Relaties tussen Staatsveiligheid en Marokkaanse inlichtingendiensten waren niet altijd opperbest
In de strijd tegen terrorisme heeft de Belgische regering de hulp ingeroepen van de Marokkaanse inlichtingendiensten. Na een telefonisch onderhoud tussen Koning Filip en de Marokkaanse koning Mohammed VI op maandag 23 november 2015, pleegden de ministers van Binnenlandse Zaken Mohamed Hassad en Jan Jambon daarover verder overleg. Dat meldt het Marokkaanse ministerie van Binnenlandse Zaken in een communiqué. De relaties tussen de Staatsveiligheid en de Marokkaanse inlichtingendiensten kennen een lange geschiedenis van hoogtes en laagtes. MO* reconstrueert.
Het was dankzij Marokkaanse spionnen dat vorige week in Saint-Denis de Belgische terrorist Abdelhamid Abaaoud kon worden gelokaliseerd.
De Belgische regering hoopt dan ook de Marokkaanse inlichtingendiensten kunnen helpen bij de zoektocht naar de voortvluchtige Salah Abdeslam.
In een gesprek met de VRT zei minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon dat de samenwerking met Marokko belangrijk is omdat ‘in heel het terrorismedossier nogal wat mensen met Marokkaanse nationaliteit of de dubbele nationaliteit voorkomen’.
Gentleman’s agreement
Begin jaren zeventig zagen in Marokko twee nieuwe geheime diensten het levenslicht. Als reactie op een aanslag op de Boeing van koning Hassan II werden in 1973 de DGED (Direction Générale des Etudes et de la Documentation) en de DGST (Direction Générale de la Surveillance du Territoire) opgericht.
De DGST moest waken over de binnenlandse veiligheid, de DGED werd uitgestuurd naar het buitenland, onder meer om de Marokkaanse diaspora in West-Europa in de gaten te houden. Ook via informele netwerken van informanten, zoals de vereniging Amicales des Travailleurs et Commerçants Marocains, hield Rabat een vinger aan de pols van de Marokkaanse gemeenschap in het buitenland.
De DGED werd uitgestuurd naar het buitenland, onder meer om de Marokkaanse diaspora in West-Europa in de gaten te houden.
In België knoopten de DGED en de DGST goede betrekkingen aan met de Staatsveiligheid onder leiding van Albert Raes (administrateur-generaal van 1977 tot 1990). Ze kwamen tot een gentleman’s agreement: de Staatsveiligheid zou ‘excentrieke gedragingen’ in de Marokkaanse gemeenschap opvolgen en de DGED informeren als er bedreigingen waren tegen de openbare orde in België of Marokko.
Binnen de Staatsveiligheid was het de jonge inspecteur André Jacob die de contacten met de Marokkanen verzorgde. De samenwerking verliep vlot; de Staatsveiligheid wisselde op een gestructureerde manier informatie uit met de Marokkaanse diensten, onder meer over opposanten tegen koning Hassan II.
© Lectrr
De stage van de kroonprins
In de jaren tachtig werden de contacten tussen de DGED en de Staatsveiligheid intenser. De DGED speelde namens Hassan II een bemiddelende rol in de soms moeilijke relaties tussen koning Boudewijn en de Zaïrese president Mobutu.
Ook het verblijf van kroonprins Mohammed in Brussel kwam de samenwerking ten goede. In 1988 liep Mohammed –de huidige Marokkaanse koning– een paar maanden stage bij Jacques Delors, voorzitter van de Europese Commissie. De Staatsveiligheid stond in voor de bescherming van de kroonprins en gaf aanbevelingen bij zijn programma.
In 1988 liep Mohammed –de huidige Marokkaanse koning– een paar maanden stage bij Jacques Delors, voorzitter van de Europese Commissie.
Zo ontstonden goede contacten met de entourage van Mohammed, medewerkers van de Marokkaanse geheime diensten. Onder meer met de invloedrijke familie van generaal Abdelhak El Kadiri, die van 1983 tot 2001 aan het hoofd stond van de DGED, had de Staatsveiligheid een goede band.
Tijdens de stage van Mohamed bij de Europese Commissie was El Kadiri’s broer de DGED-antenne in Brussel.
Dat Marokko erg te spreken was over de samenwerking met de Staatsveiligheid werd duidelijk toen Albert Raes in 1989 in Marrakech de onderscheiding kreeg van de orde van Ouissam Alaouite. Die militaire decoratie wordt namens de koning uitgereikt aan burgers en militairen die zich verdienstelijk hebben ingezet voor de Marokkaanse staat.
Raes zou de onderscheiding danken aan zijn rol in een gezamenlijk initiatief van de Marokkaanse, Algerijnse en Belgische overheid rond Polisario, dat ijvert voor de onafhankelijkheid van de Westelijke Sahara. Later werd Raes zelfs gevraagd honorair consul van Marokko te worden.
Belliraj
Het is uitgerekend in die periode van goede samenwerking tussen België en Marokko dat Abdelkader Belliraj voor het eerst in de picture kwam.
Op dat moment was de heer Belliraj nog een nobele onbekende. Maar jaren later, op 27 juli 2009, zou Belliraj door de rechtbank van Salé veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. De Marokkaanse justitie achtte bewezen dat de Marokkaanse Belg zes moorden had gepleegd, wapens had gesmokkeld, geld witgewassen en aan het hoofd stond van een terroristisch netwerk.
Sinds het begin van de jaren tachtig was Belliraj bij de Staatsveiligheid gekend als extremistisch islamist en pro-Iraans opposant van de Marokkaanse Koning. Belliraj werd in 1986, 1988, 1990, 1993 en 1999 geobserveerd door de Staatsveiligheid, die geïnteresseerd was in zijn sjiitisch profiel.
Abdelkader Belliraj
RV
De opgang van het sjiisme onder de traditioneel soennitische Marokkanen was een typisch Belgisch fenomeen. Na de omverwerping van het sjah-regime in Iran tijdens de Islamitische Revolutie van 1979 “bekeerden” honderden Marokkanen in België zich tot het sjiisme. Ze zagen parallellen tussen het regime van de Sjah en dat van Hassan II, en hoopten op een herhaling van zo’n revolutie in Marokko. Die ontwikkeling volgde de Staatsveiligheid met veel belangstelling op.
‘Op ons initiatief hebben we met de Marokkanen over mijnheer B. gesproken’, vertelde Alain Winants, voormalig administrateur-generaal van de Staatsveiligheid, in 2009 aan MO*. ‘Dat was op het ogenblik dat B. meer fundamentalistische opvattingen kreeg. Hij was dus gekend in de relatie tussen onze dienst en de Marokkanen.’
Ook de DGED ging zich voor het Marokkaans-sjiitisch milieu in België interesseren. Volgens Belliraj –die in die periode op de studiedienst van de Franstalige christelijke vakbond CSC rapporten maakte over de migratie uit Noord-Afrika– probeerde de DGED hem vanaf de jaren tachtig te rekruteren om te spioneren in de Marokkaanse gemeenschap.
Scharnierperiode
De jaren negentig waren een scharnierperiode voor de Staatsveiligheid: tot dan beperkte de interesse voor terrorisme zich tot extreem-links en extreem-rechts. Maar vanaf 1992 deed met organisaties als het Algerijnse Front Islamique du Salut en de Groupe Islamique Armé het islamistisch terrorisme zijn intrede. De Staatsveiligheid werd gereorganiseerd, en André Jacob bouwde een succesvol team uit, mét uitgebreid informantennetwerk.
De Staatsveiligheid stelde vast dat de DGED bijzonder actief was in de Marokkaanse gemeenschap, soms zonder België daarover in te lichten.
Automatisch kwam de afdeling van Jacob op het terrein in contact met de Marokkaanse DGED. De Staatsveiligheid stelde vast dat de DGED bijzonder actief was in de Marokkaanse gemeenschap, soms zonder België daarover in te lichten.
Dat leidde tot ‘opmerkingen’ van de Staatsveiligheid, die de Marokkanen terechtwees.
De DGED zocht dan maar toenadering tot de antiterrorisme-eenheid van de rijkswacht. Beide diensten werkten bijvoorbeeld heel concreet samen in ontvoeringszaken van Marokkaanse kinderen.
Dat de DGED contact had opgenomen met de rijkswacht, leidde dan weer tot nieuwe opmerkingen van de Staatsveiligheid: ‘Inlichtingendiensten horen met inlichtingendiensten samen te werken, niet met de politie.’
Informant voor staatsveiligheid
16 maart 2003 was de Marokkaanse 9/11: bij zelfmoordaanslagen in Casablanca kwamen 33 mensen om. Onmiddellijk na de aanslagen deed het gerucht de ronde dat de daders in België waren geschoold of vanuit België waren vertrokken. De Belgische regering vroeg de Staatsveiligheid om een en ander te verifiëren, waarop André Jacob samen met een collega van de Franse geheime dienst naar Rabat vertrok. Al snel bleek dat de hypothese over de België-link niet klopte.
16 maart 2003 was de Marokkaanse 9/11.
Over wat er precies is gebeurd tijdens Jacobs bezoek aan Marokko bestaan uiteenlopende versies, maar feit is dat zijn passage heeft geleid tot serieuze spanningen tussen de DGED en de Staatsveiligheid.
Volgens één versie had Jacob zijn reis naar Marokko gepland met de DGED maar nam hij –eens aangekomen in Marokko– contact met de DGST, die er verantwoordelijk was voor de toegang tot de plaatsen van delict. Dat leidde tot fricties tussen beide Marokkaanse diensten en tot spanningen met de Staatsveiligheid.
Alain Winants benadrukte in 2009 in MO* wel dat ‘eventuele problemen met de DGED niet enkel voortspruiten uit de rol van André Jacob.’ Er is dan ook meer. ‘Marokko heeft na de aanslagen van Casablanca een namenlijst met terrorismeverdachten overgemaakt aan verschillende Europese landen, met de vraag om die personen te volgen’, zei Samir Addahre, ambassadeur van Marokko in België, in 2009 in MO*.
‘Helaas heeft de Belgische inlichtingendienst –net als een aantal andere geheime diensten– die lijst niet au sérieux genomen. Na Casablanca volgden de aanslagen in Madrid. Marokko werd gestigmatiseerd, maar we hadden alle informatie doorgespeeld. Misschien hadden de aanslagen in Madrid wel nooit plaatsgevonden als de namenlijsten wel waren opgevolgd.’
De Staatsveiligheid gaf destijds toe dat er namenlijsten circuleerden maar ontkende met klem dat Marokko precieze informatie zou hebben doorgespeeld.
Alain Winants, voormalig administrateur-generaal van de Staatsveiligheid
© Kristof Clerix
Van kwaad naar erger
Begin 2008 deden in de Gentse Marokkaanse gemeenschap geruchten de ronde dat Belliraj in Marokko “verdwenen” was. De Staatsveiligheid kreeg er lucht van, en meldde aan Buitenlandse Zaken dat ‘een Belg in de problemen zat’ in het buitenland. Volgens Toufiq Idrissi, de derde Marokkaanse advocaat van Belliraj, werd zijn cliënt op 18 januari 2008 in Marrakesh gekidnapt door Marokkaanse diensten toen hij het hotel Fashion van zijn broer Saleh buiten stapte. Idrissi zei daarover in MO*: ‘Vervolgens is hij op een geheime plaats in Temara, tussen Rabat en Casablanca, gemarteld en ondervraagd.’
Een maand na Belliraj’ arrestatie maakte de Marokkaanse overheid de ontmanteling van een ‘clandestien jihadistisch terreurnetwerk’ bekend. Leider van het netwerk: Belliraj. De Belgische politie werd die dag zelf nog geïnformeerd over de arrestatie van de Marokkaanse Belg. De Staatsveiligheid moest het nieuws naar eigen zeggen in de pers vernemen –wat door het Comité I wordt bevestigd maar door Marokko wordt tegengesproken.
De Staatsveiligheid was razend. ‘Ik kan me niet voorstellen dat men zoiets niet bespreekt tussen diensten die al jaren samenwerken’, zei Alain Winants in 2009 in MO*. ‘We hebben nooit een vraag gekregen over mijnheer B. en de omvang van een dergelijk terroristisch netwerk. Wel krijgen we van Marokko regelmatig ongecontextualiseerde vragen over individuen, die eventueel verbonden zijn met bewegingen die opgevolgd worden door de Marokkaanse overheid. Zo is er over B. wel eens een vraag binnengekomen. Maar nooit gelinkt aan een terroristisch netwerk van die omvang, met politieke aanslagen, wapentrafiek en zes moorden als kers op de taart.’
Winants nodigde de DGED toen uit voor een gesprek. Winants: ‘Hun reactie was: “Jullie weten er waarschijnlijk meer over dan wij.” Dat antwoord was voor ons niet aanvaardbaar.’ Het finale dieptepunt in de intelligence-samenwerking tussen België en Marokko moest toen nog volgen.
‘Onze fierheid is geraakt’
Op 8 juli 2008 vroeg Winants aan Mohamed Yassine Mansouri, het hoofd van de DGED, om drie agenten uit België terug te roepen. Winants: ‘Die maatregel was niet gebonden aan de zaak-B. In het verleden waren er al herhaaldelijk problemen met de DGED geweest op het vlak van inmenging.’ Zo was er een incident over een manifestatie voor de Algerijnse ambassade die door de DGED was georganiseerd. Winants: ‘De zaak-B. was de druppel die de emmer deed overlopen: we stelden vast dat er een flagrante weigering was om samen te werken.’
Volgens Marokkaans ambassadeur Samir Addahre viel de maatregel van Winants in slechte aarde. Addahre, in 2009 in MO*: ‘De DGED kreeg onterecht het verwijt dat ze zich mengde in binnenlandse aangelegenheden, en dat ze er een negatieve agenda op nahield. Zoiets doet pijn. Bovendien geraakte de zaak ook nog eens in de pers. De fierheid van Marokko is geraakt.’ Winants antwoordde toen: ‘We gaan ons zeker niet excuseren voor een dergelijke maatregel. Er moest duidelijk gemaakt worden dat de DGED te ver was gegaan.’
‘Ik kan me niet voorstellen dat Marokko het zich kan veroorloven geen officiële contacten te hebben in een land als België, met een Marokkaanse gemeenschap van 300.000 personen.’
De beschuldigingen van de Staatsveiligheid vielen zo slecht dat de DGED besloot niet alleen de drie gevraagde, maar al zijn agenten uit België terug te roepen. ‘De antenne werd volledig gesloten –het is de eerste keer in onze jarenlange vriendschapsrelatie dat zoiets gebeurt’, zei Addahre toen in MO*.
Volgens de ambassadeur waren de problemen tussen de DGED en de Staatsveiligheid terug te brengen tot gevoeligheden tussen bepaalde individuen uit de diensten.
Addahre (in 2009): ‘Het is aan de chefs van de DGED en de Staatsveiligheid om de zaak uit te klaren. Het is belangrijk dat de samenwerking zo snel mogelijk wordt heropgestart. De situatie op het terrein zoals ze nu is, is verontrustend.’
Dat besefte ook Winants. Hij zei: ‘Ik kan me niet voorstellen dat Marokko het zich kan veroorloven geen officiële contacten te hebben in een land als België, met een Marokkaanse gemeenschap van 300.000 personen. Ik denk dat de problemen met die kolonie duidelijk genoeg zijn om ervoor te zorgen dat er een samenwerking is. Dat die nu ontbreekt, kan enkel faliekant aflopen. Ik sta dan ook open voor elke nieuwe vorm van samenwerking met de DGED. Trouwens, de relaties met Marokko op intelligence-vlak gaan sowieso door met de DGST, onze natuurlijke correspondent. De relaties met die dienst zijn altijd dezelfde gebleven: we krijgen dagelijks vragen van hen, zij krijgen vragen en antwoorden van ons.’
De rechtbank in Salé veroordeelde Belliraj tot levenslang.
© Kristof Clerix
Plooien gladgestreken
Alain Winants, die in april 2014 als administrateur-generaal werd opgevolgd door Jaak Raes, bevestigt vandaag dat de slechte verstandhouding met de DGED niet lang houdbaar was. ‘Noch voor hen, noch voor ons’, zegt Alain Winants in een gesprek met MO*.
‘Na dat kortstondige probleem in de zomer van 2008 zijn beide landen en diensten tot de constatie gekomen dat de samenwerking onontbeerlijk was. Ik heb dan ook persoonlijk een bezoek gebracht aan het hoofd van de DGED in Rabat.’
‘Ik ben daar bijzonder goed ontvangen, we hebben de zaken besproken en de plooien gladgestreken. Vanaf dat moment heeft Marokko opnieuw mensen naar België afgevaardigd. Het principe is dat buitenlandse geheime diensten in België geen operaties mogen uitvoeren zonder dat de Staatsveiligheid op de hoogte is en betrokken wordt.’
Kale reis
Niet alleen tussen Marokko en de Staatsveiligheid verliep de samenwerking stroef. Ook voor het federaal parket en de federale politie was de affaire-Belliraj niet bepaald een schoolvoorbeeld van internationale terrorismebestrijding.
Niet alleen tussen Marokko en de Staatsveiligheid verliep de samenwerking stroef.
Begin oktober 2008 gaf Lieve Pellens, woordvoerster van het federaal parket, toe dat de samenwerking met Marokko ‘niet zo vlot’ verliep. Een understatement. Van 10 tot 16 oktober 2008 stuurde België een rogatoire commissie naar Marokko. Wat de speurders niet publiek maakten, is dat ze terugkwamen met meer vragen dan antwoorden.
Ze mochten het Marokkaanse dossier niet consulteren of kopiëren, de in beslag genomen wapens niet gedetailleerd analyseren of demonteren, kregen geen kopie van het paspoort van Belliraj en mochten evenmin vingerafdrukken nemen. Cruciale vragen aan Belliraj –genre ‘Heeft u bekentenissen afgelegd over de zes moorden?’– waren uit den boze. Ondanks het feit dat België op dat moment al een verbindingsmagistraat had in Marokko, kwamen de speurders van een kale reis thuis.
Na de arrestaties had Marokko aan België gevraagd veertien personen uit te leveren. Pas maanden later ging het federaal parket tot actie over: op 27 november 2008 volgden huiszoekingen en werden elf personen ondervraagd.
Zes van hen getuigden over verregaande activiteiten van de DGED in België. Over hoe de ‘lange arm van Marokko’ valse geruchten verspreidde en Marokkanen in België chanteerde, intimideerde, bedreigde, fotografeerde en achtervolgde.
Eén Marokkaan verklaarde zelfs dat de DGED in België op de medewerking van 150 personen zou kunnen rekenen. In het kader van de zaak-Belliraj werden door de DGED namenlijsten en foto-overzichten voorgelegd aan Marokkanen in België en verhoren afgenomen. De activiteiten van de DGED gingen zo ver dat ze mogelijk het Belgische gerechtelijk onderzoek naar de zaak-Belliraj hebben gehypothekeerd.
‘Voorgekookt’ en ‘oneerlijk’
In februari 2009 gingen in Marokko de hoorzittingen van start in het proces tegen Belliraj. Het verdict volgde eind juli: levenslang.
Volgens Belliraj zelf hebben de Marokkaanse geheime diensten de hele zaak verzonnen omdat hij niet voor hen wilde werken. Zijn advocaat Idrissi zei destijds in MO*: ‘De Marokkaanse geheime diensten hebben niet liggen slapen in België. Ze hebben destijds puzzelstukjes over de moorden bijgehouden. Die hadden ze twintig jaar lang in de schuif liggen om ooit te gebruiken.’
Michèle Hirsch, advocate van de weduwe van de vermoorde dokter Wybran, hechtte geen geloof aan die uitleg. ‘Belliraj heeft details opgebiecht die enkel de moordenaar kon kennen. Hij is schuldig.’
Ruim twee maanden na de veroordeling van Abdelkader Belliraj in Marokko hadden de Belgische gerechtelijke overheden nog altijd geen kopie ontvangen van het vonnis. Dat maakte minister van Justitie Stefaan De Clerck in oktober 2009 in de kamercommissie Justitie bekend als antwoord op een parlementaire vraag van Rob Van de Velde (LDD).
‘Voorgekookt’ en ‘oneerlijk’ noemde de Belgische ambassademedewerker Johan Jacobs het proces in Marokko, aldus een Amerikaanse diplomatieke nota die uitlekte via Wikileaks.
Voormalig minister van Justitie Annemie Turtelboom bleef diplomatischer: ‘Het Belgische gerecht is niet bevoegd om een analyse te maken van een Marokkaans onderzoek en een Marokkaanse rechtspraak en er commentaar bij te geven’, antwoordde ze in 2012 nog op een parlementaire vraag van senator Bart Laeremans (Vlaams Belang) over de kwestie.
‘Iedereen steekt zijn kop in het zand’
In de zomer van 2013, na vijf jaar onderzoek, besliste het Federaal parket om niemand te vervolgen in de zaak-Belliraj. Daarmee ging het parket lijnrecht in tegen het Marokkaanse vonnis. Het nieuws lekte uit in De Morgen en La Dernière Heure.
Onderzoeksjournalist Georges Timmerman ontwikkelde in zijn boek Het geheim van Belliraj (2011) de hypothese dat Belliraj de zes moorden zou hebben gepleegd om zich een toegangsticket te verschaffen tot het internationale terroristische universum, om daar vervolgens inlichtingen in te winnen in ruil voor grof geld.
‘Iedereen steekt zijn kop in het zand’, reageerde Timmerman in 2013 op het afsluiten van de Belgische onderzoeken. ‘Het federaal parket, de Staatsveiligheid, het Comité I (dat de Belgische geheime diensten controleert, kc) en zijn begeleidingscommissie – niemand wil blijkbaar weten hoe de zaak écht in elkaar zit. Alle onderzoeken die zijn ingesteld, hebben geen enkel resultaat opgeleverd, want alles is geheim. Dat is misschien nog het ergste: dat het parlement er niet in is geslaagd de ware toedracht van de affaire naar boven te spitten. Ze kan nu worden bijgezet in het pantheon van nooit opgeloste politiek-criminele dossiers, naast Westland New Post en de Bende Van Nijvel.’
Nadat het gerechtelijk onderzoek in België was afgerond, liet het Comité I weten zelf géén extra onderzoek naar de zaak te openen.
Bovenstaande reconstructie is een bewerking van artikels die in 2009 in MO*magazine verschenen.