Waarom België €500.000 ophoest voor het proces tegen deze dictator
Jenne Jan Holtland
17 juli 2015
Maandag 20 juli begint het proces tegen voormalig Tsjadisch dictator Hissène Habré. Plaats van handeling is niet Den Haag, maar Dakar, Senegal – een unicum. België draagt 500.000 euro bij voor het proces, maar wie is Habré en waarom staat hij terecht?
Ondertussen is hij 72 jaar, de voormalige Tsjadische dictator Hissène Habré. Hij staat voor het gerecht op verdenking van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en marteling. Hem hangt een jarenlange gevangenisstraf boven het hoofd. In de Senegalese hoofdstad Dakar is een speciale rechtskamer opgezet die zich over zijn zaak buigt. Het is een unicum: een oud-president die niet voor het Internationaal Strafhof in Den Haag berecht wordt, maar in een ander (Afrikaans) land.
Bekijk hier de tijdlijn van het verhaal!
Tiran
Habré’s politieke politie bekwaamde zich in de meest gruwelijke martelmethoden.
Habré’s carrière leest als die van een archetypische Koude Oorlog-tiran. Hij kwam aan de macht met behulp van Reagan, die in hem een bondgenoot zag in de strijd tegen buurland Libië, van waaruit kolonel Khadaffi terroristen steunde.
In de acht jaar daarop, van 1982 tot 1990 bracht zijn regime volgens Tsjadische cijfers zo’n 40.000 politieke tegenstanders om, en martelde het 200.000 mensen.
Na zijn afzetting vond hij een onderkomen in Dakar, waar de Senegalese regering hem jarenlang de hand boven het hoofd hield.
Habré’s politieke politie, de DDS, bekwaamde zich in de meest gruwelijke martelmethoden, en deed qua controletechnieken niet onder voor de Stasi. Om een greep uit het draaiboek te doen: langzame verstikking door een uitlaatpijp, waterboarding en het achter de rug aan elkaar vastbinden en aandraaien van de ledematen.
Belangrijke bondgenoten
In mei 2001 bezocht een onderzoeksteam onder leiding van Reed Brody van Human Rights Watch een verlaten DDS-kantoor in een buitenwijk van de Tsjadische hoofdstad N’Djamena. De vloer lag er bezaaid met tienduizenden documenten. Dodenlijsten, verhoorverslagen, spionagemateriaal – illustraties van een vergevorderd stadium van geïnstitutionaliseerde paranoia.
Dat Habré acht jaar lang kon blijven zitten, had alles te maken met het feit dat hij de orde herstelde. Het maakte hem tot een aantrekkelijke bondgenoot voor Washington en Parijs.
De wonden uit het tijdperk-Habré zijn nog vers, bleek enkele weken geleden in de rechtbank van N’Djamena, waar eenentwintig voormalige DDS-agenten berecht werden. Op een groot scherm toonden de aanklagers beelden van massagraven en uitgehongerde gevangenen. Het klaaglijke gehuil van de weduwen op de publieke tribune vulde de zaal.
‘Een monster’
‘Voor mij staat zijn naam gelijk aan terreur’
Alles wijst erop dat het proces-Habré het belangrijkste proces wordt in de geschiedenis van het nog jonge, onafhankelijke land (1960). De bedoeling is dat Tsjadiërs de rechtsgang via radio en televisie zullen volgen. Onder hen zal ook Didier Lalaye zijn, slam poet en onderzoeker.
Lalaye, die optreedt onder de artiestennaam ‘Croquemort’ (opwekker van de doden) was onlangs in Nederland op uitnodiging van de Universiteit Leiden.
Beluister hier ‘Dans mon quartier’ van Croquemort!
Hij was zes jaar oud toen Habré werd afgezet, en het land ontvluchtte. Een ‘monster’ noemt Lalaye hem, een ‘megalomane psychopaat’.
Bekend zijn de verhalen van partijcongressen waarop Habré zich liet fêteren met slogans als ‘Hissène Habré de redder’ en ‘Hissène Habré de boodschapper van vrede’. Hij waande zich een god. ‘Kan men twijfelen aan Hissène Habré?’, vroeg een partijbons. ‘Nee! Nee!’, scandeerde de zaal. ‘Voor mij staat zijn naam gelijk aan terreur’, zegt Lalaye. ‘Ik weet nog goed dat we hem op school lof moesten toezingen. Tegelijkertijd waren mijn ouders doodsbang om zijn naam ook maar te noemen. Executies vonden in het openbaar plaats.’
Beluister hier ‘La Renaissance’ van Croquemort!
Jacht op de dictator
Sinds de dag van zijn afzetting, 1 december 1990, hebben nabestaanden van Habré’s regime hem voor het gerecht proberen te krijgen. Een onmogelijke opgave, leek het.
Maar met de arrestatie van Augusto Pinochet in Londen in het najaar van 1998 was er plots een precedent. Dat realiseerde Reed Brody zich ook. Namens Human Rights Watch besloot hij de Tsjadiërs bij te staan, en alles in het werk te stellen om Habré te berechten. Het leverde Brody de bijnaam ‘Dictator Hunter’ op, plus een gelijknamige documentaire.
Bekijk hier een interview met Reed Brody op TVOntario eind 2014.
‘Bij zijn vlucht heeft Habré de volledige schatkist meegenomen.’
Gemakkelijk verliep die jacht niet, zegt Brody vanuit New York. ‘Bij zijn vlucht heeft Habré de volledige schatkist meegenomen. Dat geld heeft hij gebruikt om vrienden en invloed te kopen, en het recht tegen te werken.’
Brody spreekt van een twaalf jaar durende politieke soap. ‘Het was telkens: één stap vooruit, één achteruit. In 2000 weigerde de toenmalige Senegalees president Abdoulaye Wade Habré te vervolgen, waarna de slachtoffers zich tot België wendden. Alleen daar was een genocidewet van kracht met universele jurisdictie.’
Waarom werd de Belgische genocidewet afgeschaft?
Eind jaren negentig riep België een verruimde ‘genocidewet’ in het leven. De wet maakte het voor slachtoffers van oorlogsmisdaden mogelijk een zaak te beginnen, ongeacht de plek waar ze begaan waren. Die universele jurisdictie was ongekend. In 2003 werd de wet aangepast, en daarmee de facto afgeschaft. Voortaan moest er een duidelijke link met België zijn. De prangende vraag is: waarom?
‘Deels om juridische redenen’, zegt Koen de Feyter, professor internationaal recht aan de Universiteit van Antwerpen. ‘In een arrest uit 2002 over de zaak tegen de Congolese minister Yerodia oordeelde het Internationaal Gerechtshof (ICJ) dat de genocidewet indruiste tegen het principe van immuniteit, zoals verankerd in het internationaal recht.’
Achteraf bezien, meent De Feyter, was de wet ‘te radicaal’: ‘Er kwam een golf van zaken op gang tegen mensen als Bush en Sharon. De wet voorzag erin dat ze in absentia vervolgd konden worden, een hoogst omstreden punt. De Verenigde Staten dreigden het NAVO-hoofdkwartier in Brussel te verplaatsen. Toen moest België wel bakzeil halen.’
Omdat België Senegal niet kon dwingen werk te maken van het proces, schakelde men in 2009 het Internationaal Gerechtshof (ICJ) in. Een lovenswaardige stap, meent Brody. ‘Het gebeurt niet vaak dat het ICJ wordt ingezet op principiële gronden, zoals België heeft gedaan.’ Het ICJ stelde Senegal voor de keuze: Habré vervolgen, of hem uitleveren.
Zelf vloog Brody naar Dakar om druk uit te oefenen op de Senegalese politicus Macky Sall, president van Tsjaad van 2004 tot 2007: ‘Op dat moment zat Sall nog in de oppositie. Hij zei: ‘Als ik president word, ga ik Habré vervolgen’. Toen hij in 2012 verkozen werd, heeft hij woord gehouden.’
Reed Brody: ‘Op dat moment zat Sall nog in de oppositie. Hij zei: ‘Als ik president word, ga ik Habré vervolgen’. Toen hij in 2012 verkozen werd, heeft hij woord gehouden.’
Rignese (CC BY-SA 3.0)
Keerpunt
‘De Senegalese rechtbank is gevormd met steun van de Afrikaanse Unie, en wordt bemand door Afrikaanse rechters.’
Het proces-Habré komt op een saillant moment. De laatste maanden krijgt het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag, dat arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd tegen meerdere Afrikaanse kopstukken, opnieuw veelvuldig het verwijt van ‘neokolonialisme’.
Het ‘witte’ Hof zou het louter gemunt hebben op Afrikanen.
Juist daarom, zegt Brody, is dit proces zo van belang. ‘Le Monde schreef dat dit een keerpunt is voor het recht in Afrika. De Senegalese rechtbank is gevormd met steun van de Afrikaanse Unie, en wordt bemand door Afrikaanse rechters.’
Toch is de rechtsgang niet zonder risico’s, denkt Mirjam de Bruijn, onderzoekster aan de Universiteit Leiden en Tsjaad-expert. ‘Veel Tsjadiërs hebben aan de periode-Habré een groot trauma overgehouden. In de huidige regering zitten kopstukken uit de kring rond Habré, en in de dorpen lopen voormalige verklikkers vrij rond. Er is een proces van verzoening nodig naar Rwandees voorbeeld. Door Habré in Senegal te berechten, en niet in Tsjaad, zal die verzoening uitblijven.’
Idriss Déby
Dat het proces desondanks niet in Tsjaad plaatsvindt, heeft volgens De Bruijn alles te maken met de huidige president, Idriss Déby. ‘Déby was Habré hoogste militaire adviseur, en is bang in diens val meegesleurd te worden. Hij steunt het proces, zolang het maar buiten Tsjaad plaatsvindt.’
De Bruijn: ‘Déby was Habré hoogste militaire adviseur, en is bang in diens val meegesleurd te worden. Hij steunt het proces, zolang het maar buiten Tsjaad plaatsvindt.’
Foreign and Commonwealth Office (CC BY 2.0)
‘Veel Tsjadiërs zijn wantrouwig. Het is Europa dat dictators steunt, en wapens levert.’
Daar komt bij dat de twee gezworen vijanden zijn. Rond de kerstdagen lekte uit dat een van Habré’s advocaten een ontmoeting gehad had met Déby, waarop Habré de raadsman zonder pardon ontsloeg.
‘Ik ben bang dat Habré geen eerlijk proces zou krijgen in Tsjaad’, zegt Brody. ‘Toen Senegal hem in 2011 dreigde terug te sturen naar Tsjaad, heeft Human Rights Watch er alles aan gedaan dat te voorkomen. We waren bang dat hij gedood zou worden.’
Slammeur Didier Lalaye ziet Habré het liefst berecht worden door het Internationaal Strafhof. ‘Maar dat is niet iedereen met me eens. Veel Tsjadiërs zijn wantrouwig. Het is Europa dat dictators steunt, en wapens levert.’ Datzelfde Europa heeft wel de portemonnee getrokken voor het proces, dat naar verwachting zo’n acht miljoen euro gaat kosten. België draagt 500.000 euro bij, Nederland het dubbele.
Noodzaak
‘Veel van mijn landgenoten zal het rust geven wanneer hij eindelijk veroordeeld wordt.’
De Tsjadische regering zelf heeft drie miljoen euro toegezegd, maar is nerveus over de uitkomst. Brody: ‘Kijk naar de processen tegen voormalig DDS-functionarissen die Déby gestart is. Die worden razendsnel afgehandeld. Hij is bang dat ze anders worden opgeroepen om in Senegal te getuigen. Buiten het bereik van Déby zouden ze dan vrijuit kunnen spreken.’
Mirjam de Bruijn denkt dat veel Tsjadiërs de schouders ophalen over het proces. ‘Simpelweg omdat ze nijpendere problemen hebben: voedseltekorten, stroomuitval, een hoge benzineprijs.’
Volgens cijfers van de VN gaat slechts tien procent van de bevolking een of meerdere jaren naar een middelbare school. Van de enorme oliebaten ziet de bevolking niets. Wie president Déby bekritiseert, verdwijnt van de ene dag op de andere. Wie cynisch wil zijn, kan bovendien constateren dat Déby’s medewerking aan de zaak-Habré hem wereldwijd krediet oplevert.
Toch is de rechtsgang een absolute noodzaak, zegt Didier Lalaye. ‘Er is nog zoveel woede. Veel van mijn landgenoten zal het rust geven wanneer hij eindelijk veroordeeld wordt.’ De eerste tekenen van een kentering zijn al zichtbaar, constateert Brody. ‘Vorig jaar sprak Déby voor het eerst over mogelijke compensatie voor de slachtoffers van het regime. Ook moet er voor hen een monument komen, en wordt een oude gevangenis wellicht omgeturnd in een museum. Dat zouden enorme stappen zijn.’
Jenne Jan Holtland (1989) is freelance journalist en focust op het buitenland. Stukken van zijn hand verschenen in Trouw, De Correspondent en De Groene Amsterdammer.
Dit artikel verscheen eerder al op MO.be op 6 februari 2015.