na het Urgenda-vonnis nog steeds hemeltergend sloom is met het ontwikkelen van aanvullend klimaatbeleid. Maar het was ongetwijfeld erger geweest als Roger Cox, Koos van den Berg en Marjan Minnesma hun rechtszaak niet hadden gewonnen.
En terwijl honderden demonstranten de toegangsweg naar een gasfabriek in Groningen blokkeerden, in augustus 2018, ging de productie gewoon door – de medewerkers hadden voorzorgsmaatregelen getroffen. Actie mislukt? Nee. De aanwezigen wisselden ideeën uit, leerden hoe ze zich moesten organiseren, en daaruit kwamen later weer nieuwe acties voort.
‘Ideeën zijn besmettelijk, emoties zijn besmettelijk, moed is besmettelijk’, schrijft de Amerikaanse essayist Rebecca Solnit. ‘Zodra we deze kwaliteiten – of hun tegenpolen – belichamen, brengen we ze over op anderen.’
Individuele acties kunnen ‘mislukken’, maar langdurige collectieve inspanningen blijven nooit zonder resultaat. Het is dankzij de kleine groep visionairs en actievoerders in de frontlinie dat nu voorstelbaar wordt dat we gaan doen wat nodig is, de komende dertig jaar. Dat is één deel van het nieuwe verhaal dat we elkaar nu kunnen vertellen: de noodzaak, de argumenten, de afgedwongen doelstellingen en de alternatieven zijn er.
Hoe gaan we dit uitleggen – Onze toekomst op een steeds warmere aarde door Jelmer Mommers wordt gepubliceerd door De Correspondent. 234 blzn. ISBN 978 90 8294 214 9