Anonieme getuige over folteringen door Bahreinse ordediensten
‘Voor je ons alles vertelt, gaan we nog plezier maken’
Ik ontmoette Abdullah Fadlain (fictieve naam) in een dorp in Bahrein. Van 24 april tot en met 3 juli zat hij in Bahreinse gevangenissen, en was hij veelvuldig het slachtoffer van foltering. Zijn getuigenis daarover had hij al online gezet. Hij was bereid om zijn haarscherpe en schokkende relaas opnieuw te doen, live deze keer. Achteraf vertelde mensenrechtenactiviste Zainab Al Khawaja, die voor me tolkte, dat ze niet alles had vertaald. Sommige stukken vond ze te vernederend om woordelijk te herhalen in zijn bijzijn.
Abdullah Fadlain was al eerder met de staat in aanvaring gekomen, nadat hij vanaf 2005 politiek actief werd, onder meer via Haq, een oppositiecoalitie die datzelfde jaar werd opgericht. Een jaar later werd hij gearresteerd omdat hij volgens de autoriteiten lid was van een radicale rebellenbeweging. Later kreeg hij er een extra beschuldiging bovenop: het plegen van geweld- en terreurdaden. Volgens de gerechtelijke aanklager was hij betrapt met een molotovcocktail in de hand op 22 april. Daarbij zag de aanklager een “detail” over het hoofd: Fadlain zat op die datum al in de gevangenis. Na zijn vrijlating werd Fadlain nog meer betrokken bij het politieke activisme. Gevolg: in 2007 werd hij voor een tweede keer gearresteerd. Deze keer werd hij beschuldigd van betrokkenheid bij een politieke aanslag. Daarbij zou een jeep uitgebrand zijn en zou hij een wapen uit het bewuste voertuig gestolen hebben. Anderhalf jaar gevangenisstraf later gaf de koning een algemeen pardon aan politieke gevangenen en werd hij samen met tientallen anderen vrijgelaten.
‘Ik ben een Bahreinse activist. Na 14 februari (de dag waarop de Bahreinse revolutie begon, td) kwamen er beelden op televisie waarbij ik demonstreerde op het Parelplein, beelden ook waarbij ik een foto van de koning verbrandde. Maar er gebeurde niets.
Een paar dagen nadat het Saoedische leger het Parelplein met de grond gelijk maakte, kreeg ik de vraag van mijn neef –zeer politiek actief en een ‘high profile’– om hem te helpen verbergen. Ik weigerde niet en we trokken een maand lang van schuilplaats tot schuilplaats.’
‘Toen vielen de veiligheidsdiensten –leger en geheime diensten– het huis van mijn familie aan. Mijn broer werd afgeranseld, de inboedel van het huis vernield en ook mijn grootmoeder werd geslagen. Daarna volgden het huis van mijn nonkel en het kantoor waar hij werkt. Zelfs de kamer van de Filipijnen die erboven wonen, werd kort en klein geslagen. Daar vonden ze mijn schoonzus van zestien. Ze namen haar apart in een kamer, terwijl de rest van de familie in een andere kamer werd opgesloten. Ze werd geslagen en seksueel geïntimideerd. Ze zouden haar verkrachten, als ze mij niet vonden, vertelden ze. Toen zei mijn schoonmoeder waar ik zat.’
‘Ze vielen onze schuilplaats binnen, mijn neef was er niet. In het huis al dienden ze me elekrische schokken toe, omdat ik niet zei waar hij was. Ze handboeiden me en namen me mee in militaire voertuigen. Ik begreep helemaal niet waarom ze zich ook zo op mij concentreerden. Tijdens de rit smeerden ze gel en zout op mijn lichaam, tegen de bloeduitstortingen. Ze sloegen me daarna hard op mijn nek en op mijn gewrichten.’
‘We stopten op een open, afgelegen plek. Ik werd uit de auto geleid, er stonden minstens twintig auto’s. Er waren commandotroepen, helemaal zwart gekleed, met automatische machinegeweren. “We hebben orders gekregen om je te doden”, zei een officier. “Als je niet de informatie geeft die we willen, zullen we je heel langzaam doden. Maar voor je ons alles vertelt, willen we eerst nog wat plezier maken.” Ze begonnen op me in te beuken, begonnen opnieuw naar mijn neef te vragen. “We gaan je vierendelen”, informeerden ze me. Dan bonden ze mijn armen en benen met touwen aan twee jeeps die langzaam van elkaar wegreden. “Als je niets zegt, brengen we Zainab (zijn zus, td) naar hier, ontkleden haar en verkrachten haar hier ter plaatse, voor jouw ogen”, zeiden ze erbij. Ze stopten op tijd maar mijn arm was uit de kom. Ik werd naar het militair hospitaal gebracht, kreeg een nekverband en mijn wonden werden verzorgd.’
Militaire gevangenis
‘Ondanks mijn wonden werd ik naar een militair detentiecentrum gebracht waar ik drie dagen wakker werd gehouden. Ik kreeg een cel die even groot was als de matras, zonder raam, licht, airco. Hier verbleef ik veertien dagen.’
‘Ik werd voortdurend ondervraagd: over politieke leiders, hun schuilplaatsen. Ze folterden me. Ze bleven doorvragen maar ik wist niets.’
‘Op een ochtend kwamen zes mannen me halen. “Jij bent niet meer in onze handen maar in de Saoedische. Je hebt de doodstraf gekregen in Saoedi-Arabië”, kreeg ik te horen. Ze gaven me een koran om me voor te bereiden op mijn dood. Ik werd opnieuw geblinddoekt en ze brachten me naar een plek. Mensen praatten tegen me met een onmiskenbaar Saoedisch accent. Ze speelden een rollenspelletje hoe ze me zouden doden: “met een mes of een geweer”, “we zullen zijn hoofd afsnijden”. Nadat ze een geweer in mijn mond stopten –ik dacht echt dat ze me gingen doden– brachten ze me terug naar de gevangenis.’
Hel
‘Het was de hel. Er werd de hele dag op me gespuugd, er werd in mijn drinkwater gespuugd. Ik kreeg een blikje cola gevuld met urine.’
‘Ik werd gedwongen om op één been te staan en intussen in het Hindi en het Italiaans het nationale volkslied te zingen. Ze gaven mij en mijn medegevangenen een foto van de eerste minister die ik minstens een uur per dag moest zoenen, terwijl de bewakers toekeken. Ik moest een foto van een familielid seksueel benaderen. Toen ik weigerde, begonnen ze mij seksueel lastig te vallen.’
‘Op een andere dag kwam een officier me halen. Hij vertelde dat ze me zouden verbranden met heet water, net zoals ik de foto van de koning had verbrand. Ik hoorde het water borrelen. Ze duwden me in het water, dat niet zo heet was als ik verwacht had. Maar het was genoeg om mijn huid te verbranden, toen ik spiercontracties kreeg, namen ze me eruit.’
‘Het was duidelijk dat de bewakers zich richtten op onze sjiitische geloofsovertuiging. Dat kwam voortdurend terug in de manier waarop ze tegen ons spraken en riepen. Wij waren de vuile sjiieten. De badkamers was gevuld met foto’s van sjiitische sheiks. We moesten op hen stappen.’
Verplaatst
‘Twee weken later werd ik naar een politiepost overgebracht. Intussen werden we in de auto verrot geslagen. Het was nog erger dan de militaire gevangenis. Daar waren ze tenminste nog gevoelig geweest voor de geweldtechnieken; hoe men sloeg bijvoorbeeld. “Dit was nog maar het begin”, zeiden ze.’
‘Er waren vijf cellen, geschikt voor zes personen, en er waren ongeveer zestig gevangenen, denk ik. Reken maar uit. Mijn celgenoten waarschuwden me, zeiden me dat ik moest oppassen voor de gevangenisbewaker die de ochtend doet. “Hij zit vol haat. Hij kent geen genade”.’
‘Elke dag begon met een ondervraging en een morgensessie foltering door die bewaker. De bewaker nam alle nieuwe gevangenen, zette ons in een lijn en begon aan zijn rondje. Hij sloeg en bleef slaan met een kabel tot we neervielen. Zo ging het elke ochtend. Daarna moesten we schoonmaken.’
‘Hij dwong ons om op de grond te kruipen, zonder onze handen en voeten te gebruiken. Hij zette een glas water op onze rug, morsten we, dan gebruikte hij de kabel. Soms nam hij ons naar buiten in de zon, waar we op de grond moesten kruipen. We moesten de sjiitische leiders honden noemen. Als we een douche genomen hadden, kwam hij toiletwater op ons kappen.’
‘Wij zijn jonge mannen, maar er was ook een oudere man van 64 jaar bij. Er waren leraren, atleten, bedrijfsmanagers, ingenieurs van ALBA (dit aluminiumverwerkend staatsbedrijf ontsloeg volgens de Bahreinse vakbondfederatie 410 werknemers op basis van sjiitisch activisme).’
‘Dit was de ochtend. Daarna nam de oproerpolitie over. Ze hadden een kamer: de donkere kamer. Ze zetten ons dan elk in een hoek van de donkere kamer. Met kabels en draden begonnen ze te slaan tot je dacht dat je zou doodvallen. Soms sloegen ze niet, maar dan hoorde je hoe de adem van de anderen stiller en stiller werd terwijl ze bleven staan.’
‘Op een bepaald moment werden we overgebracht naar een ander politiekantoor. Boven ons waren vrouwelijke gevangenen. We hoorden voortdurend vrouwen gillen. Dit brak ons als mannen.’
‘Soms voerde de oproerpolitie ook raids uit in de cellen, alsof het oorlog was. Op een dag kwamen ze binnen en riepen: “Wie is Esma’s echtgenoot?”. Een van ons stapte naar voor en hij werd meteen meegenomen en gefolterd. We hoorden hem schreeuwen, samen met een vrouw.’
‘Niet alleen fysiek maar ook geestelijk zijn we door een hel gegaan. Een van de gevangenen zag ik volledig veranderen. Hij verloor zijn geheugen. Hij had een kogel in zijn nek gekregen. Op een dag werd hij zo hard geslagen dat hij zijn tanden verloor. Ik zag hoe hij flauwviel, daarna gaf hij een zwarte smurrie over. Toen namen ze hem mee. Hij leeft nog en is ook uit de gevangenis. Ik heb hem onlangs gezien, vanop een afstand. Ik heb geen idee hoe zijn mentale toestand nu is.’
‘Toen we in mei werden overgebracht naar een andere gevangenis in Halat Naim, stopte de foltering. Enkel de eerste nacht werd ik geslagen. Maar wat we zagen toen we aankwamen was hallucinant. Er was ook een andere groep gevangenen aangekomen: gewonden uit het Salmanya-hospitaal. Ze kregen geen medische zorgen toegediend. Er waren mensen met kogelwonden in hun benen, hoofd, borstkas, vier van hen die hun ogen waren verloren. Sommigen hadden zoveel breuken opgelopen dat ze niet konden lopen. We moesten hen op zakken naar de cellen dragen. ‘
‘Pas in juni, toen de noodwet werd opgeheven, kregen die mensen een grondige medische behandeling. Daarvoor hadden we het moeten doen met koud en warm water en met wandelstokken en krukken. Gelukkig waren er ook dokters van Salmanya onder de gevangenen. Wanneer zij er niet bij hadden gezeten, dan zouden sommigen van hen gestorven zijn.’
Abdullah Fadlain werd op 3 juli vrijgelaten. Hij wordt onder meer beschuldigd van: het beledigen van de koning, het verspreiden van haat, onwettelijke samenscholing… Zijn rechtzaak moest normaal voorkomen op 22 november, maar werd zoals vele rechtzaken opgeschort naar januari. Gevraagd naar dat wat hem mentaal rechthoudt, antwoordde hij: ‘De kracht van de overwinning. Op een dag zal het regime buigen, dat gevoel deel ik met veel andere Bahreini’s.’ De dertiger herstelde goed van zijn verwondingen nadat hij werd vrijgelaten. Hij heeft wel blijvende last van knagende gewrichts- en zenuwpijn.