Oudste bewoners van Suriname geven strijd voor grondrechten en erkenning niet op

Analyse

‘Pas toen de overheid zich ging moeien ontstond er chaos’

Oudste bewoners van Suriname geven strijd voor grondrechten en erkenning niet op

Oudste bewoners van Suriname geven strijd voor grondrechten en erkenning niet op
Oudste bewoners van Suriname geven strijd voor grondrechten en erkenning niet op

Euritha Tjan A Way

26 april 2021

‘In Suriname worden dieren beschermd, maar inheemse gemeenschappen niet.’ Suriname moet zijn oudste bewoners en hun grondrechten wettelijk erkennen, zo tikte het Inter-Amerikaans Mensenrechtenhof het land vijf jaar geleden al voor de derde keer op de vingers. Is er vandaag beterschap in zicht?

Euritha Tjan A Way

Theo Jubitana, voorzitter van de Vereniging Inheemse Dorpshoofden Suriname (VIDS).

Euritha Tjan A Way

Suriname moet zijn oudste bewoners en hun collectieve grondrechten wettelijk erkennen, zo tikte het Inter-Amerikaans Mensenrechtenhof het land vijf jaar geleden al voor de derde keer op de vingers. Is er vandaag beterschap in zicht? ‘In Suriname worden inheemse gemeenschappen niet beschermd, maar dieren wel.’

Galibi, een dorpje in het uiterste noordoosten van Suriname. De goedlachse Karin Aloema is druk in de weer wanneer we met haar videobellen. Op de achtergrond zien we een idyllisch landschap: de wind is bijna voelbaar, de palmbomen wiegen vrolijk mee en het zeewater gaat haast geruisloos over in het glinsterende strand.

Toch is Aloema’s leefsituatie allesbehalve een idylle. ‘In Suriname worden inheemse gemeenschappen niet beschermd, maar dieren wel’, zegt ze zacht maar kordaat. ‘Dat zegt veel over de status van de eerste bewoners van ons land.’

In de jaren zestig werd nabij haar dorp een reservaat ingesteld om de broedplaatsen van zeeschildpadden te beschermen. De inheemse gemeenschappen hadden destijds geen inspraak in het project. Nochtans bepaalt het principe van Free Prior and Informed Concent (FPIC) dat zij eerst moeten instemmen met beslissingen die ook hun aanbelangen.

‘We wisten dat er een reservaat zou komen, maar naar onze mening werd niet gevraagd’, vertelt kapitein Richardo Pané, het inheemse dorpshoofd van Galibi.

Kaliña en Lokono

De komst van het reservaat is tekenend voor de problematische verhouding tussen enerzijds de inheemse en tribale volkeren en anderzijds het centrale gezag van Suriname. Zelden worden ze betrokken bij activiteiten in hun gebieden, zelfs niet als die hun eeuwenoude leefwijze in gevaar kunnen brengen.

Suriname werd hiervoor al op de vingers getikt. Vijf jaar geleden veroordeelde het Inter-Amerikaans Mensenrechtenhof het land wegens het schenden van de rechten van de Kaliña en Lokono, die vlakbij de grens met Frans-Guyana aan de benedenstroom van de Marowijnerivier wonen.

‘We nemen nooit meer dan we nodig hebben, we zorgen voor een balans.’

De twee gemeenschappen trokken naar het Mensenrechtenhof omdat ze wettelijk niet erkend worden en de Surinaamse regering bedrijven en personen zomaar toegang geeft tot hun jacht- en visgebieden.

Dorpshoofd Pané schudt zijn hoofd afkeurend. Dat natuurreservaten het milieu zouden beschermen, vindt hij geen argument.

‘Inheemse gemeenschappen beschermen al eeuwenlang het milieu. Pas toen anderen in onze gebieden eieren van zeeschildpadden kwamen rapen werd dat een probleem. Door hun hebzucht worden wij ook gestraft, want wij hebben ook eiwitten nodig. We nemen bovendien nooit meer dan we nodig hebben, we zorgen voor een balans.’

Koloniaal verleden

Dat inheemse gemeenschappen geen grondrechten hebben is terug te voeren tot de koloniale bezetting van Suriname. Gemeenschappen die langs de Atlantische Oceaan of de rivieren in het binnenland leefden hadden het meest te lijden onder de Europeanen. Ze namen hun land in beslag en probeerden hen tot slaaf te maken.

Theo Jubitana is voorzitter van de Vereniging Inheemse Dorpshoofden in Suriname (VIDS) en woont in Hollandse Kamp. Het dorp dankt zijn naam aan de aanwezigheid van Nederlandse militairen die tijdens de Tweede Wereldoorlog Surinames enige luchthaven moesten bewaken. Van daaruit werd destijds het aluminium getransporteerd dat Amerika gebruikte voor de vervaardiging van zijn legervliegtuigen.

Na het vertrek van de Nederlandse militairen nam de inheemse gemeenschap van Bisri, een dorp dat dieper in het bos lag, haar intrek in Hollandse Kamp. Vandaag bedreigen de uitbreidingsplannen van de luchthaven haar bestaan. De dorpelingen willen graag praten over een eventuele compensatie, maar het management van de luchthaven heeft daar geen oren naar.

‘Bij de Surinaamse onafhankelijkheid moesten wij het land terugkrijgen.’

Jubitana benadrukt dat de inheemse en tribale gemeenschappen hun strijd intussen over een andere boeg hebben gegooid. Het gebruik van pijl en boog of de vele protestmarsen maakten plaats voor harde juridische middelen.

‘In het onafhankelijkheidsjaar 1976 waren we boos omdat Suriname eigenlijk van ons was, wij moesten het land terugkrijgen’, legt hij uit. ‘In plaats daarvan werden we niet eens betrokken bij de onafhankelijkheidsgesprekken. Ook onze wettelijke status is niet geregeld. Vroeger konden we zonder paspoort reizen naar onze buurlanden, want het was inheems gebied. Maar sinds de onafhankelijkheid is dat niet langer mogelijk.’

Omdat een overheidsactie uitbleef nam de Vereniging Inheemse Dorpshoofden in Suriname (VIDS) de touwtjes zelf in handen. Na het vonnis van het Inter-Amerikaans Mensenrechtenhof diende ze een initiatiefwet ‘collectieve rechten inheemse en tribale volken’ in bij het parlement.

Die wet bevat ook de erkenning van het recht op hun traditionele woongebied. Daarnaast moet een campagne de rest van het land bewust maken van het belang van deze rechten. En ook hierbij neemt de VIDS het voortouw met de campagne ‘Met elkaar in Suriname’.

Derde vonnis

Het vonnis van het Inter-Amerikaans Mensenrechtenhof is al het derde dat de Surinaamse Staat aanmaant om de inheemse en tribale volkeren wettelijk te erkennen. Het Moiwana-vonnis (15 juni 2005) en het Saamaka-vonnis (28 november 2007) gingen hieraan vooraf.

Salomon Emanuels behoort tot de Saramaccaners en is cultureel antropoloog. Hij is een pionier in de strijd om de rechten van tribale gemeenschappen.

Hij vertelt dat de gevolgen van de ondermaatse bescherming van hun rechten pas goed doordrong in 1964. Dat jaar werd een gigantisch meer aangelegd om goedkope elektriciteit op te wekken voor de vervaardiging van aluminium door het bedrijf ALCOA.

‘Nog steeds hebben veel gebieden in en rondom het stuwmeer geen elektriciteit.’

Ruim 5000 dorpelingen moesten hun gebied gedwongen verlaten. Ze kregen hiervoor 6 gulden compensatie en kwamen terecht in transmigratiedorpen. Die waren vaak veel te klein voor hun grote gezinnen.

‘De bewoners van deze transmigratiedorpen zagen jarenlang de elektriciteitskabels boven hun hoofd lopen naar ALCOA en naar huishoudens in de Surinaamse hoofdstad Paramaribo. En dat terwijl ze zelf zonder stroom zaten. Nog steeds hebben veel gebieden in en rondom het stuwmeer geen elektriciteit. Zo gaat het eraan toe als je geen rechten hebt of vooraf niet kunt onderhandelen over je rechten als tribale gemeenschap’, zegt Emanuels.

Toen de Surinaamse overheid op grote schaal toestemming gaf aan bedrijven om in traditionele gebieden aan houtkap en goudwinning te doen, stapten de initiatiefnemers van het Saamaka-vonnis andermaal naar het Inter-Amerikaans Mensenrechtenhof.

De gemeenschappen voorzagen dat zulke vergunningen negatieve effecten zouden hebben op hun leefgebied én hun gezondheid. Het bos waarvan ze afhankelijk waren voor hun voedselvoorziening en waarmee ze een spirituele band hadden, dreigde immers onherroepelijk verloren te gaan.

Ontbossing

Hun vrees was terecht. Suriname wordt alom geprezen voor zijn bossen, die bijna negentig procent van zijn landoppervlakte beslaan. Maar volgens de organisatie Global Forest Watch nam de ontbossing in 2018 met 12 procent toe ten opzichte van 2017. En dat is in de daaropvolgende jaren alleen maar erger geworden.

Bovendien stemmen de eerste studies over kwikvergiftiging in gebieden waar aan goudwinning wordt gedaan weinig hoopvol. Het kwik om gouddeeltjes mee samen te smelten wordt daarna in de rivieren geloosd. Op die manier raakt niet alleen het drinkwater voor de inheemse gemeenschappen vervuild, ook de vissen zitten boordevol kwik. En die vissen zijn op hun beurt een belangrijke voedselbron.

Euritha Tjan A Way

Zicht op het inheemse dorp Curuni.

Euritha Tjan A Way

Steven Petrusi is voorzitter van de Vereniging Saramaccaanse Gezagdragers (VSG) en woont zelf in het binnenland aan de benedenloop van de machtige Surinamerivier.

‘Wie in Paramaribo de kraan opendraait heeft zuiver drinkwater. Waarom hebben wij in het binnenland daar geen recht op? De regering weet maar al te goed dat het uitreiken van concessies negatieve gevolgen heeft voor ons leefgebied. Dat er nog steeds geen wet is die onze rechten erkent komt doordat er belangen spelen.’

‘Het is ons eigen leefgebied, waarom zouden we het vervuilen?’

Politieke leiders in Paramaribo reiken inderdaad al te vaak concessies uit aan politieke vrienden en grote multinationals. Als de grondrechten van inheemse gemeenschappen erkend worden, kan dat betekenen dat ze inspraak moeten krijgen of sommige concessies ingetrokken moeten worden.

Sommige machthebbers in Paramaribo stellen zich daarbij vragen. Ze vrezen dat lokale gemeenschappen hun eigen gebied niet afdoende kunnen beheren.

Petrusi en Jubitana begrijpen die bezorgdheid niet. ‘We zijn altijd verantwoordelijk geweest voor onze bossen. Pas toen de overheid zich ging moeien en onze inspraak niet langer duldde ontstond er chaos. Het is ons eigen leefgebied, waarom zouden we het vervuilen?’

Daar wringt het schoentje. Suriname heeft geen enkele ervaring met de toekenning van grondrechten aan tribale en inheemse gemeenschappen. Het land heeft niet de ervaring die buurlanden als Guyana en Brazilië wél hebben. Door de jaren heen hebben ze hun wetgeving bijgesteld om tekortkomingen in hun wetten aan te pakken. Vooral Brazilië is op dat vlak vandaag een van de beste leerlingen van de klas.

De enige vorm van collectief recht op grond voor inheemse en tribale gemeenschappen is het zogeheten gemeenschapsbos. Hierbij kunnen de gemeenschappen vergunningen aanvragen om hout te kappen in een gebied dat grenst aan hun dorp. Doordat veel dorpen geen geld of kennis hebben om in deze gebieden aan houtkap te doen, kwamen vooral multinationals – hoofdzakelijk uit Azië — op de concessies af. Dat zorgde ervoor dat de houtkap in enkele van deze gebieden alleen maar toenam.

Amazonia 2.0

Maar zelfs al zouden de oudste bewoners collectieve grondrechten krijgen, over welke gebieden gaat het dan precies? Dat zocht de ngo Amazon Conservation Team Suriname (ACT-S) uit. Ze besloot de initiatiefwet collectieve rechten inheemse en tribale volken te analyseren. Het onderzoek maakt deel uit van het project Amazonia 2.0 dat in Suriname, Guyana, Colombia, Brazilië, Ecuador en Peru uitgevoerd wordt.

Het door de Europese unie gefinancierde Amazonia 2.0 wil inheemse en tribale gemeenschappen versterken, zodat ze zelf in staat zijn hun eigen bos te monitoren en te beheren. Daarnaast krijgen dorpen assistentie om duurzame en mileuvriendelijke gemeenschapsprojecten op touw te zetten.

Het ACT-S-onderzoek wijst uit dat er enkele wettelijke aanvullingen moeten komen om de erkenning van inheemse en tribale gemeenschappen door te voeren. Hermes Libretto is jurist en behoort tot de Saramaccaners. Hij zit in het bestuur van ACT-S en merkte op dat in de wetgeving geen officiële afbakening is voorzien van de grondgebieden van de verschillende inheemse en tribale gemeenschappen.

‘Wat voor zin heeft het als we plannen ontwikkelen als de grond nog niet van ons is?’

‘ACT-S hielp bij de afbakening van de grenzen’, legt hij uit. ‘Heel wat gemeenschappen hebben met onze ondersteuning zelf hun gebied gedemarqueerd. Maar de kaarten moeten eerst wettelijk erkend worden. Want waarover krijgen zij precies zeggenschap?’

De kaarten die ACT-S met de gemeenschappen opstelde dateren van twaalf jaar geleden en moesten nog gevalideerd worden. In die tussentijd zijn zowel de technologie als de inzichten veranderd. En dus moeten er ook nieuwe kaarten komen.

Het rapport van Amazonia 2.0 beveelt verder aan dat er een instituut komt dat bepaalt hoe de rehabilitatie van de gebieden die al aangetast zijn door houtkap en goudwinning moet verlopen. Daarnaast moet er een fonds komen dat gemeenschappen helpt bij het opzetten van projecten voor de ontwikkeling van hun gebieden. Ten slotte moet het mogelijk worden om eventuele geschillen tussen de overheid in Paramaribo en het traditionele gezag te beslechten.

Alejandra Salazar is projectcoördinator van Amazonia 2.0 en vindt dat de gemeenschappen nu al de plannen voor het beheer van hun leefgebieden klaar moeten hebben. ‘Zo wordt de overheid gerustgesteld dat er een ontwikkeling komt, nadat de rechten zijn goedgekeurd.’

Dat ziet Richardo Pané alvast niet zitten. ‘We moeten eerst de erkenning van ons gebieden krijgen. Wat voor zin heeft het om plannen te ontwikkelen als de grond nog niet van ons is?’, vraagt de kapitein van Galibi zich af.

Jubitana zegt dat er al pilootprojecten worden uitgevoerd om beheersplannen te kunnen maken voor dorpen die met de wet grondrechten zouden krijgen. ‘Belangrijk voor ons is dat de wet er komt. Dan gaan we protocollen maken over de manier waarop de dorpen besluiten zullen nemen. We zullen daarbij uitgaan van het principe van Free Prior and Informed Concent (FPIC) om onze besluiten te nemen.’

Euritha Tjan A Way

Euritha Tjan A Way