Wat leert het monsterverbond tussen Koerden en sjiieten ons over de toekomst van Irak?
De Iraakse sjiitische milities. We kennen hen van hun wreedheden, maar verder weten we weinig over hen. Ze strijden aan de kant van de Koerden en het Westen tegen IS. Wie zijn ze? Waarvoor vechten ze? En vooral: hoe profiteren ze van de strijd tegen IS? MO* sprak met één van hun bevelhebbers in Kirkoek, noord-Irak.
Aan de kant van de snelweg tussen Kirkoek en Bagdad verschijnen affiches met de beeltenis van Ali al-Sistani, de hoogste sjiitische geestelijke leider van Irak. Boven de ingang van de militaire basis wapperen vlaggen met Koranverzen en de Iraakse vlag.
Deze wereld is het spiegelbeeld van de wereld van de Koerdische Peshmerga van PUK (Patriottische Unie van Koerdistan) die ons vergezellen, maar vandaag zijn ze bondgenoten. Een monsterverbond tussen Iraakse sjiitische islamisten en Koerdische seculiere nationalisten.
Wie zijn de sjiitische milities?
Abu Thaher, de sjiitische bevelhebber in zijn militaire basis bij Kirkoek, onder het portret van Ali al-Sistani, de hoogste sjiitische geestelijke leider van Irak.
© Baram Maaruf
Toen het Iraakse leger instortte bij de opkomst van de Islamitische Staat (IS) in juni 2014, bundelden verschillende door Iran gesteunde sjiitische milities de krachten. ‘Al-Sistani voelde aan dat de Iraakse sjiieten met een existentiële bedreiging geconfronteerd werden’, zegt commandant Abu Thaher, gezeten aan zijn bureau onder een portret van de geestelijke leider.
‘Dus vaardigde hij een fatwa uit. De gewapende jihad tegen IS werd een verplichting voor de sjiitische gemeenschap in Irak. Vanaf dat moment was het ook zo dat, als je in de strijd zou sterven, je als martelaar beschouwd zou worden. Zonder die fatwa controleerde IS nu alle sjiitische dorpen en steden.’
De oproep bleek inderdaad van monumentaal belang. Vrijwilligers gingen niet bij het nationale leger, maar bij de sektarische sjiitische milities. Dat was nooit Al-Sistani’s bedoeling. Hij zei dat Irakezen zich moesten aandienen bij de veiligheidsdiensten, niet bij een sektarische militie. Al-Sistani sprak zich in het verleden meermaals uit tegen sektarische sjiitische wraakacties tegen soennieten.
Al-Sistani wilde de Iraakse staat versterken, Al-Maliki reet ze verder aan stukken.
Het was de eerste minister zelf, Nouri Al-Maliki, die zonder enige wettelijke basis een sektarisch leger buiten het nationale leger oprichtte, een sjiitische troepenmacht, door de pro-Iraanse groepen te verenigen in de Popular Mobilization Units. Al-Sistani wilde de Iraakse staat versterken, Al-Maliki reet ze verder aan stukken.
Toch was dit geen nieuwe stap in de sektarische verbrokkeling van Irak. Het was de uitloper van wat al lang bezig was. Onder de sjiitische mobilisatie die na de call-to-arms van Al-Sistani op gang kwam, bevonden zich immers vele strijders van de Badr Brigades, een gewapende groep opgericht in 1982 en gevestigd in Iran, met vele Iraakse bannelingen, vluchtelingen en deserteurs die niet met Saddam Hoessein tegen Iran wilden vechten. Hun doel was de oprichting van een sjiitische islamitische staat naar Iraans model.
Commandant Abu Thaher was vroeger een leider in deze Badr Brigades. Hij zat altijd al in het ondergrondse sjiitische verzet tegen Saddam, net zoals de Peshmerga het Koerdische verzet aanstuurden.
Al-Maliki’s opvolger, eerste minister Haider al-Abadi, probeerde de Popular Mobilization Units onder het bevel van het nationale leger te krijgen. Meermaals probeerde hij hen op vraag van de Amerikanen, die pro-Iran milities liever geen terrein zien winnen, tegen te houden als ze alleen ten strijde wilden trekken tegen IS.
Maar de leider van de Badr Brigades wilde niet luisteren. Hij gaf Al-Abadi zelfs de schuld voor de val van Ramadi en nam de rol van opperbevelhebber op zich tijdens het offensief tegen IS in Anbar. Al-Abadi slaagt er voorlopig niet in om de capaciteit van het nationale leger op te bouwen en is daarom niet geloofwaardig genoeg voor de voorstanders van de sjiitische milities.
Geen enkele militie/partij was beter voorbereid om te profiteren van de ineenstorting van het Iraakse leger dan de Badr brigades.
Tot vandaag zijn de Badr Brigades de belangrijkste gewapende groep binnen Popular Mobilization Units. Geen enkele militie/partij was beter voorbereid om te profiteren van de ineenstorting van het Iraakse leger.
Hun aanzien in Irak neemt toe. Hun leiders die sneuvelen in de strijd tegen IS krijgen vaak begrafenisplechtigheden die normaal zijn voorbehouden aan generaals van het Iraakse leger. En vaak loopt Nouri al-Maliki, die vandaag vicepresident is, mee in zo’n plechtigheden.
Koerdische Peshmerga’s in gesprek met de mannen van de sjiitische milities
© Baram Maaruf
Iran verdedigt sjiieten, IS verdedigt soennieten
De sjiitische milities zijn niet de beste vrienden van het Westen. Maar, net zoals de Koerden waarmee hij vandaag samenwerkt, benadrukt commandant Abu Thaher dat ze de strijd tegen IS ook voor het Westen voeren. Hij positioneert de Iraakse sjiieten aan kant van de Westerse War on Terror, de kant van “de goeden tegen de slechten”.
Nochtans zaaiden de Badr Brigades zelf terreur in Irak, en dragen ze een zware verantwoordelijkheid voor de radicalisering van de soennieten die zich organiseerden in wat vandaag Islamitische Staat heet.
Na de val van Saddam in 2003 werden de strijders van de Badr Brigades geïntegreerd in het Iraakse leger en het ministerie van Binnenlandse Zaken. Volgens de VN executeerden en martelden ze honderden soennitische Irakezen in sektarische represailles.
Sinds 2014 zetten zij deze wraakacties verder onder een andere gedaante (de Popular Mobilization Units) tegen dezelfde vijand met een ander gezicht (IS).
Dat de sjiitische gruweldaden enkel een reactie zouden zijn op de gruweldaden van IS, wat Abu Thaher beweert, klopt dus niet helemaal. ‘Het kan gebeuren dat mijn mannen wraak nemen, maar wat verwacht je als hun dochters werden verkracht door IS? Ze zijn kapot vanbinnen’, zegt hij.
Tot vandaag weigert Abu Thaher te erkennen dat het sektarische beleid van de sjiitische ex-premier Nouri al-Maliki IS geholpen heeft om te rekruteren. Al-Maliki discrimineerde en verwaarloosde de soennitische minderheid in Irak. Hij sloeg de grootschalige soennitische opstand van 2012-2013 met geweld neer, waarna IS groot kon worden op de haat die daaruit voortkwam.
‘Soennieten moeten gewoon erkennen dat ze niet altijd alle macht kunnen hebben’
‘Soennieten moeten gewoon erkennen dat ze niet altijd alle macht kunnen hebben’, zegt Abu Thaher. ‘Het is niet omdat je niet alle macht hebt, dat je gediscrimineerd wordt.’
Abu Thaher neemt de verdediging van al-Maliki op zich. Een parlementair rapport houdt al-Maliki verantwoordelijk voor corruptie en de zwakke prestaties van het Iraakse leger tegen IS.
Vorige maand zou de Iraanse Ayatollah Khamenei aan al-Maliki garanties hebben geboden dat hij niet vervolgd zou worden. De sjiitische milities maakten dan weer bekend dat ze bereid zouden zijn om hun beschermheer al-Maliki met geweld te steunen.
Het wordt steeds duidelijker: al-Maliki is de politieke vertegenwoordiger van Iran in Irak, en de sjiitische milities zijn de gewapende vleugel van de Iraanse belangen in Irak.
‘Maar er is hoop. Veel soennieten hebben spijt dat ze de kant van IS hebben gekozen.’
Een bevelhebber als Abu Thaher heeft weinig impact op gebeurtenissen die zich boven zijn hoofd afspelen. ‘We zijn marionetten van veranderende bondgenootschappen. We zijn verwikkeld in een overlevingsstrijd. We hebben geen keuze meer behalve onze gemeenschap en ons land te verdedigen. Maar er is hoop. Veel soennieten hebben spijt dat ze de kant van IS hebben gekozen.’
De feiten lijken dat tegen te spreken. Ook al riepen sommige soennitische stammen van Anbar begin 2015 de hulp in van hun aartsvijanden – de sjiitische milities – als bescherming tegen IS, toch zworen andere belangrijke soennitische stammen net de eed van trouw aan IS.
Het zijn dezelfde stammen die in 2006 mét de Amerikanen tégen de voorloper van IS vochten. Maar toen de centrale regering hun rechten schond, kwam er geen Amerikaanse steun. Ze voelden zich verraden en rekenen nu op IS voor de bescherming van de belangen van de soennieten in Irak.
En de Koerden?
De Koerden en het Westen zijn zich bewust van het sektarische moeras waarin ze zich wagen door met de sjiitische milities samen te werken. De samenwerking is om die reden nergens officieel.
Het Westen blijft zweren bij het zwakke Iraakse leger, in plaats van bij een sektarische militie die vandaag sterker is dan het leger. Abu Thaher’s waarschuwingen – dat IS morgen misschien Europa zal aanvallen en dat het Westen de sjiitische milities maar beter meer wapens kan geven – komen voorlopig niet aan.
‘De internationale coalitie weigert ons luchtsteun te geven’, zegt hij. ‘Ze beschouwen ons niet als een betrouwbaar leger, maar als “milities”. Hopelijk komen er binnenkort bombardementen op locaties die we hen hebben bezorgd.’
De Koerden aan de frontlijn in Kirkoek zitten in een oncomfortabele positie. Enerzijds willen zij dat de sjiitische milities gebied terugwinnen van IS, in het bijzonder Basheer, de allereerste sjiitische stad die vorige zomer bezet werd door IS.
de Koerdische generaal Sherko, die verschillende divisies leidt van de Koerdische Peshmerga in Kirkoek
© Baram Maaruf
Zolang Basheer in handen van IS blijft, kan IS Kirkoek makkelijk aanvallen.
Want zolang Basheer in handen van IS blijft, kan IS Kirkoek makkelijk aanvallen. En de Koerden hebben zware verliezen geleden om hun hoofdprijs Kirkoek binnen te halen. ‘De internationale coalitie zou het strategische belang van Basheer beter moeten inschatten’, zegt de Koerdische generaal Sherko. ‘Als zij IS in Basheer vanuit de lucht bombarderen en wij vallen hen aan op de grond, dan is Basheer snel bevrijd. De Amerikanen zeggen dat ze de sjiitische milities niet willen vooruit helpen, maar in Tikrit waren ook sjiitische milities en daar hebben ze wel geholpen.’
Dat klopt niet helemaal. De internationale coalitie eiste dat de sjiitische milities zich terugtrokken, en pas daarna kwamen er luchtaanvallen tegen IS om het nationale Iraakse leger de bevrijding van de Tikrit te laten leiden.
Anderzijds willen de Koerden niet dat de sjiitische milities dicht bij Kirkoek komen en zo meer in de pap te brokken krijgen over de toekomst van Kirkoek. ‘Misschien vrezen de Koerden de grote mobilisatie van de sjiieten rond Kirkoek’, zegt Abu Thaher. ‘Maar wij geven ons bloed voor dit land samen met de Koerden. Wij zullen onze wapens nooit tegen de Koerden richten. We hebben een politiek meningsverschil, en dat zal politiek opgelost worden.’
De sjiitische milities beschouwen Kirkoek als deel van Irak. De Koerden beschouwen Kirkoek als culturele hoofdstad van een onafhankelijk Koerdistan. Hier slaapt een conflict tussen groepen die vandaag een gemeenschappelijke vijand hebben: IS.
Het verleden heeft geleerd dat diegenen die hun “bloed geven voor dit land” ook een claim zullen leggen op de politieke toekomst van dat land. Begin dit jaar stroomden sjiitische strijders en wapens naar de provincie Kirkoek, tot grote ongerustheid van de Koerden. Het is niet duidelijk hoeveel sjiitische strijders nu in en rond Kirkoek zijn, maar de militaire basis die we bezochten is hun voet aan de grond die ze niet snel zullen opheffen.
‘Als de sjiieten sterker zouden zijn, zouden ze de Koerden heel graag uit Kirkoek zetten en de macht nemen, maar dat zullen wij niet aanvaarden’
‘Als ze sterker zouden zijn, zouden ze de Koerden heel graag uit Kirkoek zetten en de macht nemen, maar dat zullen wij niet aanvaarden’, zegt een Koerdisch PUK-lid na ons gesprek met commandant Abu Thaher. ‘Ze doen er meer dan een jaar over om een klein stadje te bevrijden, terwijl de Peshmerga dat in één goed geplande operatie zouden kunnen realiseren. Maar de sjiitische milities willen de stad alleen bevrijden.’
Het is niet in de eerste plaats van belang dàt een bepaald grondgebied bevrijd wordt, maar wie dat gebied bevrijdt. IS profiteert van de onderlinge twisten tussen objectieve bondgenoten binnen de internationale coalitie.
Bepaalde sjiitische leiders maakten geen geheim van hun ambities. Qais al-Khazali, leider van de Asaib Ahl al-Haq militie binnen de Popular Mobilization Units, dreigde met een invasie van Kirkoek omdat hij de stad als Iraaks en niet als Koerdisch beschouwt. Anderen weigeren Koerdische controle over sjiitische Turkmenen in Kirkoek en riepen zelfs Turkije op om tussen te komen.
Uit dat opbod kwam een gentlemen agreement: de sjiitische milities mochten zich concentreren op steden als Basheer en Hawijah, en in ruil moesten ze (voorlopig) aanvaarden dat de Koerden de stad Kirkoek controleren. Dat akkoord – dat de spanningen tussen Koerden en sjiieten voorlopig deed afnemen – was natuurlijk koren op de molen van IS: IS wil Kirkoek bij het kalifaat inlijven en aanvaardt niet dat “ongelovigen” onder elkaar de toekomst van Kirkoek regelen.
Mensen die niet willen dat Kirkoek een deel van Koerdistan wordt, moeten de Iraakse Grondwet lezen.
Het akkoord tussen de sjiieten en de Koerden is bovendien flinterdun. De Koerdische generaal Sherko sprak duidelijke taal in zijn militaire basis: ‘Als de centrale Iraakse regering denkt dat wij al onze slachtoffers geven voor Kirkoek, om de stad gewoon terug af te geven, dan vergissen ze zich. Wij zullen Kirkoek nooit meer opgeven. Wij erkennen niet dat Saddam Arabieren heeft gedwongen om naar hier te verhuizen om de Koerdische meerderheid in Kirkoek te breken. Mensen die niet willen dat Kirkoek een deel van Koerdistan wordt, moeten de Iraakse Grondwet lezen. Er moet een volkstelling gebeuren, en wie in de meerderheid is, beslist. Maar na IS verwacht ik een volgende oorlog. Het is ons lot om te blijven vechten voor ons bestaan.’
Dat klinkt als wat de sjiitische bevelhebber Abu Thaher eerder zei. Vandaag zitten ze samen als bondgenoten, de Koerden in traditionele Peshmerga-uitrusting, de sjiieten onder portretten van Al-Sistani. Morgen vechten ze misschien tegen elkaar voor hun bestaan.
‘De enige reden waarom we in hetzelfde kamp als de sjiieten zitten is de volgende: de vijand van mijn vijand is mijn vriend’, zegt generaal Sherko. ‘Maar het is panislamisme, soennitisch én sjiitisch, dat ons in deze toestand heeft gebracht.’
Saddams erfenis
De groepen die vandaag in Irak tegen IS vechten, zijn de groepen die onder Saddam Hoessein vervolgd werden omdat zij zijn almacht en controle bestreden. De Koerdische Peshmerga vochten voor een onafhankelijke Koerdische staat, de sjiitische milities voor een sjiitische islamitische staat. Ook vandaag vecht geen van beiden voor Irak.
Niet het nationale Iraakse leger, maar groepen met een hoogsteigen project nemen het leeuwendeel van de verdediging tegen IS voor hun rekening. Daaraan kan je zien dat “Irak” nog slechts een idee is zonder veel tastbare betekenis op het terrein.
De hoop van vele Irakezen – dat Irak een seculier en democratisch land zou zijn in plaats van een gebied waarin grootmachten burgerbevolkingen mobiliseren voor geopolitieke stratego – verandert daar weinig aan zolang wij de massale, vreedzame protesten negeren tegen corruptie, en tegen de sektarisch-religieuze gijzeling het land.
Het is niet toevallig dat ook in die andere sektarische staat – Libanon – gelijkaardige massaprotesten plaatsvinden.