Kinderen van amper 7 of 8 jaar oud worden de straat op gestuurd om te werken of bedelen
Waarom kinderen het grootste slachtoffer zijn van de sluiting van de Iraakse vluchtelingenkampen
De Iraakse overheid sluit zijn vluchtelingenkampen en dat doet de (kinder)armoede in sneltempo stijgen, waarschuwen hulporganisaties. Veel ontheemde families rest weinig andere keuze dan hun kinderen de straat op sturen om te werken of te bedelen. ‘Dit is een chronische crisis.’
Een jonge verkoper van suikerspinnen in het Salarara vluchtelingenkamp, Irak.
© Belga / Agefotostock
De Iraakse overheid sluit zijn vluchtelingenkampen voor ontheemde Irakezen, en kinderen zijn daar het grootste slachtoffer van. Hun moeders, vaak alleenstaand, kunnen niet terug naar huis, en uit pure nood worden de kinderen uit werken of bedelen gestuurd. ‘We mogen nooit vergeten dat dit kinderen zijn, die zouden moeten spelen en naar school gaan.’
Een achtjarige jongen meldt zich wanhopig bij de politie, omdat zijn vader hem er dagelijks op uit stuurt en dreigt hem op straat te zetten als hij met minder dan twintig dollar thuiskomt. Plaats van handeling: de Iraakse oliestad Kirkoek, waar de jongen met zijn vader, tante en twee zusjes in erbarmelijke omstandigheden woont. Het gezin is ontheemd, de volwassenen zijn ziek.
Het bijna dickensiaanse verhaal haalde onlangs de website van het Iraakse nieuwsmedium Kirkuk Now. Een sympathieke politiecommandant nam het voor de jongen op, schakelde hulporganisaties in en liet de vader een verklaring tekenen dat hij het kind niet meer zal dwingen te werken.
Noot van de redactie:
‘Ontheemd’ is de correcte term voor mensen die op de vlucht zijn en binnen de eigen landsgrenzen blijven. Ontheemdenkampen vangen dus vluchtelingen op uit eigen land, in eigen land.Toch zijn verhalen met een happy end zeldzaam in Irak. Duizenden ontheemde kinderen komen er in vergelijkbare situaties terecht. De overheid is vorig jaar begonnen met de sluiting van de ontheemdenkampen (zie kader, red.) die na 2014 ontstonden, toen Irakezen massaal op de vlucht sloegen voor de islamitische terreurgroep IS. De situatie dreigt nu helemaal uit de hand te lopen.
Geen perspectief
Sinds terreurgroep IS eind 2017 verslagen werd verklaard in Irak, keerden duizenden ontheemde Irakezen vrijwillig terug naar huis. Wie in de kampen achterbleef, of al snel naar de kampen terugkeerde, had door de strijd geen huis of bron van inkomsten meer.
Een meerderheid van de kinderen belandt na de gedwongen verhuizing in de kinderarbeid.
Hoewel in die tijd weinig veranderd is, zijn sinds oktober elf kampen gesloten en twee andere omgedoopt tot informele locaties.
Dat heeft ingrijpende gevolgen voor 27.000 mensen. Een aantal van hen verhuisde intussen naar andere kampen. Ook in een van de laatste kampen, Jedaa-5 nabij Mosoel, kregen de 7000 bewoners inmiddels te horen dat ze moeten vertrekken.
In een tweet sprak de EU-ambassadeur in Irak, Martin Huth, zijn bezorgdheid hierover uit. Hij riep op tot een ‘vrijwillige, georganiseerde en waardige terugkeer’ van de ontheemden. Dat leidde volgens de ambassadeur ‘waarschijnlijk tot meer secundaire ontheemding’.
Deeply troubled by reports of ongoing and uncoordinated closure of Al-Jed’a IDP camp by Iraqi authorities that will likely result in more secondary displacement. EU supports voluntary, organised and dignified return allowing IDPs to reintegrate in a safe and sustainable way
— Martin Huth (@EUAmbIraq) January 28, 2021
Afrah Mosa, Child protection officer van het International Rescue Committee (IRC) beaamt dat. Mosa is zelf aan de slag in de kampen, en volgens hem belandt een meerderheid van de kinderen na de gedwongen verhuizing in de kinderarbeid.
‘De gezinnen waren niet klaar voor vertrek. Ze hadden hun inkomstenbron en hun huis verloren. Ze gebruiken hun kinderen om te kunnen overleven,’ vertelt ze via Skype vanuit de Koerdische hoofdstad Erbil.
De kinderen doen klusjes voor winkeliers of theehuizen, of hebben baantjes in de glas- of metaalindustrie. Anderen worden met handeltjes van zakdoekjes naar drukke kruispunten gestuurd, of uit bedelen. En net zoals de achtjarige in Kirkoek, mogen ‘steeds meer kinderen niet naar huis als ze niet genoeg geld hebben opgehaald’.
In de kampen waren de meest kwetsbare ontheemden overgebleven, vooral moeders en kinderen. Soms bleven ze omdat er geen familie is die hen kan helpen met de heropbouw van een verwoest huis. Vaker omdat ze geen kostwinner meer hebben.
Als ze eenmaal uit het kamp zijn gezet, hebben de vrouwen geen andere optie dan hun kinderen uit werken te sturen. Nochtans is dat volgens de Iraakse wet verboden voor kinderen onder de 15 jaar.
Korte opzegtermijn
De kampsluiting is het gevolg van een beleidsbelofte van de Iraakse premier Mustafa Al-Kadhimi. Terwijl de overheid ontkent dat er dwang wordt gebruikt, tekenen journalisten verhalen op van ontheemden die gedwongen worden de benodigde papieren te tekenen en daarna te vertrekken. Hulporganisaties hebben geprotesteerd tegen de maatregel, en klagen over een gebrek aan coördinatie.
Kampbewoners krijgen vaak maar een paar dagen opzegtermijn, waardoor velen bij gebrek aan alternatieve behuizing terechtkomen in bermen en velden. In december meldden de VN dat duizenden, ondanks de winter, na zes weken nog geen nieuw onderdak hadden gevonden.
‘Diegenen die nog een huis hebben, hebben geluk. Net als diegenen die hulp van familie hebben, waardoor ze een huis kunnen huren’, zegt Mosa over de huidige situatie. Sommige van de ex-kampbewoners mochten een tent meenemen om die bij hun verwoeste huis op te zetten. Anderen vonden onderdak in scholen en onvoltooide gebouwen.
Stijging geweld
In Irak zijn nog steeds 1,3 miljoen mensen ontheemd. Op het hoogtepunt van de crisis waren dat er zes miljoen. De ruim 180.000 ontheemden in kampen in de Koerdische Regio van Irak, onder wie vooral jezidi’s, ondervinden vooralsnog geen directe gevolgen van het Iraakse beleid.
Voorheen werden jongens vanaf een jaar of veertien uit werken gestuurd, nu zijn het ook de zeven- en achtjarigen.
Mosa van IRC stelt vast dat ook het geweld tegen kinderen onder de uitgezette kampbewoners toeneemt. ‘Het gaat om emotionele en lichamelijke verwaarlozing, waarbij ouders er niet meer om geven dat hun kind schoon is of niet, dat het naar school gaat of niet.’
Wanhopige ouders vertellen haar dat ze geen andere mogelijkheid meer zien. Waren het voorheen vooral de tienerjongens vanaf een jaar of veertien die uit werken werden gestuurd, dan zijn het nu al de zeven- en achtjarigen. Cijfers ontbreken, maar bij navraag bevestigt ook de VN-kinderorganisatie UNICEF die trend.
Hoewel de leefsituatie een groot probleem vormt voor de meeste ex-kampbewoners, geldt dat vooral voor diegenen die door soms vermeende IS-affiliaties niet meer welkom zijn in hun eigen woonplaats. Het betreft vaak eenoudergezinnen van vrouwen die hun man verloren, omdat die bij de islamitische terreurgroep vocht. Maar zelfs bij de slachtoffers, overheerst het wantrouwen.
Dat is bovendien de groep die tussen wal en schip valt, omdat ze onder de radar van hulporganisaties blijft. UNICEF in Irak meldde bijvoorbeeld, dat het in twee kampen in Kirkoek voorzieningen (onderwijs, hygiëne, drinkwater en psychosociale hulp) bood aan ruim vierduizend kinderen.
Na de sluiting verplaatste UNICEF zijn activiteiten naar de gebieden waar de ontheemden oorspronkelijk vandaan kwamen, zoals Mosoel en Hawija. Maar lang niet iedereen kon of durfde terug naar deze steden die zeer hebben geleden onder de bezetting van IS en de strijd bij de bevrijding.
Werkgelegenheid
Door de kampsluiting ontstond een nieuwe groep ongedocumenteerden die nergens legaal kan wonen. Veel (vermeende) IS-gezinnen hebben hun papieren niet op orde, bijvoorbeeld omdat de Iraakse autoriteiten geen geboortebewijzen accepteren die IS afgaf. Kinderen kunnen daardoor bijvoorbeeld niet naar school. Voor officiële zaken is het in Irak gebruikelijk dat de man als gezinshoofd tekent, waardoor vrouwen die geen bewijs hebben van het overlijden van hun echtgenoot in de klem zitten.
‘De overheid moet bewust worden gemaakt van de situatie,’ betoogt Mosa, ‘en extra werkgelegenheid voor deze groep creëren.’ Maar gezien de huidige economische crisis, door de lage olieprijs en de pandemie, is van die zijde weinig te verwachten.
‘In werkelijkheid zitten we in een chronische crisis.’
Armoede nam daardoor in Irak enorm toe. Volgens een recente analyse van het Iraakse ministerie van Planning, samen met UNICEF, de Wereldbank en het Oxford Poverty and Human Development Initiative, steeg het percentage arme Irakezen van 20 procent in 2018 naar 31,7 procent nu. Vóór corona was een op de vijf kinderen en tieners arm, nu geldt dat voor twee op de vijf, bijna 38 procent van alle kinderen.
Tegelijkertijd klagen hulporganisaties over afnemende steun. ‘Na de kampsluiting zeggen donoren dat we nu overgaan naar de ontwikkelingsfase. Dat zijn andere budgetten. Maar in werkelijkheid zitten we in een chronische crisis.’
Psychologische hulp
Bij vrijwel alle betrokkenen, maar zeker de kinderen, spelen onverwerkte trauma’s als gevolg van het geweld. Psychologische hulp is erg nodig. Hulporganisaties bieden die, maar weten veel dakloze ex-kampbewoners niet te bereiken. Daar komt voor kinderen de druk bovenop dat ze hun familie van een inkomen moeten voorzien, zegt Afrah Mosa. ‘Voor de jongens veroorzaakt die verantwoordelijkheid veel stress, vooral als de moeder alleen is.’
Naar de politie stappen, zoals de achtjarige in Kirkoek deed, is geen optie. ‘Dat is redelijk uniek en gebeurt vrijwel nooit.’ In de Iraakse cultuur is het gebruikelijker dat kinderen doen wat hun ouders hen opdragen. Daarom is er veel verborgen kinderarbeid, zegt Mosa. Het kind meldt zich niet, en de ouder die weet dat het strafbaar is, al evenmin.
Anderzijds zijn kinderen soms best trots op het feit dat ze voor hun familie zorgen, legt Mosa uit. ‘Vooral de jongens, dat past in de cultuur. Ze zijn nu het hoofd van de familie en moeten hun moeder en zusjes beschermen. Maar we mogen nooit vergeten dat het kinderen zijn, die zouden moeten spelen en naar school gaan.’