Verhofstadt verdedigt schuldkwijtschelding als onderdeel hulp

Analyse

Verhofstadt verdedigt schuldkwijtschelding als onderdeel hulp

Mattias Creffier en John Vandaele

08 februari 2007

“We kunnen moeilijk anders dan de schuld die we kwijtschelden aan ontwikkelingslanden in rekening brengen als officiële uitgaven voor ontwikkelingshulp”, zo verklaarde de Belgische premier Guy Verhofstadt dinsdag in Brussel bij een bezoek aan de Belgische Technische Coöperatie (BTC). De Directie-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking pleit er in een recent rapport nochtans voor deze “weinig ontwikkelingsrelevante uitgavencategorie” te vervangen door reële middelen op de begroting van DGOS.

Volgens Verhofstadt laten de regels van de OESO, de club van rijke industrielanden, toe schuldkwijtschelding in te brengen als onderdeel van de officiële hulpinspanningen. “Bovendien zorgt de kwijtschelding wel degelijk voor een verlichting van de budgettaire last en dus voor extra beleidsruimte in ontwikkelingslanden”, zei de premier. Belangrijker is volgens Verhofstadt dat ook het budget voor Ontwikkelingssamenwerking gestaag toeneemt, “van ongeveer 750 miljoen euro in 2004 tot waarschijnlijk een miljard in 2008”.

Ontluisterend beeld

Een rapport van DGOS laat een wat ontluisterend beeld zien over de verwachte evolutie van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking. In de begrotingsopmaak voor 2007 staat dat de middelen voor ontwikkelingssamenwerking vanaf 2008 met 5 procent zullen groeien. Aan dat ritme kan DGOS in 2010 over 1,1 miljard euro beschikken, terwijl de totale uitgaven naar 2,5 miljard euro moeten als België zijn internationaal engagement wil waarmaken om tegen dan het equivalent van 0,7 procent van het Bruto Binnenlands Product aan ontwikkelingshulp te geven.
Dus zelfs met meer middelen voor DGOS blijft er in 2010 een gat van 1,4 miljard euro dat op andere manieren moet worden gedicht. Voor Han Verleyen, die het Belgisch beleid terzake opvolgt bij de Vlaamse Noord-Zuidbeweging 11.11.11. kan dat maar twee dingen betekenen: “Of de 0,7 procent wordt niet gehaald, of DGOS wordt helemaal uitgekleed”.
Vorig jaar daalde de Belgische hulp van 0,53 procent naar 0,48 procent van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) en in die 0.48 procent zit nog een heel pak schijnhulp. Zo telt de regering sinds drie jaar de opvang van asielzoekers mee als ontwikkelingshulp. Veel misleidender is de massale kwijtschelding van commerciële schulden - de laatste vijf jaar goed voor 15 procent tot zelfs 41 procent van onze hulp. Dat is meteen de verklaring waarom die hulp enorm schommelt: in 2003 haalden we 0,61 procent van het BNI, maar een jaar later zakten we naar 0,41 procent.

Kritiek

Een rapport van DGOS noemt schuldkwijtschelding een “weinig ontwikkelingsrelevante uitgavencategorie” die best vervangen zou worden door “reële ontwikkelingsmiddelen op de begroting van DGOS”. In 2005 bedroeg de kwijtschelding 359 miljoen euro, wat overeenkomt met 23 procent van de totale hulpinspanning.
Het kabinet van de bevoegde minister Armand De Decker ziet in de voorgestelde “groeipad” van 5 procent geen hinderpaal om de 0,7-norm te halen. Voor kabinetswoordvoerder Eric Silance is de 5 procent een “minimum dat moet worden vervolledigd in functie van de evolutie van het Bruto Nationaal Inkomen”. Silance ziet ook groeipotentieel in uitgaven van andere instellingen en departementen, zoals Landsverdediging, het Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers, de gewesten en de gemeenschappen, maar zegt niets over het omstreden aandeel schuldkwijtschelding.
Han Verleyen van 11.11.11. merkt op dat het merendeel van de militaire uitgaven, bijvoorbeeld in het kader van de VN-vredesmacht in Congo (MONUC), door de OESO niet worden toegelaten als officiële ontwikkelingshulp. “Het is beter dat ontwikkelingshulp en militaire steun gescheiden blijven, zodat duidelijk is wie wat doet”, vindt Verleyen.
“De Noord-Zuidbeweging is het natuurlijk eens met de stelling dat er vrede en stabiliteit moet zijnvooraleer je aan echte ontwikkeling kan werken. Alleen vrezen we dat het inzetten van militairen voor de heropbouw of voor sociale ontwikkeling -zoals dat in Afghanistan gebeurt- tot een gevaarlijke vermenging van rollen leidt op een terrein waar elke onduidelijkheid dodelijk kan zijn. Bovendien vrezen we dat minister De Decker met dit initiatief wil komen tot een aanvaarding van vredesoperaties door het leger als legitieme kosten op het budget Ontwikkelingssamenwerking.”
Het debat binnen de OESO over de vraag of vredesoperaties inderdaad aanvaard kunnen worden als ontwikkelingssamenwerking werd in 2004 bevroren en zal in april op een High Level Meeting van de OESO heropend worden. Om de huidige afspraak dat militaire uitgaven niét meegeteld worden in Ontwikkelingshulp te wijzigen, is een consensus nodig. Op dit moment is die consensus er (nog) niet.

Parlement

Het parlement laat kansen liggen om de regering en haar werk op het vlak van armoedebestrijding te controleren en te sturen. Op 14 juni 2005 stemden onze volksvertegenwoordigers een wet die de regering oplegt elk jaar in het parlement ‘een voortgangsrapport in te dienen over de stadia die bereikt werden om de millenniumdoelen te realiseren’. Uniek aan die wet was dat ze ook onze vertegenwoordigers in de Wereldbank en het IMF verplichtte te rapporteren over de manier waarop zij bijdragen tot het halen van de millenniumdoelen.
Het rapport voor 2006 was eind oktober klaar, vier maand na de wettelijk vastgelegde datum van 30 juni. Kort erna werd het bezorgd aan de voorzitters van Kamer en Senaat en sindsdien is er niets meer van gehoord. Zelfs geïnteresseerde parlementsleden wisten begin 2007 nog niet dat het rapport er was. Nochtans biedt het rapport voor de goede verstaander flink wat materiaal voor een stevige vragenronde.