Coronapandemie bracht risico van zoönose opnieuw in centrum van de belangstelling
Ontbossing steeds weer hoofdverdachte voor nieuwe virussen: dit is het mechanisme
IPS/The Conversation
30 juni 2020
Bij het onderzoek naar virussen die oversprongen van dieren naar mensen blijken steeds dezelfde patronen terug te keren. Ontbossing en fragmentatie van tropische wouden leidt tot een specifieke dynamiek, die de verspreiding van ziekten in de hand werkt. Dat schrijven deskundigen Amy Vittor, Gabriel Zorella Laporta en Maria Anice Mureb Sallum.
De coronapandemie heeft het risico van zoönose - het overspringen van virussen van dier op mens- opnieuw in het centrum van de belangstelling gebracht.
Die sprongen gebeuren opvallend vaak aan de rand van tropische wouden, waar de ontbossing mensen steeds dichter bij de natuurlijke habitat van dieren brengt. Gele koorts, malaria, Venezolaanse equine encefalitis en ebola: al die ziektes zijn overgegaan van de ene soort op de andere aan de rand van het bos.
Als artsen en biologen die gespecialiseerd zijn in besmettelijke ziekten hebben we deze en andere zoönosen bestudeerd terwijl ze zich verspreidden in Afrika, Azië en de Amerika’s. We ontdekten dat ontbossing de gemeenschappelijke factor is.
Meer dan de helft van alle tropische ontbossing in de wereld wordt aangejaagd door vier producten: rundvlees, soja, palmolie en hout.
Meer dan de helft van alle tropische ontbossing in de wereld wordt aangejaagd door vier producten: rundvlees, soja, palmolie en hout. Volwassen, biodiverse wouden moeten plaats maken voor monoculturen en diersoorten proberen het te redden in steeds kleinere, geïsoleerde stukken van het woud. Naarmate ook menselijke nederzettingen dichter bij het woud komen, stijgt de kans op contact tussen mens en wild, en opportunistische diersoorten kunnen oprukken.
Apen, mensen en hongerige muggen
Gele koorts, een virale infectie die overgebracht wordt door muggen, is berucht omdat de ziekte de aanleg van het Panamakanaal blokkeerde en vervolgens een belangrijke rol speelde in de geschiedenis van Atlantische kuststeden van Philadelphia tot Rio de Janeiro. Hoewel een vaccin al beschikbaar is sinds de jaren 1930 blijft de ziekte 200.000 mensen per jaar treffen. Een derde van de patiënten sterft, met name in West-Afrika.
Het virus dat de ziekte veroorzaakt, leeft in primaten en wordt verspreid door muggen die zich hoog in het bladerdak ophouden, waar ook de apen leven.
In de vroege jaren 1990 werd een uitbraak opgetekend in de Kerio Vallei in Kenia, waar ontbossing het woud had gefragmenteerd. Tussen 2016 en 2018 kende Latijns-Amerika zijn grootste aantal gevallen in decennia en honderden doden. De impact was bijzonder ernstig in het kwetsbare Atlantische woud in Brazilië, een hotspot van biodiversiteit die tot amper 7 procent van de originele oppervlakte gekrompen is.
Onderzoekers hebben aangetoond dat een krimpende habitat tot een hogere concentratie van brulapen leidt, een van de gastheren van gele koorts. Andere onderzoeken tonen hetzelfde mechanisme aan bij primaten, en die hogere concentratie maakt het makkelijk voor ziekten om zich te verspreiden.
Ontbossing leidt dus tot overblijvende delen van het woud waar meer primaten wonen en de omstandigheden ideaal zijn voor de muggen die het virus kunnen overbrengen op mensen.
Malaria: mensen kunnen ook wild infecteren
Net zoals ziekten kunnen overspringen van dieren op mensen, is ook het omgekeerde mogelijk.
Malaria doodt elk jaar honderdduizenden mensen, met name in Afrika. Maar in de Atlantische tropische wouden van Brazilië ontdekten we een verrassend hoge infectiegraad van Plasmodium falciparum (de parasiet die verantwoordelijk is voor ernstige malaria) op plekken waar geen mensen waren. Dat lijkt erop te wijzen dat het virus is overgegaan op breedneusapen. Elders in het Amazonewoud zijn apen op natuurlijke wijze besmet geraakt. In beide gevallen kan ontbossing de sprong van het virus vergemakkelijkt hebben.
Wij en andere wetenschappers hebben het verband tussen ontbossing en malaria in het Amazonewoud uitvoerig in kaart gebracht. We konden aantonen hoe het aantal malariamuggen en besmettingen bij mensen sterk gelinkt zijn aan de ontbossing van habitats.
Een ander type malaria, Plasmodium knowlesi, waarvan geweten is dat het circuleert onder apen, werd een decennium geleden ook een zorg voor de volksgezondheid in Zuidoost-Azië. Verschillende studies hebben aangetoond dat verlies van wouden leidde tot een hoger aantal besmettingen bij mensen.
Venezolaanse equine encefalitis: knaagdieren komen in beeld
Venezolaanse equine encefalitis (VEE) is nog zo’n virus dat door muggen wordt overgedragen en jaarlijks tien- tot honderdduizenden mensen besmet en acute koorts veroorzaakt. Ernstige gevallen kunnen leiden tot hersenontsteking en zelfs de dood.
In de Panamese provincie vonden we twee soorten knaagdieren met een opvallend hoge besmettingsgraad van VEE, waardoor we vermoeden dat die soorten de gastheer zijn in het wild.
Een van de soorten is een stekelrat die ook in andere studies genoemd wordt en de andere, een muizensoort, is ook betrokken in de transmissie van zoönose ziekten zoals het hantavirus en mogelijk ook Madariaga, een opkomende vorm van hersenvliesontsteking.
De stekelrat komt op veel plekken voor in de tropische wouden van de Amerika’s, maar de soort is vooral succesvol in nieuwe aangroei na houtkap en fragmenten van tropische wouden. De muisachtige verkiest de rand van het bos en nabije veeweides.
Naarmate de ontbossing zich doorzet in de regio, kunnen deze knaagdieren oprukken in overblijvende fragmenten, veeweiden en de braakliggende velden waar het bos opnieuw opduikt. Ook muggen palmen die gebieden in en kunnen zo het virus terug op mens en vee overbrengen.
Ebola: ziekte aan de bosrand
Niet alleen vectorziekten zijn gevoelig voor ontbossing. Ebola werd voor het eerst beschreven in 1976, toen uitbraken vaker begonnen voor te komen. De bekende uitbraak tussen 2014 en 2016 doodde meer dan elfduizend mensen in West-Afrika en trok meer aandacht voor de ziekte, die zich kan verspreiden van het wild naar mensen.
Naarmate die habitat krimpt, lijkt het mogelijk dat ook de schubdieren kampen met een hogere dichtheid en dus vatbaarheid voor ziekten.
De precieze natuurlijke transmissiecyclus van ebola blijft schimmig. Vleermuizen zijn erbij betrokken, en mogelijk ook andere dieren die op de grond leven en een “stille” transmissie tussen menselijke uitbraken vormen.
Maar studies hebben wel al duidelijk gemaakt dat ontbossing en fragmentatie van bossen in verband kan gebracht worden met de uitbraken in 2004 en 2014. Ontbossing kan niet alleen leiden tot de concentratie van gastheren voor de ziekte, maar ook als corridor voor dieren die de ziekte dragen en over grote gebieden kunnen verspreiden. Bovendien kan het contact tussen mensen en dieren aan de bosrand vergroten.
Wat met het coronavirus?
Hoewel de oorsprong van SARS-CoV-2 nog niet is bewezen, is een genetisch gelijkaardig virus gevonden in vleermuizen van de hoefijzerneusfamilie en Javaanse schubdieren, een ernstig bedreigde soort.
Het leefgebied van beide soorten overlapt in de wouden van Zuidoost-Azië. Naarmate die habitat krimpt, lijkt het mogelijk dat ook de schubdieren kampen met een hogere dichtheid en dus vatbaarheid voor ziekten.
In feite is het zo dat in stedelijke bosfragmenten in Maleisië schubdieren werden gevonden, hoewel de gemiddelde diversiteit aan zoogdieren er veel lager was dan in gelijkaardige delen aaneengesloten woud. Dat toont aan dat het dier in staat is stand te houden in gefragmenteerde wouden waar de kans hoger is op contact met mensen en met andere dieren die mogelijk zoönotische virussen kunnen overbrengen, zoals vleermuizen.
Het schubdier wordt bejaagd voor zijn vlees, huid en schubben en wordt gesmokkeld vanuit Maleisië en Vietnam naar China. Een wildmarkt in Wuhan waar dergelijke dieren verkocht worden, is verdacht als bron van de pandemie.
Zoönosen voorkomen
We weten nog altijd heel veel niet over hoe virussen overstappen van wilde soorten naar de mens en welke factoren die contacten aanjagen.
Maar gefragmenteerde stukken woud en de landschappen die daarbij horen, zoals de bosrand, landbouwgebied en weiden, komen steeds terug in de reconstructie van hoe de ziekten de overstap maakten.
Terwijl veel soorten verdwijnen naarmate de wouden worden vernield, blijken sommige soorten zich te kunnen aanpassen. De soorten die daarin slagen, blijken in hogere concentraties voor te komen en drijven het aantal besmettingen op.
De feiten maken het duidelijk dat de mens de productie van voedsel, grondstoffen uit het woud en andere producten in evenwicht moet brengen met de bescherming van tropische wouden. Wilde diersoorten beschermen kan ook helpen om hun ziekten in toom te houden, de zoönotische overdracht te vermijden en dus zo ook de mens ten goede te komen.
Amy Vittor is assistent-hoogleraar Geneeskunde aan de Universiteit van Florida, Gabriel Zorella Laporta is hoogleraar Biologie en Infectieziekten aan de Faculdade de Medicina do ABC in São Paulo en Maria Anice Mureb Sallum is hoogleraar Epidemiologie aan de Universiteit van São Paulo.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op The Conversation.