Religieuze utopie, kalifaat en de gewapende strijd tegen McWorld

Analyse

Religieuze utopie, kalifaat en de gewapende strijd tegen McWorld

Religieuze utopie, kalifaat en de gewapende strijd tegen McWorld
Religieuze utopie, kalifaat en de gewapende strijd tegen McWorld

Het zijn moeilijke jaren voor wie begaan is met de wereld en de medemens. Vernietigende oorlogen in het Midden-Oosten. Gewelddadige radicalisering. Uitholling van mensenrechten en democratie. Massa-immigratie, ongelijkheid, klimaatopwarming. Gie Goris doet in dit essay een eerlijke poging om 2015 te begrijpen.

Een week geleden gaf ik een lezing over vluchtelingenstromen, de onoverzichtelijke oorlog in Syrië en de radicalisering bij jonge moslims. Na een lang verhaal dat weinig actuele informatie bevatte en des te meer historisch perspectief, was de slotvraag: hoe zie je de wereld de komende jaren evolueren?

‘Het gaat niet goed met de wereld’, had het korte antwoord kunnen zijn –gesteld dat ik goed was in korte antwoorden, quod non.

Ik gaf dus nog een verhaal mee over verbrokkelende macht en onvoorspelbare jaren van transitie, maar ook over de kans om tot een betere verdeling van de macht op wereldschaal te komen, en daardoor, wie weet, tot een wereld waarin veel meer mensen mogen meepraten over de richting die de mensheid uit wil, kan of moet.

Actualiteit is zinloos, tenzij ze perspectief krijgt

Ik ben niet goed in actualiteit. Dat is een redelijk ingrijpende bekentenis voor wie al een kwarteeuw in de journalistiek zit. Maar ik ben er steeds meer van overtuigd dat actualiteit zinloos is, tenzij ze perspectief krijgt: wat is het verleden van de feiten waarover we berichten, en hoe kunnen ze de toekomst bepalen?

Wie bijvoorbeeld de opkomst van Al Qaeda, zijn vele lokale takken en uiteindelijk IS enkel behandelt als “gebeurtenissen”, wordt radeloos. Wie zoekt naar oorspong en aanleiding, naar oude wonden en hedendaagse verschijningsvormen, die is veel beter gewapend om de schijnbare chaos te vatten en begrijpen.

Toch blijft elk perspectief zeer gedeeltelijk. Ook de poging die ik hieronder doe om greep te krijgen op het geweld dat in het Midden-Oosten een zwart gat lijkt te creëren waarin onze gezamenlijke toekomst dreigt te verdwijnen. Ik heb niet de pretentie om alfa en omega in enkele pagina’s neer te schrijven, maar de rode draden die ik ontdekte in mijn journalistieke werk van de voorbije jaren leken me wel verhelderend voor het begrijpen van de uitdagingen waar we vandaag voor staan.

1. De religieuze utopie

© Gie Goris

Collage van foto’s van slachtoffers van de aanslagen in New York, 9/11

© Gie Goris​

‘Met diep respect voor je humanitaire werk. Mijn broer zou zeker van je gehouden hebben.’ Dat schreef Maureen Carney in mijn exemplaar van het boek over haar broer, padre Jim Guadelupe Carney (1985), To be a revolutionary. The explosive autobiography of an American priest, missing in Honduras.

‘De onderdrukte hoopt op de overwinning van God, terwijl de verdrukker wacht op de afrekening voor zijn daden.’

Op pagina 441 staat de “geloofsbelijdenis” van padre Carney: ‘Wij, in deze moderne tijd, zullen moeten leren wat echt communisme had kunnen zijn –een echt christelijke samenleving, het koninkrijk van God, dat ik zo vaak beschreven heb in dit boek. Het socialisme waarnaar we verlangen, is een noodzakelijke stap op weg naar dit christelijke communisme. In de twintigste eeuw bestaat er geen “derde weg” tussen christen zijn en een revolutionair zijn. Christen zijn ís revolutionair zijn. Wie geen revolutionair is, is geen christen! Ad Majorem Dei Gloriam! Tot meerdere glorie van God!’

Fast forward naar deze eeuw. ‘De verdrukker kan slapen, maar de onderdrukte waakt de hele nacht en aanroept de Ene die nooit slaapt. De onderdrukte hoopt op de overwinning van God, terwijl de verdrukker wacht op de afrekening voor zijn daden.’

De stijl en de inhoud van de boodschap lijken in vijfentwintig jaar nauwelijks veranderd. De herkomst ervan, en de westerse publieke reactie op de boodschap zijn dat wel. Het citaat hierboven komt van Abdulilah Rabah Lahmami uit Al Madeenah, Saoedi-Arabië, en hij poste het oude Arabische spreekwoord op www.salafitalk.net, een website die de strenge interpretatie van de islam op niet-gewelddadige wijze wil uitdragen.

Eén God, talloze religieuze utopieën

Ook de voormalige Iraanse president Mahmoud Ahmedinejad putte voor zijn messianistische politiek uit hetzelfde taalvat. In een brief aan George Bush schreef Ahmedinejad: ‘Of we er blij om zijn of niet, de wereld wordt aangetrokken in de richting van de Almachtige en de gerechtigheid, en Gods wil zal zegevieren over alle dingen.’

Ahmedinejad was, net als de ideologen van Al Qaeda, een zegen voor iedereen die politieke moslims wil afdoen als gevaarlijke gekken die de wereld terug naar de middeleeuwen willen voeren. Tussen haakjes: dat middeleeuwenbeeld verwijst dan vooral naar de situatie in het stilaan christelijke Europa van voor 1200, niet naar de islamitische wereld uit die tijd, waar wetenschap en wereldhandel toen hoogtij vierden.

Voor de meeste mensen beperkt de islamitische politieke theologie zich tot de bommenleggers die zich met Al Qaeda associëren. Maar het spectrum is veel breder. Er zijn religieuze denkers die af willen van de corrupte en onrechtvaardige regimes in het Midden-Oosten. Er zijn de historische dogmatici die ervan overtuigd zijn dat de principes van een rechtvaardige moslimstaat te vinden zijn in de ervaringen van Medina. Daar werd de gemeenschap door de profeet zelf georganiseerd en dat levert tot vandaag een historische utopie voor degenen die we vandaag salafisten noemen.

Er zijn mystieke denkers die het politieke handelen van moslims duidelijk willen scheiden van hun godsdienst, omdat ze uit ervaring weten dat de noodzakelijke onzuiverheid van de politiek besmettelijk is voor de religie die er zich mee identificeert. Er zijn maatschappelijke denkers die in de kernwaarden van hun geloof aanknopingspunten vinden voor een –religieus gemotiveerde en geformuleerde- politieke praktijk. Enzoverder.

De utopie die in godsdiensten besloten ligt, komt voor veel Europeanen bedreigend over nu ze gedrenkt is in islamitische overtuigingen en beeldspraak

De utopie die in godsdiensten besloten ligt, komt voor veel Europeanen bedreigend over nu ze gedrenkt is in islamitische overtuigingen en beeldspraak, en ingezet wordt als instrument voor de emancipatie van een onderklasse die geen historische wortels in Europa heeft en voor het uitwissen van een koloniaal verleden waarvan het Westen hoopte dat het allang vergeten en vergeven was.

Toen de religieuze utopie nog de vorm had van een antisocialistische massabeweging, was de reactie veel minder paniekerig. Zelfs toen ze zich vertoonde als de christelijke bevrijdingstheologie, was Rome vrij alleen in zijn harde antwoord.

De bevrijdingstheologie mobiliseerde zowel in Latijns-Amerika als in Europa jonge, hooggeschoolde gelovigen uit middenklassekringen voor een revolutionair project. Daaruit zou men alvast kunnen leren dat beter onderwijs, meer bestaanszekerheid en reële mogelijkheden tot deelname aan een representatieve democratie onvoldoende zijn om de mobilisatiekracht van een politiek-religieuze utopie te temperen.

Bijlange niet alle religieuze utopieën streven naar een dageraad van sociale rechtvaardigheid. De meeste religieuze politiek van de 21ste eeuw houdt zich bezig met de persoonlijke moraal, in de heilige overtuiging dat de wereld gered zal worden als alcohol, ontrouw, abortus en homoseksualiteit met wortel en tak worden uitgeroeid.

Politieke religie is overal: in de hemel, op de aarde en op alle plaatsen

Het is feit is in elk geval dat religieuze politiek vandaag zowat overal is. In de Indiase deelstaat Gujurat, waar hindoenationalisten een pogrom tegen moslims organiseerden. De toenmalige deelstaatpremier werd intussen met veel overtuiging verkozen tot premier van India, en mocht dat ook in de VS gaan vieren met de succesvolle Indiase diaspora daar.

In Israël, waar religieuze zionisten het alleenrecht opeisen om het “Heilig Land” te bewonen. In de Verenigde Staten, waar een uiterst machtig netwerk van fundamentalistisch christelijke organisaties de binnen- en buitenlandse politiek dicteert.

In Sri Lanka, waar boeddhistische scherpslijpers mee verantwoordelijk ware  voor de escalatie van de etnische conflicten en de langdurige burgeroorlog. In Rusland, waar de orthodoxe kerk ongegeneerd in bed is gekropen met het nieuwe Russische nationalisme dat de slachtingen in Tsjetsjenië goedpraat.

In Spanje, waar meer dan zestig bisschoppen een paar jaar geleden nog een betoging tegen de regering Zapatero aanvoerden omdat die via een onderwijshervorming het machtsmonopolie van de rooms-katholieke kerk bedreigt.In Myanmar, waar de boeddhistische meerderheid haar gram haalt op een etnisch-religieuze minderheid van Rohingya moslims, en waarbij overheid én politieke oppositie stilzwijgend toekijken hoe de armen elkaar verscheuren in plaats van samen tegen de militaire profiteurs te strijden.

In Nigeria, Indonesië, Pakistan, Afghanistan en Libanon, maar ook in Groot-Brittannië, Frankrijk, Canada, Turkije en Thailand, waar islamitische meerderheden of minderheden de gehele of gedeeltelijke invoering van de sharia eisen.

De lijst van plaatsen en conflicten die gedefinieerd worden door religieuze politiek reikt van hier tot in de hemel. Of tot in de hel, zoals velen vrezen.

2. Uit de ellende ontstaat de utopie

© Gie Goris

Anti-westerse affiches in het straatbeeld van Teheran

© Gie Goris​

‘De vooruitgang heeft ons zover gebracht dat onze problemen vandaag opnieuw lijken op die van de zestiende eeuw, nu we weer verwikkeld zijn in conflicten over concurrerende openbaringen, dogmatische zuiverheid en goddelijke plicht.’ Met die woorden begon Mark Lilla het essay The Politics of God, dat op 19 augustus 2007 in het zondagsmagazine van de New York Times werd gepubliceerd.

Volgens Lilla is het niet mogelijk een eenvoudig antwoord te geven op de vraag waarom religie opnieuw zo sterk op de politieke voorgrond getreden is. Alle pogingen om met name de islamitische politieke theologie te begrijpen, lopen stuk op een globaal onvermogen om de geschiedenis en de actualiteit van moslimlanden en –culturen te verstaan, stelt hij.

Lakhdar Brahimi: Elites lieten het volk stikken

Nochtans is er weinig theologische superkennis nodig om de grondlijnen van de evolutie te begrijpen.

Eind 2011 vroeg ik de Algerijnse topdiplomat Lakhdar Brahimi hoe hij aankeek tegen het feit dat de turbulenties die de islamitische wereld dat jaar op zijn kop zetten, vooral ten goede leken te komen aan de politieke islamisten.

Hij was daar niet gelukkig mee, maar er evenmin verbaasd over: ‘De toestand was ondraaglijk in de Arabische wereld, dat zag iedereen die bekommerd was om de regio. In februari 2011 vond Joe Biden, de vice-president van de Verenigde Staten, het nog nodig te zeggen dat Moebarak geen dictator was. Dat geeft aan hoe tevreden de westerse overheden altijd geweest zijn met het beleid dat Moebarak voerde.’

‘De politieke islam bestond toen al in zijn gematigde, conservatieve en radicale vormen, maar niemand luisterde naar hun oproep om de republiek te verwerpen te voordele van hun kalifaat.’

Brahimi: ‘Maar het zijn niet alleen de westerse regeringen en de Arabische heersers die verantwoordelijk zijn voor de volksopstanden, ook de Arabische elites zijn tekortgeschoten. Na de onafhankelijkheidsbewegingen in de jaren vijftig en zestig hadden de mensen hun vertrouwen gesteld in ons, in de seculiere intellectuelen die zouden zorgen voor vooruitgang, rechtvaardigheid en waardigheid. De politieke islam bestond toen al in zijn gematigde, conservatieve en radicale vormen, maar niemand luisterde naar hun oproep om de republiek te verwerpen te voordele van hun kalifaat.’

‘Maar we hebben dat vertrouwen niet waargemaakt. Het is dus niet zo dat zij ons laten vallen, wij hebben hebben hen laten stikken. Wij kunnen dus niet anders dan onszelf de schuld geven van het feit dat veel mensen zich vandaag achter de vlag van de politieke islam scharen. Ook al moeten we daar natuurlijk aan toevoegen dat de internationale omgeving ons echt niet geholpen heeft om onze beloften te realiseren.’

Brahimi had trouwens ook enkele eenvoudige voorstellen waarmee de regeringen in de Arabische wereld de ontevredenheid van hun burgers konden wegnemen: ‘Eén: strijden tegen corruptie. Mensen hebben het gevoel dat heel veel van de collectieve middelen verkwist of gestolen worden door de heersende elites. Zelfs als dat lichtjes overdreven wordt, dan nog is dat al te vaak waar. Twee: respect voor de rechtsstaat. Burgers hebben recht te weten welke hun onvervreemdbare rechten en verantwoordelijkheden zijn. Uiteindelijk komt democratie daarop neer: een samenleving waarin de overheid niet uit dieven bestaat en de burgers rechten hebben.’

Op mijn opmerking, dat in Europa de overtuiging leeft dat de bevolkingen in de Arabische wereld minder gedreven worden door democratische overtuigingen en meer door religieuze, reageerde Brahimi: ‘Het ene sluit het andere niet uit. Heel veel mensen zijn er namelijk van overtuigd dat de strijd tegen corruptie en voor goed bestuur en gerechtigheid juist het best vertegenwoordigd wordt door de politieke islam. Al zegt dat meer over het falen van de seculiere elites dan over het succes van de islamisten.’

Amin Maalouf: Beschaven en verdrukken kan niet tegelijk

Europese politici en opiniemakers kunnen maar niet begrijpen dat volkeren in Oost en Zuid de voordelen van een seculiere staat afwijzen. Ik stelde de vraag in 2009 aan de Frans-Libanese auteur Amin Maalouf, naar aanleiding van zijn toen recentste boek, Le dérèglement du monde. Hoe verklaarde hij het groeiende belang van politiek-religieuze identiteiten een beetje overal in de wereld?

Maalouf: ‘Daarvoor moet je terug naar de recente geschiedenis. In Polen en Afghanistan werd in de late jaren zeventig massaal gemobiliseerd tegen het communisme op basis van religie en in beide gevallen hebben de politiek-religieuze krachten de strijd met het atheïstische communisme gewonnen. Het verschil was dat de Polen na hun overwinning verwelkomd werden in het Europese huis, waar ze hun religieuze identiteit niet meer nodig hadden om zich te affirmeren of om vooruit te komen, waardoor dat toebehoren zijn mobilisatiekracht snel verloor. De Afghanen daarentegen voelden zich volkomen alleen, gedumpt nadat ze hun historische rol –de Sovjetunie pijn doen– volbracht hadden. Er was geen islamitisch model of regionaal project, er was geen enkel “huis” waar de Afghanen naartoe konden. De consequentie daarvan was een regressie met allerlei ongezonde en pathologische ontwikkelingen, zoals het ontstaan van de taliban. ‘

‘De geschiedenis van Iran heeft de geloofwaardigheid van het Westen gekelderd.’

Zijn alle pogingen om een eigen model op te bouwen in de Arabische en de islamitische wereld dan mislukt? vroeg ik nog.

Amin Maalouf antwoordde bevestigend: ‘De verantwoordelijkheid daarvoor ligt zowel in die landen zelf als in het Westen. Iran is wat dat betreft een goed voorbeeld. De eerste moderniseringsrevolutie in dat land, begin van vorige eeuw, werd gesmoord door de twee grootmachten van die tijd, Rusland en Groot-Brittannië.’

‘De pogingen tot modernisering onder Reza Sjah –de vader van de laatste sjah– mislukten door toedoen van het conservatieve verzet in de samenleving en zijn eigen fouten. En dan was er de poging van Mossadeq, die in de jaren vijftig een eerlijke en legitieme poging deed om de olierijkdom aan te wenden voor de nationale ontwikkeling. Opnieuw werd dat gedwarsboomd door Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.’

‘De geschiedenis van Iran heeft de geloofwaardigheid van het Westen gekelderd. Niet alleen omwille van zijn betrokkenheid bij staatsgrepen en repressieve, dynastieke regimes, maar ook omdat het Westen de reële pogingen tot modernisering niet consequent steunde.’

Maalouf: ‘Er is van oudsher een strikte scheiding tussen de principes die het Westen thuis toepast en de principes die elders gehanteerd worden. Europeanen kunnen zonder problemen voorvechters zijn van democratie, vrijheid van meningsuiting en gelijkheid tussen individuen, en zich compleet tegenovergesteld gedragen eens ze de Middellandse Zee overgestoken zijn. Het Westen zit voortdurend gevangen tussen twee volkomen tegengestelde ambities.’

‘Enerzijds wil men de rest van de wereld wil “beschaven”, anderzijds wil men diezelfde rest van de wereld domineren. Dat zijn twee zaken die onmogelijk te combineren vallen. Wie de andere meer waardigheid, vorming en vrijheid wil geven, riskeert dat die andere zich niet langer zal laten onderwerpen. De opdeling tussen westerlingen die in welvaart leven en inheemsen die moeten overleven zonder zelfs de meest noodzakelijke minima, is niet compatibel met de westerse waarden. En dus worden die waarden opzij geschoven. Met alle langetermijngevolgen vandien.’

Pankaj Mishra: Mensen voelen zich niet vertegenwoordigd

In 2014 besprak ik dezelfde vragen met de Indiase auteur Pankaj Mishra, die in zijn boek Op de ruïnes van het imperialisme de verre wortels van de radicale verwerping van het Westen als model uitspitte. De vragen hadden op vijf jaar tijd een urgentie gekregen die zelfs door scherpzinnige observatoren als Maalouf en Brahimi niet voorzien waren. Ik sprak met Mishra in de dagen dat Abu Bakr al Bagdadi zichzelf uitriep tot leider van de gelovigen en heerser van het islamische kalifaat.

Getuigt de nieuwe populariteit van politiek-religieuze bewegingen ook van het falen van de meer seculiere –socialistische of nationalistische- alternatieven voor het kapitalistische imperialisme? Pankaj Mishra antwoordde bevestigend: ‘De ideologieën die ontstonden in het Europa van de negentiende eeuw zijn ontoereikend voor Azië vandaag. Dat geldt zowel voor het kapitalisme met zijn eindeloze groeibehoefte als voor socialisme en zijn revolutie.’

‘De ideeën en ideologieën die een kleine minderheid van de wereldbevolking sinds de negentiende eeuw zeer goed gediend hebben, bijzonder onvruchtbaar zijn voor al de rest.’

Mishra: ‘Die ideeën werden de wereld rondgedragen met de belofte op welvaart en macht voor al wie ze zou aannemen en realiseren. Ze werden opgenomen in het Oosten en het Zuiden, en er werd op verschillende plaatsen mee geëxperimenteerd in de wereld, maar ze leverden absoluut niet het resultaat op dat ervan verwacht werd. De vaststelling is in toenemende mate dat de ideeën en ideologieën die een kleine minderheid van de wereldbevolking sinds de negentiende eeuw zeer goed gediend hebben, bijzonder onvruchtbaar zijn voor al de rest.’

Hoe verklaarde hij dat falen van socialisme, nationalisme en kapitalisme in de Derde Wereld, wou ik nog weten.

Mishra: ‘De historische condities waarbinnen deze ideeën werden ontwikkeld en gerealiseerd, was heel specifiek  in termen van tijd en plaats. De natiestaat bijvoorbeeld krijgt concreet vorm in de negentiende eeuw als gevolg van de acties van Frankrijk onder Napoleon. De constructie van die staten ging gepaard met enorme kosten voor diverse minderheden die al eeuwen in deze rijken leefden en hun eigenheid moesten opgeven om binnen dat nieuwe concept van staat te passen. Dat hele proces van natiestaatvorming en de daarmee samenhangende, elkaar beconcurrerende imperialismes is mede verantwoordelijk voor de onvoorstelbaar gewelddadige eerste helft van de twintigste eeuw.’

‘Vandaag bekijken we dat verleden vooral door de lens van zijn relatieve successen: de creatie van grote welstand voor een behoorlijk groot deel van de bevolkingen van Europa, samen met de burgerlijke vrijheden van de liberale democratieën. En we denken dat we een “model” hebben dat ook elders kan werken. Maar zonder een functionerende natiestaat, succesvol imperialisme, een industriële revolutie en een krachtig maatschappelijk middenveld zouden de huidige resultaten in Europa ook niet behaald zijn.’

‘En dan moet je ook nog eens bedenken dat die resultaten ook in Europa altijd heel voorwaardelijk geweest zijn en gepaard gingen met veel geweld en op veel plaatsen pas heel laat gecombineerd werden met betekenisvolle democratie. Denk maar aan Spanje, Portugal en Griekenland.

Wie dus denkt dat de Europese ervaring een “model” is, moet toch nog eens goed nadenken.’

‘Bovendien beseffen we nu dat er duidelijke ecologische grenzen zijn aan het onderliggende economische systeem met eindeloze groei als motor en voorwaarde. Nu de hele wereld dat model, met zijn natievorming en industriële revoluties navolgt, wordt het allemaal nog gewelddadiger.’

Mishra verwerpt ook in de krachtigste termen de idee dat het falen van democratie en staatsvorming vooral een uiting is van de andere normen en waarden waarnaar mensen met name in islamitische landen streven, van de verschillende culturen waarbinnen het model uitgeprobeerd wordt.

‘Die culturele uitleg grenst aan de racistische verklaring. Ik kan me absoluut niet vinden in de stelling dat bepaalde samenlevingen wezenlijk niet in staat zouden zijn individuele vrijheden, individuele waardigheid of religieuze vrijheid, of democratie na te streven. Natuurlijk zijn er veel landen of samenlevingen waar democratie het moeilijk heeft, maar dat is niet beperkt tot landen in het Zuiden. Kijk maar naar de impasse waarin de democratie in de Verenigde Staten zich bevindt, of naar de veralgemeende teleurstelling of zelfs vijandigheid van de Europese burgers tegenover hun parlement en commissie, die zichtbaar werden tijden de jongste Europese verkiezingen.’

‘Mensen voelen zich helemaal niet meer vertegenwoordigd en hebben het gevoel dat politici vooral de belangen van grote bedrijven en van de eigen kaste behartigen. Is dat een cultureel probleem? Of is het een kwestie van machtsverhoudingen die verschoven zijn? Ik ben eerder geneigd om die tweede verklaring te kiezen. De voorbije decennia heeft de elite een heleboel macht teruggenomen van wat mensen gedurende jaren door strijd verworven hadden. Het resultaat zijn extreem ongelijke maatschappijen, waardoor democratie dysfunctioneel wordt.’

3. De ene zijn utopie is de andere zijn dystopie

© Gie Goris

Zonsopgang aan de rand van Kaboel. Mijnen en aanslagen zorgen voor veel leed.

© Gie Goris​

Geschiedenis is een zaak van lange trends, maar ze kan kan soms op hele korte tijd kantelen. Op 23 april 2014 hield Tony Blair een opmerkelijke toespraak over het Midden-Oosten –de Britse ex-premier was op dat moment speciaal gezant voor het Midden-Oosten in opdracht van de EU, de VN, de VS en Rusland. Centraal in zijn toespraak stond de dreiging van een groeiend islamisme in de regio, dat hij omschreef als ‘een ideologie die gebaseerd is op de overtuiging dat er één ware religie en één juiste visie daarop bestaat, en dat die visie de natuur van de samenleving en haar politieke economie op een exclusieve manier zou moeten bepalen.’

In die hele toespraak repte Blair met geen woord over de radicale jihadisten van Jabhat-al-Nusra of de Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIS), twee concurrerende islamistische milities die in Syrië zowel de regering als de eerder seculiere opstandelingen bestrijden.

Zeven weken later nam ISIS de Iraakse stad Mosoel in, waarna de leider van de organisatie, Aboe Bakr al-Bagdadi, het kalifaat uitroept op het grondgebied in Irak en Syrië dat door hem gecontroleerd wordt.

Zwarte vlaggen wapperen

Blair is niet de enige die de militaire en politieke kracht van ISIS onderschat heeft. Maar zelfs na de Blitzkrieg van de Islamitische Staat, zoals ISIS zich voortaan laat noemen, blijft het grootste deel van het westerse establishment en de media de mobiliserende kracht van het kalifaat onderschatten.

Pieter Stockmans en Montaser AlDe’emeh verwijzen in het artikel 10 zaken die iedereen moet weten over Syriëstrijders en het kalifaat (op MO.be) naar een hadith – of uitspraak van de profeet – waarin voorspeld wordt dat het islamitische kalifaat zal worden hersteld na de val van de “tirannieke heerschappij” van Arabische dictaturen.

‘Vandaag geloven de jihadisten dat die fase is aangebroken, ook omdat volgens een andere hadith de beslissende strijd in Damascus zal worden geleverd. De jihadisten willen de zwarte vlaggen van de islam laten wapperen in Damascus. Dat zal voor hen het teken zijn dat de Levant één wordt, de koloniale grenzen van de Britten en de Fransen worden uitgewist en het zionistische regime in Palestina valt.’

Uiteindelijk, stellen de auteurs, spreekt het kalifaat tot de verbeelding van vele moslims als een manier om de trots en waardigheid van de wereldwijde moslimgemeenschap te herstellen. ‘Dat herstel moet er [volgens jihadi’s en zelfs veel progressieve moslims] komen na decennialange vernedering door westers kolonialisme, bezetting, militaire interventies, imperialisme en pro-westerse Arabische dictators.’

De lijn van het Britse imperialisme naar de Israëlische bezetting en blokkade vandaag is niet kronkelig

Na de derde, bloedige vernedering van het Palestijnse volk door de staat Israël op zes jaar tijd, zou het voor iedereen duidelijk moeten zijn dat er een link is tussen historische verdrukking en toekomstgericht verzet in de vorm van gewapende strijd.

De lijn van het Britse imperialisme naar de Israëlische bezetting en blokkade vandaag is overigens niet kronkelig: ze vertrekt bij de koloniale afspraken tussen Britten en Fransen in het Sykes-Picot Plan van 1916, loopt langs de Balfour Verklaring van 1917 (waarin de oprichting van een joodse staat op het grondgebied van Palestina aangekondigd wordt), loopt langs de quasi onvoorwaardelijke steun voor Israël en de hulp bij het bouwen van de eerste atoombommen, tot de jarenlange missie van Tony Blair in de regio.

Abdullah Azzam: nationalisme vervangen door internationaal en gewapend jihadisme

Abdullah Azzam –de oorspronkelijke ideoloog van de global jihad in Afghanistan en Pakistan– was een Palestijnse vluchteling, net als de man die de jihad tegen de Amerikaanse bezetting in Irak heeft aangevuurd, Musab al-Zarqawi, en de ideologische leiders van Jabhat-al-Nusra.

Azzam werd in 1980 uit Jordanië gezet werd omdat zijn banden met de Moslimbroederschap en zijn radicale ideologische lijn niet langer welkom waren. In 1981 ging hij in Jeddah aan de Koning Abdul Ibn Saud universiteit lesgeven, waar hij bevriend geraakt met Osama bin Laden. Azzam verhuisde dan naar Pakistan waar hij van 1981 tot 1986 verbonden was aan de Internationale Islamitische Universiteit van Islamabad. Zijn echte operationele basis werd Peshawar, van waaruit hij zijn visie propageerde en omzette in zeer concrete praktijk, met name in het opzetten en organiseren van een internationalisering en verdere islamisering van de strijd in Afghanistan tegen de Sovjettroepen.

De verschuiving van een nationalistische opstand tegen een buitenlandse bezetting naar een internationalistische, islamistische strijd voor wereldwijd herstel van de moslimtrots werd daardoor ook definitief in een militaire plooi gelegd. Die ontwikkeling groeide de Pakistaanse machthebbers boven het hoofd  –Zia moest intussen vechten voor zijn politieke overleven tegen de onuitroeibare democratische en provinciale krachten– en ze werden minstens niet goed ingeschat door de Amerikanen.

‘Wat was het belangrijkste voor de geschiedenis: het op de knieën dwingen van de Sovjetunie en het einde van de Koude Oorlog of ‘een paar opgewonden moslims’?’

Zbigniew Brzezinski banaliseerde de uit de hand gelopen strategie later nog door te vragen wat nu het belangrijkste was voor de geschiedenis: het op de knieën dwingen van de Sovjetunie en het einde van de Koude Oorlog of ‘een paar opgewonden moslims’?

Abdullah Azzam’s loon werd de hele tijd betaald door de World Muslim League, in lijn met een tendens die al sinds de jaren zeventig bezig was: gevoed met oliegeld en vormgegeven in burgerlijke en geweldloze organisaties die op het Arabisch schiereiland gevestigd waren, werd de wahabitische versie van de islam in alle windstreken uitgedragen.

De politieke urgentie daarvan nam enorm toe toen begin 1979 de sjiitische, revolutionaire islam in Iran de belangrijkste bondgenoot van het Westen in regio, sjah Mohammed Reza Pahlavi van Iran, van de macht verjoeg. De politieke opportuniteit om een revolutionaire soennitische islam te tonen die enthousiasme kon opwekken in de straten van de Arabische hoofdsteden –en ver daarbuiten- diende zich net geen jaar later aan, toen de Sovjettanks Afghanistan binnenrolden eind december 1979, en de reeds bestaande moedjahediengroepen ingezet konden worden tegen de grootmacht van het atheïsme.

Azzam ontpopte zich in de jaren tachtig in Pakistan tot de spin in het web tussen de Pakistaanse legertop onder de strenggelovige dictator Zia-ul-Haq, de wahabi’s uit Saoedi-Arabië, de internationalisten en de Afghaanse moedjahedien. Hij was degene die zijn vriend en strijdmakker Osama bin Laden ervan overtuigde dat er meer nodig was dan idealisme om van de loslopende strijders een echte bevrijdingsleger voor de islam te maken. Azzam vond dat de strijd een stevige basis –al qaeda in het Arabisch– nodig had.

Olivier Roy wijst er in Globalized Islam op dat Abdullah Azzam zich strikt hield aan een defensieve jihad –al zag hij de strijd in Afghanistan wel als de perfecte trainingsgrond om voorhoedes te creëren die in alle andere landen van de oemmah voor islamitische revoluties konden zorgen– terwijl Osama bin Laden later de omslag maakte naar een offensieve jihad die hij begreep als een totale oorlog met Joden en Kruisvaarders.

Saudi-Arabië financiert, het Westen bewapent de radicalisering

Op 23 februari 1998 werd de oproep tot een “Jihad tegen Joden en Kruisvaarders” met de volgende woorden gelanceerd: ‘Het is een individuele plicht voor elke moslim in elk land waar het mogelijk is om de Amerikanen en hun bondgenoten – burgers en militairen – te doden, zodat de Al-Aqsamoskee (in Jeruzalem) en de heilige moskee (in Mekka) bevrijd worden uit hun greep, en zodat hun legers alle moslimlanden verlaten, verslagen en niet langer in staat een enkele moslim te bedreigen.’ Was getekend: Osama bin Laden, Ayman al-Zawahiri, Abu-Yasir Rifa’i Ahmad Taha (Egypte), Mir Hamzah (Pakistan) en Fazlur Rahman (Bangladesh).

Volgens de Pakistaanse auteur Ahmed Rashid zouden in de jaren tachtig zo’n 35.000 internationalisten mee gevochten hebben in Afghanistan

De jihad, schreef Azzam in Join the Caravan, verheft de deelnemers boven het dagelijkse gekibbel over geld, onmiddellijke verlangens en minderwaardige voorzieningen.

‘Slechte bedoelingen verdwijnen en zielen worden aangescherpt, en de karavaan zet zich in beweging van aan de voet van de berg naar de schitterende bergtoppen, ver verwijderd van de stank van de klei en de twisten van de lagere gebieden.’ Het is een literaire omschrijving waarmee hij zich niet alleen afzet tegen de westerse overheersing, maar ook tegen de gefaalde projecten van Arabisch nationalisme en socialisme –een falen waartoe Groot-Brittannië, de VS en de rest van het Westen actief hebben bijgedragen.

Volgens de Pakistaanse auteur Ahmed Rashid zouden in de jaren tachtig zo’n 35.000 internationalisten mee gevochten hebben in Afghanistan en zouden alles bij elkaar tot honderdduizend radicale jongeren uit alle hoeken van de wereld een religieuze opleiding gekregen hebben in de Pakistaanse radicale madrassa’s, waarbij de plicht tot jihad centraal stond. Het was de voorafspiegeling van de Syriëstrijders en hun beruchte radicalisering van vandaag. Het voornaamste verschil is uiteraard dat het toen om een door het Westen gesteunde en mee-gefinancierde operatie ging, terwijl het Westen sindsdien de voornaamste vijand van de jihadisten werd.

Doorslaan in fanatisme

Het verzet tegen de koloniale overheersing is een van de eerste bronnen van de politieke islam in zowel voormalige Indië, Iran als het Ottomaanse rijk –met name in Egypte en het Arabische schiereiland. Vanuit het Westen wordt er alles aan gedaan om die antikoloniale drijfveer van het islamisme te ontkennen of te negeren, onder meer omdat de hedendaagse interventies in Afghanistan en Irak, de dreigende houding tegenover Iran en de onverschilligheid tegenover de Palestijnen heel nauw aanleunen bij de koloniale aanpak van anderhalve eeuw geleden.

Het is niet onbelangrijk hierbij te verduidelijken dat de hedendaagse utopische islamisten –kalifaatstrijders, jihadi’s of andere gewapende of geweldloze militanten van een volkomen nieuwe en op de islam gebaseerde samenleving- veel radicaler geworden zijn in hun verwerping van het Westen dan bij de denkers uit de tweede helft van de negentiende eeuw gewoon was.

De peetvader van islam-als-verzet-tegen-het-Westen, Jamal al-Din al-Afghani (°Iran 1838–1897), schreef bijvoorbeeld: ‘Met grote droefnis constateer ik dat de moslims van Indië in hun orthodoxie, ja hun fanatisme zo ver zijn doorgeslagen dat ze zich met weerzin en walging afkeren van wetenschap en kunst en industrie.’

‘Wij zijn niet tegen onderwijs voor meisjes, maar tegen onderwijs dat van de Pakistanen ‘Aziaten in bloed maar Engelsen in smaak’ maakt.’

Het is een waarschuwing die de Afghaanse taliban, die met hun Islamitisch Emiraat van 1996-2001 rechtstreekse erfgenamen waren van de Iraanse denker die zich Al-Afghani liet noemen, vierkant genegeerd hebben. Ook hun Pakistaanse companen zijn meer begaan met het afwijzen van westers onderwijs dan met het opzetten van een valabel alternatief.

Dat bleek vorig jaar nog eens in een brief die Adnan Rashid, een leider van de Pakistaanse taliban, schreef aan Malala Yousufzai toen ze voor het eerst genoemd werd als mogelijke winnares van de Nobelprijs voor Vrede. Hij stelt daarin niet tegen onderwijs voor meisjes te zijn, maar tegen onderwijs dat van de Pakistanen ‘Aziaten in bloed maar Engelsen in smaak’ maakt.

Rashid verwijst daarmee expliciet naar de opdracht die Lord Macaulay voor het onderwijs in Brits Indië formuleerde in 1835: ‘We must at present do our best to form a class who may be interpreters between us and the millions whom we govern, a class of persons Indian in blood and colour, but English in tastes, in opinions, in morals and in intellect.’

De Islamitische Staat in Syrië en Irak is nog erg jong, maar de behandeling van christelijke, Koerdische en Yezidische mindeheden, van sjiitische gevangenen en van Arabische stammen in Irak die ooit de kant kozen van de door de VS gesteunde regering tegen Al Qaeda in Irak, is al duidelijk genoeg om te concluderen dat ook hun heilstaat totalitair zal zijn op een gewelddadige manier.

De korte periodes dat Noord-Mali onder het bestuur van Ansar Dine viel of dat delen van Somalië door Al Shabaab bestuurd werd, gaven een gelijkaardig beeld: geloof werd gereduceerd tot enkele strenge morele regels die met geweld opgelegd en afgedwongen werden, en eenmaal de strijd tegen de ketterse macht gewonnen, richtten de islamisten zich resoluut tegen moslims en islamitische tradities die niet stroken met het purisme dat zij voor het ware geloof houden. Vandaar de vernietiging van soefi-heiligdommen in Timboektoe.

Ook de khomeinistische Islamitische Republiek van Iran wordt al sinds 1979 bestuurd vanuit een wantrouwen tegenover de eigen burgers en medegelovigen, in plaats van uit te gaan van vertrouwen, godsvrucht en persoonlijke verantwoordelijkheid –nochtans cruciale islamitische waarden.

De utopie van het nieuwe kalifaat verkeert –zeker in de ogen van westerse waarnemers, maar ook in de ervaring van veel van zijn onderdanen- al snel in zijn tegendeel. De behandeling van vrouwen, minderheden en dissidenten lokt bij westerse actiegroepen en overheden grote en terechte verontwaardiging uit. Maar al te vaak blokkeert die verontwaardiging het zicht op de woede die in het islamitische Zuiden aanleiding blijft voor verzet en de zoektocht naar een omvattend en radicaal alternatief voor de ondergeschikte rol die de regio en de bevolkingen sinds de koloniale periode toebedeeld krijgen.

Wanneer een gewelddadige utopie weldadiger is dan de chaotische realiteit

Misschien is het nuttig hier een kleine parenthese over de utopie als mobiliserend paradigma in te voegen. Immers: ‘Utopieën blijken veel uitvoerbaarder dan men vroeger dacht. En wij staan tegenwoordig voor een angstwekkender vraag: hoe kan men vermijden dat zij voorgoed worden verwezenlijkt? De maatschappij beweegt zich in de richting van utopieën. En misschien staan wij aan het begin van een nieuw tijdperk, een tijdperk waarin intellectuelen en de ontwikkelde klasse zullen zoeken naar middelen om utopieën te voorkomen en terug te keren tot een niet-utopische, minder volmaakte maar vrijere samenleving.’

Deze stelling van de Russische filosoof-anarchist Nikolaj Berdjajew werd door Aldous Huxley gebruikt als opdracht in zijn roman Heerlijke nieuwe wereld.

Ik heb het citaat van Hans Achterhuis, die in boeken als De erfenis van de utopie en de De neoliberale utopie uitgebreid gereflecteerd heeft op en gewaarschuwd voor de volgens hem onvermijdelijk dystopische consequenties van elke doorgedreven poging om het utopische ideaal te gebruiken als een concreet politiek programma dat na de machtsovername in de praktijk gebracht kan worden.

Achterhuis gaat er van uit ‘dat het utopisch denken als een antwoord gezien kan worden op het herfsttij van de Middeleeuwen en het begin van de moderne tijd, die door rampen, plagen, conflicten en onzekerheden gekenmerkt worden. De nieuwe maatschappelijke orde, die in de zeventiende eeuw langzaam gestalte kreeg in Europa, werd voorbereid door de vele utopieën, die er in lijn van Thomas More en Francis Bacon verschenen. De toekomstbeloften uit die utopieën inspireerden Europeanen om in de opbouw van een nieuwe moderne samenleving hun crisissituatie te overwinnen.’

Achterhuis verwijst zowel naar Barbara Tuchmanns Waanzinnige veertiende eeuw als naar  La peur en Occident door de Franse mentaliteitshistoricus Jean Delumeau. ‘Ook volgens Delumeau vermenigvuldigen zich vanaf de veertiende eeuw de angsten in Europa. Angst voor de duivel, de vrouw, de jood, de vreemdeling, de natuur en de dood, zijn vergeleken met eerdere en latere perioden overvloedig aanwezig. Pas in de tweede helft van de zeventiende eeuw krijgen de Europeanen in natiestaten en disciplinerende reformatorische en contra-reformatorische kerken een nieuwe veilige maatschappelijke omgeving aangeboden. Dat nieuwe veilige maatschappelijke tehuis werd voorbereid door de utopische teksten.’

‘Wanneer wij als hedendaagse moderne mensen terugkijken op veel vroege utopieën, kunnen we ons erover verbazen dat men in het verleden de dystopische keerzijde hiervan nauwelijks onderkende. We kunnen dit alleen begrijpen als we de utopie terugplaatsen in de historische context van angst en verwarring waarin ze ontstond. Wie de diepte van de toenmalige maatschappelijke crisis heeft gepeild, zal zich er eerder over verwonderen dat het Westen, mede met behulp van de utopie zich hieruit heeft kunnen oprichten.’

Nog Achterhuis: ‘De disciplinerende dystopische aspecten van de utopie, die veel moderne beschouwers afschrikken, hebben op de eerste generaties lezers waarschijnlijk een totaal nadere indruk gemaakt. Zij boden hun vooral een uitzicht op een maatschappij die veilig was en waarin ze meenden op eigen kracht, dankzij de maatschappelijke orde en zekerheid die er bestonden, het geluk te kunnen nastreven.’

Uit ontworteling worden nieuwe “tradities” gesmeed

Deze analyserende woorden over de kracht van de utopie –zelfs tegen het eigen dystopische geweld in- kregen een heldere echo in de alledaagse getuigenissen die ik in Afghanistan optekende in de periode 2006-2012.

Toen ik op een vrijdagmiddag in april 2011 naar de buitenwijken en dorpen rond de Afghaanse stad Jalalabad trok, voor gesprekken met Javed-met-de-pet over het leven, tien jaar na het verdrijven van de taliban. Onder een luifel van gras en bladeren trof ik een groepje mannen en jongens die de uren na het vrijdaggebed lieten wegebben door samen thee te drinken en te kletsen over alles en nog wat.

‘Onze oogst, onze bezittingen, onze vrouwen: alles werd voortdurend geschonden. Toen de taliban kwamen, verdween de criminaliteit op slag.’

Mohammad Shafi, een veertiger die net als zijn buren van de landbouw leefde, voerde het woord. Hij herinnerde zich de talibanjaren als een tijd dat je geld op straat kon laten liggen, want niemand nam iets dat hem niet toebehoorde. Sinds de komst van de buitenlandse troepen ging het leven van de armen er alleen maar op achteruit, zei hij. De andere boeren knikten.

Een paar jaar eerder noteerde ik een gelijkaardig verhaal uit de mond van een interne vluchteling in Kaboel: ‘Onder de krijgsheren was niets nog veilig’, zei hij, verwijzend naar de jaren van burgeroorlog na het vertrek van de Sovjettroepen in 1989. ‘Onze oogst, onze bezittingen, onze vrouwen: alles werd voortdurend geschonden. Toen de taliban kwamen, verdween de criminaliteit op slag.’

Het verhaal heb ik de voorbije jaren tientallen keren gehoord, in verschillende talen en toonaarden. Opvallend is dat vrouwen daarin minder categoriek zijn dan mannen. Ook zij apprecieerden het einde van de wetteloosheid, maar ze voelden de nieuwe wetten veel meer aan als abrupte ingrepen in hun ontwikkelingskansen en die van hun dochters.

De taliban hadden in de jaren negentig niet echt een politiek programma. Ze waren op de eerste plaats religieus-ethisch gemotiveerd en hadden, volgens de Franse expert islamisme Olivier Roy, maar één echt streven: het opleggen van hun interpretatie van de sharia.

In de ogen van de oppervlakkig geschoolde en nauwelijks verstedelijkte nieuwe machthebbers betekende een islamitische levensstijl onder andere het verwijderen van vrouwen uit de openbare ruimte –vandaar het verbod op werk en onderwijs voor vrouwen en meisjes. Hun nadruk op moraliteit drukte zich ook uit in het verbod op muziek, een aantal sporten, televisie en film, alcohol…

Nogal wat auteurs zien in die restrictieve ideologie een weerspiegeling van de scheefgetrokken wereld uit de Pakistaanse vluchtelingenkampen, waar de gewone, familiale omgang tussen mannen en vrouwen vervangen werd door de geregimenteerde wereld van madrassa’s, waar vrouwen volkomen afwezig waren –behalve in de donderpreken, waarin ze voortdurend als bron van verleidingen en zonde werden opgevoerd. De invloed van de Saoedische moraal was ook tastbaar.

De islamistische utopie krijgt vaak vorm als een bijna magisch vertrouwen in het opleggen van een gedeculturaliseerde –maar tegelijk sterk Arabisch of wahabitisch geïnspireerde- vorm van de sharia.

William Maley, een Amerikaanse expert van de regio, schreef in Fundamentalism Reborn? Afghanistan and the Taliban dat de taliban ‘niet zozeer de dorpswaarden wilden opleggen aan een stad als Kaboel, maar wel de dorpswaarden zoals ze geïnterpreteerd werden door de bewoners van vluchtelingenkampen of door madrassastudenten, waarvan de meesten nooit het echte dorpsleven gekend hadden.’

Ook de Pakistaanse journalist Ahmed Rashid benadrukt het belang van ontworteling in het ontstaan en functioneren van de taliban: Wat hen bindt, zegt Ahmed Rashid, is hun ontworteling:

‘De Verenigde Staten en de Navo hebben niet begrepen dat de taliban tot Afghanistan noch Pakistan behoren, maar dat ze een ontheemde en berooide bevolking vormen, het product van vluchtelingenkampen, gemilitariseerde madrassa’s en het gebrek aan mogelijkheden in de grensgebieden van Afghanistan en Paksitan. Ze zijn geen echte burgers van een van beide landen en ze hebben geen ervaring met de traditionele Pasjtoense samenleving.’

Wie de huidige opkomst en aantrekkingskracht van het kalifaat als een concrete, historische utopie wil begrijpen, moet uit bovenstaande twee bepalende elementen onthouden: de utopie ontstaat op een ondergrond van volgehouden geweld en onzekerheid, en de islamistische utopie krijgt vaak vorm als een bijna magisch vertrouwen in het opleggen van een gedeculturaliseerde –maar tegelijk sterk Arabisch of wahabitisch geïnspireerde- vorm van de sharia.

4. De strijd tegen de utopie van de andere

© Gie Goris

Sufi heiligdom in Lahore, dat in 2010 getroffen werd door een zelfmoordaanslag

© Gie Goris​

De eerder vermelde speech van Tony Blair over het belang van het Midden-Oosten, gaat volkomen voorbij aan het belang van geweld en ontworteling als voedingsbodems voor de islamistische utopie. Hem is het niet te doen om te begrijpen, maar om te bestrijden.

De centrale passage in Why the Middle East Matters is deze: ‘… onder de omwentelingen en revoluties van de voorbije jaren ligt één heldere en onversneden strijd: tussen diegenen met een moderne visie op het Midden-Oosten, van pluralistische samenlevingen en open economieën, waar de houdingen en patronen van de globalisering omarmd worden; en, aan de andere kant, diegenen die een ideologie willen opleggen die gebaseerd is op de overtuiging dat er één ware religie en één juiste visie daarop bestaat, en dat die visie de natuur van de samenleving en haar politieke economie op een exclusieve manier zou moeten bepalen.’

Het is een oude retorische truc, maar hij werkt vandaag even goed als in de tijd van de Griekse redenaars: wie zijn publiek op het einde van de rede op zijn hand wil hebben, begint met het schetsen van de wereld als een dichotomie, een onvermijdelijke keuze tussen twee alternatieven. Daarbij wordt het ene alternatief geformuleerd in waarden en beelden die vanzelfsprekend aansluiten bij de wensen en zelfbeelden van het publiek, het andere alternatief wordt zonder scrupules neergezet als de hel op aarde –en ik gebruik de religieuze beeldspraak hier niet toevallig.

Jihad versus McWorld

Het feit dat Blair in deze toespraak en in zijn discours sinds 11 september 2001 inzoomt op de gevaren van de politieke islam, of het islamisme, is in deze tegenstelling veelzeggend. Het betekent dat het neoliberale mondialiseringsproject op dit moment op de meest fundamentele manier bedreigd wordt door de islamisten. En hij amalgameert daarin groepen zoals de Egyptische moslimbroeders, die hun macht baseerden op verkiezingen, met jihadisten van Pakistan tot Algerije.

Men zou kunnen aanvoeren dat die focus vooral aantoont dat hij meer bezorgd is om de “open samenleving” dan om de “vrije markt”, maar dat wordt tegengesproken door het voorstel om een praktische alliantie aan te gaan met het Rusland van Poetin en het China van de Communistische Partij, omdat deze twee landen ‘exact hetzelfde verlangen hebben als de VS en Europa om deze [islamistische] ideologie te verslaan’. Dat kan moeilijk gelden als een programma voor de verspreiding van een open en democratische debatcultuur.

Mensen worden vaak gedwongen te kiezen tussen een een wereld van vrijhandel en westerse dominantie of ‘de politiek van religieus verschil en exclusiviteit’

Onder het mom van de verdediging van universele mensenrechten worden mensen vaak gedwongen te kiezen tussen een een wereld van vrijhandel en westerse dominantie of ‘de politiek van religieus verschil en exclusiviteit’, in de woorden van Blair. Echt de hand reiken aan de bevolkingen van het Midden-Oosten zou tussen die twee absolute maar ontoereikende opties ruimte creëren voor keuzes en ontwikkelingen die geworteld zijn in de eigen visie van de burgers waarover het gaat.

Keuzes, met andere woorden, waarin respect voor eigen overtuigingen, waarden en tradities in evenwicht gebracht wordt met de zeer gewone, 21ste-eeuwse verwachtingen van mensen in wijken en dorpen: waardig werk, menselijk respect, huiselijk geluk, en de jongste smartphone, uiteraard.

Het doet allemaal heel erg denken aan de analyse die de Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber al begin jaren negentig maakte in zijn boek Jihad versus McWorld. Daarin beschrijft Barber dat de wereld na de Koude Oorlog tegelijk één wordt en uit elkaar valt.

‘De krachten die mensen uit alle windstreken samenbrengen in eenzelfde productie- en consumptieproces (McWorld) zijn onlosmakelijk verbonden met de krachten die teruggrijpen naar exclusieve, mythische identiteiten uit het verleden (Jihad). De democratie kan uiteraard niet bloeien onder de autoritaire dogma’s van het reactionaire denken, maar komt evenmin aan haar trekken onder het neoliberale kapitalisme -ook al geloven veel mensen in het Westen dat de markt en de democratie hetzelfde zijn.’

‘Miljoenen mensen houden hun kinderen weg van openbare scholen, cinema en internet. Die mensen wonen niet in Riyad of Teheran, maar in Atlanta, Georgia of Louisville, Kentucky.’

Toen ik hem een jaar na de inval in Irak vroeg of zijn analyse op dat moment nog geldig was, antwoordde Barber: ‘Het conflict tussen de twee tendensen is verder gepolariseerd en intenser geworden, zeker na 9/11. De botsing doet zich echter niet voor tussen beschavingen, maar binnen samenlevingen, gemeenschappen en individuen’

‘Er zijn miljoenen mensen die hun kinderen weghouden van de openbare scholen, hen verbieden om naar de cinema te gaan of het internet te gebruiken. Die mensen wonen niet in Riyad of Teheran, maar in Atlanta, Georgia of Louisville, Kentucky. Natuurlijk willen ze dat hun kinderen een goedbetaalde baan vinden en dat ze kunnen omgaan met de moderne communicatiemedia. Tegelijk vrezen ze de agressieve seculiere waarden die Hollywood, internet en shopping malls uitdragen.’

‘Ook mensen die de internationale bedrijfswereld stuwen en sturen, staan zelf vaak heel kritisch tegenover de cultuur en de waarden die hun McWorld produceert. Als bedrijfsleider hebben ze maar één uitgangsvraag: waarmee kunnen we geld verdienen? Kapitalisten vinden het geen probleem om gebedstapijtjes voor moslims te produceren, net zomin als ze er graten in zien om diezelfde moslims porno te verkopen. Als het maar opbrengt.’ Vond hij de bezetting van Irak een voorbeeld van het conflict tussen Jihad en McWorld?

Benjamin Barber: ‘Het eerste wat Paul Bremmer deed, was de privatisering van de energiesector, de media en de zware industrie aankondigen. Er was nog geen sprake van een eigen regering of van overdracht van soevereiniteit, maar de markt moest al wel “vrij gemaakt” worden. Dat het grootste deel van de Iraakse overgangsregering samengesteld is uit mensen met buitenlandse paspoorten, die de interne dynamiek in wijken, straten en dorpen niet kennen of beheersen, is een ramp. Door de opdrachtgevers in de VS en Groot-Brittannië worden deze mensen gezien als degenen die McWorld moeten introduceren in Irak, maar hun positie maakt dat absoluut onmogelijk.’

Eerst de wonden helen

Het absolutisme waarmee het mondiale kapitalisme zijn project opdringt, maakt die gewone evolutie en ontwikkeling onmogelijk, en creëert op die manier zelf de onvermijdelijke en compromisloze tegenstrevers die het Westen –van links tot rechts- hekelt en waarover we met zijn allen zo verontwaardigd zijn. En dat absolutisme is sinds het najaar van 2001 in sterke mate een militair project geworden dat onder het banier van de humanitaire interventies de ene ware weg naar het menselijk geluk wil openen en opleggen. Na Afghanistan (2001) en Irak (2003) volgden ook Libië (2011) en Syrië (2014) en opnieuw Irak.

De open wonde van de interventies in de islamitische wereld is blijven etteren en het geweld groeit in omvang en brutaliteit.

De open wonde van de interventies in de islamitische wereld is blijven etteren en het geweld groeit in omvang en brutaliteit. Het enige antwoord dat vanuit het Westen komt, blijft militair.

Het ondubbelzinnige standpunt dat het Westen eerst zou moeten innemen, is toegeven dat het door zijn koloniale optreden en de postkoloniale dominantie die nog steeds voortduurt, maar ook door een heel bewuste politiek van tijdelijke steun aan extremistische gewapende groepen, zelf mee verantwoordelijk is voor de verspreiding van een politieke ideologie die het nu prioritair wilt bestrijden.

Daarna zou men dan heel duidelijk kunnen stellen dat in de relaties die we met de regio willen aangaan, niet langer de economische belangen van de multinationale bedrijven centraal zullen staan, maar de rechten –sociale, economische, culturele, burgerlijke en politieke- van de miljoenen inwoners van het Midden-Oosten. Dat zou een revolutionaire innovatie zijn in de internationale relaties zoals die de voorbije eeuwen gegroeid zijn.

5. Een visie op de lange termijn

© Gie Goris

Moskee in spiegelglas van een shopping mall in Jakarta, Indonesië

© Gie Goris​

‘De opdeling tussen westerlingen die in welvaart leven en inheemsen die moeten overleven zonder zelfs de meest noodzakelijke minima, is niet compatibel met de westerse waarden. En dus worden die waarden opzij geschoven. Met alle langetermijngevolgen vandien’, zei Amin Maalouf.

Die lange termijn is plots en voor velen onverwacht de hele korte termijn geworden. De utopie van islamisme en kalifaat krijgt vorm onder onze ogen.

In mei 2013 blufte de Amerikaanse president Obama nog dat ‘Al-Qaeda op weg was naar een nederlaag’. Twee maanden later besloot hij negentien Amerikaanse ambassades in het ruime Midden-Oosten voor onbepaalde tijd te sluiten vanwege de reële dreiging van een grootschalige aanslag. Eind september moest hij, samen met rest van de wereld, toezien hoe het Westgate shoppingcenter in Nairobi overrompeld werd door enkele goed getrainde en bewapende strijders van de Somalische Al-Shabaab of hun Keniase bondgenoten van Al-Hijra.

De botte waarheid

2013 was inderdaad een behoorlijk spectaculair jaar voor de mondiale jihad, die de inzinking van 2008-2012 helemaal overwonnen leek te hebben. De Syrische opstand werd overgenomen door jihadistische bewegingen zoals Jabhat al-Nusra en de Islamic State of Iraq and al-Sham (ISIS), net zoals eerder de Toeareg-onafhankelijkheidsstrijd in het noorden van Mali gekaapt werd door de jihadi’s van Ansar Dine en de Beweging voor Eenheid en Jihad in West-Afrika (Mujao). In Algerije ondernam Mokhtar Belmokhtar, een van de oudste jihadi-leiders uit Noord-Afrika, een verwoestende gijzelingsactie op een enorme gasinstallatie in het zuiden van Algerije.

2013 zag ook nog de terugkeer van de bloedige opstand in Irak, waar tegen het einde van het jaae meer dan duizend doden per maand vielen, de blijvende opstand in Afghanistan, een moordende campagne tegen seculiere partijen tijdens de verkiezingscampagne in Pakistan, een serie politieke moorden in Tunesië … Een beknopt overzicht van de opvallendste terroristische activiteiten van de zomer van 2013, gemaakt door het West Point Counter Terrorism Center, beslaat liefst acht uitgeprinte bladzijden. De notitie van 3 juli citeert Charles Farr, directeur-generaal van het Britse Bureau voor Veiligheid en Antiterrorisme: ‘De botte waarheid is dat er vandaag meer mensen verbonden zijn met Al-Qaeda en AQ-gelieerde organisaties in Syrië dan ooit tevoren zo dicht bij Europa.’

‘De macht en het bereik van de organisatie Al-Qaeda werden vermenigvuldigd door het mediaspektakel dat de organisatie rond zichzelf creëerde’

The Economist stelde in zijn nummer van 28 september 2013 dat ‘het meest verontrustende aspect aan de revival van Al-Qaeda de mate is waarin zijn verderfelijke ideologie zich steeds verder blijft verspreiden, via madrassa’s, moskeeën en jihadi-websites en tv-kanalen.’ De verspreiding van de mondiale jihadideologie verloopt echter ook via mainstream westerse media, die zich laten gebruiken door de steeds uitgekiendere mediastrategieën van de AQ-filialen.

‘De macht en het bereik van de organisatie Al-Qaeda werden vermenigvuldigd door het mediaspektakel dat de organisatie rond zichzelf creëerde én door de westerse regeringen die haar doelwit waren’, schrijft Stash Luczkiw in het Italiaanse blad Longitude van maart 2013.

Toen moest 2014 nog beginnen, met zijn zomer van geweld, waarin de finale doorbraak van ISIS aanleiding gaf tot een nieuwe interventie, die even onvermijdelijk als desastreus is.

Hoe groot is de bereidheid in het Westen vandaag om niet alleen het totalitarisme van de islamisten te veroordelen, maar ook afstand te nemen van de idee dat onze westerse projecten –rechts of links- universeel zijn? Hoeveel ruimte krijgen burgers, gemeenschappen en volkeren in het Midden-Oosten om hun eigen geschiedenis te schrijven?

De oorspronkelijke versie van deze tekst verscheen in Van nu en straks. Over toekomstdenken, een bundeling van teksten uit het Studium Generale 2014-2015.UGent. Academia Press.ISBN 978 90 382 2551 7