Hooggerechtshof verlengt internationaal controlemechanisme niet
Overmorgen is misschien de laatste dag dat Bengalese kledingfabrieken veilig zijn
Het akkoord dat in Bangladesh kledingfabrieken brandveilig maakt, ligt op de schop. Amper zes maanden nadat het vernieuwd werd, om noodzakelijke renovaties verder uit te voeren en te monitoren, wil het Hooggerechtshof het niet meer toelaten in Bangladesh. Daarmee zou 30 november, nu vrijdag, de laatste dag zijn waarop Bengalese textielarbeiders (relatief) veilig zijn.
Het akkoord dat in Bangladesh kledingfabrieken brandveilig maakt, ligt op de schop.
© Sarah Vandoorne
Het akkoord dat in Bangladesh kledingfabrieken brandveilig maakt, ligt op de schop. Amper zes maanden nadat het vernieuwd werd, om noodzakelijke renovaties verder uit te voeren en te monitoren, wil het Hooggerechtshof het niet meer toelaten in Bangladesh. Daarmee zou 30 november, nu vrijdag, de laatste dag zijn waarop Bengalese textielarbeiders (relatief) veilig zijn.
Het Bangladesh akkoord voor brand- en gebouwveiligheid kwam er in de nasleep van de instorting van Rana Plaza, op 24 april 2013. Dat fabriekscomplex was structureel onveilig, maar toch besliste eigenaar Sohel Rana om textielarbeiders in de fabriek te dwingen – zelfs nadat er scheuren in de muren te zien waren. 1138 textielarbeiders lieten het leven, 2000 anderen raakten gewond.
Nooit meer
Een maand na de ramp beslisten vakbonden, ngo’s en merken: nooit meer. Ze sloegen de handen in elkaar en richtten een bindend veiligheidsakkoord op, een samenwerking die tot dan toe ongezien was in de sector. De aard van het veiligheidsakkoord werd bejubeld, her en der klonken stemmen dat het ook in andere landen of andere industrieën zou kunnen gebruikt worden.
Ook voor de vooruitgang dat het akkoord maakte, klonken vooral positieve geluiden. 90 procent van de waargenomen veiligheidsproblemen zijn intussen opgelost. Daarmee is 10 procent dus nog niet van de baan. Vijf jaar na Rana Plaza liep het akkoord af. Daarom was er nood aan een transitieakkoord, waardoor het akkoord nog drie jaar langer van kracht zou zijn.
‘De verlenging van drie jaar is nodig om de gemaakte vooruitgang te verduurzamen.’ Dat argumenteerde Rob Wayss, directeur van het akkoord, eerder dit jaar in zijn kantoor in de Bengalese hoofdstad Dhaka. ‘Het akkoord is noodzakelijk, want Rana Plaza is een ramp die voorkomen had kunnen worden. Maar het is een werk van lange adem, zoals de twaalf werken van Hercules.’
Dat beaamt Sara Ceustermans, coördinator van de Schone Klerencampagne. ‘De veiligheid is verbeterd, maar dat kan heel snel weer omslaan. De helft van de fabrieken die onder het akkoord vallen, hebben nog steeds geen brandalarmen. Bij maar liefst 40 procent moeten er nog structurele renovaties plaatsvinden.’
Het Bangladesh akkoord voor brand- en gebouwveiligheid kwam er in de nasleep van de instorting van Rana Plaza, op 24 april 2013.
Sharat Chowdhury (CC BY 2.5)
Vervalsing
De werken van Hercules zullen vermoedelijk niet afgemaakt worden. Dat heeft het hooggerechtshof in Bangladesh op 31 mei 2018, net na het ingaan van het transitieakkoord, beslist. Het akkoord mocht nog zes maanden blijven. Daardoor is nu vrijdag de laatste dag waarop het akkoord van kracht is in Bangladesh.
Het hooggerechtshof nam het besluit na een klacht van een verongelijkte fabrieksbaas. De eigenaar van Smart Jeans Ltd, een fabriek in de oostelijke regio Chittagong, mocht geen kleding meer produceren voor de merken die het akkoord ondertekenden. In zijn fabriek waren namelijk de testresultaten van de betonsterkte vervalst. Door dat gesjoemel werd de fabriek “beëindigd”: leveringen aan merken die het akkoord ondertekend hebben, mochten niet meer doorgaan.
De fabrieksbaas ging niet akkoord en stapte naar de rechter. Het hooggerechtshof besloot mee te gaan in zijn klacht. Het vaardigde een contactverbod uit tegen het akkoord. Hiermee besliste het dat het nu aan de overheid, en niet aan het akkoord, is om renovaties in de sector te overzien.
‘Met de klacht laat de werkgeverskoepel BGMEA zijn macht gelden. En het is algemeen geweten dat de economische en politieke elite in Bangladesh dezelfde is.’
‘Het is niet verwonderlijk dat de klacht uit de hoek van de werkgevers komt’, zegt Sara Ceustermans. ‘Hiermee laat de BGMEA, de werkgeverskoepel, zijn macht gelden. En het is algemeen geweten dat de economische en politieke elite in Bangladesh dezelfde is.’
De Bengalese overheid zelf roert zich niet over de beslissing van het gerecht. ‘Ze verschuilen zich achter de scheiding der machten’, zegt Ceustermans. ‘Er zijn geen concrete bewijzen dat de overheid zich actief gemengd heeft in deze beslissing van het hooggerechtshof, maar in het verleden hebben we ook al gezien dat het gerecht er niet onafhankelijk opereert.’
Nochtans kwam de overheid in oktober 2017 tot een overeenkomst over de transitieperiode met het akkoord, zij het met forse tegenzin. ‘De overheid en de BGMEA zien het akkoord als een imperialistische organisatie die Bangladesh werkgelegenheid kost’, legt Sushmita Preetha, voormalig onderzoekster bij Workers Rights Consortium, uit. De aanval van het gerecht op het akkoord speelt dus volledig in de kaarten van de overheid.
Klaar voor overdracht
De overheid heeft zijn eigen controleorgaan, het Bangladesh National Action Plan of NAP. De werkzaamheden van het akkoord zouden in de loop van de drie transitiejaren stilaan overgedragen worden naar dat NAP. ‘Nu zijn al een aantal gerenoveerde fabrieken overgedragen om verder opgevolgd te worden door de overheid’, zegt Sara Ceustermans. ‘En in de overeenkomst tussen akkoord en overheid staat dat om de zes maanden bekeken zal worden of het NAP al klaar is om die overdracht vroeger te maken.’
‘Het akkoord heeft zich sterk ingespannen om bij te dragen aan de capaciteitsopbouw van de “Remediation and Coordination Cell” (RCC) van de overheid, dat voortgevloeid is uit het NAP’, zegt Joris Oldenziel, die als adjunct-directeur van het akkoord vanuit Amsterdam de vooruitgang van het akkoord opvolgt. ‘Zo hebben wij trainingen aangeboden en sessies georganiseerd om de werkwijze en procedures van het akkoord uit te leggen. De RCC heeft slechts zeer mondjesmaat gebruik gemaakt van onze voorstellen.’
‘Ze hebben de mankracht en de technische kwalificaties niet om de fabrieken die onder het akkoord vallen te controleren.’
‘De RCC is momenteel nog niet klaar om het werk van het akkoord over te nemen’, stelt Oldenziel met klem. ‘Ze hebben de mankracht en de technische kwalificaties niet om de fabrieken die onder het akkoord vallen te controleren. Op vijf jaar tijd hebben ze bij hun eigen fabrieken amper 30 procent vooruitgang geboekt, tegenover de 90 procent van het akkoord. Bovendien is er geen enkele aanwijzing dat er effectieve handhaving plaatsvindt, waarbij fabrieken die niet aan de veiligheidseisen voldoen boetes of sancties krijgen of gesloten worden.’
© Sarah Vandoorne
Niet enkel het akkoord, maar ook de internationale arbeidsorganisatie maakt zich sterk dat het RCC nog niet klaar is voor een overdracht. ‘Opvallend is dat zelfs de werkgeverskoepel BGMEA heeft aangegeven dat de RCC een transitie nog niet aan zou kunnen’, wijst Ceustermans aan. Daarover gaf het een gezamenlijke persconferentie met het akkoord in mei 2018. Jawel: dezelfde maand waarin het hooggerechtshof zijn oordeel velde.
Naar andere productielanden
Of het einde van het akkoord meer werkgelegenheid zal opleveren, zoals de Bengalese overheid en de BGMEA hopen, is echter de vraag. Onderzoekers vrezen dat merken zullen wegtrekken, nu het akkoord onder vuur ligt.
‘De reputatie van Bangladesh als een veilig productieland loopt een ernstige deuk op’, gaat Oldenziel verder. ‘Bedrijven zullen daardoor wellicht hun inkoopbeleid gaan heroverwegen en alternatieve productielocaties gaan zoeken.’
Ook Ceustermans benadrukt dat er commerciële consequenties zullen zijn. ‘Merken die het akkoord niet ondertekend hebben, zullen niet langer voor Bangladesh kiezen. De bijna 200 ondertekenaars van het akkoord mogen niet zomaar vertrekken: zij zijn voor drie jaar een bindende overeenkomst aangegaan, waar ze niet aan mogen verzaken. Maar als de inspecties niet meer kunnen gebeuren zoals afgesproken, kan dat een reden zijn voor de merken om bestellingen op te schorten.’
Onder druk
In de hoop dat scenario af te wenden, hebben verschillende instanties zich uitgesproken tegen het contactverbod in Bangladesh. Het Europees Parlement heeft een resolutie gestemd om het gerechtelijk besluit tegen te gaan. Verschillende ngo’s en alle merken die onder het akkoord vallen, hebben brieven geschreven naar de overheid.
Een ander drukkingsmiddel, dat vooral indruk maakt op de werkgeverskoepel, is deze beslissing van de stuurgroep van het akkoord: alle fabrieken die eerder waarschuwingen kregen over gebrekkige renovaties, zullen sneller beëindigd worden als het akkoord het land uitgezet wordt. Dat wil zeggen dat fabrieken die in de hoogste alarmfase zitten tegen het einde van de maand al geen zaken meer zullen mogen doen met de merken die onder het akkoord vallen. De fabrieken die in een eerste alarmfase zaten, zullen vanaf januari beëindigd worden.
‘In totaal gaat het om iets meer dan 500 fabrieken’, zegt Ceustermans. ‘De lijst met fabrieken is gelekt naar de Bengalese pers en de leveranciers zijn er heel nerveus. Alle grote ketens hebben wellicht een of meerdere fabrieken op die lijst. Iedereen wordt getroffen als het akkoord niet meer toegelaten is.’
Het akkoord zelf ging in beroep. De hoorzitting waarin het beroep al dan niet verworpen wordt, vindt morgen, op 29 november, plaats. Daarover klinkt Ceustermans hoopvol. ‘De meesten verwachten toch een verlenging van het akkoord op het allerlaatste moment’, zegt ze. ‘Al had iedereen gehoopt dat het niet zover als nu zou komen.’
‘Een verlenging op zich is niet per se goed nieuws’, zegt Ceustermans ook. ‘Waarschijnlijk zou het gaan om een zeer korte verlenging, allicht omdat de Bengalese overheid de kwestie over de verkiezingen van eind dit jaar wil tillen. Voor hetzelfde geld belanden we binnen enkele maanden in dezelfde situatie. Die onzekerheid doet het akkoord geen deugd: het is moeilijk merken te overtuigen om zich aan te sluiten als het ten dode opgeschreven lijkt.’
© Sarah Vandoorne
Verhuis naar Amsterdam
Als het ondenkbare gebeurt, en het akkoord staat op straat in Bangladesh, dan blijft het wel gelden voor de merken die ondertekend hebben. ‘Het blijft een juridisch bindende overeenkomst’, zegt Oldenziel. Dan zou het akkoord opereren vanuit zijn kantoor, in Amsterdam. ‘Zo zou het een stuk moeilijker worden om ons programma effectief uit te voeren.’
‘We zouden het team in Amsterdam moeten versterken en onder meer moeten gaan werken met internationale inspectiebureaus die voor ons de inspecties in Bangladesh gaan uitvoeren’, zegt Oldenziel. ‘Dat zal stukken minder efficiënt zijn: nu voeren we tot 500 inspecties per maand uit, dat zal niet meer lukken.’
‘De kostprijs van de inspecties zal stijgen omdat de inspecteurs ingevlogen moeten worden. De regering zou bovendien hun werk kunnen verhinderen, door moeilijk te doen met visas. Veel meer fabrieken kunnen zo door de mazen van het net glippen.
‘Het akkoord zal veel minder intensief te werk kunnen gaan, aan een veel hogere kostprijs’, zegt ook Ceustermans. ‘De kostprijs van de inspecties zal stijgen omdat de inspecteurs ingevlogen moeten worden. De regering zou bovendien hun werk kunnen verhinderen, door moeilijk te doen met visas. Veel meer fabrieken kunnen zo door de mazen van het net glippen, omdat de problemen er niet opgemerkt of niet goed opgevolgd kunnen worden.’
Jef Van Hecken, Bangladeshexpert verbonden aan Wereldsolidariteit, vreest net als Oldenziel en Ceustermans dat vooral de textielarbeiders daarvan de dupe zullen zijn. Hij benoemt echter wel één positieve noot. ‘Sommigen zien in de exit een kans om de aanpak van het akkoord te verbreden naar andere landen, zoals Pakistan en Cambodja, waar de veiligheid van arbeiders ook sterk onder druk staat.’
‘Nu ligt de focus op Bangladesh precies omdat het akkoord daar werkzaam is’, verduidelijkt Van Hecken. ‘Met akkoord van de merken zou de focus van het akkoord verbreed kunnen worden als het operationele werk van het akkoord toch al van buiten Bangladesh gebeurt. Een mogelijke vervroegde exit, met inspecties georganiseerd van buitenaf, kan ook een opportuniteit betekenen om de aanpak te verruimen naar andere precaire landen.’