Opkomende kunstmarkten

Analyse

Opkomende kunstmarkten

John Vandaele / Gie Goris

28 maart 2007

De economische successen van China en India krijgen nu ook hun vertaling in de markt van hedendaagse kunst. En ook hier kan Afrika blijkbaar niet volgen.

  • Hedendaagse Chinese kunst wordt beleggingsvehikel

  • India : nieuwe rijken, oude onverdraagzaamheid

  • Afrika: Achtergebleven markten

Hedendaagse Chinese kunst wordt beleggingsvehikel

Het echtpaar Frank Uytterhaegen en Pascale Geulleaume, dat al twintig jaar in China woont, was bij de eersten om hedendaagse Chinese kunst te verzamelen. In de loop der jaren kreeg een en ander vorm in de Modern Chinese Art Foundation (MCAF), een internationale stichting die ze samen beheren. De stichting heeft een van de grootste databases over moderne Chinese kunst, met informatie over meer dan 3000 kunstenaars. De twee Belgen zagen de Chinese kunstscène op die twee decennia dramatisch veranderen.

‘Eigenlijk genieten beeldende kunstenaars in China dezer dagen meer vrijheid dan in het Westen. Een controversiële stelling maar ze klopt wel,’zegt Uytterhaegen. ‘Wat we in China de voorbije jaren meemaakten inzake kunst met lijken of dieren, kan in België met al zijn regels over hygiëne en dierenwelzijn niet. Zelfs politiek kan er heel wat.’ De Chinese kunstenaar Xie Xiaoze, die onlangs tentoonstelde in de Gentse expositieruimte van MCAF, beaamt dit: ‘Behalve enkele gevoelige onderwerpen als Tiananmen of Falun Gong zijn bijna alle onderwerpen mogelijk.’

Vraag is hoe die vrijheid te verklaren is in een land waar de communistische partij het internet zo sterk controleert. Uytterhaegen: ‘De reden is dat de beeldende kunst zich kan ontwikkelen in een grijze zone waar nog geen regels zijn. Maatschappijkritische kunst is nieuw voor China.
Kunst was in het klassieke China geen middel tot kritiek maar een bezigheid van een kleine groep geletterden. Galerijen of musea waren er niet. Nu werkt dat anders: kunstenaars stellen fundamentele vragen over de oude cultuur, de confrontatie met het niet-Chinese deel van de wereld, de consumptiemaatschappij, internationale politiek… Humor, sarcasme en cynisme spelen een grote rol. Daarin onderscheidt deze kunst zich ook van klassieke sociaal-geëngageerde kunst.’

Begin de jaren negentig was er onder de Chinezen zelf nog maar weinig interesse voor hedendaagse kunst. Uytterhaegen: ‘Er waren ook nog geen tentoonstellingsruimtes. Moderne kunst kon toen enkel bij diplomaten en andere buitenlanders worden vertoond.’

MCAF begon eerst op kleine schaal werken tentoon te stellen en heeft nu in een vrij grote tentoonstellingsruimte aan de rand van de Chinese hoofdstad Beijing. Ze laten ook geregeld Chinese en Vlaamse kunstenaars op allerlei manieren met elkaar “dialogeren”.

Omdat Chinezen aanvankelijk niet geïnteresseerd waren in actuele kunst van eigen bodem, zijn de voornaamste collecties in handen van buitenlanders. Ondertussen is dat veranderd: Chinese zakenmensen zien moderne Chinese kunst als een beleggingsvehikel, waardoor de prijzen recent sterk stegen. Uytterhaegen: ‘Het is te gek. De speculanten storten er zich nu op.
Onlangs kocht een trendy restaurant een groot doek van 9 meter op 2 van Liu Xiaodong over de beruchte Drieklovendam voor 2,2 miljoen dollar.’ Dat betekent uiteraard ook dat de stichting met 450 werken rijk is? Uytterhaegen: ‘Beleggen was, is en zal nooit de bedoeling zijn. Als er al iets verkocht zou worden, blijven de inkomsten in de stichting.’ (jvd)

India : nieuwe rijken, oude onverdraagzaamheid

‘Mensen hebben behoefte aan statussymbolen waarmee ze hun succes aan anderen kunnen tonen. En aangezien je aandelen en beleggingen niet aan je muur kunt hangen, kiezen de nieuwe rijken voor kunst’, zegt Rajeev Sethi, die in Groot-Britannië al vele jaren aan de weg timmert voor de promotie van hedendaagse Indiase kunst. Er is opvallend veel vraag en vooral veel geld voor een aantal kunstenaars uit India.

In een boeiend essay -Made in India: contemporary art in India- zegt John Elliot dat de prijzen die voor Indiase kunst betaald worden op vijf jaar tijd vertwintigvoudigd zijn. Tyeb Mehta zag zijn schilderij Mahisasura in New York verkocht worden voor 1,584 miljoen dollar. Enkele andere schilders uit India volgden hem daarna in de miljoen-dollar-club. Een doek van een andere gevestigde waarde, M.F. Husain, ging van de hand voor 486.400 dollar.
Op een recente veiling van twee dagen in Londen haalden schilderijen van Husain in totaal meer dan 2 miljoen dollar op. De kunstenaars in kwestie werden tot voor kort nauwelijks opgemerkt op de internationale scène. Ook vandaag is de interesse vooral een zaak van rijk geworden Indiërs, op de eerste plaats in het buitenland verblijvende ondernemers. De Mahisasura werd gekocht door Rajiv Chaudri, een durfkapitalist die in New York actief is.
In toenemende mate zijn het echter lokale captains of industry, vaak uit de boomende IT-sector, die zich op de kunstmarkt wagen. Volgens de in Singapore werkende journaliste Sonia Kolesnikov-Jessop woont 85 procent van de kopers op dit moment in India.

De kunstenaars zelf worden niet meteen miljonairs van deze spectaculaire waardering van hun werk. De meeste werken die nu geveild worden door Christie’s of Sotheby’s behoren tot de zogenaamde secundaire markt: ze worden aangeboden door fondsen die ooit veel lagere prijzen betaalden en hun investering nu in harde munten omzetten.

De economische bottomline ziet er voor een kleine maar groeiende groep kunstenaars erg aantrekkelijk uit. Dat voorkomt echter niet dat ze soms onder scherpe kritiek komen te liggen. De nu 92 jaar oude Maqbool Fida Husain, bijvoorbeeld, werd een jaar geleden gearresteerd omdat hij de religieuze gevoelens van de hindoes beledigd zou hebben met zijn schilderijen waarop naakte hindoegoden afgebeeld staan. In Londen werd een tentoonstelling van zijn werken omwille van de controverse gesloten.
Nochtans, schrijft de Indiase auteur Shashi Tahroor in The Hindu, is het feit dat Husain als moslim zijn inspiratie put uit de epische verhalen van het hindoeïsme ‘juist een herbevestiging van de culturele identiteit van zowel de schilder als het publiek. Voor Husain is dit een belangrijke standpuntinname als moslim en als Indiër: hij eist zijn deel op van een erfgoed dat chauvinistische hindoes willen ontzeggen aan iedereen die niet tot hun overtuiging behoort.’ Hedendaagse kunst gaat, gelukkig, toch over meer dan investeringen. (gg)

Achtergebleven markten

Afrika levert het ultieme bewijs van de samenhang tussen kunst en economie. Niemand twijfelt aan het gigantische reservoir van talent en creativiteit in Afrika, maar de prijzen die er voor hedendaagse kunst betaald worden, blijven ver achter bij opkomende machten als India en China. Zelfs in Zuid-Afrika, toch de voorhoede van economisch Afrika, komt het recordbedrag voor een schilderij -van Maggie Laubser- nauwelijks boven de 400.000 euro uit. En dat is de grote uitzondering. Als internationale vedetten als Bodys Isek Kingelez of Twins Seven-Seven een schilderij verkopen voor 30.000  euro, is het voorpaginanieuws in respectievelijk Congo en Nigeria.

Die onderwaardering van hedendaagse kunst uit Afrika heeft zeker te maken met het gebrek aan interne koopkracht. Bij internationale kunstinvesteerders lijken de historische stukken uit Afrika nog steeds meer in trek dan de hedendaagse productie. De Kameroense kunstenaar Pascale Marthine Tayou maakt van de ongelijke handelsverhoudingen dan ook een van de thema’s van zijn werk. In Comptoir 693, een werk dat door het SMAK getoond werd, fantaseert Tayou een wereld waarin Afrika de exporteur is en het Belgische publiek wordt verbruiker van Afrikaanse goederen. Jammer, het is maar kunst. (gg)