Vlaamse Marokkanen investeren in duurzame ontwikkeling

Analyse

Vlaamse Marokkanen investeren in duurzame ontwikkeling

Van honing produceren en het organiseren van alfabetiseringslessen voor vrouwen tot het opzetten van infrastructuurwerken om de meest afgelegen dorpen uit hun isolement te halen. Heel wat Vlaamse Marokkanen investeren in duurzame ontwikkeling in de regio’s waar hun ouders vandaan komen. Een potentieel dat lang niet ten volle wordt benut. MO* verkende het terrein en sprak met enkele pioniers.

Fatiha, een veertiger uit Antwerpen, is erg begaan met de situatie van straatkinderen in de Marokkaanse stad Tanger, waar ze doorgaans haar jaarlijkse vakantie doorbrengt. Ook de situatie van meisjes die in de prostitutie belanden baart haar zorgen. Ze zou heel graag een project willen opzetten ten voordele van een van deze twee groepen. Ismaël van zijn kant heeft vorig jaar samen met de leden van zijn Antwerpse vereniging Annoer een honderdtal fietsen uitgedeeld aan de armste kinderen in de Marokkaanse steden Nador, Berkane en Oujda. Om schooluitval tegen te gaan.
Zowel voor Fatiha als voor Ismaël kwam de ontmoetingsdag rondom migratie en ontwikkeling, eind februari gehouden door het Instituut voor Marokkaanse en Mediterrane Studies (IMaMs) van de Universiteit Antwerpen in samenwerking met vzw Imane, goed van pas. Ze kunnen alvast leren van organisaties die het pad van de duurzame ontwikkeling geëffend hebben en die al op enige expertise kunnen bogen.
Imane, dat in 2001 begon met kleinschalige ontwikkelingsprojecten in het dorp Beni Daoud in het noordoosten van Marokko, heeft begin dit jaar van de VN Ontwikkelingsorganisatie UNDP 100.000 euro gekregen om een kippenkwekerij in het dorp op te zetten. Een grote stap vooruit voor een organisatie die alleen op de giften van haar leden steunde en zonder enige voorkennis aan ontwikkeling begon.

Dispensarium

‘Ik wist niets over ontwikkelingswerk toen we met Imane begonnen’, vertelt een trotse Mohamed Bouziani, voorzitter van de vereniging. Naar aanleiding van de rellen in Borgerhout die volgden op de moord op islamleraar Mohamed Achrak in 2002 besloot een groep mannen uit Borgerhout een vereniging op te richten.
‘We waren niet blij met de berichtgeving en het beeld dat van ons in de media opgehangen werd. We wilden iets doen en wilden iedereen mee hebben: ouderen, jongeren, mannen en vrouwen. Het idee om ook voor onze streek van herkomst iets te doen was in het begin een manier om mensen van de eerste generatie bij onze activiteiten hier in Antwerpen te betrekken’, zegt Bouziani.
‘Het feit dat de leden van Imane allemaal een band hebben met het dorp Beni Daoud maakte het makkelijk om mensen te mobiliseren en de projecten volgden elkaar op. In de zomer van 2001 hebben we een dispensarium gebouwd voor de dorpsbewoners. De plaatselijke overheid zorgde ervoor dat een dokter om de twee weken naar het consultatiebureau komt. Van onze kant lieten we een meisje uit het dorp een opleiding volgen in de stad Berkane om de dokter bij te staan en om in hetzelfde gebouw alfabetiseringslessen aan vrouwen te geven. De groep bestond toen uit vijftien cursisten en Imane betaalde alle kosten. Nu volgen 80 vrouwen alfabetiseringslessen op drie verschillende locaties in Beni Daoud.’
Het volgende project van Imane was de oprichting van een coöperatie die een tachtigtal gezinnen verenigt. Eerst begon men honing te produceren, later kreeg de coöperatie van de Marokkaanse ngo Secodel een olijvenpers. ‘Maar om inkomsten het hele jaar door te garanderen, hebben we met ondersteuning van de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Mohamed I van Oujda een aanvraag ingediend bij UNDP om een kippenkwekerij op te richten. We organiseren ook jaarlijks het festival van Beni Daoud, waar mensen uit de diaspora samenkomen met de dorpsbewoners’, zegt Mohamed Bouziani.

‘Deze projecten doorbreken het isolement van de dorpen en vestigen de aandacht op gebieden die vaak vergeten worden.’

Het isolement doorbreken

Ali Salhi van vereniging Hidaya in Sint-Niklaas spreekt liever over solidariteit dan over ontwikkeling. Het was ook uit solidariteit met de slachtoffers van de aardbeving in Al Hoceima in 2004 dat Hidaya het platform Lawn opgericht heeft. ‘We focussen op rurale gebieden’, zegt Salhi.
‘Het dorp Tamassint is bijna leeggelopen door emigratie en stadsvlucht. Wij willen het tij doen keren. Vroeger bloeiden er vooral amandelbomen. Wij willen deze boom nieuwe zuurstof geven en we zijn op zoek naar ngo’s die samen met ons de jongeren daar helpen microbedrijfjes op te zetten. Uit de amandelbomen kunnen nieuwe producten gemaakt worden, amandelolie bijvoorbeeld.’
Voor Mohamed Chigueur van de universiteit van Oujda ligt het belang van zulke kleinschalige initiatieven in de dynamiek die ze teweegbrengen. ‘Nog afgezien van het feit dat ze de dorpsbewoners directe inkomsten opleveren, zetten ze de plaatselijke overheid ertoe aan om voor de nodige infrastructuur te zorgen. Ze doorbreken het isolement van de dorpen en vestigen de aandacht van de ngo’s en andere ontwikkelingswerkers op gebieden die vaak vergeten worden.’

Diaspora

Het belang van de bijdrage van migranten in de ontwikkeling van hun land van herkomst is duidelijk aan het groeien, zowel in het Noorden als in het Zuiden. Marokko, waar geldtransfers uit het buitenland voor harde valuta zorgen en tien procent van het bruto nationaal product vertegenwoordigen, wil de diaspora meer in duurzame ontwikkeling laten participeren. Verenigingen kunnen voor subsidies aankloppen bij het ministerie van Marocains Résidents à l’Etranger.
Ook plaatselijke overheden in België springen op die kar. De stad Antwerpen heeft voor dit jaar 25.000 euro uitgetrokken voor verenigingen die aan duurzame ontwikkeling doen in drie Afrikaanse landen: Marokko, Congo en Ghana. ‘Voorwaarde is dat ze voor hun project met een ngo samenwerken’, benadrukt Eva Notteboom, beleidsmedewerkster ontwikkelingssamenwerking van de stad Antwerpen.
Migranten hebben altijd bijgedragen tot het verminderen van de armoede in hun landen van herkomst. Het enthousiasme over hun inzet voor duurzame ontwikkeling doet de vraag rijzen of het niet beter zou zijn om op de problemen in de landen van aankomst te focussen. Voor Ali Salhi sluit het een het ander niet uit. ‘Integendeel’, zegt hij.
‘De inleefreizen zijn heel belangrijk voor ons. We hebben ontdekt dat onze ouders uit een mooie streek afkomstig zijn. Ook de autochtonen die met ons mee zijn gereisd, waren onder de indruk. Je kunt je niet voorstellen wat dit voor onze identiteitsvorming betekent. Onze boodschap ter plekke is niet: ‘Kijk hoe goed wij het hebben in Europa’, maar: ‘Als het hier beter wordt, hoef je niet te emigreren of de stad te ontvluchten zoals wij gedaan hebben.’ Het land van herkomst helpen is uiteindelijk onszelf helpen.’