Visie is er al, nu nog daden

Analyse

Visie is er al, nu nog daden

MO* sprak met Armand De Decker, de nieuwe minister van Ontwikkelingssamenwerking. De eerste krachtlijnen van zijn beleid zijn wijs, maar veeleisend.

Armand De Decker was vooral gekend als defensiespecialist. Toch demonstreerde de Franstalige liberaal van bij zijn eerste interviews als nieuwe minister voor Ontwikkelingssamenwerking een grote vertrouwdheid met buitenlandse thema’s. De man voelt kennelijk waar het in het ontwikkelingsbeleid anno 2004 echt om gaat. Zeker, een goede besteding van voldoende hulp blijft cruciaal, maar een modern ontwikkelingsbeleid neemt niet met de ene hand - via buitenlandse handel of zijn opstelling binnen het IMF - wat het met de ontwikkelingshand geeft.
En zie, de eerste prioriteit voor De Decker is coherentie in het internationaal beleid. Zeer terzake dus, maar daarmee legt De Decker de lat voor zichzelf meteen wat hoger. Bijvoorbeeld: zal Armand De Decker, geboren te Ninove, ingaan tegen zijn collega-ministers als het Belgische handelsbeleid botst met de ontwikkelingsbehoeften van het Zuiden?
De Decker : ‘Ik vind het schandalig dat we ons via subsidies blijven verdedigen tegen de invoer van producten uit ontwikkelingslanden. Dat veranderen is de eerste stap van een ontwikkelingsbeleid, ook al kost ons dat banen. Wij kunnen niet onze landbouw en industrie blijven ondersteunen als anderen daardoor honger lijden.’ De Decker maakt zich sterk dat hij de andere ministers daarvan zal kunnen overtuigen omdat de regering ‘in het algemeen een sterker ontwikkelingsbeleid wil.’
Als het erom gaat de Belgische exporteurs te ondersteunen - met verzekeringen of zachte leningen aan ontwikkelingslanden om onze producten te kopen - komt de samenhang in het beleid wel eens onder druk. Concreet: steunen we projecten die commercieel interessant zijn voor België maar dubieus vanuit ontwikkelingsoogpunt? Reginald Moreels (CD&V) en Eddy Boutmans(Groen!), twee van De Deckers voorgangers, namen die taak ernstig, maar Marc Verwilghen leek wat minder waakzaam. ‘En dus heeft iedereen schrik van een liberaal wat dat betreft’, lacht De Decker.
En dan, geruststellend: ‘Maak je geen zorgen, dat is niet typish voor een liberale manier van denken. We vinden dat de ontwikkelingslanden een grote stap moeten kunnen maken. Zonder hulp zal dat niet lukken. Onze samenleving kan niet blijven bestaan als zij het almaar slechter hebben.’ Daarom verklaart De Decker ook dat hij ervoor zal vechten om zo snel mogelijk 0,7 procent van ons BNP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. Al wil hij zich niet op een datum vastpinnen. Hij belooft wel dat hij geen trucs zal gebruiken om de doelstelling sneller te halen. Hij vindt het niet passend om allerlei veiligheidstaken, terreurbestrijding of de opvang van asielzoekers te erkennen als ontwikkelingssamenwerking om zo sneller aan 0,7 procent te geraken. ‘Alleen peacemaking operaties op vraag van de Verenigde Naties kunnen als hulp gelden.’
Tweede krachtlijn van De Decker: meer Europese samenwerking in de hulp. Ook daarvan zegt iedereen met ervaring op het terrein dat dit “raak” is. Vraag is alleen hoe De Decker in godsnaam zal oproeien tegen de onuitroeibare nationale ijdelheid die de lidstaten ertoe drijft op zoveel mogelijk projecten de eigen vlag te planten. ‘We moeten een evenwicht vinden. Ik wil de schoonheid van de Belgische geste niet doen verdwijnen. De mensen weten te weinig wat we doen. Wat betreft hulp per hoofd van de bevolking staan we op de zevende plaats, de VS staan zeventiende. In absolute cijfers staan we elfde. Dus: ja, het is goed leiderschap te hebben in projecten, maar het is nog beter als anderen meedoen. Ik wil ook invloed hebben op de EU-hulp. Dat gaat om veel geld maar ik heb twijfels over de manier waarop de EU-hulp wordt opgevat.’

Terug naar Congo

‘Ik wil de EU er ook van overtuigen dat het cruciaal is Centraal-Afrika uit de miserie te helpen. Anders migreert de bevolking er noordwaarts’, zegt de partijgenoot van EU-commissaris Louis Michel. Wordt hij, bij het horen van de aanzwellende geruchten over corruptie in de Congolese transitieregering, dan niet wat ongerust over de 58 miljoen euro hulp die België vorig jaar richting Kinshasa stuurde?
De Decker: ‘De Belgische hulp is niet zo’n probleem. We controleren veel en betalen per schijf. Het probleem is erger voor grote multilaterale organisaties. Men zegt me dat de Wereldbank bijvoorbeeld waakzamer is in Washington dan op het terrein.’ De minister ontmoette de meeste Congolese leiders al als senaatsvoorzitter. Hij gelooft dat hij ze daarom makkelijker aan hun plichten kan herinneren. ‘Zonder te provoceren want dat helpt niet. We moeten hen helpen geleidelijk met de corruptie te breken. Ik zal hen zeggen dat onze publieke opinie niet zal volgen als daarin geen verbetering komt.’
Armand De Decker wordt begin oktober de eerste minister van Ontwikkelingssamenwerking die België vertegenwoordigt op de jaarvergadering van de Wereldbank. Dat is belangrijk, want de Bank blijft ‘s werelds grootste ontwikkelingsinstelling waar massa’s geld omgaan. Het is ook een doorbraak, want de Wereldbank was in Belgie het exclusieve jachtterrein van het ministerie van Financiën. Staat minister van Financiën Didier Reynders zijn zitje nu af omdat De Decker een partijgenoot is? In elk geval was dit onbespreekbaar toen Eddy Boutmans (Groen!) erom vroeg. De Decker wijt dat aan de moeilijke verhouding Boutmans-Michel, want ‘eigenlijk is het logisch dat ontwikkelingssamenwerking dat mandaat waarneemt.’ Als dat zo logisch is, betekent dat dan ook dat De Decker de Belgische Executive Director in het bestuur van de Bank kan aanwijzen?
De Decker valt wat uit de lucht: ‘Het is de eerste keer dat ik daarover hoor spreken. Dat verdient overleg tussen Didier en mij. We moeten de beste kandidaat vinden. Het is beter dat mensen die vertrouwd zijn met ontwikkelingswerk invloed uitoefenen op het beleid van de Bank, die in het verleden vaak een te hard besparingsbeleid oplegde aan ontwikkelingslanden.’ De Decker maakt zich sterk dat het om een blijvende verandering gaat: voortaan moet het departement Ontwikkelingssamenwerking de bakens uitzetten bij de Wereldbank, ook als de minister niet tot dezelfde partij hoort als de minister van Financiën.
Inzake gebonden hulp blaast de minister warm en koud. Hij is er niet voor ‘dat het een voorwaarde is dat Belgische bedrijven onze hulp uitvoeren, maar als het altijd de goedkoopste moet zijn, winnen de Chinezen altijd. Er moet een evenwicht zijn.’ Wat dat precies betekent, is onduidelijk. De Decker benadrukt dat private ondernemers cruciaal zijn voor de economische ontwikkeling van een land en wil net als Verwilghen het ontluiken van lokale KMO’s ondersteunen.
Anders dan zijn voorganger vindt hij dat dit niet nodig is in een land als China, waar elke week 1 miljard dollar aan buitenlandse investeringen binnenkomt. Met de opname van China in de lijst van landen waar hij samen met de private sector aan ontwikkeling wilde werken, laadde Verwilghen de verdenking op zich dat het er hem eerder om te doen was Belgische KMO’s te helpen bij hun entree in China. De ngo’s ziet De Decker als zeer belangrijke partners. ‘Ik weet wel dat het soms moeilijk samenwerken is, maar ik wil het zeer positief aanvatten, zonder a priori’s.’ Ook daarin wijkt hij wat af van zijn voorganger die vond dat de ngo’s teveel geld besteden aan sensibilisering. De Decker: ‘Dat is de keuze van de ngo’s. Ik ga me daar niet in mengen.’

Waar een minister het verschil maakt

Belgische staatsleningen baarden in het verleden heel wat witte olifanten. Is er iets veranderd?
‘De financiële problemen van de Jamaïcanen kunnen me gestolen worden. Ik werk voor de Belgische regering, dus moet ik me geen zorgen maken over de vraag of de lening die wij toekennen de schuldenproblematiek van Jamaica erger maakt.’ Dat is een van de argumenten die werden gebruikt in de discussie over de toekenning van een Belgische staatslening van 49 miljoen euro aan Jamaïca voor de bouw van een luxueuze transithall voor bussen in de hoofdstad Kingston.
De discussie gebeurt in en om Finexpo, het interministeriële comité dat de regering adviseert over Belgische leningen van staat tot staat. Dat zijn leningen met een zeer lage intrest die de regering toekent aan ontwikkelingslanden om de aankoop van Belgische producten te stimuleren én om bij te dragen tot ontwikkeling in de begunstigde landen. Juist dat laatste wordt voor de lening aan Jamaica in twijfel getrokken. De voorziene transithall is erg duur, om niet te zeggen luxueus, terwijl de Jamaicaanse overheid nu al een schuld torst van meer dan 150 procent van haar BNP. Bovendien zou slechts 60 procent van het project naar Belgische bedrijven (NMBS-dochter Transurb en bouwbedrijf Besix) gaan. Naar verluidt was het Louis Michel, de vorige minister van Buitenlandse Zaken, die de lening aan Jamaica beloofde in ruil voor steun aan zijn campagne om België in de VN-Veiligheidsraad te krijgen.
Wat daar ook van zij, verschillende leden van Finexpo weigerden de aanvraag te steunen. Ondermeer de vertegenwoordigster van toenmalig minister van Buitenlandse Handel Fientje Moerman (VLD) onthield zich en bleek zo kritischer dan de man van ook al toenmalig minister van Ontwikkelingssamenwerking Marc Verwilghen (VLD) die merkwaardig genoeg wél zijn fiat gaf. Bij het ter perse gaan, was trouwens nog altijd niet beslist.