Peak oil 2.0. De vraag droogt op

Analyse

Peak oil 2.0. De vraag droogt op

Dagen te gaan voor de inauguratie van Donald Trump. Na de regering van Obama, met zijn nadruk op hernieuwbare bronnen, zetten milieuactivisten zich schrap. Ondanks het feit dat hij omringd wordt door fossiele brandstoftycoons en klimaatontkenners –hij is er zelf een- komt de opvolger van Obama te laat om de olie-industrie te redden. Om te begrijpen waarom, moeten we een stapje terug zetten in de tijd en kennis maken met een oude boeman.

Het leeuwendeel van de menselijke beschaving wordt aangedreven door een schijnbaar onuitputtelijke fontein goedkope olie en gas. Mensen gebruiken het goedje om zich te verwarmen, elektriciteit op te wekken in fabrieken, woningen, en ziekenhuizen, het opladen van iPhones, het heen en weer karren naar banen en, gezakt en verpakt, supermarkten. Tevens hangt zowat elk aspect van de voedselproductie ervan af. Het moderne leven draait op olie.

‘Peak oil’: een theorie zo oud als de olie-ontginning zelf.

Al vanaf de start van het olietijdperk tobben economen over wat er zou gebeuren als de wereld op een dag zonder valt. De term ‘peak oil’ of piek olie werd in 1919 bedacht door David White, toen topgeoloog van de United States Geological Survey: “De productie zal binnenkort pieken, mogelijk binnen 3 jaar.” Daarna voorzag hij een onomkeerbare inkrimping.

Met piek olie en daarmee gepaard gaande exorbitante brandstofprijzen dreigden ongekende dramatische gevolgen. In ontwikkelde economieën zouden werknemers in verre ‘suburbs’ niet langer in staat zijn hun werkplek te bereiken. Wereldwijd verwachtten piek olie doemdenkers gigantische problemen met de voedselvoorziening, sociale onrust, hongersnood, en uiteindelijk: gewelddadige conflicten. Een stormloop op de grootste en gemakkelijkst te ontginnen olievoorraden zouden binnen de kortste keren de wereld in vuur en vlam zetten. Kortom: een beschaving gebouwd op olie overleeft niet lang zonder olie.

Kuwaitelections2012

Sjeik Nawaf Al-Ahmad Al-Jaber Al-Sabah, de kroonprins van Kuweit

Kuwaitelections2012​

Oefenrondje

In de realiteit kwam de productiepiek er in de Verenigde Staten tussen 1965 en 1971. De chaos bleef uit, maar het land werd nog afhankelijker van het Midden Oosten om haar grote auto’s draaiende te houden. De korte, maar acute oliecrisis van 1973, van politieke eerder dan geologische aard, onderstreepte die afhankelijkheid verder. De schaarste duurde echter niet lang genoeg om van koers te doen veranderen.

Op mondiaal niveau, volgens de Amerikaanse Association for the Study of Peak Oil and Gas, piekte wereldwijd de ontdekking van nieuwe olievelden in vergelijking met hoeveel er geconsumeerd werd, reeds in de jaren ‘60. Het tempo van nieuwe ontdekkingen zou sindsdien enkel gedaald zijn. De Energy Watch Group, een (duurzame) energie denktank, beweert dat er sinds 1980 jaarlijks minder nieuwe olie ontdekt dan opgepompt wordt. Scientific American tenslotte verkondigde in 1998 “het einde van goedkope olie”, en een absolute productiepiek “waarschijnlijk binnen 10 jaar.”

Marco Fieber (CC BY-NC-ND 2.0)

Apsjeron, schiereiland van Azerbeidzjan in de Kaspische zee

Marco Fieber (CC BY-NC-ND 2.0)​

Rode pil of zwarte pil

Voor een economisch-wetenschappelijke aangelegenheid heerst er over piek olie verrassend weinig unanimiteit. Verschillende benchmarks produceren verschillende scenario’s over of en wanneer. Het gevaar schuilt dan ook voor een groot stuk in het psychologische aspect. Markten reageren vaak niet op feiten, maar op indrukken en geruchten. Als er al over het onderwerp geschreven wordt, dan eerder fluisterend of onder de hoofding ‘stadsmythes’. Als er paniek uitbreekt maakt het niet uit hoeveel olie er nog precies in de grond steekt. Als een ‘self-fulfilling prophesy’ schieten de prijzen omhoog, met alle ontwrichting en chaos van dien.

Als er paniek uitbreekt maakt het niet uit hoeveel olie er nog precies in de grond steekt. Als een ‘self-fulfilling prophesy’ schieten de prijzen omhoog, met alle ontwrichting en chaos van dien.

Ten tweede staan oliemaatschappijen erom bekend de door hun uitgebate bewezen reserves schromelijk te overschatten. Andere discrepanties komen voort uit de cijfers van OPEC, wier quotasysteem meer productie toekent aan landen met grotere reserves. Omgekeerd zijn oliemaatschappijen en olieproducerende landen er dan weer bij gebaat olie zeldzamer (dus duurder) te doen lijken dan in de realiteit.

Ten derde fluctueren ramingen van exploiteerbare reserves, op hun beurt onder invloed van de prijs. Als olieprijzen zakken, kunnen moeilijke reserves, pakweg die onder de Noordpool, of in Canadese teerzandolie, niet met winst uitgebaat worden. Oliemaatschappijen zijn verplicht zulke schijnreserves uit de door investeerders uitgeplozen boekhoudingen te schrappen. In 2016 beschuldigde de Amerikaanse kamer van koophandel o.a. ExxonMobil ervan dat niet te hebben gedaan.

Deze complexe wals van vraag en aanbod maakt het nagenoeg onmogelijk om precies te voorspellen wanneer het kostbare elixer op zal zijn. Piek olie, als het al bestaat, is niet statisch, maar lijkt continu te verschuiven, heen en weer in de tijd onder invloed van nauwelijks grijpbare factoren.

Luis Jou García (CC BY-NC 2.0)

Ontginning in Texas

Luis Jou García (CC BY-NC 2.0)​

Plannen voor het ondenkbare

Intussen namen Amerikaanse beleidsmakers het zekere voor het onzekere. In de periode 1998-2001 leidde bezorgdheid over de mondiale olieproductie tot een serieus debat in politieke kringen over mogelijke contra-strategieën.

In 2000 meldde het Center for Strategic and International Studies dat het Midden-Oosten, in het licht van de dalende productie elders, in combinatie met de toenemende wereldwijde vraag, zijn productie zou moeten opdrijven met “bijna 80 procent tussen 2000 en 2020”. Het rapport focuste op Irak en Iran als een mogelijke oplossing voor de voorspelde gapende kloof tussen vraag en aanbod.

In 2001 onderstreepte een studie gesponsord door het James Baker III Institute for Public Policy en de Council on Foreign Relations de noodzaak voor de Verenigde Staten om het voortouw te nemen bij de aanpak van een “te krap aanbod als gevolg van uitblijvende investeringen in nieuwe productiecapaciteit door genationaliseerde oliebedrijven en onstabiele regimes”.

Irak werd bestempeld als een belangrijke ‘swing producer’. De onaangeboorde capaciteit van het land moest en zou ‘ontsloten’ worden, koste wat kost. Het door olieveteranen gedomineerde Bush-Cheney presidentschap zette de idee om in beleid.

Between Iraq and a hard place

In zijn boek uit 2007; The Age of Turbulence, verklaarde de voormalige voorzitter van de Amerikaanse centrale bank Alan Greenspan: “Het bedroeft mij dat het politiek gezien moeilijk is te erkennen wat iedereen weet: De oorlog in Irak draaide grotendeels om olie.” Het ging met andere woorden om een gewapend conflict om controle te verwerven over grote oliereserves in het licht van dalende mondiale voorraden; een schoolvoorbeeld van piek olie.

Het duurde veel langer dan gepland om Irak voldoende te stabiliseren en de olie-export te verhogen. Bovendien begon de stijgende bevolking van het land, aldus Mark C. Lewis, voormalig hoofd van energieonderzoek bij Deutsche Bank, net als andere Arabische olieproducerende landen, meer en meer olie zelf te consumeren die eigenlijk internationale markten moest ontlasten. Ironisch genoeg ging de ‘piek olie-oorlog’ van 2003 de zeer acute piek-olie-prijzen van 2008 vooraf.

FHG Photo (CC BY 2.0)

FHG Photo (CC BY 2.0)​

Rommelhypotheken

In mei 2008 ging de prijs van een vat ruwe olie naar $135. Dure olie was niet de oorzaak van de financiële crisis, maar een studie van de universiteit van Berkeley uit 2012 verbindt de verdubbeling van de olieprijs tussen eind 2006 en 2008 met hogere pendelkosten voor bewoners van steeds verder gelegen verkavelingen.  Daardoor werden deze woningen minder waardevol. Hypotheken, vooral die van gezinnen met lagere inkomens, gingen kopje onder. Peperdure olie deed uiteindelijk de precaire wiskunde van rommelhypotheken de das om.

Ondanks duizelingwekkende directe en indirecte subsidies voor de productie en consumptie van fossiele brandstoffen, zijn de economische argumenten voor alternatieve energiebronnen ijzersterk geworden.

Terwijl de gewelddadige gevolgen van de Irakoorlog in 2003 tot vandaag voortduren, gebeurde er iets onverwachts. Met bloed, zweet, en tranen kwam de Amerikaanse economie er na 2008 terug bovenop. De gekelderde olieprijzen niet. De hoge prijzen van voor de crisis brachten investeringen in complexe gaswinningsmethodes van tot dan oneconomisch geachte olie en gasvelden, maar ook in energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen zoals wind en zon. Tijdens de korte olieschok vijfendertig jaar eerder was al iets gelijkaardigs gebeurd. Toen keerde de wereld snel terug naar business as usual. Deze keer niet.

Nadat de Duitse regering in de late jaren negentig het voortouw nam met subsidies, is stroom uit zon en wind intussen goed op weg om zonder steun concurrentieel te worden in de meeste markten. De overgang, of Energiewende zoals dat bij de Oosterburen heet, was en is niet gemakkelijk.

Oude, gecentraliseerde nutsbedrijven vechten voor hun leven, soms tegen zichzelf, soms letterlijk tegen windmolens. Uitdagingen blijven, met name het economisch opslaan en managen van stroom uit niet-constante energiebronnen. Ondanks duizelingwekkende directe en indirecte subsidies voor de productie en consumptie van fossiele brandstoffen ($5.300.000.000.000 per jaar, volgens een IMF schatting uit 2014), zijn de economische argumenten voor alternatieve energiebronnen ijzersterk geworden.

Geld verdienen en de wereld redden zijn niet langer als vis en chocopasta.

blake.thornberry (CC BY-NC-ND 2.0)

blake.thornberry (CC BY-NC-ND 2.0)​

Piek olie 2.0: Vraag wordt vaag

Tussen de door oliemannen gedomineerde Bush regering en het inkomende Trump team, verstreken acht korte jaren. Als we de prijspiek van 2008 en de financiële implosie beschouwen als aan piekolie gerelateerde gebeurtenissen, lijken we vandaag in een compleet andere wereld te leven. Het Internationaal Energie Agentschap, de vice-president van BP Dev Sanyal, Statoil CEO Eldar Saetre, en anderen, spreken vandaag publiekelijk over “peak demand”, of het stagneren en sneller dan verwacht dalen van de vraag naar het zwarte goedje.

‘Er is meer dan genoeg olie voor het kapitalisme om klimaat en wereld volledig te frituren.’

Terwijl sommige groeilanden de historische fouten van de geïndustrialiseerde wereld naarstig kopiëren, maken anderen de sprong naar gedecentraliseerde en duurzame micro-elektriciteitsnetwerken.

In China, Europa en de Verenigde Staten staan elektrische wagens, nog steeds een niche, voor een doorbraak. (België hinkt wat betreft adoptie en laadinfrastructuur ver achterop). Een Bloomberg schatting geeft aan dat elektrische mobiliteit de vraag naar olie de komende vijf jaar met 2 miljoen vaten per dag kan doen verminderen in. Dat voorspelt niet veel goeds voor een oliemarkt die al hopeloos in de touwen hing bij een productieoverschot van schier 1 miljoen vaten. Beleggers die nog geld in de sector steken letten beter op. Wat er momenteel met de steenkoolindustrie gebeurt zou wel eens kunnen overslaan richting olie, en later ook gas.

Als we ons inbeelden, zoals Trump doet, dat de opwarming van de aarde een verzinsel is, dan nog gaat het voor olie-industrie sneller dan verwacht richting uitgang.

George Monbiot, auteur en milieu-activist, verklaarde: ‘Er is meer dan genoeg olie voor het kapitalisme om klimaat en wereld volledig te frituren.’ We kunnen ons dat niet veroorloven. Letterlijk. Zelfs een Amerikaanse president die allergisch is voor de realiteit, kan daar niets aan veranderen.