Open oorlog tegen al wie zich verzet tegen grootschalige projecten
Bopha Phorn, Michael Hudson, Barry Yeoman en Ben Hallman / ICIJ
10 september 2015
De Wereldbank is de belangrijkste speler in de wereld van ontwikkelingsprojecten en draagt dan ook een grote verantwoordelijkheid voor het beschermen van kwetsbare groepen. Journalistiek onderzoek in Cambodja, Oeganda en India toont –opnieuw- aan dat de Bank die verantwoordelijkheid niet opneemt.
Nget Khun, een 76-jarige grootmoeder in de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Penh, zou van een rustig pensioen moeten genieten, maar het tegendeel is het geval. De voormalige straatverkoopster heeft de voorbije jaren maanden aan een stuk in de gevangenis doorgebracht, en volgens Khun werd ze door de politie geslagen en kreeg ze schokken van hun elektrische matrakken.
De reden voor die mishandeling, zegt ze, is dat ze zich uitsprak tegen het verdrijven van armen uit hun huis en van hun grond als gevolg van herbestemmingsproject waarin de Wereldbank zou moeten zorgen voor de bescherming van de bewoners. Een intern Wereldbank-onderzoek stelde vast dat ambtenaren van de Bank onvoldoende gedaan hadden om de rechten van de bewoners te verdedigen op het moment dat de Cambodjaanse overheid duizenden bewoners uit hun huizen zette om plaats te maken voor luxe hoogbouw en chique winkels.
Volkomen apathisch
Nget Khun is een van de tientallen activisten en gewone mensen die overal ter wereld die stellen dat regeringen en bedrijven, die gesteund worden door de Wereldbank, hen bedreigen en effectief fysiek aanvallen, arresteren en bespioneren omdat ze ontwikkelingsprojecten bekritiseren. Ook mensenrechtenverdedigers beweren dat de Wereldbank Groep herhaaldelijk tekortgeschoten is om te voorkomen dat degenen die geld bij haar lenen tegen te houden wanneer ze protest tegen dammen, wegen en andere projecten die met steun van de Bank uitgevoerd worden willen neerslaan.
In sommige gevallen grensde de reactie van de Wereldbank Groep aan “volkomen apathie”.
In juni bracht Human Rights Watch een rapport uit waarin gesteld werd dat de reactie van de Wereldbank op de manier waarop haar ontleners omgaan met kritiek haar eigen regels over participatie van betrokken bevolkingen belachelijk maakt. In sommige gevallen, beweert het rapport, grensde de reactie van de Wereldbank Groep aan “volkomen apathie”.
Uiteraard heeft de Wereldbank niet het mandaat om zelf rechtstreeks tussenbeide te komen om bedreigde mensen te verdedigen, maar ze heeft wél reële invloed in ontwikkelingslanden. Mensenrechtenorganisaties vinden dat de Bank de financiering van regeringen of bedrijven die proteststemmen willen smoren zou moeten stopzetten. In het verleden volstond een enkel telefoontje vanuit het hoofdkwartier in Washington soms om overheden op andere gedachten te brengen.
De Wereldbank Groep verkoos geen gedetailleerde antwoorden te geven op vragen voor dit artikel. In een mededeling die in juni gepubliceerd werd, stelde ze dat de Groep ‘een krachtig beleid en mechanismen’ had om mensen die zich over haar werk wilden uitspreken te beschermen. ‘Als wij op de hoogte gebracht worden van klachten’, zei een woordvoerder, ‘dan werken we –binnen de grenzen van ons mandaat- met relevante partijen aan een manier om de problemen aan te pakken.’
‘Open oorlog’
De initiatieven die gefinancierd worden door de Wereldbank kunnen een enorme impact hebben op de levens van mensen die toevallig wonen op de plek waar ze gerealiseerd worden. Daarom is het garanderen van het recht op vrije meningsuiting zo belangrijk. Een onderzoek door het International Consortium of Investigative Journalists stelde vast dat sinds 2004 al 3,4 miljoen mensen hun huis of economische basis verloren als gevolg van projecten die steun krijgen van de Wereldbank. In sommige gevallen werden huizen afgebrand of afgebroken, en werden bij massale uitzettingen dorpelingen aangevallen of vermoord.
In sommige gevallen werden huizen afgebrand of afgebroken, en werden bij massale uitzettingen dorpelingen aangevallen of vermoord.
Een recente studie door het International Accountability Project stelde vast dat 78 procent van de 800 ondervraagde mensen in onder andere Cambodja, Egypte en Mongolië zegden ‘dat ze zich niet veilig genoeg voelden om hun eigen mening uit te drukken of om vragen te stellen’ over initiatieven die gepromoot worden door de Wereldbank of andere ontwikkelingsfinanciers.
In 2002 lanceerde de Oegandese president Yoweri Museveni een door de Wereldbank gesteund dammenproject, met een strenge waarschuwing voor wie in de weg zou lopen van economische groei. ‘Wie industriële projecten vertraagt, is de vijand, en daar heb ik geen behoefte aan’, verduidelijkte hij de dag erna, volgens de staatsmedia. ‘Ik verklaar hen de open oorlog.’
In de daaropvolgende jaren arresteerde de overheid milieu-activisten die het dam-project aanklaagden en ze bedreigde humanitaire groepen die kritiek hadden geuit op een agrobusiness project dat Wereldbankfondsen kreeg. Oegandese autoriteiten beschuldigden Oxfam en andere groepen van “aanzetten tot geweld” omdat ze beweerden dat het landbouwproject duizenden arme dorpelingen van hun huis en grond verdreven had.
Oegandese verantwoordelijken hebben niet geantwoord op onze vragen hierover.
ze hadden een grote foto van de Amerikaanse president op hun golfplaten daken gelegd, en daarnaast de letters S.O.S. gespoten.
In Cambodja arresteerde de politie in 2002 acht dorpsbewoners die bedreigd werden met uitzetting door een geplande uitbreiding van de luchthaven van Phnom Penh, die gefinancierd zou worden door de Wereldbank. Hun misdaad? Toen Barack Obama Cambodja bezocht, hadden zij een grote foto van de Amerikaanse president op hun golfplaten daken gelegd, en daarnaast de letters S.O.S. gespoten.
De Wereldbank Groep weigerde commentaar te geven op deze of vergelijkbare incidenten. ‘De details van zulke engagementen zijn gevoelig en daarom kunnen we daarover geen informatie vrijgeven’, aldus een woordvoerder. In een algemene mededeling dat, wanneer er een verband gelegd kan worden tussen projecten die het financiert en represailles, ze ‘actie ondernomen heeft, zoals gedocumenteerd wordt door gevallen in het verleden en zoals zal blijken uit de toekomst.’
De Bank wou hiervan echter geen specifieke voorbeelden geven.
Een telefoon uit Washington
Uit het verleden van de Wereldbank blijkt dat ze wel degelijk invloed kan uitoefenen op overheden of bedrijven die ze financiert.
In 2001, bijvoorbeeld, kwam de Wereldbank tussen toen een parlementslid in Tsjaad samen met anderen gearresteerd werd wegens kritiek op een oliepijpleiding die met Wereldbanksteun gebouwd werd. Toenmalig voorzitter James Wolfensohn belde met de president van Tsjaad om de vrijlating van het parlementslid en de andere politieke gevangenen te vragen. Enkele uren later waren ze op vrije voeten.
Dat soort assertieve standpunten zijn in het voorbije decennium eerder schaars geweest
In 2002 bekritiseerde de Bank de Cambodjaanse overheid omdat ze het protest van een dorp tegen een bosbeheerproject, dat steun kreeg van de Bank, neersloeg. ‘Je kan niet praten over participatie en consultatie, en tegelijk geweld gebruiken tegen mensen die hun mening geven’, zei een woordvoerder van de Wereldbank.
Maar dat soort assertieve standpunten zijn in het voorbije decennium eerder schaars geweest, zeggen mensenrechtengroepen en activisten op het terrein.
Nget Kuhn zegt in elk geval dat ze nooit contact gehad heeft met vertegenwoordigers van de Wereldbank tijdens haar maanden in gevangenschap, een half jaar in totaal. ‘Ze hebben nooit contact opgenomen toen ik geslagen werd door de politie. Ze hebben mij nooit ontmoet en hebben me nooit wat gevraagd als ik het slachtoffer was van de acties van de overheid.’
Kuhn is graatmager grootmoedertje met diepgelegen ogen en zongebruinde wangen. Ze werd voor het eerst gearresteerd in 2012 toen ze met buren deelnam aan een protest tegen de ontwikkeling van het Boeung Kak meer. De bewoners hingen af van het meer voor hun vis en om watergroeten te kweken. Sommigen hadden er ook restaurants of pensionnetjes voor toeristen. Bouwfirma’s waren echter bezig met het storten van zand in het meer, om ruimte te creëren voor de bouw van luxe-appartementen en winkels.
Officieel was de bedoeling van het herbestemmingsproject rond het Boeung Kak meer om ervoor te zorgen dat de bewoners formele eigendomsbewijzen zouden krijgen voor hun grond en woning. In werkelijkheid droeg de regering de eigendom van de hele oever over aan een bedrijf met een goed genetwerkte senator aan het hoofd.
Zo’n 3000 gezinnen werden met dwang uit hun woningen gezet. Amnesty International noemde het de grootste gedwongen verhuizing sinds de Killing Fields van de jaren 1974-1978. Andere families, waaronder Kuhn’s- konden blijven, maar kregen af te rekenen met overstromingen en andere ongemakken als gevolg van de grondwerken.
‘De Cambodjaanse regering heeft geen interesse in wat er met de armen gebeurt’, zegt Kuhn. ‘Hun aandacht gaat naar de rijken en de machtigen. Als een rijke grond wil, dan zorgt de regering daarvoor.’
De kraan gaat dicht, maar de het geld blijft komen
Na volgehouden protest stelde de overheid een compensatie van 8500 dollar voor omhuis en haard op te geven. Maar dat is ruim onvoldoende om de marktwaarde van de grond te vergoeden en om elders een nieuw leven op te bouwen, zeggen de bewoners en hun vertegenwoordigers.
Kuhn en twaalf andere vrouwen werden beschuldigd van het ‘onwettig bezetten van openbare eigendom’ en van ‘het belemmeren van ambtenaren in hun werk’. Twee dagen later al viel de uitspraak na een procedure die volgens Human Rights Watch zelfs niet de meest rudimentaire normen van een eerlijk proces benaderde.
Kuhn kreeg in eerste instantie een jaar cel, die ze moest doorbrengen in een kleine ruimte samen met wel zestig andere gevangenen. Dat maakte haar ziek en neerslachtig, zegt ze.
De Cambodiaanse lendrechtenactiviste Nget Khun omarmt haar dochter voor het hof van beroep in Pnom Penh op 26 januari 2015.
© Belga/AFP
In beroep werd haar veroordeling niet ongedaan gemaakt, maar de straf werd wel teruggebracht naar ruim een maand.
Ondanks herhaalde verzoeken hebben vertegenwoordigers van de Cambodjaanse regering niet geantwoord op verzoeken om te reageren op dit verhaal.
In 2011 erkende de Wereldbank dat er problemen waren met de onteigeningen en gedwongen uitzettingen, en beloofde ze geen nieuwe leningen toe te kennen aan Cambodja zo lang er geen rechtvaardige regeling getroffen werd met de getroffen bewoners. Dat belette de Bank niet om geld te blijven uitkeren via reeds goedgekeurde projecten en via fondsen die ze in naam van andere ontwikkelingsorganisaties beheert. Tot vandaag is er geen overeenkomst tussen bewoners en regering.
De politie in actie
Ervaringen als die van Nget Kuhn spelen zich jammer genoeg niet alleen af in kleine, autoritaire staten. Daar kan Gajendrasinh Jadeja van meespreken. De 29-jarige Jadeja is de sarpanch –het verkozen hoofd- van Navinal, een dorp in de West-Indiase deelstaat Gujurat. Deze kuststreek is het voorbije decennium getransformeerd door een industriële boom, met onder andere de bouw van een grote steenkoolcentrale van de Tata Groep, een van de grootste industriële conglomeraten van India. Voor dat project kreeg Tata 450 miljoen dollar steun van de Wereldbank Groep.
De dorpschef van Navinal belooft dat hij de strijd tegen de steenkoolcentrale en andere projecten zal verder zetten, ook als de overheden hem het zwijgen proberen op te leggen.
© Sami Siva / ICIJ
Jadeja is een uitgesproken tegenstander van de steenkoolcentrale. Hij hielp Amerikaanse milieu-advocaten om de impact van de centrale op de omwoners te documenteren. En hij verkreeg de instemming van de dorpsraad om klacht neer te leggen tegen de Wereldbank Groep omdat ze haar eigen engagement ‘om geen schade te berokkenen’ aan mens en milieu zou schenden. De klacht, die in april neergelegd werd bij een District Court in Washington D.C., stelt dat de Wereldbank het project bleef steunen ook al wist ze dat de milieuschade en de destructie van woningen die de centrale zou veroorzaken de belangen van vissers, boeren en andere omwonenden zou schaden.
In 2014 probeerde de lokale overheid om Jadeja te verbieden een regio van 17.600 vierkante mijl, waarin ook zijn eigen dorp ligt, te betreden
Lokale overheden hebben het activisme van de jonge dorpschef tegen de steenkoolcentrale en andere projecten beantwoord met intimidatie en repressie. ‘Als er een openbare hoorzitting is’, zegt Jadeja, ‘word ik de avond ervoor opgepakt en op het politiekantoor word ik dan onder druk gezet om de acties stop te zetten. Drie of vier uur later laten ze me weer vrij en drukken me op het hart vooral niets te zeggen op de hoorzitting.’
Dat is hem al driemaal overkomen, zegt Jadeja. De laatste keer toen het ging over de centrale van Tata. Een agent op het lokale politiehoofdkwartier stelt dat de politie op correcte manier gehandeld heeft. ‘Wij hebben geen probleem met mijnheer Gajendrasinh’, zei de agent. ‘Wij hebben hem nooit illegaal opgesloten.’
In 2014 probeerde de lokale overheid via de rechtbank om Jadeja te verbod op te leggen op het betreden van een regio van 17.600 vierkante mijl, waarin ook zijn eigen dorp ligt. De klacht bevatte de beschuldiging dat hij lokale ondernemingen bedreigde en geld probeerde af te troggelen. Als gevolg van ‘de voortdurende sfeer van angst’ die Jadeja’s bedreigingen produceerde, zouden lokale ondernemers ‘in de onmogelijkheid verkeren om te werken’ of ‘zich op hun gemak te voelen’.
Vier maanden en tien zittingen van de rechtbank later werd de zaak afgewezen. Volgens de rechter ‘was het niet duidelijk dat deze man een tiran is of angst verspreidt als hij in de regio blijft.’
Tata en de Wereldbank Groep wensten geen commentaar te geven op de gerechtelijke stappen tegen Jadeja. De dorpschef zelf belooft dat hij de strijd tegen de steenkoolcentrale en andere projecten zal verder zetten, ook als de overheden hem het zwijgen proberen op te leggen. ‘Ze kunnen me onder druk zetten, maar ik heb de steun van mijn dorp’, zegt hij.
Verlaten hutten met op de achtergrond de Tata Mundra steenkoolcentrale
Joe Athialy / Flickr (CC-by-nc-sa 2.0)
Bescherming op papier
Human Rights Watch vraagt niet alleen dat de Wereldbank veel luider zou reageren als er incidenten zijn, de mensenrechtenorganisatie dringt er ook op aan dat de Bank meer assertieve stappen zou zetten om te voorkomen dat dergelijke repressie tegen dissidente stemmen voorkomt.
Volgens HRW moeten medewerkers van de Wereldbank geregeld ontmoeten hebben met mensen op het terrein, zodat ze concreet weten welke “nood aan bescherming” er leeft. Bovendien moeten duidelijke engagementen geëist worden van ontleners dat ze geen druk zullen uitoefenen op of represailles nemen tegen critici van de ontwikkelingsprojecten.
Volgens de Wereldbank bestaan er al allerlei mechanismen die verzekeren dat mensen hun zorgen en vragen over de projecten op een veilige manier kunnen uiten.
Elk project heeft bijvoorbeeld verplicht een klachtenmechanisme, waarmee mensen hun klachten rechtstreeks aan Wereldbank-medewerkers kunnen bezorgen. En wie zich zorgen maakt, kan een onafhankelijk onderzoek vragen door het World Bank Group’s Inspection Panel als het over leningen aan regeringen gaat, of door haar Office of the Compliance Advisor Ombudsman, als het leningen aan privéondernemingen betreft. Maar volgens HRW en andere organisaties voldoen die mechanisme helemaal niet.
Deze project-gebaseerde klachtenmechanismen bestonden vaak alleen op papier, niet in de praktijk.
Een interne audit binnen de Wereldbank in 2014 stelde vast dat deze project-gebaseerde klachtenmechanismen vaak alleen op papier, niet in de praktijk bestonden. Ook in het geval van het Cambodjaanse Boeung Kak meer, stelde het onderzoek dat de bewoners onderworpen waren aan druk om hun huizen te verlaten, zonder dat ze toegang hadden tot welk klachtenmechanisme dan ook.’
Mensen die wel de stap zetten om gedetailleerde klachten in de dienen bij het Panel of de Ombudsdienst, klagen dat ze vaak te maken krijgen met weerwraak van overheden of bedrijven.
Human Rights Watch interviewde mensen die mee klachten hadden ingediend in 34 verschillende gevallen. In 18 van die gevallen meldden de betrokkenen ‘bedreigingen of een andere vorm van represaille’ die ze rechtstreeks meenden te kunnen linken aan hun kritiek op een Wereldbankproject.
Achter tralies, opnieuw
In Cambodja gingen de arrestaties van Nget Kuhn en andere activisten gewoon door, zelfs nadat het Inspectie Panel van de Wereldbank de schade als gevolg van de uitzettingen rond Boeung Kak meer documenteerde.
In november 2014 plaatsten Kuhn en enkele andere overgebleven bewoners een bed op de boulevard tegenover het stadhuis van Phnom Penh. Op die manier protesteerden ze tegen de overstromingen die hun huizen onder water zetten, als gevolg van de grondwerken aan het meer. De politie arresteerde de demonstranten op basis van ‘het belemmeren van het verkeer’. De volgende dag al werden ze elk veroordeeld tot een jaar gevangenis.
Intussen maakt de Wereldbank zich klaar om het verbod op leningen aan de Cambodjaanse regering alweer op te heffen.
Als gevolg van internationale verontwaardiging over de veroordelingen, werden Khun en de andere activisten al in april vrijgelaten, na vijf maanden gevangenis.
Intussen maakt de Wereldbank zich klaar om het verbod op leningen aan de Cambodjaanse regering alweer op te heffen. Daarvoor werden de voorbije maanden meerdere bijeenkomsten georganiseerd met ambtenaren en burgers. In juli drong een coalitie van niet gouvernementele organisaties er bij de Wereldbank nog op aan zeker toe te zien dat er een overeenkomst is met de huidige en voormalige bewoners langs het Boeung Kak meer vooraleer nieuwe leningen goed te keuren.
Een woordvoerster van de Wereldbank zei dat de Bank in discussie is met de regering over ‘de manier om de ontwikkeling van het land te steunen op, een manier die alle Cambodjanen ten goede komt’. En dat vertegenwoordigers van de Bank ‘er blijven op aandringen dat er een eerlijke en geweldloze oplossing voor grondconflicten komt’.
Eind juli behaalde Kuhn een persoonlijke overwinning. De regering gaf haar een formele eigendomstitel voor het stokje land waarop haar gezin leeft. Maar dat betekent niet dat de strijd voorbij is.
Er zijn nog steeds gezinnen die wachten op de officiële documenten die hen moeten toelaten in hun huizen te blijven wonen. Anderen, die verplicht werden te verhuizen, proberen nog steeds een betere compensatieregeling te verkrijgen. Khun belooft dat ze iedereen zal blijven steunen in hun strijd.
‘Ik zal protesteren tot ik erbij neerval’, zegt ze.
Bopha Phorn is onderzoeksjournalist in Cambodja en regelmatig medewerker bij The Voice of America. Michael Hudson is redacteur bij het International Consortium of Investigative Journalists. Barry Yeoman droeg bij aan dit verhaal als medewerker van The Nation Institute’s Investigative Fund. Ben Hallman is redacteur onderzoek en projecten bij The Huffington Post. Vertaling en bewerking: Gie Goris.