Mensen halen hun nieuws hoe langer hoe meer via social mediakanalen. Probleem daarbij is dat fake nieuws via deze platformen gemakkelijk (en snel) voor waar wordt aangenomen en verspreid. De vraag om oplossingen voor dit probleem mag dan wel legitiem zijn, maar is tegelijk zeer misleidend, zegt Ben Caudron. Een pleidooi voor meer maatschappelijke verantwoordelijkheid en minder blind geloof in technologie.
Dezelfde banaliteit waarmee over de lange weg naar Trumps verkiezings-overwinning verslag werd uitgebracht, kenmerkt de aanhoudende vloedgolf van reacties, commentaren en analyses die volgden.
Beschuldigde, sta op
Op enkele uitzonderingen na – Zygmunt Bauman en Noam Chomsky bijvoorbeeld – opteerden de meeste “deskundigen” voor een vertrouwd en veilig discours. Ze brachten stukjes waarin wanhoopskreten en de dwingende eis om de “schuldigen” van deze calamiteit te kruisigen, elkaar afwisselden. De ene zondebok was nog niet genoemd of daar mocht al een volgende behapbare schuldige spitsroeden lopen.
Af en toe haalden de analisten opgelucht adem, als één van die vermeende vermaledijden deemoedig het hoofd wilde buigen en schuld bekende. Zelfs wanneer de dader de deskundige zelf is. Niets zo handig als de hand in eigen boezem te steken, plechtige beloftes te maken om vervolgens, met de absolutie op zak, over te gaan tot de orde van de dag.
Google, Facebook en Twitter werd ten laste gelegd dat ze een weerloos publiek al te gemakkelijk van “fake nieuws” hebben voorzien.
Ook Google en Facebook, en zelfs het amechtige Twitter, mochten in de beklaagdenbank plaatsnemen. Hen werd ten laste gelegd dat ze een weerloos publiek al te gemakkelijk van “fake nieuws” hebben voorzien. Waarop dat publiek – lees: de Trump-kiezer – werd misleid. Waardoor die dan weer op zijn beurt een verkeerde stem uitbracht.
Hoezeer dit verwijt ook baadt in paternalisme, het vond algemeen weerklank (misschien net omdat dit paternalisme de arme Journalist met De Waarheid schijnt te bevestigen in diens nobele opdracht?) en de akte van beschuldiging werd overgenomen door zowat elk zichzelf ernstig noemend medium.
En de giganten van het internet speelden het spel gaarne mee. Om beurten bekenden ze op één of andere manier schuld en beloofden er alles aan te doen opdat het niet meer zou gebeuren.
Mark Zuckerberg deed weliswaar even alsof hij tegenspartelde. Hij noemde het idee dat het “fake nieuws” sowieso een invloed heeft uitgeoefend op de uitkomst van de verkiezingen, “gek”. Nog geen week later veranderde hij van gedacht. 99% van de Facebook-posts is authentiek, zegt hij, maar nu wordt het tijd om ook de resterende één procent binnen te halen. Wellicht hadden zijn lobbyisten hem op het kolossale PR-voordeel gewezen?
free press (CC BY-NC-SA 2.0)
Google verkocht naar goede gewoonte heel wat minder publieke poeha. Het bedrijf opereert nu eenmaal liever in de coulissen. Bovendien waren ze te druk in de weer met het transitieteam van Trump. Daar moest dringend een Google-vertrouweling geplaatst worden. Toch is ook Google gebaat met de aandacht, want dat geeft ze een kans om opnieuw te bewijzen dat ze echt niets kwaads doen (als anderen toekijken)?
Twitters CEO Jack Dorsey mag dan wel een kleine Twitterstorm veroorzaakt hebben met enkele beladen uitspraken, maatregelen kondigde hij alvast niet aan. Omdat het verder niets uitmaakt? Voor het gros van de Trump-kiezer is Twitter immers totaal irrelevant.
De absolutie
Waaruit de beloofde maatregelen van Google en Facebook precies bestaan, is nog niet helemaal duidelijk. Uit de verklaringen die Google aan Reuters aflegde en de recente update van de Audience Network policy van Facebook leren we dat ze vooral het businessmodel van stoute websites willen treffen. Wie “misrepresentative content” verspreidt, mag niet langer deel uitmaken van het advertentienetwerk, die wacht een digitale drooglegging. Geen advertenties betekent immers ook geen inkomsten.
Facebook wil nog een stap verder gaan, zegt VP product management Adam Mosseri. Vermoedelijk zal het bedrijf wat morrelen aan de slimme algoritmen die voor de filtering van de informatiestroom zorgen. Wedden dat hun persberichten bol zullen staan van de mooie wereld die Facebooks A.I. zal brengen?
Dat de aankondigingen van Google en Facebook uiterst vaag zijn, verhinderde niet dat ze massaal op enthousiaste instemming konden rekenen. Wie de media in de vrije wereld gelooft, zou op den duur nog aannemen dat een verlosser zonet dé oorzaak van alle rampspoed had weggenomen. De smeekbedes van de verdedigers van de juiste mening werden verhoord. Juicht!
Het waren enkelingen die het waagden kritisch te zijn. Zelf had ik in een opiniestuk voor De Tijd te summier de vraag opgeworpen of het een goed idee is om technologiespelers te laten beslissen wat waar en onwaar is. Die implicatie is pertinent, maar slechts een deel van het verhaal. Er valt immers nog zoveel meer te zeggen over de aangekondigde maatregelen. Dat ze overbodig en ineffectief zijn, bijvoorbeeld. Of nog: dat ze vooral misleidend en op termijn zelfs gevaarlijk zijn.
Totale overbodigheid
Dat Google de beloofde aanpassingen beperkt tot de eliminatie van enkele websites uit hun wereldomvattend reclamenetwerk, zonder over nieuwe technologieën te emmeren, komt omdat die nieuwe algoritmen niet nodig zijn. Zowel Google als Facebook hebben die immers al een hele tijd in gebruik. Meer zelfs, ze maken deel uit van het DNA van de speeltuinen die ze openstellen voor ons, eindgebruikers.
Google werkt al meer dan twee jaar aan Knowledge Vault, een kennisbank die volgestouwd wordt met “feiten” door gebruik te maken van “probalistische kennisfusie”. Daarvoor had het bedrijf al Knowledge Graph in gebruik. Maar omdat deze technologie het moest hebben van stagnerende menselijke activiteit (u herinnert zich nog de crowdsourcing-hype?), besloot Google het proces te automatiseren. Kwestie van de overname van DeepMind – de specialist inzake “machine learning” – meteen te laten renderen. Midden 2014 bevatte de kennisbank al meer dan anderhalf miljard “feiten”, waarvan één vijfde met 90% waarschijnlijkheid juist is. Ondertussen zijn we twee jaar verder en mag verondersteld worden dat de gegevensberg exponentieel is toegenomen.
Google werkt al meer dan twee jaar aan Knowledge Vault, een kennisbank die volgestouwd wordt met “feiten” door gebruik te maken van “probalistische kennisfusie”.
Hannes Grobe (CC BY-SA 2.5)
Oktober jongstleden lanceerde Google News nog een nieuw feature, Fact Check, een uitbreiding van metadata-schema’s waarmee webdocumenten worden geannoteerd. Deze annotaties zijn bedoeld voor machines, die ze dan omzetten in iets wat voor mensen begrijpelijk is. In het geval van de Fact Check-tag zet de nieuwsaggregatiedienst van Google onder een bericht een label dat aangeeft dat de juistheid van de feiten in dat bericht door derden is gecontroleerd.
Bij Facebook liggen de zaken wat gecompliceerder. Waar Google nog enig belang heeft bij de illusie dat wat het presenteert in de buurt van een waarheid komt, is het Facebook om totaal wat anders te doen. Voor Facebook telt immers de tijd die gebruikers op het platform doorbrengen. Als geen ander weet Facebook hoe mensen aan zich te binden.
Als de consumptie van fake nieuws bijdraagt tot het gevoel van welbehagen, heeft Facebook er allerminst belang bij deze consumptie tegen te werken.
De algoritmes die het bedrijf ontwikkelde om uit de onoverzichtelijke hoeveelheid de meest engagerende content te selecteren, zijn onovertroffen. De echokamers of filter bubbels (de sociologe Hochschild had het onlangs over “politieke bubbels”) die Facebook creëert, bieden precies wat gebruikers willen: een aangename ervaring. Die is gebaseerd op wat Facebook over elk van de gebruikers reeds weet. Uit vorige activiteiten leert Facebook over voorkeuren en presenteert content – entertainment en nieuws – die deze voorkeuren bevestigt. De experience designers van Facebook hebben zeer goed begrepen hoe geldig de cognitieve dissonantie-theorie van Festinger wel is.
Als de consumptie van fake nieuws bijdraagt tot het gevoel van welbehagen, heeft Facebook er allerminst belang bij deze consumptie tegen te werken. Dat is niet goed voor de bottom-line. Als Facebook al gemoti-veerd zou zijn om de instroom aan verkeerde informatie in te perken, heeft dat veel meer te maken met het risico dat ze hun echte klanten – de adverteerders - versterken in hun indruk dat de contentselectie van Facebook bijdraagt aan merkonveiligheid. Als Facebook nieuwe algoritmes zal ontwikkelen, zullen die vooral dat risico moeten bedwingen. Al de rest doet er niet toe.
Over het risico op beïnvloeding
Hoewel de modale Amerikaan voor berichtgeving over de verkiezingen toch teruggrijpt naar de televisie, laat meer dan de helft zich het andere nieuws steeds meer voorschotelen door social media. Deze trend rechtvaardigt het onderzoek naar de invloed die deze social media uitoefenen. Hoewel de conclusies partieel zijn en dus met de nodige omzichtigheid moeten gebruikt worden, rechtvaardigen ze wel enige bekommernis over de rol die giganten als Facebook en Google kunnen spelen in de keuzes – politieke en andere – die mensen maken.
Een reeks experimenten tonen aan dat Google door eenvoudige manipulatie van de ranking vooral onbesliste kiezers alsnog in een bepaalde richting kan sturen.
Een reeks experimenten van psycholoog en Google-criticus Epstein tonen aan dat zoekmachines – lees: Google – door eenvoudige manipulatie van de ranking (de volgorde waarin resultaten worden gepresenteerd) vooral onbesliste kiezers alsnog in een bepaalde richting kunnen sturen. Die sturing is aanzienlijk, als het aandeel van kiezers met een voorkeur voor deze of gene kandidaat met meer dan vijftig procent kan toenemen.
Een studie van de University of California, San Diego en Facebook zelf toont dan weer hoe Facebook de opkomst bij verkiezingen kan beïnvloeden. In 2010 voegde het bedrijf een simpele activiteitsindicator toe: de ‘I voted’-knop. Dat leverde in totaal 390.000 extra stemmers op. Ter vergelijking: Zoon Bush mocht president spelen nadat hij Florida van Al Gore af-snoepte, met slechts 537 stemmen. De conclusie van Harvard professor Jonathan Zittrain lijkt dan ook niet te vergezocht: indien Facebook dit wil, kan het onopgemerkt de Amerikaanse verkiezingsuitslagen bepalen.
Terug naar de noodzakelijke illusies
Over deze angstaanjagende onderzoeksresultaten vernemen we nauwelijks iets. Liever staan de gevestigde mediamerken te drummen om Google en Facebook het vuur aan de schenen te leggen en nadien de gemaakte beloften toe te juichen. Wie vertrouwd is met het mediamodel van Chomsky, zou niet verbaasd mogen zijn. Uit de toepassingen van dat model blijkt immers steeds opnieuw hoe mediamerken liever meespelen in een perfide spel dat ons van de noodzakelijke illusies voorziet.
Het verhaal over “fake nieuws” komt dan ook als een godsgeschenk voor die media. Dat verhaal focust immers op onbekende booswichten. Die verdienen hun geld met obscure websites vol onzin en leugens. Met spinnenwebben waar ze wachten tot de onwetende erin vast raakt.
Het zijn altijd de anderen die liegen, nooit de zelfverklaarde kwaliteitsmedia.
Zoiets zouden onze gevestigde huizen van vertrouwen uiteraard nooit doen. Het zijn altijd de anderen die liegen, nooit de zelfverklaarde kwaliteitsmedia. Die schenken liever twee miljard aan gratis publiciteit voor een sujet dat met een fascinerend kapsel en ongehoorde vuilbekkerij uiterst goed bleek voor het marktaandeel.
Dat die kwaliteitsmedia de vorige Republikeinse Koning aan een totaal overbodige tweede Golfoorlog hielpen door kritiekloos de leugens over massavernietingswapens die het Witte Huis bij het Pentagon en de CIA had besteld, over te nemen en van deskundig klinkende lege commentaren te voorzien, wie herinnert zich zo’n futiliteit nog?
De steun voor het verhaal over “fake nieuws” maskeert bovendien een ander, torenhoog probleem waar de mainstreammedia zich voor geplaatst weten. Met de verkiezing van Trump serveert de kiezer niet alleen het politieke establishment af, ook de spreekbuizen van conservatief en liberaal politiek Amerika delen in de klappen. Zij moeten lijdzaam toezien hoe manipulatieve nieuwkomers hun plaatsje in de press room van de president innemen. Dat ze niet welkom waren tijdens Trumps eerste bezoek aan uittredend president Obama was een teken aan de wand.
Het zijn de nu nog onbekende maar in kleinere kringen zeer beminde on-line media, zoals Breitbart.com (en zelfs het van de pot gerukte Info-wars.com) die versterkt uit de verkiezingen komen. Sommigen zelfs zeer overtuigend.
Eén van de eerste namen die President-elect Donald Trump bekendmaakte is die van Steve Bannon. Die benoemde hij tot Chief Strategist en Senior counselor. Om deze rol naar behoren te kunnen invullen, heeft Bannon zijn taken bij Breitbart News Network geparkeerd. Dit mediabedrijf treedt op als megafoon van Alt-Right, het zootje ongeregeld waar mensen van extreemrechtse gezindte onderdak hebben gevonden. De website kan op een steeds groter publiek rekenen en heeft echt niets te vrezen van de maatre-gelen van Google of Facebook.
De spreekbuizen van conservatief en liberaal politiek Amerika moeten lijdzaam toezien hoe manipulatieve nieuwkomers als Breitbart.com hun plaatsje in de press room van de president innemen.
Dat de smaak van het succes hen wel bevalt, blijkt uit de plannen van Breitbart om naast internationale kantoren in Londen en Jerusalem nu ook de Franse en Duitse extreemrechtse politici van een tribune te voorzien.
Een weldenkend mens zou toch lessen trekken uit zoveel beweging in de marge?
Een gevaarlijke misleiding
Niet alleen leiden de reacties op de aankondigingen van Facebook en Google af van andere, zeer zichtbare problemen. Ze zijn tegelijk gevaarlijke misleidingen die de kern van minder zichtbare en net daarom veel belangrijkere problemen onbesproken laten.
Wie bekommerd is om de gezondheid van onze democratie, kan niet anders dan betreuren dat de hoeveelheid disinformatie ongeziene proporties heeft aangenomen. Uiteraard heeft dit iets te maken met de beschikbaarheid van platformen als Facebook, Twitter en dies meer. Deze bieden alternatieve kanalen, die schijnbaar kunnen rekenen op de belangstelling van een ontiegelijk groot aantal mensen, waaronder een niet onbelangrijke groep die minder of niet bereikt wordt door traditionele nieuwsleveranciers.
Wellicht zijn we gebaat met oplossingen voor deze desinformatie. Alleen doen we er dan goed aan deze te zoeken in meer dan één domein. Bovendien loont het om de rol die we technologie erin toedelen in vraag te stellen.
Overheden horen geen waarheden op te leggen, maar te voorzien in mechanismen die voor evenwicht in het aanbod van informatie kunnen zorgen.
We hoeven onszelf niet eens vast te rijden in de uiterst moeilijke kwestie wat nu precies ware en foute informatie is, om te begrijpen dat het verschil tussen beiden vaak afhangt van de macht waarover partijen beschikken. Die is vanzelfsprekend ongelijk verdeeld. Daarom is een zorgvuldig gecreëerd en permanent aangepast evenwicht van het grootste belang. Dat is een taak die de overheden toekomt. Overheden horen geen waarheden op te leggen, maar te voorzien in mechanismen die voor evenwicht in het aanbod van informatie kunnen zorgen. Checks and balances, dus.
Een min of meer geslaagde poging om in zo’n evenwicht te voorzien werd al in 1949 ondernomen en is beter gekend als de Fairness Doctrine. Die werd voor het eerst beschreven in “In the Matter of Editorializing by Broadcast Licensees”, een rapport van de Federal Communications Commission.
De Fairness Doctrine legde zenders op om een deel van hun programmatie te besteden aan “controversiële onderwerpen met een algemeen belang”, op een manier die tegengestelde visies op die onderwerpen voldoende aan bod laat komen. De doctrine verplichtte de zenders dus om bij de keuze van een onderwerp het hele spectrum aan perspectieven op dat onderwerp te onderzoeken en erover te waken dat deze perspectieven door de meest representatieve actoren werden behandeld.
De Fairness Doctrine werd geïntroduceerd in een periode waarin televisie aan haar opmars was begonnen en niemand nog leek te twijfelen aan het feit dat massamedia over aardig wat macht beschikken. In een periode ook waarin de totale verwevenheid tussen massamedia en andere commerciële activiteiten nog geen feit was en politici nog van mening waren dat het tot hun taken behoort om toe te zien op de mogelijke uitwassen van de vrije markten. Hoe gelimiteerd ook, uit de Fairness Doctrine sprak een vertederende bekommernis.
Ironisch genoeg werd de lange doodstrijd van de Fairness Doctrine ingezet met het argument dat de vrijheid van meningsuiting erdoor geschonden werd.
Aan die bekommernis kwam een einde tijdens de tweede ambtstermijn van Reagan, die gedreven leek door een onstilbare dereguleringsdrift, waarvan de gevolgen zich tot op vandaag laten voelen (een enkele analist meent die zelfs te ontwaren in de uitkomst van de meest recente verkiezingen).
In 1987 werd de doctrine doodverklaard. Ironisch genoeg werd de lange doodstrijd van de Fairness Doctrine ingezet met het argument dat de vrijheid van meningsuiting erdoor geschonden werd.
Naar een onwenselijke utopische technocratie
Eén van de belangrijkste – want zeer onzichtbare – misleidingen die ver-vat zit in het discours rond “fake nieuws” is het technologisch determinisme dat uit elke porie gutst, voor wie wil zien.
Technologisch determinisme is een denktrant die ervan uitgaat dat technologie een autonome entiteit is die zich vrijwel onafhankelijk van elke maatschappelijke context ontwikkelt en zich allerminst door die maatschappelijke context laat inperken.
Helaas wordt deze rauwe vorm van determinisme weinig of niet gehoord in de vorm van stevig wetenschappelijk betoog. Slechts weinigen lazen The Technological Society van de Franse socioloog (en determinist!) Jacques Ellul. Technologisch determinisme manifesteert zich vooral in het oppervlakkig discours van een categorie mensen – ik noemde ze elders cheerleaders – die op één of andere manier geld verdient aan technologie. Hen kan niet verweten worden grondig geschoold te zijn in zorgvuldig denken. Daarom vinden we in hun gretig geslikte verhalen alle varianten van het technologisch determinisme terug, hoezeer die varianten elkaar ook uitsluiten. De ene keer klinken ze ronduit Apocalyptisch, de andere keer blijken ze Utopisten te zijn (met dank aan Hans Magnus Enzensberger).
Vooral de Utopisten zijn te vrezen, want zij brengen een versie van technologisch determinisme dat vooral de minder goed onderlegde politieke actoren kan charmeren. Die versie belooft immers de verlossing die komt zodra we de oplossing van een probleem – welk probleem dan ook – overlaten aan technologie. In To Save Everything, Click Here heeft Evgeny Morozov het in dit verband over Solutionisme, de waanzin die mensen zover brengt problemen te verzinnen omdat er nu eenmaal een technologie is die het oplost.
Dat de aanhangers van het technologisch determinisme – Apocalyptici en Utopisten samen – het zonlicht ontkennen, wordt tot treurens toe bewezen door de geschiedenis van technologie. Eén voorbeeld volstaat. Solutionisten hebben het vrijwel steeds over Silicon Valley als ze over technologie spreken.
Waar ze telkens weer aan voorbijgaan, is dat Silicon Valley en de fancy technologietjes die daar voor ons bedacht zijn, er niet zouden geweest zijn zonder de financiering door het Amerikaanse militair-industriële complex. Dat complex lijkt mij alvast te kwalificeren als “maatschappelijke context”. Of hoe ook het hedendaagse icoon van de weldaden van de vrije markt een geval van “externalized costs & privatized profit” blijkt te zijn. Begrijpelijk dat de deterministen hier liever niets over zeggen.
De visie van utopische technologisch deterministen geeft beleidsmakers een vrijgeleide om de slagkrecht van de overheden nog verder te reduceren.
Het grootste probleem die technologisch deterministen van het utopische slag creëren, heeft te maken met de politieke implicaties van hun visie. Die geeft immers aan beleidsmakers die het neoliberale gedachtegoed genegen zijn en menen dat wat de staat niet doet, beter gedaan wordt, een vrijgeleide om de slagkracht van de overheden nog verder te reduceren. Daarmee ligt de weg open voor een nieuwe technocratische klasse.
Ondertussen geloven de helden uit Silicon Valley zelf dat het hun heilige taak is om de wereld te redden. De mission statements die ze door hun pr-bureaus laten verzinnen, laten hierover weinig twijfel bestaan. Sommigen, waaronder Mark Zuckerberg van Facebook, halen de aandeelhoudersstructuur dooreen, kwestie van voorbereid te zijn als de man een politiek mandaat opneemt. Anderen vinden zo’n mandaat maar niets en in-vesteren liever rechtstreeks in de ultieme redding van de mens. Als die mens er ooit zal in slagen de hopeloos vervuilde planeet aarde achter te laten, zal dat dankzij de weldoeners onder de technologiemiljardairs zijn. Die durven tenminste nog naar de maan reiken, of naar Mars, in het geval van Elon Musk. Ondertussen investeert één van de Google-oprichters in missies om asteroïden van hun mineralen te ontdoen.
Zelfs wanneer ik bereid zou zijn te geloven in de goedertierenheid van deze mensen (en dus zou verlost worden van de indruk dat te veel geld vreemde dingen doet met technologisch georiënteerde mensen), zal ik niet nalaten te wijzen op het ongelofelijk democratisch deficit dat in dit denken vervat zit.
Ik wil zeer zeker aannemen dat mensen in staat zijn technologie te ontwikkelen waarmee we betere antwoorden krijgen voor problemen die steeds prangender worden. Alleen weiger ik te aanvaarden dat zoiets gebeurt in een vacuüm. Ik weiger technologieleveranciers in de rol van redder des mensheid te plaatsen. Die rol maken ze niet waar en komt hen bovendien niet toe.
Mochten we tot het besluit komen dat het probleem van “fake nieuws” groot genoeg is om de zoektocht naar structurele oplossingen in te zetten, dan kunnen we misschien inspiratie vinden in de Fairness Doctrine.
We hoeven die oplossing niet van Facebook en Google te verwachten. “Vijf minuten politieke moed” volstaan.
Daarom vraag ik…
Hou op met het geëmmer over zaligmakende algoritmes,
Hou op met de pose van filantroop, waarachter ordinaire mercantiele verzuchtingen schuilen,
Hou op met paternalistisch gezeik over wie niet tot de eigen categorie behoort,
Hou op met de zaligverklaring van myopische visies op mensen, media en macht.
Hou op met fake verontwaardiging over fake nieuws.
Dank u.
Ben Caudron is technologiesocioloog