Staalkaart van extreemrechts in Oost-Europa
Peter Blasic
21 april 2014
Politieke partijen in Hongarije, Slowakije en Bulgarije koesteren zonder schroom neonazistische sympathieën. Toch kan extreemrechts in Oost-Europa op een toenemende electorale aanhang rekenen.
De auteur van dit artikel kwam in opspraak. MO* kan de juistheid van de artikels niet garanderen. Om transparant te zijn tegenover onze lezers, halen we de artikels niet offline. Lees voor meer informatie: Wat betreft de verwerpelijke journalistieke praktijken van Peter Blasic
Al bij de Europese verkiezingen in 2009 werd duidelijk dat extreemrechts in Oost-Europa in opkomst is. Het extreemrechtse Jobbik haalde vijftien procent van de Hongaarse stemmen. De partij staat bekend als een fel tegenstander van Roma, joden en homoseksuelen.
Jobbik – toen nog met een eigen geüniformeerde vleugel – stond in zijn opkomst niet alleen. In Slowakije wist de fel anti-Hongaarse Slowaakse Nationale Partij sinds 1990 zetels in het parlement te winnen en was vanaf 2006 zelfs onderdeel van de regering. En hoewel de partij het bij de laatste landelijke verkiezingen minder goed deed, blijft zij in regionale verkiezingen sterk.
Het Bulgaarse Ataka zet zich af tegen de Turken in het land. Ataka haalde tien procent van de stemmen tijdens de nationale verkiezingen van 2005. Sindsdien is ze een constante in het Bulgaarse parlement. Daarnaast weet de partij zich sinds 2007 ook in het Europees parlement vertegenwoordigd.
Jobbik werd in de Hongaarse verkiezingen van 2010 de op twee na grootste partij in Hongarije, met zeventien procent van de stemmen. In 2014 steeg dat aantal zelfs tot 21 procent.
In Tsjechië hebben ultrarechtse partijen en hun neonazistische aanhangers in het afgelopen jaar een ongekend groot aantal anti-Romademonstraties georganiseerd. Opvallend daarbij is dat deze demonstraties steeds vaker een internationaal karakter krijgen. Zo nemen Poolse, Duitse en Slowaakse ultrarechtse supporters frequent deel aan Tsjechische protestmarsen.
Neonazi’s
Volgens Miroslav Mares, politiek wetenschapper aan de universiteit van Brno (Tsjechië), zijn het vooral Duitse neonazi’s die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het proces van integratie van het neonazistische spectrum in centraal Europa.
De vasthoudendheid waarmee zij de regelmatige herdenkingsbijeenkomsten en protestmarsen organiseerden – onder meer in het Beierse Wunsiedel, de begraafplaats van nazi-oorlogsmisdadiger Rudolf Hess – heeft neonazi’s tot ver over de landsgrenzen geïnspireerd om soortgelijke, internationaal bijgewoonde evenementen te organiseren in de Tsjechische Republiek, Slowakije, Hongarije en Polen.
Al sinds de jaren negentig zijn neonazistische organisaties actief in Oost-Europa.
Als uitvloeisel hiervan is de militante vleugel van extreemrechts Oost-Europa op zoek gegaan naar internationale samenwerking. Al sinds de jaren negentig zijn neonazistische organisaties actief in Oost-Europa, Blood & Honour met een sterke positie in Hongarije voorop. Mares: ‘Oost-Europeanen kwamen via arbeidsmigratie naar West-Europa en de VS. Sommigen kwamen zo in aanraking met extreemrechts gedachtegoed, wat ze op hun beurt doorsluisden naar hun thuislanden, bijvoorbeeld door webhosting-diensten te verstrekken. Ideologische concepten als Nationaal Verzet en Freie Kameradschaften, die partijpolitieke betrokkenheid met militante activiteiten combineren, wisten zich zo vanuit Duitsland te verspreiden via Tsjechië, Slowakije en vervolgens Oekraïne en Rusland.’
Dat kwam tussen 2008 en 2011 in Tsjechië tot uiting in de wederzijdse steun tijdens aanvallen op Roma, waar naar verluidt Tsjechische, Slowaakse en Duitse neonazi’s aan deelnamen.
Ook op andere fronten is de internationale samenwerking van extreemrechts zichtbaar. Zo kent Oost-Europa een reeks transnationale educatieve projecten. Rechts-radicale informatieportalen zijn geen uitzondering meer op het web, getuige hiervan het bestaan van sites als Altermedia of de Metapedia-encyclopedie (een neonazi-variant op Wikipedia).
De samenwerking gaat echter nog verder. In multinationale teams wordt gewerkt aan intellectuele – maar radicale – tijdschriften, zoals de Tsjechische Nationale Gedachte of het Poolse Polityka Narodowa. De organisatie van bezoeken door vooraanstaande rechts-extremistische ideologen – zoals David Duke’s tour door Oost-Europa – mikt op een brede Europese uitstraling.
Pan-Europese samenwerking
Naast steeds meer samenwerking tussen extreemrechtse bewegingen in Oost-Europa valt de laatste jaren ook de deelname op van politieke entiteiten in een wereldwijd netwerk van extreemrechtse organisaties. Natuurlijk zijn de pogingen tot het verenigen van Europa’s rechtervleugel, met inbegrip van Oost-Europese partners, al enige tijd bezig. Nu gaan ze verder in stijgende lijn.
Ondanks de samenwerking in protestmarsen tussen neonazi’s uit West- en Oost-Europa, en de wil om pan-Europese coalities te vormen, blijkt het voor de partijen in kwestie niet vanzelfsprekend om politiek op elkaar in te spelen.
Op 24 oktober 2009 werd de oprichting aangekondigd van de Alliance of European Nationalist Movements (AENM), een initiatief van Jobbik, de British National Party en het Italiaanse Fiamma Tricolore. De groep werd later uitgebreid met de Zweedse Nationale Democraten, de Finse Nationale Partij, het Belgische Front National, de Oekraïense Unie voor Vrijheid, Partido Nacional Renovador uit Portugal en de Republikeinse Sociale Beweging uit Spanje.
Later vond uitbreiding met nog meer partijen uit nog meer landen plaats. In februari 2012 werd AENM erkend als politieke partij op EU-niveau, waardoor de beweging in aanmerking komt voor financiering uit de EU-begroting. Dat leidde tot protesten van politieke tegenstanders die sindsdien streven naar een verandering van de regelgeving, vaak refererend aan de xenofobe retoriek van AENM-medeoprichter Jobbik.
Anderzijds blijkt het voor de partijen in kwestie niet vanzelfsprekend om politiek op elkaar in te spelen – ondanks de voortvarende samenwerking in protestmarsen tussen neonazi’s uit West- en Oost-Europa en de wil om pan-Europese coalities te vormen.
Partijen als Vlaams Belang, de PVV van Geert Wilders en Marine Le Pen hebben weliswaar opgeroepen tot een pan-Europese alliantie van eurosceptische partijen, tegelijkertijd willen ze zich niet openlijk associëren met uitgesproken extreemrechtse elementen. Zo gaven ze aan Jobbik uit te willen sluiten van hun alliantie, omdat die beweging te extremistisch zou zijn.
Jobbik laat bij monde van partijvoorzitter Márton Gyöngyösi weten het anders te zien: ‘Wilders, Vlaams belang en Le Pen zijn tegen immigratie en vanwege de grote aanwezigheid van moslims in hun land ook tegen de islam. Binnen Jobbik is onze vijand niet een andere cultuur of religie. We zijn tegen liberalisme dat elke vorm van traditie en cultuur wegvaagt. Dat is ons grootste meningsverschil met Wilders en Le Pen.’
Groot geheugen voor territoriale geschillen
Natuurlijk gaat het extreemrechts niet altijd en overal voor de wind. De Liga van Poolse Families, bekend om haar openlijk antisemitisme, wist zich al in 2007 niet meer in het parlement te handhaven. De Partij voor Groot-Roemenië, die graag de landsgrenzen tot ver in Hongarije wil uitbreiden, zag na eerdere successen de electorale aanhang verdwijnen en is sinds 2008 alle parlementszetels kwijt.
De Slowaakse Nationale Partij zetelt ondanks eerdere successen sinds 2012 niet meer in het parlement. En de eerder genoemde geüniformeerde outfit van Jobbik werd in 2009 bij wet verboden.
Ook in het Europees Parlement verging het extreemrechts niet zo best. Een extreemrechtse fractie ging in 2007 uit elkaar na tien maanden van interne strijd. De verschillen tussen extreemrechtse politici uit verschillende landen blijken vaak te groot.
Volgende citaten van Mon Detrez komen uit een boek van Detrez, waar Blasic geen melding van maakt (red.).
Volgens Oost-Europakenner Mon Detrez, verbonden aan de Universiteit Gent en de Katholieke Universiteit Leuven, komt dit door oude territoriale geschillen die de landen in Oost-Europa hebben gevormd. Detrez: ‘Oost-Europees extreemrechts heeft een aversie jegens etnische, maar ook religieuze minderheden.’
Dit in tegenstelling tot het Westen, waar extreemrechts gedijt op het discrimineren van allochtonen. Detrez verklaart dit als volgt: ‘Door etnische zuiveringen werden miljoenen mensen uit hun land gezet, waar zijzelf en hun voorvaderen geleefd hadden. Met hen verdwenen daar ook hun taal, literatuur, muziek en geestelijke cultuur. Monumenten werden gesloopt en boeken, iconen, manuscripten en gebruiksvoorwerpen vernietigd, omdat ze zich aan de verkeerde kant van de grens bevonden.’
‘Namen van steden, dorpen, bergen, rivieren en streken in de talen van de etnische minderheden werden verboden en vervangen door namen in de “nationale taal” om elk spoor van de aanwezigheid van “de ander” uit te wissen. Dit was de prijs in bloed en cultuurgoederen die elk volk van zijn buren geëist heeft – en aan zijn buren betaald heeft – in ruil voor het recht op een eigen staat.’
Op die manier is een regio die bestond uit een verscheidenheid aan culturen, een hybride van Europese en oosterse elementen, verworden tot individuele, homogene staten waar geen ruimte voor buitenstaanders bestaat. Dat uit zich in de afkeer van homoseksuelen, internationale investeerders en joden. Roma-haat is de standaard in Oost-Europa.
Ruwe marktwerking
Ook andere factoren spelen een rol bij de opkomst van extreemrechts in Oost-Europa. De slechte economische situatie maakt dat veel mensen arm en ontevreden zijn. Extreemrechts buit die economische angst uit. ‘Ze grijpen terug naar een tijdperk waarin de staat hen beschermde tegen de ruwe marktwerking’, zegt Mares. ‘Dit creëert een rechts-extremistisch type mens, met sympathie voor nationalisatie en een afkeer van de vrije markt.’
Daarnaast lijkt politieke onrust de beste voedingsbodem voor extreemrechts te zijn, als gevolg van corruptie, een zwakke overheid en een gebrek aan vertrouwen in de gevestigde politieke partijen. De essentie van extreemrechts is om tegen de gevestigde orde te zijn, met leiders die het opnemen tegen de “corrupte elite die het land heeft verkocht aan buitenlandse bankiers”.
Politieke onrust blijkt de beste voedingsbodem voor extreemrechts.
Jobbik en Ataka zijn met die ideologie groot geworden. Het Poolse rechtse spectrum kwam tot bloei in 2005, toen wanbeheer en corruptie de socialistisch geleide regering kenmerkten. En ondanks dat er op electoraal vlak dan eens gewonnen, dan eens verloren wordt, is extreemrechts gedachtegoed in opkomst.
Heersende politieke partijen nemen extreemrechtse ideeën over in een poging kiezers aan zich te binden. Meteen de reden waarom er geen grote extreemrechtse partijen in de Baltische Staten zijn: die landen kennen al brede en harde centrumrechtse coalities. Extreemrechtse ideeën lijken daarmee onuitwisbaar.
De verdergaande internationale samenwerking, onder meer via internet, conferenties en magazines, kan de positie van extreemrechts in de toekomst mogelijk nog behoorlijk versterken.