Reële waardigheid in de Arabische fictie

Analyse

Reële waardigheid in de Arabische fictie

Reële waardigheid in de Arabische fictie
Reële waardigheid in de Arabische fictie

Net zoals de Arabische machthebbers scheppen romanschrijvers verhalen. Maar in tegenstelling tot de zeemzoete, leugenachtige verzinsels van de politieke elite, brengen zij verhalen die doordrongen zijn van de ruwheid en de willekeur van het leven. Brigitte Hermans, specialiste Midden-Oosten, licht drie romans uit de hedendaagse Arabische literatuur die de crisis van waardigheid die de recente opstanden mee heeft gevoed, pijnlijk tastbaar maken.

Eind 2010 kon niemand de protestgolf in het Midden-Oosten en Noord-Afrika voorspellen. Verbazingwekkend zijn de opstanden echter niet. Decennialang stellen activisten en kunstenaars de willekeur van de politieke elite al aan de kaak. Velen onder hen steunen de revoluties en zijn politiek geëngageerd. Het ontbreekt hen niet aan wantoestanden: mensenrechtenschendingen, de Palestijnse kwestie, fundamentalisme en dictaturen.

Maar wat is de juiste afstand van de literaire cultuur tot de specifieke onderdrukking? ‘Een kunstenaar’, zo stelde de Syrische dichter Adonis onlangs in The Guardian, ‘moet altijd het revolutionaire nastreven, maar mag nooit zoals de revolutionairen zijn. Hij mag niet dezelfde taal spreken, noch in hetzelfde politieke klimaat werken.’ Geen evidentie. Sartres stelling dat schrijvers geëngageerd moeten zijn, maakte vanaf de jaren 1960 opgang in de Arabische wereld. Ook al heeft die stroming van geëngageerde literatuur interessante exponenten zoals Yousouf Idris, vele werken zijn erg politiek en contextgebonden.

De drie schrijvers die ik naar voren schuif, behandelen politieke thema’s zonder in sociaal-realisme te vervallen. De strijd tegen onrecht drijft hen. In opiniestukken leveren ze commentaar op de revoluties. In hun romans roepen ze het klimaat op waarin de revoluties ontstonden, ook al verwijzen ze niet expliciet naar de politieke context.

Als lezer kan je niet onbewogen blijven bij die ontmenselijking door geweld, corruptie en totalitarisme. Toch heb je niet het gevoel dat de schrijvers de politieke achtergrond nodig hebben voor een goed verhaal. Revoluties zullen niettemin ook inspiratieloze romans voortbrengen. Toen sterauteur Tahar Ben Jelloun onlangs het leven van Mohamed Bouazizi te boek stelde, beschuldigde collega Kamel Riahi hem van necrofilie omwille van de povere research en de flauwe schets van een jongen die ongewild geschiedenis schreef met zijn zelfverbranding.

De cultuur van haat

In Syrië bepleiten vele schrijvers politieke verandering en steunen de ideeën van sociale activisten. Toen Bashar al-Assad in 2000 als president aantrad, liet hij een opening die uitmondde in de ‘Damasceense lente’. Vrij snel trad het regime keihard op tegen activisten die hun ideeën publiek uitten. De hoop op hervormingen ebde weg, maar de wil naar verandering raakte verankerd in het werk van een generatie schrijvers. Schrijvers zoals Khaled Khalifa uiten hun frustratie, maar schuwen de didactische literatuur.

De poorten van het paradijs speelt zich af in zijn geboortestad Aleppo, ten tijde van de ‘gebeurtenissen’. Dit is een eufemisme voor de opstand van de Moslimbroeders tegen het Ba’ath-regime en het extreme optreden van de veiligheidsdiensten. ‘Deze periode was een evidente keuze. Ik schreef dit boek ter verdediging van het Syrische volk en uit protest tegen het leed dat voortvloeide uit politieke en religieuze dogma’s’, verduidelijkte Khalifa in The New York Times in april 2008. In de Al-Ahram Weekly, even daarvoor, klonk het: ‘Ik herinner me de gelatenheid, de dood die de stad beheerste. Overal waren er gewapende mannen die akkoord gingen over één zaak: als je niet voor ons bent, ben je tegen ons.’

Khalifa verafschuwt de haat die beide partijen promootten, met als gevolg een cultuur van eliminatie. Zijn roman roept die allesverterende haat weergaloos op. De vertelster beschrijft het ‘plezier’ van de ‘haat’ die haar naar de Moslimbroeders drijft. Als de veiligheidsdiensten haar samen met tegenstanders opsluiten, lost die zo gekoesterde haat op. Het lot van één familie belichaamt het lijden van burgers die de speelbal zijn van extreem geweld. Ondanks zijn weerzin voor het regime, is Khalifa opgelucht dat de Moslimbroeders faalden. Hij vreest de vernieling van de religieuze diversiteit en het culturele erfgoed.

Algehele achteruitgang

Khalifa staat niet alleen met zijn angst over de tanende diversiteit. In Het Yacoubian (in het Arabisch uitgegeven in 2002) schetst Egyptisch schrijver Alaa al-Aswani de achteruitgang van het ooit zo kosmopolitische Caïro. Toen hij een appartement huurde voor zijn tandartspraktijk in een vervallen art-decogebouw, raakte hij gefascineerd door het ruwe leven in het oude centrum. In een luchtige stijl, die eerder bij een soapserie past, schetst al-Aswani het economische en morele verval van Umm ad-Dunya, de moeder van de wereld.

Geluk is geen optie. De repressie maakt een zorgeloos leven onmogelijk.

Het Yacoubian werd in de jaren 1930 opgetrokken voor een Armeense zakenman. Zijn droom van een luxueuze enclave in de kosmopolitische Sulayman Bashastraat was geen lang leven beschoren. Na de coup van 1952 verjoegen militairen de bewoners. De economische opening van de jaren 1970 veroorzaakte een leegloop van het centrum. Ten tijde van het verhaal, tijdens de Golfoorlog in 1991, betrekken zakenlui de appartementen en hokken arme inwijkelingen samen op het dak. Meesterlijk geeft al-Aswani de sociale diversiteit vorm via zijn personages. Hoe verschillend ze zijn, ze horen allemaal thuis in het hedendaagse Egypte.

De bewoners van het Yacoubian zijn gewend aan de verloederde wijk, al voelen ze zich slachtoffers van het harde leven. Corruptie is er de norm en zonder wasta, omkoping, bekom je niets. Subtiel bekritiseert al-Aswani de hypocriete seksuele moraal (die seks reduceert tot betaalmiddel), de heksenjacht op islamisten (die hen verder radicaliseert) en de politieke corruptie (Moebarak is onzichtbaar maar alomtegenwoordig).

Door zijn herkenbaarheid kende het boek een ongezien succes in de Arabische wereld. Libanees schrijver Elias Khoury verkondigde dat al-Aswani de populaire Egyptische roman, onlosmakelijk verbonden met Naguib Mahfouz, nieuw leven inblies.

Niets ontziend totalitarisme

Weinig auteurs geven het totalitarisme zo beklemmend weer als de Libische Hisham Matar. Die is strikt gezien geen Arabische schrijver omdat hij in het Engels publiceert. Hij groeide op in ballingschap, maar ontsnapte niet aan de tentakels van het regime. Zijn dissidente vader vluchtte naar Egypte, waar de Libische veiligheidsdiensten hem vonden en alsnog in hun folterkamers deden verdwijnen. Het mag niet verwonderen dat Matar de opstand tegen Khadaffi toejuichte. Vol passie getuigde hij in de media over het gruwelijke regime, dat verschillende familieleden vermoordde. Diezelfde verontwaardiging buigt hij om tot poëtisch proza.

Niemandsland – tevens de naam van de roman – is het prototype van een totalitaire staat. Die zien we door de ogen van een negenjarige die zich vragen stelt bij zijn bizarre jeugd. Waarom neemt zijn mama dat ‘medicijn’ in een bruine zak? Wat is er mis aan een praatje met een veiligheidsman? Hoe kan zijn vader op zakenreis zijn als hij in het centrum was? De lezer vult de gaten in: de vader is een dissident. Treffend doet Matar de tol voor dit engagement uit de doeken: het maakt de familie kapot. Geluk is geen optie. De repressie maakt een zorgeloos leven onmogelijk.

Volgens Matar doen dictators hetzelfde als schrijvers: verhalen brengen. Het verschil is echter, zo verduidelijkte hij in The Guardian in augustus 2011, ‘dat een schrijver geïnteresseerd is in verhalen die het leven weerspiegelen, verhalen die uiting geven aan conflicterende gevoelens, aan wat het betekent om een mens te zijn. Dictators daarentegen schrijven slechte verhalen die zich tegen verandering kanten. Ze doen dat door de meest intieme aspecten van ons leven binnen te dringen, door te controleren hoe mensen elkaar liefhebben, lezen, denken over de toekomst, over de opvoeding van hun kinderen.’

Vrijheid en waardigheid

De romans hierboven bieden geen perspectieven voor postrevolutionaire maatschappijen. De kracht van deze literatuur schuilt in het blootleggen van de manifeste onvrijheid in de leefwereld waaruit ze put. Gelaagde personages geven de politieke malaise in de Arabische wereld vorm en tonen hoe gewone mensen erdoor verpletterd worden. Met hun ongezouten maatschappijkritiek tornen ze zo aan de marges van de vrijheid.

Vernieuwend voor westerse lezers is hoe deze fictie gestalte geeft aan het schrijnende gebrek aan waardigheid in de regio. De roep om karama, waardigheid, weerklonk in alle protesten. Toch blijft de crisis van waardigheid, die elke burger aan den lijve ondervindt, in vele analyses onderbelicht. In De ontregeling van de wereld (2010) wijt Amin Maalouf die crisis aan vernederingen door het Westen en de regimes. Dat verlammende gevoel van vernedering wiegde de regio in een lange slaap. De protesten doorbreken die politieke en intellectuele impasse en stellen de veerkracht van burgers voorop. Net zoals deze schrijvers, maken ze komaf met het beeld van een monolithische regio waar politiestaten vereenzelvigd worden met politieke volgzaamheid.

Dit is het eerste artikel in een reeks over grensverleggende Arabische literatuur.

Alaa al-Aswani, Het Yacoubian, Amsterdam: Mouria, 2007.

Khaled Khalifa, De poorten van het paradijs, Breda: De Geus, 2011.

Hisham Matar, Niemandsland, Amsterdam: Meulenhoff, 2011.

Brigitte Herremans is medewerker Midden-Oosten bij Broederlijk Delen en Pax Christi Vlaanderen.