‘Op alle beleidsdomeinen wordt bespaard. Het is logisch dat ontwikkelingssamenwerking daarvan niet vrijgesteld wordt’, zegt minister Alexander De Croo. Hij begrijpt dat besparen moeilijk is, maar ziet het tegelijk als een kans om innovatiever te worden. ‘Gedaan met pappen en nathouden’, zegt hij in een gesprek met MO*.
Op 24 januari hield Alexander De Croo een nieuwjaarstoespraak op de intussen klassiek geworden receptie van BTC, de Belgische Technische Cooperatie of de belangrijkste uitvoerende arm van het Belgische ontwikkelingsbeleid. Topmensen van de ngo’s, academici die met ontwikkeling bezig zijn, hogere ambtenaren, medewerkers: le tout développement est là.
Het was een lange speech – te lang, besefte de minister zelf achteraf – en het was niet makkelijk om er een opgemerkte speech van te maken: de tijd van beleidsveranderingen aankondigen, is na meer dan twee jaar regeren voorbij, terwijl de impact van de nieuwe keuzes onvoldoende groot is om al met indrukwekkende resultaten te komen – tenzij je de lofbetuigingen op internationale conferenties en platformen daarvoor in rekening neemt. Een goed deel van het publiek was daar duidelijk niet toe bereid, zo bleek uit de borrelgesprekken achteraf.
Laten we ophouden met zeuren over de hoeveelheid geld die naar ontwikkelingssamenwerking gaat en laten we het gesprek voeren over wat die investering oplevert
De nieuwjaarstoespraak besloot met de aankondiging dat BTC vanaf 1 januari 2018 Enabel zou heten, uit te spreken als het Engelse enable: mogelijk maken, steunen, sterk maken. Of de minister dat subtiele taalspel aan beide kanten van de taalgrens ingevoerd krijgt, is een open vraag, maar te meten aan de betrekkelijk onverschillige reactie in het publiek is het ook geen belangrijke vraag.
In de loop van de toespraak zat wél een tussenzinnetje dat de essentie van de toespraak goed samenvatte en het gesprek van de volgende weken zou bepalen. Die zin kwam hierop neer: laten we eindelijk eens ophouden met zeuren over de hoeveelheid geld die naar ontwikkelingssamenwerking gaat en laten we het gesprek voeren over wat die investering uiteindelijk oplevert voor de mensen en landen waarover het eigenlijk gaat.
Is 35 procent besparen “efficiëntiewinst”?
Dat de receptie in 2017 met minder hoop en verwachting gepaard ging, had alles te maken met het feit dat de besparingen op Ontwikkelingssamenwerking intussen voelbaar worden tot in de werking en de plannen van de diverse actoren in de zaal. Organisator BTC zelf, bijvoorbeeld, levert al enkele jaren stevig in op de beschikbare middelen, zowel door besparingen op begroting als door de lepe truc die minister Vande Lanotte nog introduceerde als minister van Begroting: de onderbesteding. Na de tweede begrotingscontrole worden de uitgaven bevroren, zodat de begrote middelen, waarop al bespaard was, niet volledig uitgegeven kunnen worden. Deze regering heeft die dubbele schaaf omgesmeed tot een structurele dubbele hakbijl.
BTC moet besparen op de drie programma’s die BTC uitvoert in het Noorden: Kleur Bekennen, de Infocyclus en Trade for Development Center
In een brief aan de raad van bestuur van BTC vraagt de minister op 31 oktober om vanaf 2017 ook expliciet te besparen op de drie programma’s die BTC uitvoert in het Noorden: Kleur Bekennen, de Infocyclus en Trade for Development Center. In de brief omschrijft De Croo de gevraagde besparingen als “efficiëntiewinst”, maar als de besparing volgend jaar op kruissnelheid komt, gaat het om een vermindering van 2,5 miljoen euro op een gezamenlijk jaarbudget van dik 7 miljoen euro (in 2016 was oorspronkelijk 7,6 miljoen euro gebudgetteerd en zal er uiteindelijk minder dan 6,5 miljoen euro uitgegeven zijn).
Gevraagd of een besparing van bijna 35 procent nog onder “efficiëntiewinst” valt, en of hij in dit geval niet beter duidelijk gemaakt had wat er volgens de minister overbodig was in de noordwerking van BTC, antwoordt De Croo om te beginnen met een alternatief cijfer. Volgens hem beschikken de Noordprogramma’s van BTC samen over een jaarbudget van 13 miljoen euro. Wellicht verwarde De Croo tijdens het gesprek het jaarlijkse totaalbudget voor Noordprogramma’s van BTC met het meerjarenbudget voor Kleur Bekennen of Trade for Development, dat voor beide onderdelen inderdaad 13 miljoen bedraagt, respectievelijk voor de periodes 2014-2019 en 2014-2017.
Geen monopolie, maar markt
De Croo: ‘Mijn core business is het verschil maken op het terrein in het Zuiden, niet binnen scholen in België. En om te bouwen aan meer wereldburgerschap in België moet meer innovatief ingezet worden. Ik heb soms de indruk dat de TED talks van Hans Rosling zaliger meer mensen bereikt en veranderd hebben dan alle sensibiliseringswerk dat hier ooit in elkaar getimmerd wordt.’
De toekomst voor sensibilisering ligt voor De Croo veel meer in een marktlogica dan in overheidsinitiatief
In wezen stelt de minister de Noordprogramma’s van BTC in vraag, al lijkt het Trade for Development Center buiten die vraag te vallen. Vorming en sensibilisering, zegt hij, horen in het Belgische staatsbestel eigenlijk onder de gemeenschappen. Het zijn de verschillende ministeries van Onderwijs die hierin initiatief moeten nemen, als de overheid dat al moet doen. De toekomst ligt voor De Croo dan ook veel meer in een marktlogica dan in overheidsinitiatief.
Maar is het wel verstandig om eerst een bestaand initiatief zoals de Infocyclus – dat jaarlijks zo’n duizend deelnemers bereikt voor een vorming van telkens 8 dagen – af te bouwen of zelfs af te schaffen, terwijl er nergens anders zo een aanbod bestaat? De Croo: ‘Het kan toch zo moeilijk niet zijn voor universiteiten en hogescholen om de aanwezige kennis en competentie te verpakken in een open vormingsaanbod? Als dat twee, drie jaar zou duren, zou ik erg teleurgesteld zijn in de onderwijsinstellingen van dit land. Ik verwacht meer creativiteit en innovatie om in te spelen op nieuwe opportuniteiten.’
‘Ik vind het heel nuttig dat jonge mensen een vorming volgen over de problematiek van internationale ontwikkeling en de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen’
In de Kamercommissie Ontwikkelingssamenwerking van 15 februari verduidelijkte de minister zijn positie als volgt: ‘Opgelet, laat hierover geen misverstand bestaan! Ik vind het heel nuttig dat jonge mensen een vorming volgen over de problematiek van internationale ontwikkeling en de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. Ook in de toekomst wil ik dit aanmoedigen en zelfs gedeeltelijk financieren. Ik vind wel dat de jongeren zelf moeten kunnen kiezen waar zij die vorming volgen. Ongetwijfeld kan mijn administratie een lijst van vormingsprogramma’s opstellen die van goede kwaliteit zijn. Daaruit kan dan worden gekozen door mensen die een vorming wensen te volgen.’
Els Van Hoof (CD&V) en Rita Bellens (N-VA) volgden de besparings- en hervormingslogica van de minister, terwijl Wouter De Vriendt (Groen) en Gwenaëlle Grovonius (PS) stevig weerwerk boden. De Vriendt: ‘Ik begrijp niet waarom, indien iets kan worden verbeterd, de programma’s moeten worden gesanctioneerd met minder budget.’
Grovonius noemde het een vicieuze cirkel: ‘Het verminderen van de budgetten die de bevolking moeten sensibiliseren voor ontwikkelingssamenwerking zal ervoor zorgen dat steeds minder mensen zullen beseffen wat er op het spel staat, wat uiteindelijk leidt tot steeds minder mensen die achter de investeringen en projecten van dit departement zullen staan.’
CC UNMEER / Pierre Peron (CC BY-ND 2.0)
Het mes snijdt diep
Op 7 februari werden ook de “actoren van niet-gouvernementele samenwerking” op de hoogte gebracht van de besparingen die de volgende vijf jaar op hun programma’s doorgevoerd worden.
In totaal krijgen de ngo’s over de periode 2017-2021 minstens 136 miljoen euro minder dan gevraagd
De ngo’s, maar ook de universitaire samenwerking, het Tropisch Instituut en andere “institutionele” actoren waren tot nu gespaard gebleven van de forse ingrepen die deze regering op het budget Ontwikkelingssamenwerking heeft doorgevoerd sinds 2015. In dat jaar alleen werd 327 miljoen euro bespaard op het budget van Ontwikkelingssamenwerking, schrijft 11.11.11 in zijn Jaarrapport.
De nieuwe programmaperiode waarover de regering afspraken maakte met de ngo’s, van 2017 tot 2021, maakt een einde aan dat “asiel”. In totaal krijgen de ngo’s over deze periode minstens 136 miljoen euro minder dan gevraagd. De minister wijst er op dat dit niet enkel besparingen zijn, maar ook het resultaat van een vraag die 27 procent hoger lag dan het beschikbare bedrag.
Het is anderzijds niet zo dat de besparing vooral degenen treft die “te veel” vroegen. Bovenop de structurele besparingen komt dit jaar alvast 14 miljoen, als “ngo-bijdrage” aan de 120 miljoen die niet uitgegeven mag worden op de goedgekeurde begroting ontwikkelingssamenwerking.
‘We leven in een tijd waarin iedereen moet besparen’, reageert minister De Croo op de vraag of hij wel hard genoeg gevochten heeft voor zijn budget. ‘Op alle beleidsdomeinen wordt bespaard. Het is logisch dat ontwikkelingssamenwerking daarvan niet vrijgesteld wordt.’
De ngo’s reageren opvallend behoedzaam op de toch wel zware besparingen die op 7 februari concreet en per organisatie aangekondigd werden. Dat betekent niet dat ze besparen op ontwikkelingssamenwerking een zaak van evidente solidariteit vinden, zoals de minister het voorstelt. ‘Het is duidelijk dat de besparingen [op ontwikkelingssamenwerking] wel degelijk gevolgen hebben voor de mensen om wie het draait op het terrein’, concludeert het Jaarrapport 2015.
De directies waren voorbereid op wat komen ging. Toch is er niet alleen gemor, maar ook woede en diepe teleurstelling te horen in diverse wandelgangen.
De ngo’s hebben echter de kans gehad om met de minister te onderhandelen over de aangekondigde besparingen, en dat verklaart wellicht de rust aan de oppervlakte in de sector: het eindresultaat is voor sommigen beter dan gevreesd, en de directies waren voorbereid op wat komen ging.
Toch is er niet alleen gemor, maar ook woede en diepe teleurstelling te horen in diverse wandelgangen. Zeker omdat de minister, na de afspraken over de structurele besparingen, nog eens met 35 miljoen euro bijkomende besparing kwam, ‘opgelegd door de regering’. Daarvan worden er 17 miljoen gerealiseerd op rekening van de ANGS.
De besparingen bij de niet-gouvernementele actoren voor ontwikkelingssamenwerking werden voorafgegaan door een uitgebreide screening (uitgevoerd door het grote consultancybureau Deloitte) en door een sectorbrede oefening om meer onderlinge afstemming in de zeer diverse en versnipperde programma’s te krijgen. Beide processen vroegen enorme investeringen van middelen en werkuren, maar de meeste ngo’s hebben de indruk dat er nauwelijks een relatie te vinden is tussen hun scores op de screening en de uiteindelijke toekenning van subsidies. De Croo betwist dat.
Ook de gevraagde verschuiving naar de inzet van middelen in de Minst Ontwikkelde Landen – een van de speerpunten van de huidige minister – werd in de subsidieaanvragen van de ngo’s beter gerealiseerd dan in de uiteindelijke toekenningen van subsidies.
Belangrijke spelers met minder middelen
Intussen is men in verschillende organisaties bezig met het moeilijke werk om de forse daling van subsidies te vertalen in het schrappen van projecten, activiteiten en banen. Bij 11.11.11 moet over de vijf jaren van het programma ongeveer 1 miljoen euro bespaard worden op werkingskosten, wat zowel in België als in het Zuiden banen én projecten zal kosten. Bij Vredeseilanden bedraagt de totale besparing dit jaar zo’n 20 procent van de gevraagde subsidie, bij Broederlijk Delen 13 procent, bij Wereldsolidariteit is de eindbalans eerder status quo, maar moet het Noordprogramma wel met 20 procent minder werken dan gevraagd. Wereldmediahuis, de uitgever van MO*, levert 16 procent van de gevraagde subsidies in.
De gevolgen van de besparingen voor de medewerkers en programma’s in het Zuiden zijn onze eerste bezorgdheid, zegt Lieve Herijgers van Broederlijk Delen
Het is voor de meeste ngo’s nog erg moeilijk om concreet aan te duiden welke de gevolgen zijn van de besparingen, onder andere voor hun medewerkers en programma’s in het Zuiden. ‘Nochtans is dat onze eerste bezorgdheid’, zegt Lieve Herijgers van Broederlijk Delen. André Kiekens van Wereldsolidariteit: ‘Wij zullen in de toekomst de coördinatie van de Schone Kleren Campagne met eigen middelen moeten financieren, want dat is te belangrijk om te laten sneuvelen onder de besparingen.’
‘Toch blijven de niet-gouvernementele actoren het belangrijkste kanaal voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Zeker als het gaat om onze prioriteit voor Minst Ontwikkelde Landen en Fragiele Staten’, benadrukt De Croo. Bij verschillende spelers wil men de snoeioperatie gedeeltelijk of geheel vermijden door versneld nieuwe inkomsten te zoeken, al wil men toch ook niet de indruk wekken dat besparen een pijnloos gebeuren is dat bovendien als vanzelf voor nieuwe dynamiek en creativiteit zal zorgen.
‘Voor de hele Belgische ontwikkelingssamenwerking geldt intussen dat het mes al lang door het vet zit en nu het spierweefsel zelf begint weg te snijden’, zegt Bogdan Vanden Berghe, directeur van 11.11.11 en dus ook de belangrijkste woordvoerder van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging.
De blijvende kritiek op de besparingen en op het klaarblijkelijke loslaten van de ambitie om 0,7 procent van het bruto nationale inkomen aan ontwikkelingssamenwerking te besteden, is volgens Vanden Berghe dan ook geen kwestie van zeuren over uitgaven, maar net een bezorgdheid om de impact en het resultaat.
‘Het is een illusie te denken dat je meer resultaat zal halen omdat je minder middelen hebt. De uitdagingen worden vandaag alleen maar groter met de klimaatverandering, de vluchtelingen, de hele SDG-agenda – en net dan zou dat met minder middelen gerealiseerd moeten worden?’
CC Andrea Moroni (CC BY-NC-ND 2.0)
Belgische ontwikkelingssamenwerking is voorbeeldig
Minister De Croo kent de kritiek, maar is die beu gehoord. ‘Ik heb vaak de indruk dat men met mij alleen wil spreken over het budget, terwijl de reële impact buiten beeld blijft. Vandaag is België in de wereld toonaangevend voor Digital for Development. België is een van de trekkers op het vlak van innovatief financieren, onder andere met de Humanitarian Impact Bond. Samen met Nederland staan we vooraan in de wereld voor het verdedigen van seksuele en reproductieve gezondheid van vrouwen: we hebben meteen besloten om niet aan de zijlijn te staan klagen over de Amerikaanse beslissingen die op dit niveau negatief waren, maar we steken zelf onze nek uit. We behoren tot de internationale kopgroep op het vlak van de prioriteit voor de Minst Ontwikkelde Landen. Ik weiger om nog langer door te gaan met pappen en nathouden. We moeten creatiever zijn en de oude manieren van werken verlaten.’
De Croo: ‘Ik weiger om nog langer door te gaan met pappen en nathouden. We moeten creatiever zijn en de oude manieren van werken verlaten.’
Wat de minister hierbij niet vermeldt, is dat er wel degelijk programma’s verdwijnen of dat er nauwelijks nog ruimte is om nieuwe programma’s uit te werken en op sporen te zetten. De opschorting van de samenwerking met Burundi dreigt zo sluipend definitief te worden, en ook in de samenwerking met Congo worden projecten geschrapt, ook al was er met de Congolese overheid overeengekomen ze uit te voeren.
Wat hij ook niet in beeld brengt, is dat het budget voor eigen beleidsinitiatieven van de minister onder zijn beleid plots van 5 naar 35 miljoen euro ging, al moet ook hij nu rekenen met de opgelegde onderbesteding. Waarnemers zien dat als een “bewijs” van de stelling dat wie meer en beter wil doen, daar ook de nodige middelen voor nodig heeft. De minister heeft dat voor zijn eigen middelen goed begrepen, maar probeert alle andere spelers – de niet-gouvernementele, de uitvoerende agentschappen, de multilaterale organisaties en de bilaterale partners – uit te leggen dat er met minder middelen meer resultaten gerealiseerd kunnen worden.