Waarom België nog veel meer kan doen om racisme in eigen land te bestrijden

Analyse

Experts vragen dekolonisatie, praktijktests en aanpak van etnische profilering

Waarom België nog veel meer kan doen om racisme in eigen land te bestrijden

Waarom spreken politieke partijen zich niet méér uit tegen structureel racisme? Waar blijft het nationale actieplan tegen racisme, dat onze buurlanden wél hebben? En wat moet er nu eerst en vooral aangepakt worden om racisme in België te bestrijden? MO* trok het veld van professionele racismebestrijders in ons land in, en kwam terug met vier vaststellingen.

De dood van George Floyd, de racistische moord teveel in de Verenigde Staten, zette ook in ons land het racismeprobleem terug op de agenda. Wat leert een rondgang langs de vele, diverse racismebestrijders in ons land?

Vaststelling 1: het wettelijke kader ter bestrijding van racisme is net een deel van het probleem.

Op papier is België een antiracistische staat. Ons land heeft een antidiscriminatiewetgeving en een antiracismewet. Voor het bestrijden van racisme en discriminatie is het interfederale gelijkekansencentrum Unia specifiek bevoegd.

Voor wanpraktijken bij de politie doet in België het Comité P dienst als waakhond, bijvoorbeeld bij etnische profilering en politiegeweld. Racisme is ook een verzwarende omstandigheid bij misdrijven. En praktijktesten om discriminatie vast te stellen zijn in sommige gevallen, in sommige gemeentes toegestaan, net als mystery shopping (wanneer een sociaal inspecteur zich voordoet als klant of sollicitant).

‘Het huidige beleid blijft hangen in zelfregulering en is daarom tandeloos.’

Wat is dan het probleem? De huidige bestrijding van racisme gaat uit van het incidentele en het individuele, benadrukken alle professionele organisaties die we contacteren. Daar knelt het schoentje, aangezien zowat alle beschikbare studies aantonen dat racisme op structureel niveau ingebakken zit in onze samenleving.

Het verschil wordt duidelijk wanneer je volgende krantenkoppen vergelijkt:

‘Racistisch incident in Leuven: vrouw scheldt Belgen van buitenlandse origine de huid vol’

’Uit praktijktests in Mechelen blijkt dat 31 procent van mensen met Marokkaanse familienamen gediscrimineerd wordt op de huurmarkt’.

Beide koppen omvatten racisme als maatschappelijk fenomeen. De eerste kop gaat over een racistisch incident, terwijl de tweede een racistische structuur blootlegt. In de wet wordt steeds uitgegaan van het eerste scenario, terwijl het tweede scenario onder de mat wordt geveegd. Het racismeprobleem is slordig en onvolledig geanalyseerd. Het bestaande wettelijke kader voldoet dus fundamenteel niet als oplossing.

Nele Spaas, beleidsmedewerkster van het Minderhedenforum, benadrukt dat een nieuw wetgevend kader over racisme, één dat wel uitgaat van het structurele, een noodzaak is. ‘Het huidige beleid blijft hangen in zelfregulering en is daarom tandeloos.’

‘Stel, je bent slachtoffer van racisme. Je wilt klacht neerleggen. Welke nummer ga je in godsnaam bellen?’

Het probleem is dus verkeerd benoemd. Bovendien is de hele wetgeving opgehangen aan klachten en meldingen van slachtoffers. Slachtoffers moeten zelf bewijs aandragen. ‘Maar bewijs als individu maar eens dat je niet op sollicitatiegesprek mag komen omwille van je kleur of familienaam’, zegt Spaas. ‘Dat is bijna onmogelijk. De meeste vormen van discriminatie gebeuren bovendien niet onder de ogen van de slachtoffers.’

Daarnaast schort er in de bestaande wetgeving volgens Spaas ook iets aan de sancties. Die zijn veel te laag. ‘Terwijl sancties net hét middel bij uitstek zijn om een signaal te geven aan de samenleving’, klinkt het.

De instellingen zijn bovendien niet toegankelijk genoeg, vindt Anis Agris, medeoprichter van de net opgerichte organisatie Belgian Youth Against Racism. ‘Stel, je bent slachtoffer van racisme. Je wilt klacht neerleggen. Welke nummer ga je in godsnaam bellen? De instelling bestaat, maar is allesbehalve toegankelijk.’

De conclusie: in dit land moet je het al erg bruin bakken eer je veroordeeld wordt voor racisme. De werkelijke veroordelingen zijn slechts het topje van de ijsberg.

Dat toont zich in de cijfers. Ondanks een jaarlijkse toename van het aantal klachten bij Unia wordt het overgrote deel van die klachten nog steeds geseponeerd. Op bijna duizend klachten die in 2019 bij Unia binnenrolden, volgden slechts enkele tientallen veroordelingen.

Marie Aschehoug-Clauteaux (CC BY-NC-ND 2.0) Marie Aschehoug-Clauteaux (CC BY-NC-ND 2.0)

Vaststelling twee: we maken als maatschappij (een beetje) vorderingen.

‘Vroeger was het als antiracist voldoende om tegen Vlaams Belang te zijn. Vandaag worden thema’s besproken in het parlement.’

Mei 2006. Twee weken na de moordende raid van Hans Van Themsche in de Antwerpse binnenstad verzamelen 20.000 mensen. Ze protesteren tegen zinloos geweld en racisme.

Omar Ba, diversiteitsconsultant en festivalcurator, haalt positieve herinneringen op aan die Antwerpse witte mars van 2006. ‘De afgelopen dertig jaar is er ontegensprekelijk vooruitgang geboekt’, vindt hij. ‘In 2006 spraken we óver diversiteit, nu wordt die diverse bevolking tenminste deels uitgenodigd aan de debattafels.’

‘Vroeger was het als antiracist voldoende om tegen Vlaams Belang te zijn’ vervolgt Ba, ‘vanuit de doctrine dat enkel extreemrechts de vijand is. Dankzij de mobilisatie en zichtbaarheid van minderhedengroepen worden er vandaag noodzakelijke thema’s aangesneden in het parlement: dekolonisatie, excuses aan de Congolese bevolking. Ook bij niet-overheidsinstellingen zie je dat er een accent komt te liggen op thema’s zoals antiracisme en dekolonisatie.’

Het verheugt Ba dat mensen met een migratieachtergrond de weg hebben gevonden naar belangrijke functies in het parlement en in politieke partijen. ‘Je merkt dat het narratief over diversiteit aan het veranderen is. Dat is allemaal deel van de vooruitgang’, klinkt het positief.

Tekens aan de wand van een welkome vernieuwing, volgens Ba, maar verre van voldoende. ‘Met de Black Lives Matter-betogingen van deze maand kwamen er weer een heleboel mensen op straat, en dat doen ze omwille van exact dezelfde reden als in 2006. Dat zegt genoeg.’

Omar Ba vertelt hoe bepaalde politieke partijen wel een aantal thema’s durven aanpakken, zoals de standbeeldendiscussie en de dekolonisatie, maar dat geen enkele politieke partij zich au fond durft uit te spreken over de structurele kern van het racismeprobleem.

‘Racisme als thema is nog steeds een taboe. De geesten rijpen, maar ze rijpen traag. Dat is eigen aan een democratie, zeker in zo’n complex land als België’, vindt Ba. ‘Ondertussen zullen wij alle middelen die we hebben inzetten als instrument om tot verandering te komen: de wet, sensibilisering van de massa, de bijdrages van onze gemeenschappen aan het collectieve narratief.’

Hoe lang het op die manier zal duren tot onze gemeenschap zich de antiracistische reflex eigen maakt? ‘Waarschijnlijk is het niet voor morgen. Hoe lang zijn de vakbonden al aan het betogen?’, lacht Ba.

Vaststelling 3: vooruitgang is er niet dankzij, maar ondanks onze politici.

In 2001 werd in het Zuid-Afrikaanse Durban een internationale conferentie tegen racisme, xenofobie en gerelateerde intolerantie gehouden. Durban werd een relatief succes, in tegenstelling tot de twee eerdere antiracismeconferenties, die in 1978 en 1983 waren geflopt. Andere tijden, minder rijpe geesten? Met Zuid-Afrika hadden we toen nog een land in de rangen met racisme als staatsideologie.

‘De constructieve houding kenmerkt ons land wel vaker op het internationale toneel.’ Maar in België laat een actieplan na bijna twintig jaar nog steeds op zich wachten.

‘Het was een bewogen conferentie in Durban’, herinnert Birgit Van Hout zich, Europese Vertegenwoordiger van het VN-Agentschap voor de Mensenrechten (OHCHR). Halverwege de Durban-conferentie verlieten Israël en de Verenigde Staten de zaal, uit protest tegen een resolutie die zionisme linkte aan racisme. Landen als Nigeria en Zimbabwe eisten dan weer herstelbetalingen voor het leed van het kolonialisme. Daar hadden de Europeanen absoluut geen oren naar.

Ondanks de commotie heeft Van Hout positieve herinneringen aan het Belgische optreden in Durban. ‘België heeft zich onder leiding van onder meer Louis Michel (MR, red.) destijds constructief opgesteld’, zegt Van Hout. ‘Onder leiding van de Belgische delegatie heeft de Conferentie een sterk en ambitieus actieplan kunnen aannemen. Het moet gezegd: die constructieve houding kenmerkt ons land wel vaker op het internationale toneel.’

De Conferentie van Durban vond plaats in 2001. Louis Michel ondertekende namens ons land de finale tekst. Uit zijn speech van toen: ‘De resultaten van de Conferentie moeten fundamenteel gericht zijn op een actieplan, opdat we de specifieke maatregelen die discriminatie moeten bevechten beter kunnen implementeren.’ Met andere woorden: Michel verbond zich aan de uitvoering van een nationaal actieplan tegen racisme.

In verschillende Europese landen bestaat intussen zo’n actieplan, waaronder in Frankrijk, Ierland, Duitsland en Nederland. In België laat het plan na bijna twintig jaar nog steeds op zich wachten. Tussentijdse aanbevelingsrapporten van internationale expertencommissies die de situatie binnen de eigen landsgrenzen onderzoeken, werden zonder veel omhaal aan de kant geschoven.

Na twintig jaar stilstand tekent zich aan de oppervlakte een schuchtere rimpeling af. Het Overlegcomité van ons land keurde dit jaar de oprichting van een interministeriële conferentie goed. De aanleiding: de aangestoken brand in het asielcentrum van Bilzen, begin dit jaar. De conferentie komt er ter ondersteuning van het langverwachte interfederale plan ter bestrijding van het racisme. ‘Het meest hoopgevende nieuws in een lange periode’, vindt Nele Spaas van het Minderhedenforum.

‘Alle goede intenties op de internationale bühne ten spijt wordt het hoog tijd dat België voor eigen deur begint te vegen’, concludeert Van Hout van het VN-Agentschap voor de Mensenrechten.

Wat onze regering voorlopig nog steeds niet is gelukt, neemt het middenveld dan maar voor eigen rekening. Uit pure armoede richtten 59 socioculturele organisaties een coalitie op die moet lobbyen voor de ontwikkeling van zo’n nationaal actieplan. Infosessies in de Kamer volgden, met een hele rits concrete aanbevelingen. Zowat elke politieke partij werd in de nasleep daarvan geconsulteerd.

Met het uitzetten van de krijtlijnen doet de middenveldcoalitie feitelijk het huiswerk van de regering. Wat daaruit alvast geleerd kan worden? Een nationaal actieplan is waardeloos zonder de actieve betrokkenheid van de verschillende minderhedengroepen. Voldoende instrumenten voor uitvoering, monitoring en evaluatie zijn cruciaal.

Marie Aschehoug-Clauteaux (CC BY-NC-ND 2.0) Marie Aschehoug-Clauteaux (CC BY-NC-ND 2.0)

Vaststelling vier: racismebestrijders zijn verspreid, hun prioriteiten zijn dat minder.

Het is niet eenvoudig om vandaag een dwarsdoorsnede te maken van het speelveld “professionele racismebestrijders”. Het veld is breed: van de jonge honden van het pas opgerichte Belgian Youth Against Racism, met hun pragmatische visie, tot de ervaren rotten van het Minderhedenforum en het Platform Stop Etnisch Profileren (PSEP), gepokt en gemazeld in de wereld van blitse campagnes en gortdroge wetgeving.

Er zijn de grassrootsactievoerders van #BlackLivesMatter, die de afgelopen maand met tienduizenden op straat kwamen. Er is de politieke kaste, die met mensen als Hilde Sabbe en Primrose Ntumba (beiden van one.brussels) het parlement als hun werkterrein beschouwen. Er zijn mensen zoals diversiteitsconsulent Omar Ba en Espérance Kanda, een juriste die het thema politiegeweld op de agenda probeert te krijgen na de verdoezelde moord op haar oom in een Brusselse politiecel.

Of er eenduidige eisen zijn? Een rondvraag leert dat wie racisme in België wil bestrijden, graag de eigen accenten legt op wat er nu prioritair moet worden aangepakt. Een beweging als pakweg #BlackLivesMatter is horizontaal georganiseerd en kent evenveel accenten als er koppen zijn.

Toch tekenen zich een paar opvallende parallellen af. 0ndanks de eigen accenten blijft de grondstroom duidelijk afgetekend: dekolonisatie van de publieke ruimte en het onderwijs, praktijktests, quota, een slagkrachtig gelijkekansencentrum Unia, het aanpakken van etnische profilering.

De standbeelden van de kolonisten moeten in ieder geval zo snel mogelijk verdwijnen, vinden velen. ‘Wat ons betreft is dat de eerste stap, net omdat het zo snel en goedkoop kan gebeuren’, vindt Anis Agris van Belgian Youth Against Racism. ‘Nadien kunnen we het debat openen over wat we met de standbeelden gaan doen. Wat mij betreft verdwijnen ze in een museum. Maar laat het debat daarover vooral losbarsten.’

‘Etnisch profileren is traumatiserend voor de betrokkene, en de politie verliest er kostbare tijd mee.’

Het Platform Stop Etnisch Profileren legt — dat is duidelijk — graag de nadruk op de praktijk van ethnic profiling. Bij die praktijk baseren politieagenten hun acties op etnische of religieuze kenmerken, in plaats van op objectief, concreet bewijsmateriaal. ‘Het is een zwaar onderbelicht probleem, met grote gevolgen’, schetst campagnecoördinator Eveline Vandevelde het ontstaan van de nieuwste campagne ‘Niet Normaal?!’ Onder meer Amnesty International onderschreef die campagne.

Vandevelde ziet etnisch profileren het liefst met wortel en tak uitgeroeid. ‘Het is traumatiserend voor de betrokkene. De politie verliest kostbare tijd. Ongegronde controles tasten het wederzijds vertrouwen aan. Etnisch profileren is contraproductief in zoveel richtingen’, weet Vandevelde. ‘Toen het Spaanse stadje Fuenlabrada de praktijk afschafte, viel het aantal politiecontroles terug tot de helft. Terwijl de pakkans voor echte criminelen verdrievoudigde.’

Voor politica Hilde Sabbe en parlementair medewerkster Primrose Ntumba is dekolonisatie een belangrijk thema. Daarnaast moeten er praktijktesten voor racisme komen, gekoppeld aan rechtlijnige sanctioneringen. ‘Praktijktests zijn al een jaar toegelaten in Brussel, maar ze worden niet uitgevoerd.’ Bovendien moeten er quota komen voor minderheidsgroepen. Cursussen geschiedenis moeten stroken met de realiteit van de kolonisering.

Voor de politiewerking ligt er al een plan op tafel. Sabbe en Ntumba willen vanaf september hoorzittingen en consultatierondes opstarten om het korps te moderniseren. ‘Jammer genoeg ondervinden we veel frictie met de politievakbonden. Die vinden dat wij hun autoriteit in vraag stellen.

Op de nagel van het politiegeweld hamert ook Espérance Kanda. Haar oom werd in 2015 dood teruggevonden in een Brusselse politiecel. ‘Zelfmoord’, zo klonk de officiële, door de politie vastgestelde doodsoorzaak. Nadien bleek dat er cruciale bewijsstukken uit zijn dossier waren verdwenen.

‘Politiemensen in opleiding moeten hoogdringend les krijgen over interculturele communicatie, psychologie, over machtsstructuren.’

Voor Kanda volgde een ware calvarietocht om de waarheid te achterhalen – voorlopig vruchteloos. Ze ervoer zelf de gebrekkige werking van het Comité P. ‘Het is efficiënter om je zaak op Europees niveau te bepleiten, want het nationale niveau loopt vast’, vertelt Kanda.

Als concrete maatregel stelt Kanda voor dat de politieopleiding wordt uitgebreid. ‘Vandaag kan je na een studie van tien maanden politieagent in functie zijn. Tien maanden, voor zo’n maatschappelijk belangrijke functie? Er moeten hoogdringend vakken komen over interculturele communicatie, psychologie, over machtsstructuren.’

Etnische registratie

Een opmerkelijk punt van overeenkomst tussen de verschillende organisaties blijkt ook een voorkeur voor etnische registratie te zijn. Dat lijkt omstreden. Tot welke onzaligheden zouden dergelijke lijsten kunnen inspireren bij een mogelijke regimewissel richting extreemrechts?

Voor Eveline Vandevelde van Platform Stop Etnisch Profileren dient zo’n registratie vooral een heel concreet, pragmatisch doel. ‘Dat we als maatschappij een probleem hebben, is duidelijk. Maar om te weten hoe structureel het probleem is, hebben we eerst en vooral betrouwbare cijfers nodig.’

En dat is best een schrijnende vaststelling: dat we twintig jaar na de hoopvolle woorden in Durban als maatschappij nog steeds de werkelijke impact van het probleem in kaart moeten brengen.