Spanje in de laatste rechte lijn naar historische parlementsverkiezingen
Eén zaak is zeker. Op zondag 20 december zal de Spaanse kiezer voor verandering zorgen. Voor het eerst in de postfranquistische electorale geschiedenis zal geen enkele van de mededingende partijen een absolute meerderheid in de wacht slepen. Hiermee komt na 35 jaar een einde aan het bipartidismo waarbij rechts en links alternerend de volledige politieke macht naar zich toetrokken.
Dat bipartidismo was een product van de transición, de vanuit het hart van de dictatuur gestuurde overgang naar een parlementaire monarchie.
De eerste democratische verkiezingen na de dood van de dictator, op 4 juni 1977, leverden een absolute meerderheid op voor de rechtse Unión de Centro Democrático, de partij van de aperturistas.
Onder die naam (apertura betekent opening) wilden de meer lucide elementen van het laatfranquisme een confrontatie met de oppositie vermijden en een soepele en pijnloze overgang in de hand werken.
Een centrale bekommernis hierbij was dat er geen rekenschap zou gevraagd worden over de misdaden van de dictatuur. Zoals de Spaanse politicoloog Alberto Reig Tapia het ooit verwoordde: de pagina omslaan zonder ze gelezen te hebben. Politiek sleutelfiguur van deze strategie was de vorig jaar overleden CDU-voorzitter Adolfo Suárez (1932-2014). Dit voormalig hoofd van de franquistische radio- en televisie leidde het land van 1977 tot 1982, waarna hij voor een jaar werd afgelost door de voormalige ingenieur Leopoldo Calvo Sotelo. In dat laatse jaar nam de socialistische partij (PSOE), geleid door de toen charismatische jonge Andalousiër Felipe González, het stuurwiel over.
Spaanse meerderheden in het postfranquisme
Regeringsleider
Partij
Regeerperiode
Adolfo Suárez
UCD
2/4/1979 – 26/2/1981
Leopoldo Calvo-Sotelo
UCD
26/2/1981 – 2/12/1982
Felipe González
PSOE
2/12/1982 – 5/5/1996
José María Aznar
PP
5/5/1996 – 17/4/2004
José Luis Rodriguez Zapatero
PSOE
17/4/2004 – 21/12/2011
Mariano Rajoy
PP
21/12/2011 — vandaag
González begon sprankelend. Amper een jaar na de mislukte staatsgreep van kolonel Tejero symboliseerde hij de belofte dat Spanje van zijn franquisme zou ontluisd worden. González wilde het land in het hart van Europa en zijn instellingen piloteren. Tegelijkertijd beloofde hij Spanje uit de NAVO te halen. De PSOE had de economische conjunctuur mee.
Het einde oogde minder fris. Spanje was weliwaar een volwaardige Europese partner geworden, maar veertien jaar onafgebroken aan de macht hadden het PSOE-regime doen verzinken in corruptieaffaires en betrokkenheid bij clandestiene moordcommando’s (GAL) in de strijd tegen de gewapende Baskische separatisten van ETA.
Dit einde in mineur bezorgde de Partido Popular een absolute meerderheid. De UCD was inmiddels geïmplodeerd en de rechtse krachten hadden zich gehergroepeerd rond de Alianza Popular van oud-Franco-minister Manuel Fraga. Deze conservatieve partij bestond al sinds 1976, maar een herstichting in 1989 en een naamsverandering in Partido Popular zorgde dat de partij van het “sociologische franquisme” de hegemonie ter rechterzijde én de absolute meerderheid veroverde.
De oude Fraga had het dirigeerstokje doorgegeven om zich als godfather in “zijn” Galicië terug te trekken. De nieuwe leider was José María Aznar, een voormalig falangistisch studentenleider en belastingsinspecteur.
Aznar stuurde, hondstrouw aan George Bush Jr., Spanje de Tweede Golfoorlog in.
Aznar stuurde, hondstrouw aan George Bush Jr., Spanje de Tweede Golfoorlog in. In het binnenland zegde hij de strijd tegen ETA op te voeren, waarbij het menig commentator niet ontging dat de PP deze “vreselijke andere” nodig had om de “democratische krachten” rond zich te scharen.
Een verkiezingsoverwinning en een nieuwe legislatuur zaten er volgens de peilingen voor hem in, maar toen op 11 maart 2004 een bomaanslag gepleegd werd op het Madrileense Atocha-spoorwegstation was dit meteen ook de boemerang in Aznars aangezicht. Tegen elke binnenlopende informatie in bleef hij de aanslag en de in totaal 190 doden in de schoenen van ETA schuiven. Ten allen prijze wilde hij vermijden dat de door moslimextremisten gepleegde aanslag in volle verkiezingscampagne zou gerelateerd worden aan Spanjes deelname aan de Golfoorlog. Het kostte hem de nederlaag.
De PSOE, nu aangevoerd door José Luis Rodriguez Zapatero, kreeg opnieuw en nogal verrassend de macht in handen. De minzame premier, “ZP” genoemd (Zapatero Presidente), beloofde de terugtrekking van de Spaanse troepen uit Irak en vergrootte al snel zijn populariteit ter linkerzijde door een aantal “ethische” maatregelen (abortus, homohuwelijk…) en pogingen om via de Wet op de Historische Herinnering de republikeinse verliezers van de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) een plaats te geven in het Spanje van vandaag.
Het leverde hem een tweede legislatuur op maar die stond in het teken van de bankencrisis en de Spaanse huizenbubbel. Gehoorzaam aan de Europese dictaten startte Zapatero met zijn socialistisch kabinet een soberheidsbeleid dat maand na maand verscherpt werd. Pensioenen, ambtenarenwedden en andere werknemersinkomsten werden aangevallen. Privatiseringen werden ingezet en de arbeidsmarkt ‘hervormd’.
De werkloosheid was inmiddels de kaap van de één miljoen overschreden en de vakbonden trokken de straat op. Toen al bezocht ene Angela Merkel Madrid om haar steun aan de “hervormingen” te betuigen maar er aan toe te voegen dat er nog meer “inspanningen” moesten geleverd worden. Zapatero luisterde en boog het hoofd.
De populariteit van een links premier die met rechtse recepten regeerde zakte zodanig dat, Mariano Rajoy, die zelfs in de PP aangeschreven stond als een loser, de electorale buit in 2011 binnenhaalde. Meteen had Angela Merkel een nog ferventere rentmeester voor de intensifiëring van het soberheidsbeleid waar ze naar gevraagd had. Vandaag kan van dat soberheidsbeleid de balans opgemaakt worden: Spanje is er slechter aan toe dan in 2011 toen de PP aan de macht kwam.
Crisis of oplichting?
Rajoy beloofde een halvering van de werkloosheid. Die is er helemaal niet gekomen. Nu beroept hij zich op een daling van de werkloosheid. 4.850.800 Spanjaarden zijn werkloos (Encuesta de Población Activa, september 2015). In december 2011, toen hij aan de macht kwam, waren er inderdaad meer werklozen: 5.287.300. Dit betekent op vier jaar tijd een afname met 436.500 werklozen. Mààr tijdens Rajoys legislatuur nam ook de actieve bevolking af met 540.800. Al die besparingen, al die cadeaus aan de werkgevers, al de “jobs, jobs, jobs” retoriek… levert dus dit op: nada.
Rajoy beloofde een halvering van de werkloosheid. Die is er helemaal niet gekomen.
EPP (CC by 2.0)
Loonmatiging, aldus de PP-regering, moest de Spaanse economie terug competitief maken. Zij die werken onder Rajoy… doen dat voor minder geld. Cijfers van de Agencia Tributaria, de nationale belastingsdienst, tonen aan dat vanaf 2012 het gemiddelde loon daalt en nu terug op het niveau van… 2007 staat.
Hetzelfde kan uiteraard niet gezegd worden van de levensduurte. In de sociale protestbewegingen (15-M) van de indignados werd vaak geroepen dat de crisis eigenlijk een grootschalige oplichting was (No es crisis, es una estafa). Die slogan is niet uit de lucht gegrepen als we ook nog eens zien dat het aantal working poor is toegenomen. Dat aantal lag tussen 2009 en 2012 nogal stabiel rond de 11,6 procent om vanaf 2014 op te klimmen naar 14,2 procent.
Tussen 2009 en 2014 zag de Spanjaard zijn inkomen gemiddeld met 1000 euro verminderen, een zware dobber voor arme en middenklassegezinnen. Dit heeft dramatische gevolgen. 11,1 procent van de bevolking, aldus de INE (het nationaal instituut voor de statistiek), zou zich bijvoorbeeld niet genoeg kunnen verwarmen. Niet minder dan één derde van alle Spanjaarden loopt het risico in armoede te vervallen, aldus het European Anti Poverty Network (EAPN).
Tussen 2011 en eind 2014 steeg het percentage mensen dat moeite heeft om aan het eind van de maand rond te komen van 11,1 tot 17,5 procent. Terwijl zwaar bespaard werd op onderwijs en gezondheidszorg werd meer dan 100 miljard besteed aan de redding van banken, wat de totale schuldenlast niet afbouwt maar verhoogt: een toename van 340 miljard tussen september 2011 en dezelfde maand in 2015, aldus de Bank van Spanje.
Om dit triest overzicht te besluiten, moet Rajoy toch een pluim op de hoed gestoken worden: Spanje zal in 2015 een economische groei van 3% kunnen optekenen. Maar als tegelijk de armoede toeneemt, vormt dit het bewijs dat de kloof tussen arm en rijk toeneemt, dat zijn door Europa gedicteerd beleid ronduit asociaal is.
Een opmerkelijk gevolg van Rajoy’s beleid is de torenhoge jeugdwerkloosheid
Een opmerkelijk gevolg van dit beleid is de torenhoge jeugdwerkloosheid. Waar de algemene werkloosheid al enkele jaren tussen de 20 en de 25 procent schommelt, ligt dat bij -25 jarigen tussen de 45 en 50 procent. Een heleboel gediplomeerde jongeren emigreren naar het buitenland omdat ze in Spanje niet aan de bak komen. Voor het eerst sinds de massale emigratie eind jaren vijftig en begin jaren zestig liggen de emigratiecijfers hoger dan de immigratiecijfers (Spanjaarden die terugkeren naar hun land van oorsprong).
Hoewel de regering zich veel moeite getroost om de uittocht te minimaliseren, blijkt dat die enorm is: tussen 2008 en 2015 zouden 700.000 Spanjaarden hun geluk elders zijn gaan beproeven (de regering spreekt van 225.000). In 2012 verklaarden, volgens een enquête van het Centro de Investigaciones Sociológicas (CIS), 48 procent van de Spanjaarden zich bereid te emigreren en 17 procent had daar de afgelopen twaalf maanden concreet aan gedacht.
Te weinig brood voor zoveel worst
Alsof het nog niet erg genoeg was, gingen de eenzijdige soberheidsmaatregelen gepaard met een hele sliert corruptieaffaires waar PP- en PSOE-verantwoordelijken van hoog tot laag bij betrokken waren. Alsof dit nog niet genant genoeg is, gebeurt het dat tijdens een onderzoek ook al te ijverige rechters door de politiek opzij worden gezet.
De scheiding der machten is in menig opzicht relatief. Maar het is, vanuit België, nogal onthutsend om de lijst van affaires erbij te nemen en de omvang te zien van praktijken die meer wijzen op een systeem dan op betreurenswaardige uitzonderingen. Het heeft alles te maken met onbelemmerde machtsuitoefening, gebrek aan transparantie- en controlemechanismen naast ook diep verankerde tradities van “ons kent ons”, “vrienden helpen elkaar”.
In totaal gaat het om 1700 (!) kleine en grote rechtszaken die in 2015 in Spanje gerelateerd worden aan politieke corruptie.
In totaal gaat het om 1700 (!) kleine en grote rechtszaken die in 2015 in Spanje gerelateerd worden aan politieke corruptie. Hierbij zijn zo een 500 mensen in beschuldiging gesteld of voorwerp van onderzoek. Slechts twintig werden veroordeeld en zitten een gevangenisstraf uit.
Ook hier speelt het bipatidismo volop. In het PSOE-bolwerk Andalousië telt men 541 gevallen; in PP-bolwerk Valencia (de hele autonome regio) gaat het om 200 gevallen. Een uitermate selectief lijstje van de meest spraakmakende zaken:
Geval
Betrokken partij
Regio
Andratx
PP
Balearen
Astapa
PSOE
Andalousië
Baltar
PP
Galicië
Banca Catalana
Convergència i Unió
Catalonië
Bankia
Madrid / Valencia
Bárcenas
PP
nationaal
ERE
PSOE
Andalousië
Fabra
PP
Valencia
Gürtel
PP
Madrid / Valencia
Nóos
koninklijke familie en PP
nationaal
Púnica
PP, PSOE, Izquierda Unida
vier regio’s
Uit de 15-M protestbeweging kwam de slogan: ‘No hay pan para tanto chorizo’. Er is onvoldoende brood voor zoveel worst, waarmee bedoeld wordt dat er niet genoeg geld voorhanden is voor zoveel dieven. De grootste politieke kopstukken raken door de affaires bespat. Ook premier Rajoy.
Toen de voormalige senator en nationaal penningmeester van de PP weggevoerd werd omdat die partij er een hele zwarte boekhouding bleek op na te houden (waarbij de topmandatarissen in het zwart werden bijbetaald), stelde de premier eerst geen zaken te hebben met Luis Bárcenas, de schatbewaarder in kwestie. Dan bleek dat Rajoy hem een tekstbericht had gestuurd met de mededeling ‘Luis, sé fuerte’, ‘Wees sterk, Luis’. Dit sms-je volgde op een vorige: ‘Luis, niets is makkelijk, maar we doen wat we kunnen’ (‘Luis, nada es fácil pero hacemos lo que podemos’).
Protestbeweging
De combinatie van eenzijdige bezuinigingen, welig tierende corruptie en pronken met straffeloosheid leidde tot de gigantische massabeweging die als symbolisch vertrekpunt de bezetting van de Madrileense Plaza del Sol had op 15 mei 2011. Van een paar tientallen “occupyers” sloeg de lont in het kruitvat. Over heel het land werden straten en pleinen massaal bezet en werd in een vorm van prefiguratieve politiek vergaderd, beslist, bottum up georganiseerd en samengeleefd.
Olmo Calvo (CC by-sa 2.0)
Tal van sociale protestbewegingen, zwanger van inhoudelijke alternatieven, groeiden als paddestoelen uit de grond: Democracia Real Ya, Juventud Sin Futuro (jeugd zonder toekomst), Plataforma de Afectados por la Hipoteca (PAH, de beweging tegen de huisuitzettingen), Estado de Malestar (de ‘onwelvaartstaat’) en tientallen andere collectieven zagen het licht. Sectorieel verzet werd gebundeld in “mareas” (vloed, hoogtij) die naargelang de sector een andere kleur hadden: de “marea blanca” tegen de privatiseringen in de gezondheidszorg, “marea verde” voor kwaliteitsvol openbaar onderwijs, etc. etc.
Politieke kristallisatie?
Hoe massaal en diepgaand de sociale bewegingen ook zijn, hoe lang de mobilisaties ook duren… mensen blijven niet eeuwig op pleinen wonen, uitputting laat zich gevoelen. Daar ligt het vernuft van de initiatiefnemers van Podemos.
Ten eerste dat ze begrepen dat, zoals hun allereerste manifest-oproep luidde, de sociale verontwaardiging moest omgezet worden in politieke verandering (‘Mover ficha: transformar la indignación en cambio político’).
Ten tweede dat die politieke verandering niet via de reeds bestaande partijen kon verlopen omdat, zoals onlangs Iñigo Errejón, Podemos’ campagne- en programmaverantwoordelijke, stelde: ‘zij niet en nooit zullen veranderen’.
Ten derde dat timing essentieel was. Op het moment dat de brede protestbeweging begon te slabakken, lanceerden de initiatiefnemers, een zestigtal tot dan toe vooral met radicaal links gerelateerde academici en activisten, hun oproep om het politieke terrein te bespelen.
Dat bleek een onverhoopt succes. Vijf maanden na de oproep van januari 2014 behaalde Podemos met meer dan 1 miljoen 250.000 stemmen vijf zetels in het Europees Parlement. Intussen volgden tientallen zetels in de verschillende regionale parlementen.
Vijf maanden na de oproep van januari 2014 behaalde Podemos met meer dan 1 miljoen 250.000 stemmen vijf zetels in het Europees Parlement.
Asqueladd (CC by-sa 3.0)
Ook de verovering van meer dan tien centrumsteden, waaronder Madrid, Barcelona, A Coruña, Zaragoza, Cádiz door een onuitgegeven samengaan van Podemos, andere linkse formaties en sociale actiegroepen maakt deel uit van de politieke kristallisatie van de sociale verontwaardiging. Maar het hoofddoel bleef 20 december, de parlementsverkiezingen, de politieke meerderheid in Spanje.
En dat wordt lastig. Het establishment keek, schrok… en reageerde. Minstens een kwart van de Spanjaarden blijft in de schaduw van de rechtsconservatie PP. Dat is een sociologisch minimum en de vrucht van een uitgebreid netwerk van cliëntelisme. Zoals minstens een ander kwart denkt dat de PSOE best terug de teugels in handen neemt.
Het antwoord dat op Podemos moest bedacht worden, werd gevonden in Catalonië. Ciutatans, de fervent pro-Spaanse Catalaanse formatie die al tien jaar bestaat, werd geupgradet rond “guapo” Albert Rivera als een anti-Iglesias. Met in haar zog tientallen ex-PP-mandatarissen, bijgesprongen door nog meer PP-opportunisten van het laatste uur, en gesteund door de mediaconcerns moet Ciudadanos de zucht naar verandering usurperen en perverteren. Het Griekse debacle van Syiza moet de Spanjaarden weerhouden om samen met Podemos in Europa ‘zotte kuren’ te gaan uitsteken.
Ciutatans, de fervent pro-Spaanse Catalaanse formatie die al tien jaar bestaat, werd geupgradet rond “guapo” Albert Rivera als een anti-Iglesias.
Carlos Delgado (CC by-sa 4.0)
Na euforische peilingen zakte Podemos terug en werden in de massamedia de schikkingen voor de begrafenis getroffen. Zelf zette Podemos haar campagne in het teken van de “remontada”, de inhaalbeweging, de comeback. Met quasi geen financiële middelen, maar met veel mensen. Met de constructie van wat ze een “electorale oorlogsmachine” noemt, maar met als keerzijde de ontgoocheling bij basisbewegers die zo’n verticalistische aanpak en een soms ietwat afgelikte communicatie niet gunstig gezind zijn. Met drie belangrijke coalities: in Catalonië met de beweging die met Ada Colau het Barcelonese stadhuis veroverde (En Comú Podem), in Galicië (En Marea) en in Valencia (Compromis-Podemos).
Met een wat afgezwakt programma en met soms verrassende kandidaten zoals de voormalige stafchef van de Spaanse strijdkrachten, een democraat zeker, maar niet iemand die meteen voor een uittreding uit de NAVO zal pleiten. Met een — ondanks een hoog deus ex machina gehalte — ijzersterke woordvoerder die als debater zijn gelijke niet kent en waarmee Rajoy bijgevolg weigert in debat te treden. Of het allemaal volstaat om een toekomstige PP-Ciudadanos coalitie onmogelijk te maken, zal aanstaande zondag blijken.