Kan ontwikkelingssamenwerking zich bevrijden van koloniaal denken?
‘Dekoloniseren gaat niet over woke zijn, maar over hoe je mensen kunt beschermen’
Danai Deblaere en Jozefien Dierynck
27 mei 2022
Ontwikkelingssamenwerking staat al enkele jaren onder druk om te dekoloniseren. Maar hoever staan we? Kan een sector die gebouwd is op het kolonialisme wel gedekoloniseerd worden? Vier experten maken de balans op. ‘De intenties om te dekoloniseren zijn er, maar de manier waarop is vaak fout.’
‘Geld wordt vaak gebruikt als strategie om toch nog een vinger in de pap te hebben’, zegt Daisy Van de Vorst
Ariel D Javellana / DER / Asian Development Bank (CC BY-NC-ND 2.0)
Ontwikkelingssamenwerking staat al enkele jaren onder druk om te dekoloniseren. Maar hoever staan we? Kan een sector die gebouwd is op het kolonialisme wel gedekoloniseerd worden? En zo ja, hoe zorg je dan voor nieuwe verhoudingen? Vier activisten en experten maken de balans op. ‘Het gaat over hoe we een systeem kunnen creëren dat meer mensenlevens beschermt.’
‘Dekolonisatie is een reis, geen bestemming’, stelt Tracy Bibo-Tansia, medewerkster bij 11.11.11, als we haar vragen hoever het staat met het dekoloniseren van de sector. Exact een jaar geleden lanceerden 11.11.11 en de ngo-federatie de inspiratiegids Dekoloniseren. Nu!
Die gids was een antwoord op de verontwaardiging, onder meer verwoord door de Black Lives Matter-beweging (BLM), die na de dood van George Floyd op 25 mei 2020 in de Verenigde Staten ook bij ons tot reflectie aanzette. De BLM-betogingen zetten racisme en politiegeweld hoog op de politieke en sociale agenda. Ook het debat over structureel racisme en ons koloniale verleden kwam opnieuw in een stroomversnelling.
Hoewel ontwikkelingssamenwerking haar wortels heeft in de kolonisatie, raakte het proces van zelfreflectie pas de laatste jaren echt op dreef. Dekolonisering past bij een algemene bekommernis van de sector om de scheve mondiale relaties recht te trekken. Het traditionele hulpmodel – de overdracht van geld en middelen van “het Noorden” naar “het Zuiden” – wordt als verouderd beschouwd en steeds vaker bekritiseerd.
Met de dekolonisatiegids wil 11.11.11 iedereen aansporen om in de eigen sector na te denken over dekolonisatie. Ook andere organisaties, waaronder Caritas International, Plan International, UCOS en Congodorpen, stapten mee in het project.
Maar wat is er gerealiseerd na een jaar? Is dekolonisering realistisch in een sector die al zo lang vastgeroest zit in het koloniseringsdiscours? MO* ging hierover in gesprek met vier experten.
Intellectuele ondertonen
Volgens Van Dale is dekolonisatie ‘het zelfstandig worden van een kolonie’. Op die manier wordt het begrip nog het vaakst begrepen: oud-kolonies werpen het juk van de onderdrukker van zich af en worden zo ‘gedekoloniseerd’. De dekolonisatie van Afrika, Azië en Amerika nam tussen 1776 en 1975 twee eeuwen in beslag.
De laatste jaren gaat dekolonisatie over het breken van koloniale banden. Het begrip kreeg ook sociale, intellectuele, filosofische en activistische ondertonen. Net zoals het marxisme en het feminisme is dekolonisering een denkkader geworden. Het gaat over een houding en impliceert een proces.
‘De hele geschiedenis van het Westen is gebaseerd op het gevoel van superioriteit ten opzichte van anderen’, vertelt Bibo-Tansia. Het zijn de onbewuste gevolgen van dat gevoel die nu nog het meest hun sporen nalaten. De denkbeelden die tijdens de kolonisatie gecreëerd zijn over niet-westerse culturen blijven prominent aanwezig in onze samenleving, onderwijs, instituties en ontwikkelingssamenwerking.
Ongelijke machtsdynamiek
‘Het moeilijkste om te dekoloniseren is de geest’, oppert Bibo-Tansia. Omdat onze denkbeelden gebaseerd zijn op een ongelijke machtsdynamiek die we nog voortdurend reproduceren. Ontwikkelingssamenwerking betekende lange tijd dat middelen uit een “ontwikkeld Noorden” naar een “onontwikkelde Zuiden” stromen. De beslissingsmacht lag daardoor altijd bij de partners in het Noorden. Dat is een nieuwe vorm van afhankelijkheid, is de kritiek.
‘Het Westen heeft het probleem gecreëerd, maar positioneert zichzelf tegelijkertijd als de probleemoplosser.’
Dekolonisatie betekent die macht uitdagen en zo veel mogelijk de dynamieken veranderen. Daisy Van de Vorst en Latifah Abdou van WeDecolonizeVUB benadrukken hoe belangrijk dat is.
‘Het Westen heeft het probleem gecreëerd, maar positioneert zichzelf tegelijkertijd als de probleemoplosser. Dat werkt zichzelf in de hand’, zegt Van de Vorst.
‘In de neoliberale wereld waarin we leven creëer je sowieso structuren van machtsongelijkheid. Daar is heel dat systeem dat mensen ziet als afhankelijk van anderen op gebaseerd’, benadrukt Abdou.
Die macht gaat verder dan de mogelijkheid om bepaalde zaken naar je hand te zetten. Naast structurele privileges en bevoorrechte posities gaat het, in ons kapitalistische systeem, voornamelijk over geld.
Geld uit handen geven
In 2020 ging volgens Buitenlandse Zaken 0,47% of 2,168 miljard euro van het bruto nationaal inkomen (BNI) van België naar ontwikkelingssamenwerking. Daarmee behoren we tot de top zeven landen die het meest uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking in de EU. Maar waarvoor wordt dat geld gebruikt?
Een studie toont aan dat het Zuiden 30 dollar verliest voor elke dollar ontwikkelingshulp die het ontvangt.
Volgens Daisy Van de Vorst wordt het geld niet altijd aangewend voor de strijd tegen ongelijkheid. Die boodschap deelt de antropologische ecoloog Jason Hickel ook in het boek Van liefdadig naar rechtvaardig van 11.11.11-directeur Els Hertogen. Daarin spreken 11 experten zich uit over de toekomst van de sector.
Een studie van Hickel toont aan dat het Zuiden 30 dollar verliest voor elke dollar ontwikkelingshulp die het ontvangt. Net zoals macht is geld dus iets dat herverdeeld moet worden, als we ontwikkelingssamenwerking willen dekoloniseren.
‘Soms moet het geld ook gewoon uit handen worden gegeven aan geracialiseerde mensen (mensen die behoren tot een minderheidsgroep, red.), zonder dat daarvoor verantwoording moet worden afgelegd aan grote, witte, instituties die een bepaalde manier van werken vragen’, zegt Van de Vorst.
‘Als je oprecht mee bent in het verhaal van de herverdeling van geld of macht, geef je dat af en ben je klaar. Geld wordt vaak gebruikt als strategie om toch nog een vinger in de pap te hebben’, gaat ze verder. Abdou vult aan: ‘Laat de mensen aan wie je het geld geeft zelf beslissen waar het naartoe gaat.’
In een column voor MO* stelde Tracy Bibo-Tansia al de vraag in welke mate het Zuiden beslissingsrecht heeft over wat met het geld van ontwikkelingssamenwerking gebeurt. Toch benadrukt ze dat het geld van ontwikkelingssamenwerking ook daadwerkelijk mensen helpt. De intenties van de organisaties zijn vaak juist, maar de acties niet altijd.
Bereidheid om jezelf op te heffen
Het grootste pijnpunt van de discussie over dekolonisering is het uiteindelijke doel van het denkproces. Kan een sector die voortkwam uit de erfenis van een koloniaal verleden wel effectief gedekoloniseerd worden?
Bibo-Tansia gelooft dat het uiteindelijke doel van dekolonisatie een nieuwe vorm van ontwikkelingssamenwerking is. Daisy Van de Vorst en Latifah Abdou stellen dan weer dat het enige resultaat van een diepgaande dekolonisering het opdoeken van ontwikkelingssamenwerking is.
‘Is dekolonisatie van ontwikkelingssamenwerking mogelijk, en je bedoelt daarmee de sector overboord gooien, dan is het antwoord ja’, aldus Abdou. ‘Mensen vinden dat heel radicaal of zeggen dat we zo werkloosheid promoten, maar er komt dan zoveel geld, informatie en werkkracht vrij om voor andere doeleinden te gebruiken.’
Van de Vorst vult aan: ‘De sector doet niks voor de mensen voor wie het pretendeert iets te doen. Maar we mogen niet vergeten dat het breder gaat dan ontwikkelingssamenwerking. Het gaat over het hele economische systeem dat die machtsongelijkheid en geldverdeling in stand houdt. Daar hebben individuen in de sector geen schuld aan.’
‘Het gaat over beseffen wat vrijkomt aan ruimte en ideeën, zodat we opnieuw met een frisse blik naar ontwikkelingssamenwerking kunnen kijken.’
Voor Olivia Rutazibwa gaat dekoloniseren om een bereidheid om jezelf op te heffen, al is het alleen als gedachteoefening. Rutazibwa is assistent-professor in mensenrechten en politiek aan de Londen School of Economics.
‘Het idee van opheffen of afschaffing is een heel creatief proces, eerder dan het volledig opschorten van activiteiten. Het gaat over beseffen wat er dan vrijkomt aan ruimte en ideeën, zodat we opnieuw met een frisse blik naar ontwikkelingssamenwerking kunnen kijken.’
Vergiftigd geschenk
Maar een sector opdoeken, zoals Van de Vorst en Abdou voorstellen, die al zo lang bestaat en zo’n invloed uitgeoefend heeft op bepaald landen is niet zonder gevolgen. In sommige landen creëerde ontwikkelingssamenwerking een volledige industrie waar mensen afhankelijk van zijn. Zij zouden dan ook het hardst getroffen worden door een volledige opschorting van activiteiten vanuit het Westen.
Abdou beseft dat ook. ‘Ontwikkelingssamenwerking is een vergiftigd geschenk, maar de mensen zijn er nu wel iets mee. Ik heb het daar niet graag over, omdat het mensen een grond geeft om te zeggen dat we niet mogen dekoloniseren. Maar we moeten gewoon in ons achterhoofd houden dat we daar wel iets gecreëerd hebben.’
‘De sector opheffen betekent niet dat we alles dat we aan het ‘Globale Zuiden’ verschuldigd zijn zomaar laten verdampen’, nuanceert Rutazibwa. ‘Het gaat erom dat wij niet meer beslissen waar het geld naartoe gaat en dat wij ons niet meer alle macht toe-eigenen.’
‘Je moet aan je partners vragen: “Hoe gaan we dit doen?”’, gaat Rutazibwa verder. ‘Als echte vraag, niet als “Ik heb geld in mijn handen en stel je een vraag”. Dat is wat we nu vaak zien.’
Hypocrisie van naamsverandering
Terwijl het debat woedt, probeert de sector toch al stappen te zetten. Velen kijken dan naar de beeldvorming en het taalgebruik. Daarbij vormt het woord ‘ontwikkelingssamenwerking’ zelf een van de meest betwiste termen. “Ontwikkeling” zou uitgaan van het idee dat “het Noorden” ontwikkeld is en “het Zuiden” niet. Daarbij neem het Westen opnieuw een superieur positie in ten opzichte van de rest van de wereld.
Internationale solidariteit en gelijkwaardig partnerschap worden voorgesteld als alternatieven. 11.11.11 veranderde in 2020 van de koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging naar de koepel van Internationale solidariteit, om aan te tonen dat hun agenda “Noord” en “Zuid” overstijgt.
Maar draagt een naamsverandering bij tot dekolonisatie? Volgens Bibo-Tansia moet het woord sowieso veranderen. Ontwikkelingssamenwerking heeft een negatieve connotatie waar we vanaf moeten. Toch is dat niet voldoende. ‘Binnen tien jaar kunnen we weer een nieuw woord hebben’, verduidelijkt ze. ‘Nieuwe woorden gebruiken heeft weinig effect als de acties niet veranderen.’
Van de Vorst en Abdou opperen dan weer dat het niet uitmaakt of we het woord veranderen. ‘Het is ontzettend hypocriet als je de naam verandert maar de systemen niet. Je moet de hand in eigen boezem durven te steken’, zegt Van de Vorst. ‘Een naamsverandering is gewoon windowdressing, afstappen van het eigenlijke probleem’, vult Abdou aan.
‘Je gaat de mechanismen die aan de basis van het probleem liggen niet tegenwerken door de naam te veranderen’, gaat ze verder. ‘Mensen die spreken over gelijkwaardig partnerschap weten maar al te goed dat dat niet mogelijk is door de obstakels die er nu zijn.’
Filosofie van solidariteit
Toch vindt Rutazibwa het belangrijk dat we de conversatie over een naamsverandering aangaan. Voor haar moet er een onderscheid gemaakt worden tussen het gebruik van bepaalde termen om de status quo te versterken, of voor het doorvoeren van radicale verandering.
‘We moeten afstappen van het idee dat er termen bestaan die neutraal door eender wie gebruikt kunnen worden, alsof er geen machtsverhoudingen zijn’, verduidelijkt ze. ‘Mensen uit het Noorden, diegenen met het meeste macht, moeten zelfs niet kiezen tussen ontwikkelingssamenwerking of internationale solidariteit. Zij moeten nadenken over herstel.’
‘Het Noorden moet zelfs niet kiezen tussen ontwikkelingssamenwerking of internationale solidariteit, maar nadenken over herstel.’
Rutazibwa pleitte al eerder voor meer aandacht voor herstel en herstelbetalingen. ‘De uitnodiging om iets herstel te noemen en niet ontwikkelingssamenwerking of internationale solidariteit is ook een uitnodiging om na te denken over welke gevolgen dat heeft voor de praktijk.’
‘Voor mij,’ gaat ze verder, ‘gaat het over nadenken over wat de implicaties zijn van woorden, eerder dan elkaar controleren op het juiste woordgebruik.’
Herstel gaat over fouten uit het verleden rechtzetten op een manier die rechtvaardig is voor diegenen die hebben geleden onder die fouten. Rutazibwa ziet herstel voornamelijk als een filosofie van solidariteit. Je plaatst je acties in een historisch kader, in plaats van te doen alsof je in een relatie stapt met neutrale partners die hebben besloten om lief te zijn voor elkaar.
‘In dat kader moet je bewust zijn van het feit dat het idee dat wij in een positie zitten om anderen te helpen, gegroeid is uit een historische relatie die vandaag nog altijd in stand wordt gehouden’, benadrukt ze. ‘Als je dit dan hulp of ontwikkelingssamenwerking noemt, is dat gewoon obsceen.’
Daarom pleit Olivia Rutazibwa ook voor herstelbetalingen. Dat zijn financiële compensaties voor wandaden die in het verleden zijn gepleegd. Binnen het debat over dekolonisatie zijn herstelbetalingen een gevoelig onderwerp. Dat heeft volgens zowel Rutazibwa als Abdou een hoofdreden: ze leiden tot een machtsverschuiving.
‘Als jij geld in je handen hebt, niet omdat jij toevallig rijk bent maar omdat je dat hebt gepikt, dan heb je automatisch macht. Daarom is het idee van herstel zo krachtig. Als je het ermee eens bent om herstelbetalingen te doen, ben je het er eigenlijk ook mee eens dat jij noch het ritme van de herstelbetaling kan bepalen, noch het volume, noch waar het geld naar toe gaat’, concludeert Rutazibwa.
Superassimilatie
Diversiteit in de sector wordt vaak naar voren geschoven als dekolonisatiestrategie. Diversiteit is dan ook een van de kapstokken van de dekolonisatiegids van 11.11.11. Maar de meningen over het nut van een beter diversiteitsbeleid lopen fors uiteen.
Voor Bibo-Tansia is diversiteit vooral belangrijk om het idee van dekolonisatie effectief op tafel te krijgen. ‘Tegenwoordig wordt er echt wel op zoek gegaan naar diversiteit. Dan zit je daar misschien als enige zwarte vrouw en denken sommigen dat je er alleen zit omdat je zwart bent, terwijl je perfect competent bent. Het zij zo, dan open je deuren voor anderen.’
‘Representatie is belangrijk,’ benadrukt ze, ‘je kan mensen vormen. Kamala Harris (vicepresident van de Verenigde Staten, red.) zal fouten maken, maar andere zwarte vrouwen zullen daarvan leren. Mijn activisme is niet voor mezelf, het is voor iedereen.’
Uit een informele bevraging van CNCD-11.11.11 blijkt dat amper 12,5% van de 106 respondenten uit de Belgische ontwikkelingssector vindt dat er een succesvol diversiteitsbeleid is in de sector. Daarbovenop geeft slechts 31,1% aan dat etnische en culture minderheden vertegenwoordigd zijn in besluitvormingsorganen. 63,2% vindt dat een betere representatie van minderheden gelinkt is aan postkoloniale uitdagingen.
Volgens Rutazibwa kunnen quotasystemen nuttig zijn om dat gebrek aan diversiteit binnen besluitvormingsorganen aan te pakken. Toch is de job daarmee niet gedaan, want meer diversiteit leidt niet automatisch tot dekolonisering.
‘Dekolonisering zal in de toekomst minder in de kijker staan, maar achter de schermen zullen we eraan blijven werken.’
‘Het probleem is dat de meerderheid van de personen die er zichtbaar anders uitzien in de hoge regionen van onze samenleving het resultaat zijn van superassimilatie: ze hebben zich zo goed aangepast dat ze mee mogen doen, eerder dan dat ze met radicaal andere ideeën komen.’
Zonder radicaal andere ideeën is ‘de eindstand zoals het verven van je voorgevel, zonder dat de structuren achter de schermen effectief veranderen’, aldus Van de Vorst.
Van de Vorst en Abdou geloven niet dat diversiteit bijdraagt aan dekolonisatie. ‘De koloniale structuren zijn zoveel sterker en bestaan ook al veel langer’, verduidelijkt Abdou. ‘Wat je creëert is dat “diversity people” ineens verantwoordelijk zijn om heel de sector te veranderen. Als je mensen aanwerft voor diversiteit, kunnen zij meer dan alleen vertegenwoordigen wie ze zijn.’
Hype of kans?
Sinds de moord op George Floyd in 2020 is de discussie over dekolonisering in de ontwikkelingssamenwerking in een stroomversnelling terechtgekomen. Volgens sommigen is het een hype, gevoed door BLM, die uiteindelijk weer zal gaan liggen. Ook Olivia Rutazibwa ziet trends.
‘Het belangrijkste voor mij? Gebruik het momentum dat er nu is. Er is een voordeel om op zo’n kar te springen. Tot op een bepaalde hoogte is er veel windowdressing. Maar anderzijds is er wel bij verschillende organisaties een verlangen om iets te veranderen.’
Ook Van de Vorst, Abdou en Bibo-Tansia zien een soort van “dekoloniseringshype”. Toch kan dat geen kwaad, benadrukken ze, zolang zij er de vruchten van plukken. ‘Ik weet waarvoor ik sta’, zegt Bibo-Tansia. ‘Dekolonisering zal in de toekomst minder in de kijker staan, maar achter de schermen zullen we eraan blijven werken.’
‘Als iedereen het nu over dekolonisatie heeft, zoveel te beter’, beweert Rutazibwa. ‘Dan creëer je kansen en kan je bepaalde dingen uit de brand slepen waar daarvoor geen taal voor was. Denk maar aan de gevolgen van BLM: vroeger konden we niet zeggen dat we van de politie af moeten. Nu is dat tot op zekere hoogte bespreekbaar.’
‘We hebben het niet over hip en woke zijn’, gaat ze verder. ‘We hebben het over hoe we een systeem kunnen creëren dat meer mensenlevens beschermt. De inzet is hoog. Ontwikkelingssamenwerking blijft deel uitmaken van een hiërarchisch systeem waarin sommige mensenlevens als meer worden gezien dan andere, punt.’