Stemmen uit Oekraïense schuilkelders: ‘Ons leven zal nooit meer hetzelfde zijn’

Analyse

Oekraïners over wat hen de voorbije week overkwam

Stemmen uit Oekraïense schuilkelders: ‘Ons leven zal nooit meer hetzelfde zijn’

Stemmen uit Oekraïense schuilkelders: ‘Ons leven zal nooit meer hetzelfde zijn’
Stemmen uit Oekraïense schuilkelders: ‘Ons leven zal nooit meer hetzelfde zijn’

‘We leven in een andere wereld’, zegt Oekraïner Ostap Jednak aan MO*. Op de foto een arts die schuilt in de kelder van een kraamkliniek bij het horen van sirenes in Kiev (2 maart). Reuters/Valentyn Ogirenko

Al dagen vallen bommen op Oekraïense steden en andere doelwitten, in een oorlog die precies een week geleden iedereen verraste. MO*journalist Pieter Stockmans kon spreken met Oekraïners die hij eerder ontmoette tijdens zijn reportages over het land. Ze verblijven nu in schuilkelders. Ze zijn geterroriseerd en vol ongeloof, maar vastberaden om hun werk verder te zetten.

Acht jaar lang was de oorlog in Oekraïne beperkt tot het oosten van het land en de Krim, tussen het leger en separatisten. Maar nu zijn honderdduizenden Russische soldaten en de luchtmacht bezig aan een veroveringsoorlog van het hele land.

1,5 miljoen mensen uit het oosten van Oekraïne sloegen eerder al op de vlucht in eigen land. Daarbovenop kwamen zonder onderscheid alle inwoners van grote Oekraïense steden, met hoofdstad Kiev op de eerste plaats. De terreur die ze ervaren, is niet te overzien.

Tijdens reportages in Oekraïne ontmoette ik de voorbije jaren vele mensen uit het land. Journalisten, medewerkers van internationale organisaties of van de regering, parlementsleden. Sommigen blijven, anderen zijn gevlucht door de Russische invasie. Het was de voorbije dagen moeilijk om hen te contacteren. De mensen die ik kon bereiken, vertelden over wat hen overkwam sinds Rusland oorlog terugbracht naar Europa.

Oleksandra Hrybenko:
‘Ik boekte meteen een ticket terug naar Moldavië’

Ik spreek met Oleksandra op 27 februari, nadat ze veilig in de Roemeense hoofdstad Boekarest is aangekomen. Op vrijdag 25 februari had ze dit bericht op haar Facebook-pagina gepubliceerd: ‘Gisteren was de ergste dag van mijn leven. In 2014, toen Poetin mijn land aanviel en de oostelijke regio’s bezette, moest ik mijn thuis al eens achterlaten. Nu lanceert hij een grootschalige oorlog tegen mijn land. Ons leven zal nooit meer hetzelfde zijn.’

Oleksandra werkte voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Ze publiceerde rapporten over schendingen van de persvrijheid in de Krim na de Russische annexatie, en in de pro-Russische afgescheiden “volksrepublieken” in Oost-Oekraïne. Voordien werkte ze een tijd als fixer, een lokale tussenpersoon die buitenlandse journalisten helpt.

De Russische troepenopbouw aan de Oekraïense grenzen was al maandenlang aan de gang, maar toch had Oleksandra gepland om een weekje bij haar moeder in de Zuid-Oekraïense havenstad Odessa te blijven. Dat is niet ver van waar ze woont en werkt, in buurland Moldavië. Haar moeder had in Odessa veiligheid gezocht voor het geweld in Oost-Oekraïne.

‘Mama weigerde om mee te komen. Ze wilde geen derde keer vluchten.’

Jürgen AugusteynsOleksandra Hrybenko was net op bezoek bij haar moeder in Odessa. ‘Komaan, mama, dat is waarschijnlijk gewoon vuurwerk.’ (c) Jürgen Augusteyns

Toen de invasie begon, de ochtend van donderdag 24 februari, was Oleksandra juist in Odessa aangekomen. De avond voordien hadden ze bij het eten nog het glas geheven op ‘vrede voor Oekraïne’, maar zeven uur later stond Oleksandra’s moeder in paniek aan het raam.

‘Ik herken die geluiden, dat zijn ontploffingen’, zei ze. Oleksandra geloofde haar niet: ‘Komaan, mama, dat is waarschijnlijk gewoon vuurwerk.’ Maar ze was er niet gerust in. Na een paar minuten scrollen door geloofwaardige nieuwsbronnen begon het haar te dagen: Rusland was Oekraïne binnengevallen.

Oleksandra voelde dezelfde angst als in 2014 toen Donetsk, haar stad in Oost-Oekraïne, van beide kanten beschoten werd. Maar toch was het dit keer anders. Donetsk kreeg nooit een grootschalig luchtbombardement te verwerken. Nu werden plots verschillende steden tegelijk vanuit de lucht gebombardeerd door het Russische leger, steden die de voorbije jaren niets hadden gemerkt van de oorlog in het oosten.

‘Ik kon het niet geloven. De ouders van mijn echtgenoot belden, huilend. Ze hadden gelezen dat de Russen al in Odessa stonden, maar dat was nepnieuws. De ontploffingen waren bombardementen op militaire luchthavens rond Odessa.’

Toch wilde Oleksandra zo snel mogelijk vertrekken: ‘Ik weet hoe snel een oorlog kan escaleren. Dus boekte ik meteen een ticket voor de bus terug naar Moldavië. Dat was pijnlijk, want mama weigerde om mee te komen. Ze wilde geen derde keer vluchten. In de jaren ’80 moest ze vluchten voor de oorlog in Azerbeidjan, haar thuisland. Een paar maanden geleden konden we haar overtuigen Donetsk te verlaten. En nu zou ze Odessa moeten ontvluchten. Maar ze wilde niet.’

Chaos en kilometers file

Oleksandra ondersteunt haar moeder financieel. Haar vader en grootmoeder zijn nog in separatistisch gebied in Donetsk. ‘Daar is het redelijk rustig. Het Oekraïense leger bombardeert de separatistische gebieden niet vanuit de lucht. Ik ben nu meer bezorgd om mijn moeder. Want heel Oekraïne, behalve de separatistische gebieden, is nu kwetsbaar voor Russische luchtbombardementen.’

En die raken niet enkel militaire doelwitten. In Kiev raakte een raket een appartementsgebouw. Mensenrechtenorganisaties Amnesty International en Human Rights Watch rapporteren over clusterbommen op ziekenhuizen en op scholen.

De toost op vrede was uitgelopen op een nachtmerrie van oorlog en paniek. Op weg naar het busstation zag Oleksandra lange wachtrijen aan geldautomaten en supermarkten. ‘Er wordt wel eens gezegd dat in Odessa veel pro-Russische Oekraïners wonen, maar in de wachtrijen hoorde ik veel mensen Poetin vervloeken. Klootzak, Hitler, dat soort woorden.’

‘Een van mijn Russische vrienden schreef: “Jullie vechten onze oorlog tegen Poetin.” Maar Oekraïne moet niet het vuile werk van Russen opknappen.’

Het busstation was één grote chaos geworden. ‘De chauffeur controleerde lijsten. Mensen zonder ticket smeekten om mee te mogen. Terwijl we wachtten, hoorden we nog een ontploffing in de verte. En dan de file. Die begon in Odessa en eindigde aan de Moldavische grens, 50 kilometer lang. Duizenden mensen hadden hun kinderen en koffers in de auto’s gegooid en waren gewoon beginnen rijden. Inpakken en wegwezen.’

‘Aan de grensovergang in Palanca controleerde de Moldavische grenspolitie onze paspoorten. Niemand vroeg ons om een vaccinatiebewijs. We zagen tenten, ziekenwagens, journalisten. Ook verderop, aan de grens tussen Moldavië en Roemenië bij Iași, vroeg niemand ons een vaccinatiebewijs.’

Oleksandra volgt het nieuws over Odessa op de voet. Voorlopig zijn er geen zware luchtbombardementen. Er wordt gevochten rond Mikolayiv, op 130 kilometer van Odessa. Cherson, een havenstad in de buurt, viel al in handen van het Russische leger.

Terwijl ze contact houdt met haar moeder, ontvangt Oleksandra berichten van haar Russische vrienden en collega’s. ‘Ze zeggen dat ze zich schamen. Maar die woorden veranderen niets aan het feit dat te weinig Russen in opstand komen tegen Poetin. Een van mijn Russische vrienden schreef: “Jullie vechten onze oorlog tegen Poetin.” Maar Oekraïne moet niet het vuile werk van Russen opknappen. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor het leiderschap in hun land.’

Ostap Jednak:
‘Ik weet niet wanneer ik mijn kinderen zal terugzien’

Op zondag 27 februari spreek ik ook met Ostap Jednak. Hij is directeur van een denktank die het Oekraïense ministerie van Milieubescherming adviseert en was eerder voorzitter van de commissie Milieubeleid van het Oekraïense parlement. Hij schreef verschillende wetten om de milieustandaarden van de Europese Unie om te zetten in de Oekraïense wetgeving. Hij ijverde tegen illegale houtkap en voor een hervorming van de Oekraïense bosbouwsector. Daarover sprak ik hem in 2019.

Ostap is inmiddels vertrokken uit Kiev. Hij ging naar zijn ouders, die in de West-Oekraïense stad Brody wonen. Ons gesprek werd afgebroken door een luchtalarm. ‘We moeten naar de schuilkelder’, riep zijn moeder in de achtergrond.

Op vrijdag 25 februari had Ostap dit bericht op Facebook gepubliceerd, samen met een foto van zijn kinderen op de vlucht: ‘Beste Europeanen, hoe slapen jullie kinderen vannacht? Warm en veilig in hun bed? Hier zijn mijn dochter Nastya (6 jaar oud), mijn zoon Ivanko (12 jaar oud) en de kinderen van mijn broer. Onze echtgenotes rijden met hen naar een veilige plek. Ze zullen de hele nacht blijven doorrijden.’

Ostap JednakHet gezin van Ostap Jednak, op de vlucht, vorige week vrijdag: ‘Onze echtgenotes rijden met de kinderen naar een veilige plek. We weten niet wanneer we hen zullen terugzien.’

‘Zo ziet de integratie van Oekraïne in de EU en de NAVO eruit voor mijn geliefde vluchtelingen’, stelt Ostap cynisch. ‘Na meer dan 24 uur rijden heeft mijn vrouw de kinderen naar de EU gebracht. Ik weet niet wanneer ik hen zal terugzien. Ze zullen voor onbepaalde tijd niet naar school kunnen. Nastya zit in het eerste leerjaar. Ivanko heeft zijn geliefde saxofoon achtergelaten omdat de auto er te klein voor is.’

Ostap had de alarmerende berichten van de Amerikanen en de Britten ernstig genomen. Die waarschuwden al een maand dat een Russische aanval ‘nakend’ was. Bovendien woont hij met zijn gezin in Kiev op de linkeroever van de Dnjepr, aan de kant waar het Russische leger vanuit Belarus zou kunnen oprukken.

Daarom had hij zijn vrouw twee weken voor de invasie al gevraagd om met de kinderen naar zijn ouders in Brody te gaan. Dat ligt op 1000 kilometer van de Russische grens en 250 kilometer van Belarus.

‘Mijn bagage zat al een week in de auto, omdat ik een blitzkrieg vreesde. De stad sliep nog toen ik vertrok. Niemand besefte wat er gaande was.’

‘Ik dacht dat de Russen in het oosten zouden aanvallen, en dat mijn familie in West-Oekraïne veilig zou zijn. Mijn vrouw wilde aanvankelijk niets weten van vertrekken, omdat de kinderen school zouden moeten missen. Maar een paar dagen later leven we in een andere wereld. Plots kwam de oorlog tot bij elke stad, tot in elk huis. Zelfs in Brody werden ze opgeschrikt door ontploffingen op een militaire basis in de buurt.’

Ostap zelf was in Kiev gebleven. Op de ochtend van 24 februari kreeg hij een telefoontje van een bevriend journalist, die hem vroeg of hij veilig was. De Russische invasie was begonnen. Meteen liep hij naar de auto, met zijn kat in een transportbox. ‘Mijn bagage zat al een week in de wagen omdat ik een blitzkrieg vreesde. De stad sliep nog, niemand besefte het. Maar ik wilde de files en de opgeblazen bruggen voor zijn.’

Tegelijkertijd vroeg hij zijn vrouw om verder te vluchten. Aan de grensovergangen met Polen stonden op dat moment al tot dertig uur lange files. Maar Ostap kende een kleine grensovergang tussen de Oekraïense provincie Transkarpatië en Hongarije waar op dat moment weinig mensen stonden aan te schuiven, en waar hij de auto met zijn gezin heen kon sturen.

Toch was de weg ernaartoe een hele onderneming, omdat er overal lange files waren. Ook aan de benzinestations. ‘Per tankbeurt mogen we slechts twintig liter tanken, om te voorkomen dat sommigen benzine zouden hamsteren.’

Eenmaal in Hongarije reisde Ostaps gezin verder naar de Slovaakse hoofdstad Bratislava. ‘Ze wilden niet in Hongarije blijven, omdat Hongarije aanschurkt tegen Poetin. Maar we zijn blij dat Europa ons met respect ontvangt. Ik hoorde immers geruchten dat er nog steeds lijken van andere vluchtelingen worden gevonden in de bossen op de Poolse grens.’

Politieke steun vergaren

Zelf kon Ostap niet mee met zijn gezin. Alle Oekraïense mannen tussen 18 en 60 moeten paraat staan en mogen het land niet verlaten. ‘Niemand dwingt me om mee te vechten. Ik verkies nu om op andere manieren te helpen. Ik gebruik mijn internationale contacten om politieke steun te vergaren.’

‘Ik heb mijn familie al wekenlang niet gezien. Ik herinner me de omhelzingen en tranen van mijn dochter. Ik vertelde haar dat ik later zou komen, maar dat ik eerst het paspoort van onze kat in orde moest brengen.’

Net zoals zijn leven van de ene dag op de andere veranderde, staat ook de toekomst van zijn land op het spel. De inspanningen die Oekraïne zich heeft getroost om EU-gezinde hervormingen door te voeren, waar Ostap zelf een groot aandeel in heeft, staan op de helling. Poetin wil immers de Oekraïense regering omverwerpen.

‘Poetin maakt geen kans om een marionettenregering te installeren. Tenzij hij een totale vernieling aanricht, zoals in Syrië.’

Het is niet duidelijk wat er in de toekomst zal gebeuren met de complexe hervormingen in alle beleidsdomeinen. ‘Binnen twee weken zou het parlement stemmen over een hervorming van het afvalbeheer, die mijn team jarenlang voorbereidde. Maar nu weet ik niet eens waar mijn collega’s zijn. Ze zijn verspreid over het land, ondergedoken in kelders of onderweg naar een veilige plaats. Het ministerie zelf is verlamd.’

Ostap heeft er het volste vertrouwen in dat, als dit voorbij zal zijn, ministeries opnieuw zullen opstarten. Hij gelooft niet dat Rusland de controle kan overnemen. ‘Als elke hoek van een land bedreigd wordt, raakt dat land verenigd. Regering, oppositie, oligarchen, elites, de brede bevolking: iedereen staat achter president Zelensky, tégen Rusland. Dan maakt Poetin geen kans om een marionettenregering te installeren. Tenzij hij een totale vernieling aanricht, zoals in Syrië.’

Maar Ostap weet ook: zelfs als Poetin niet slaagt in zijn opzet, zal het Kremlin de informatieoorlog en cyberoorlog verder opdrijven.

Ostap JednakOstap Jednak maakt een selfie in de kelder waar hij schuilt voor de Russische bommen (foto: 27 februari). ‘Ik dacht dat de Russen in het oosten zouden aanvallen, en dat mijn familie in West-Oekraïne veilig zou zijn.’

Olga Joerkova:
‘Ik besefte dat ik nuttiger zou zijn aan het informatiefront’

Met Olga Joerkova lukt het om verschillende keren te spreken. Ze is journaliste en werkt voor het Oekraïense weekblad Kraina. Ze richtte ook het factcheckerscollectief Stop Fake op, dat erkend is volgens de standaarden van het International Factchecking Network van het Poynter Institute.

We praten met elkaar op zaterdag 26, zondag 27 en maandag 28 februari. Aanvankelijk heeft ze het erg moeilijk om contact te houden, later wordt duidelijk waarom. Ze trok zaterdag weg uit Kiev en vond vervolgens (relatieve) veiligheid bij haar ouders in Vinnytsja.

‘Ze zei iets over raketaanvallen. Ik schipperde tussen ongeloof en woede.’

We hebben het over hoe ze veiligheid vond, over de informatieoorlog en over die eerste momenten van de invasie. ‘Het was 7.48 uur. Ik was in Kiev. Mijn zus belde me wakker, ze zei iets over raketaanvallen. Ik schipperde tussen ongeloof en woede. Ik kon niet geloven dat onze oosterburen zich op een of andere manier het recht hadden toegeëigend om een stabiel land binnen te vallen.’

De hele dag hing Olga aan de telefoon met vrienden en familie, terwijl ze onderweg was. ‘Eerst ging ik naar de supermarkt. Maar er was al geen eten meer, en er stonden urenlange files aan de geldautomaten. Ik hoorde mannen onder elkaar praten over hun aanmelding bij de territoriale verdedigingseenheden. Ik heb ook getwijfeld of ik me zou aanmelden, maar ik besefte dat ik nuttiger zou zijn aan het informatiefront.’

Vanuit Vinnytsja probeert Olga haar team aan te sturen om vals nieuws te weerleggen. De journalisten moeten tegelijk hun eigen veiligheid garanderen én hun rol spelen in de informatieoorlog. Toch zegt ze zich ook voor te bereiden om deel te nemen aan de verdediging. ‘Gewone mensen hebben wegblokkades opgericht en molotovcocktails gemaakt.’

Contacten bij de overheid hadden haar aangeraden om Kiev zo snel mogelijk te verlaten. ‘Veel van mijn vrienden hadden hun koffer al wekenlang klaar, al tijdens de Russische troepenopbouw. Maar ik had nog niks ingepakt. Het openbaar vervoer lag op dat moment ook al plat. Geen taxi’s, geen metro. Gelukkig waren er gratis evacuatietreinen.’

In Vinnytsja vond Olga evenmin rust. ‘Samen met mijn moeder help ik ontheemden (vluchtelingen in eigen land, red.) uit Kiev aan onderdak en verzamel ik matrassen en eten voor mensen die het nodig hebben. Gisteren werden twintig gewonden uit Mikolayiv, dicht bij de Krim, naar hier gebracht. Scholen zijn gesloten en werden omgebouwd tot humanitaire hulpcentra.’

Tetjana Rjabtsjenko:
‘Ik kan niet geloven dat dit in mijn land gebeurt’

Op de dag van de invasie, donderdag 24 februari, kan ik spreken met Tetjana Rjabtsjenko. Ze is drievoudig Oekraïens kampioene wielrennen, en in 2017 werd ze nog dertiende in de Waalse Pijl. Tetjana reed drie seizoenen voor Belgische ploegen. Vandaag zit ze in een kelder te schuilen voor Russische bommen.

‘Deze ochtend werden we gewekt door het geluid van explosies’, vertelt ze die donderdag. ‘Helikopters bombarderen Antonov International Airport nabij het stadje Hostomel, op acht kilometer van Kiev. Ik woon vlak bij die luchthaven.’

Ze stuurt ons een filmpje dat ze maakte vanuit het raam van haar appartement. In de verte is een rookpluim te zien. Wanneer ik haar vraag om ons te vertellen wat er gebeurt, stuurt ze ons een ingesproken bericht: ‘Er is een luchtaanval aan de gang. We gaan de schuilkelders in. Daar is geen wifi.’

Een uur later kunnen we even praten: ‘De helikopters zijn Russisch. Het Russische leger is vanaf alle mogelijke grenzen binnengedrongen, ook vanuit Belarus. Veel Oekraïners zullen deze nacht in schuilkelders doorbrengen. Ik kan niet geloven dat dit in mijn land gebeurt.’ Daarna wordt elk contact verbroken. Tetjana antwoordt niet meer op mijn berichten.

Iryna Sushko:
‘Ik denk nu in de eerste plaats aan overleven’

Hoe moeilijk de situatie voor veel Oekraïners is, blijkt ook uit het contact met Iryna Sushko. Met haar sprak ik eerder naar aanleiding van de visumvrijstelling die Oekraïne van EU kreeg in 2017. Ze is kabinetsmedewerkster van de Oekraïense vicepremier voor Europese Integratie. Voordien werkte ze jarenlang voor Europe Without Barriers, een ngo die juridisch lobbywerk verrichte voor de visumvrijstelling.

We slagen erin elkaar te spreken op zaterdag 26 en maandag 28 februari. Ze heeft het erg moeilijk om me te woord te staan. ‘Ik ben uitgeput. We hollen om de haverklap van ons appartement naar de metro, waar we schuilen. De situatie verandert elk uur. In de eerste plaats denk ik nu aan overleven.’

‘Misschien kunnen we morgen praten’, zegt ze nog. Maar dat lukt niet. Ze laat nog wel dit weten: ‘Pas vandaag voel ik dat ik opnieuw een beetje helder kan nadenken, maar ik ben niet zeker of ik energie heb om commentaar te geven.’ En: ‘Vandaag probeerde ik eten te kopen in de supermarkt. Een gigantische wachtrij. Ik was niet voorbereid op zulke omstandigheden.’