De Congolese Kerk is ’s lands grootste inlichtingendienst en radiozender, de grootste leverancier van zorg en onderwijs, ze bezit aardig wat onroerend goed – én geloofwaardigheid. En ze maakt deel uit van een internationaal netwerk om u tegen te zeggen. Niets in dit gefragmenteerde land kan daaraan tippen.
In tijden van politieke hoogspanning komt het telkens weer naar voren: de katholieke Kerk vervult in Congo een rol die geen andere organisatie kan spelen. Waar komt die kracht vandaan?
We weten natuurlijk dat de Kerk in de Belgische kolonisatie een belangrijke rol vervulde: ze kon naast de koloniserende staat in heel het land parochies en kerken uitbouwen, scholen en ziekenhuizen, maar ook boerderijen en andere ondernemingen. Toen de Belgische koloniale bestuurders in 1960 Congo halsoverkop verlieten, bleef de Kerk met haar missionarissen achter.
Jan Dumon: ‘Congolese politici weten dat ze niet alleen te maken hebben met een plaatselijke, eventueel te isoleren partner, maar met een internationale organisatie waarmee ze zelf ook diplomatieke relaties hebben.’
© Reuters
Politiek België probeerde zo lang mogelijk invloed uit te oefenen om de aanvankelijk nog grote economische belangen te verdedigen, maar moest stap voor stap achteruit. Toen Mobutu alle bedrijven nationaliseerde, ging een groot stuk van dat koloniale privékapitaal verloren: net als de publieke infrastructuur gingen ook die genationaliseerde bedrijven ten onder aan slecht beheer. De Kerk deed het op dat vlak beter
Missiekerk minder vernietigd
‘In het algemeen kan je zeggen dat de katholieke Kerk minder haar kapitaal heeft vernietigd dan de staat’, zegt priester Jan Dumon, die zelf vele jaren in Congo heeft gewerkt en voormalig secretaris-generaal is bij de Pauselijke Missiewerken in Rome. ‘De eerste Congolese bisschoppen erfden een hele infrastructuur. Als ze destijds een boerderij met tienduizend koeien overnamen, dan zullen er nu nog pakweg vierhonderd van over zijn. De destructie is dus ook groot geweest. In de Congolese samenleving is collectief bezit moeilijk te beschermen, de chef kan er altijd beslag op leggen. Ook een bisschop staat onder druk om iets voor de eigen groep te doen.’
Verschillende vertegenwoordigers van de Kerk die ik sprak, ontkennen niet dat er ook in de Congolese Kerk corruptie is. ‘Mais on ne bouffe pas tout, ’ beaamt abbé Jean-Paul in Goma. Guido Boon, al vele jaren betrokken bij ontwikkelingsprojecten in Kasaï, kon er op een bepaald moment niet meer naast kijken: ‘Ik herinner me dat een bisschop in Kasaï 25 procent van de fondsen opeiste die een Amerikaanse ngo ter beschikking stelde voor een vrije radio.’
Geleidelijkheid en disciplinering
Er zijn verschillende redenen waarom het kerkelijke patrimonium minder vernietigd werd dan de staatseigendommen. Het kerkelijke kapitaal werd niet in één keer overgedragen: congregaties hielden lange tijd vast aan hun patrimonium, de Europese invloed werd geleidelijker afgebouwd en de opvolging kon derhalve beter worden voorbereid.
Als we voor de zoveelste keer op de procure Sainte-Anne verblijven in downtown Kinshasa, valt op hoe er een muur gebouwd is tussen de procure, en de parochiekerk en de school. ‘Scheut heeft een paar jaar geleden de parochie en de school overgedragen aan het bisdom Kinshasa’, verklaart de Filipijnse procureur, Arnel Batilong. De procure, die zelf destijds dienst deed als eerste verblijfplaats voor missionarissen op reis naar en van Congo, vervelt stilaan tot een verblijfplaats voor toeristen – een kwestie van meer inkomsten te genereren.
‘Natuurlijk is er corruptie, maar er is ook die solidariteit met de allerzwaksten. Dat draagt bij tot het aanzien van de Kerk in de samenleving.’
Verder is de straffeloosheid bij de staat groter dan in de Kerk. In de Kerk is er een vorm van externe disciplinering: de Congolese Kerk maakt deel uit van de internationale structuur van de Kerk. Dumon: ‘Afrikaanse kerken vallen onder de congregatie voor de evangelisatie van de volkeren. Dat betekent dat ze jaarlijks een financieel verslag moeten maken voor Rome. Als een bisschop ernstig wil worden genomen en kansen wil krijgen van de hiërarchie, moet zijn financieel beleid een zekere ernst uitstralen.’
Wie het te bont maakt, kan als bisschop in de problemen komen. Abbé Jean-Paul in Goma: ‘De pauselijke nuntius weet heel veel. Het is als de politie, er is een oog dat je gadeslaat. De bisschop van Uvira is teruggeroepen door Rome, na malversaties.’
Vervolgens kan ook de christelijke leer zelf een matigende invloed hebben op de corruptie. Dumon: ‘Onderschat dat niet. Als je jaar in, jaar uit, te horen krijgt: “Dit is niet wat God van mensen verlangt”, dan heeft dat zijn impact.’ Ook Ivo Van Volsem, die al vele jaren in Kasaï werkt, ziet die invloed. ‘Natuurlijk is er corruptie, maar er is ook die inzet, dat engagement, die solidariteit met de allerzwaksten… Dat draagt bij tot het aanzien van de Kerk in de samenleving.’
Sterke basiskerk
Een andere factor is dat de Kerk zorg draagt voor haar menselijk kapitaal. Je kunt niet zómaar priester worden: dat je tot deze of gene stam of familie behoort is niet genoeg. Een degelijke selectie wordt ook makkelijker dankzij het bestaan van de basiskerken. Die basiskerken maakten opgang toen Mobutu de Kerk aanpakte, omdat ze zich onvoldoende gedwee in zijn eenheidspartij wilde inschakelen.
Gelovige Congolezen gaan ter communie in een kerk in Basoko. Congo heeft een sterke lekenkerk. De leken doen heel veel, ze sturen mee. De combinatie van die vrij sterke infrastructuur met die spiritualiteit van onderop maakt haar kracht uit.
Julien Harneis (CC BY-SA 2.0)
Aartsbisschop Malula haakte daar op in door de basiskerk leven in te blazen: ‘Waar twee of meer in mijn naam samenkomen, daar ben ik in hun midden’, omschrijft Jan Dumon de gedachte. ‘Congo kreeg daardoor een sterke lekenkerk. De leken doen heel veel, ze sturen mee. De combinatie van die vrij sterke infrastructuur met die spiritualiteit van onderop maakt haar kracht uit. Je zou bijna kunnen zeggen dat de Congolese Kerk een dosis Vlaams realisme heeft: voetjes op de grond. Zo hebben de bisschoppen al meermaals te lange gebedsdiensten verboden.’
‘Congo heeft een sterke lekenkerk. Haar vrij sterke infrastructuur gecombineerd met die spiritualiteit van onderop maakt haar kracht uit.’
In het diocesaan centrum van Goma zien we in de traphal een foto van Dom Helder Camara, icoon van de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologie. Helemaal toevallig is dat dus niet.
Priester Michel Mvula vertelt hoe levendig de parochie Bana Bakintu in de volkswijken van Kinshasa is en hoe ze door de vele parochiale activiteiten de juiste jongeren kan selecteren: ‘De commissie van de basiskerk komt elke donderdag samen om lief en leed van de mensen te bespreken: de armoede, de verkiezingen… De commissie rechtvaardigheid en vrede vulgariseert bisschoppelijke brieven en staat mensen bij om hun recht te halen, de commissie van de mama’s komt samen op maandag om de zorgen van moeders te bespreken, er is ook een commissie voor de jongeren. We proberen de jongeren te vormen, een grote uitdaging in deze omgeving waar velen niet meer willen studeren en aan de drugs gaan. Sommigen verliezen helemaal de weg. Ze willen iemand zijn – mooie kleren, gsm’s – en zijn daartoe tot alles bereid…’
‘Anderen voelen zich geroepen om priester te worden: wij leren hen goed kennen en afwegen of ze geschikt zijn. We kennen dus de kandidaat-seminaristen vanuit de basiskerk. Toegang tot het priesterschap hangt ook af van de parochie: zonder brief van de parochiepriester krijg je moeilijk toegang tot de priesteropleiding.’ Ivo Van Volsem bevestigt dat: ‘Velen achten zich geroepen, weinigen zijn uitverkoren. Wij kijken naar de persoonlijkheid van de jongeren. Pas als ze geschikt zijn voor dit ambt sturen we hen door.’
Die geselecteerde mensen krijgen dan een zevenjarige opleiding boven op het middelbaar onderwijs. Een priester heeft in Congo dus een zekere weg afgelegd. Bij politici is het voorbereidingstraject minder uitgesproken: Joseph Kabila is daar een goed voorbeeld van.
Dat alles, de geleidelijkere doorstroming, de externe en interne disciplinering, de selectie van de mensen, kan mede verklaren waarom de Kerk minder stuk is gegaan dan de staat in de 57 jaar sinds de onafhankelijkheid. Parochies, kerken, scholen, hospitalen: vele staan er nog en functioneren vaak vrij goed. In Congo beschikt geen andere organisatie over een dergelijk netwerk van afdelingen en voorzieningen, in alle uithoeken van het land. De katholieke zorg en het katholiek onderwijs staan bovendien goed aangeschreven.
Autofinanciering
Dat betekent niet dat het leven van de Congolese parochiepriester een vetpot is. Anders dan in België worden priesters niet betaald door de staat. Ook de financiering vanuit het buitenland is goeddeels gestopt. In Congo moeten de gelovigen de financiering van hun parochie en priesters voor eigen rekening nemen. Rijke parochies kunnen hun priesters daarbij beter steunen dan armere; een rijke burger kan weleens een auto kopen voor ‘zijn’ pastoor.
Voor het voedsel van de priesters zijn de verschillende wijken van een parochie om de beurt verantwoordelijk. Daarnaast is er het zakgeld dat elk bisdom ter beschikking stelt van zijn priesters. In Kinshasa is dat 180 dollar, in Goma nog 85 dollar en in het binnenland is het nog minder.
Verder beschikken sommige parochies over eigendommen die geld opbrengen. Abbé Aimé vertelt hoe zijn parochie Minova ( Zuid-Kivu) inkomsten haalt uit de verkoop van zeshonderd liter bananenbier per maand, de verhuur van gronden en de verkoop van eucalyptushout. ‘Toch voelen we de crisis. De wekelijkse ophaling brengt maar 75 dollar op. In de stad kan dat makkelijk 300, zelfs 500 dollar zijn. Ik heb daarom al voorgesteld dat dorpen en steden zusterbanden zouden ontwikkelen, bijvoorbeeld voor de financiering van de renovatie van kerken. Onze kerk is van 1912 en heeft dringend een opknapbeurt nodig.’
Als priester diep in het woud gaan werken vergt dus de bereidheid om in grote soberheid te leven. Abbé Aimé: ‘De bisschop beslist, je kunt niet weigeren.’
Netwerk in een netwerk
Dat alles maakt van de Kerk het grootste informatienetwerk van het land, dat als een heuse inlichtingendienst voelsprieten tot in de dorpen heeft. Uit die informatie kan de Kerk gefundeerde besluiten trekken, die ze dan, via een brief van de bisschoppen, kan laten horen in alle kerken van het land. De Kerk wist wat er het voorbije jaar in Kasaï is gebeurd en somde de cijfers op in het bisschoppelijk schrijven van 23 juni. Dat was wereldnieuws. De Kerk kan haar kritische vaststellingen over het regime-Kabila in elke kerk laten horen. In die zin valt “Radio Église” niet te stuiten.
De Kerk kan haar kritiek op het regime-Kabila in elke kerk laten horen: “Radio Église” valt niet te smoren.
Het regime kan daarop foeteren, maar het is moeilijker om priesters te arresteren dan leken. De Congolese Kerk maakt immers deel uit van het internationale netwerk van de katholieke Kerk. Rome zou geweldpleging tegenover zijn mensen in Congo meteen aan de kaak stellen. Dumon: ‘Congolese politici weten dat ze niet alleen te maken hebben met een plaatselijke, eventueel te isoleren partner, maar met een internationale organisatie waarmee ze zelf ook diplomatieke relaties hebben. Zij weten tevens dat de nuntius (vertegenwoordiger van de paus in een land, nvdr.) meestal een invloedrijke figuur is bij andere ambassadeurs. De Congolese Kerk heeft altijd sterk geïnvesteerd in haar relaties met de internationale Kerk. De relaties met de commissie Justice and Peace van de Amerikaanse bisschopsconferentie zijn altijd heel nauw geweest.
Langs die weg krijgen de Congolese bisschoppen lobbywerk bij de Amerikaanse regering gedaan dat anders onmogelijk is.’
Ook bij de Europese Unie lobbyt de Kerk, licht Clément Makiobo, nationaal directeur van de commissie Rechtvaardigheid en Vrede, toe. ‘We spreken geregeld in het Europees parlement en laten daar onze visie horen.’
Het gewicht van de Kerk blijkt duidelijk in dit Kabilatijdperk. Vorig jaar bemiddelde de Kerk en gaf ze Kabila via het Silvesterakkoord een jaar extra om, tegen de grondwet in, president te blijven. Dumon: ‘In de hitte van de strijd om dat akkoord gingen de hoofdonderhandelaars voor 24 uur naar Rome voor direct overleg met paus Franciscus. Dat was natuurlijk meer dan overleg, het was een sterk signaal aan de politici.’
Met het Silvesterakkoord wist de Kerk een volksopstand en geweld te voorkomen. Nu de Kerk vaststelt dat Kabila dat akkoord niet naleeft, verandert ze haar aanpak. Daarom zei abbé Nshole, de secretaris-generaal van de bisschoppenconferentie, tegen MO* dat ‘alleen een volksopstand voor verandering kan zorgen’.
En de Kerk doet meer: ze controleert, met steun van westerse regeringen en ngo’s, nauwkeurig of en hoe de regering het Silvesterakkoord in praktijk brengt overal in het land. En ze maakt bekend wat er in het Silvesterakkoord staat en licht de bevolking voor over haar recht op vreedzaam manifesteren. ‘De grootschalige educatiecampagnes rondom mensenrechten, democratie, verkiezingen en het uitgebreide netwerk van kerkelijke waarnemers tijdens verkiezingen zouden onmogelijk zijn zonder dat internationale netwerk. Het netwerk biedt voortdurend financiële, logistieke en deskundige steun’, onderstreept Jan Dumon.
Het is duidelijk dat de katholieke Kerk Congo op die manier doordringt met een westerse visie op het bestuur van een land. ‘We willen dat de bevolking echt wat te zeggen heeft in het beleid. Daarom zijn lokale verkiezingen voor ons zo belangrijk, ’ onderstreept Clément Makiobo.
__Dit artikel werd geschreven voor het herfstnummer van MO*magazine. Voor slechts €28 kan u hier een jaarabonnement nemen!