Weerwerk tegen een heerlijke nieuwe wereld

Analyse

Weerwerk tegen een heerlijke nieuwe wereld

Mae-Wan Ho

01 maart 2000

In de zomer van 1998 verschenen er paginagrote advertenties in de topbladen waarin biotechgigant Monsanto GG (genetisch gemodificeerd) voedsel aanprees aan Europa onder de slogan: 'Voedsel, gezondheid en hoop'. GG-teelten zijn nodig om de wereld te voeden; ze zijn een voordeel voor zowel de consument als het milieu, zo doen de advertenties geloven. Gedurende zijn twintig jaar lange biotechhistorie voerde het bedrijf diepgaande tests uit om er zeker van te zijn dat zijn voedselteelten 'even veilig en voedzaam zijn als de standaard alternatieven'. Actiegroepen dienden klacht in bij bevoegde instanties in het V.K.. Die veroordeelden de advertenties wegens aanspraken die 'verwarrend, misleidend, onbewezen en verkeerd' waren.

In dezelfde zomer maakte de eminente wetenschapper dr. Arpad Pusztai van het met overheidsgelden werkende Rowett Instituut in Schotland in een kort TV-interview onderzoeksresultaten openbaar die deden vermoeden dat GG-aardappelen giftig waren voor jonge ratten. Een paar dagen later werd hem de toegang tot zijn werk ontzegd, zelfs tot zijn eigen gegevensmateriaal. Hij kreeg spreekverbod opgelegd over het onderwerp. Slechts een twintigtal wetenschappers nam het in die periode (februari vorig jaar) voor hem op.

De algemene aanvaarding van GG-voedsel is toen in elkaar geklapt. Alle grote handelsfirma’s en supermarkten kondigden aan, af te zien van de handel in GG-producten. Dit leidde tot schokgolven van verzet de wereld rond, van Europa naar India, Brazilië, Japan, Zuidoost-Azië, en een jaar later naar het moederland van de GG-teelten, de V.S.De wereldmarkt voor GG producten stortte in. De beurskoers van Monsanto zakte zover dat de onderneming haar biotech-landbouwsector, die op nihil werd gewaardeerd, moest fuseren met de farmaceutische industrie Pharmacia & Upjohn.

‘Heilzame wetenschap’ als redmiddel

De ‘desinformatie-campagne’, die leidde tot Monsanto’s neergang, kwam tot stand onder het vaandel van ‘heilzame wetenschap’. Ze nam een aanvang bij niemand minder dan de Royal Society van het V.K., het hart van de gevestigde wetenschappelijke orde. In een schrijven aan de pers beschuldigden negentien stafleden van de Society Pusztai ervan de ‘heilzame wetenschap’ in gevaar te brengen door het openbaar maken van onderzoeksresultaten die niet door vakgenoten beoordeeld waren en niet gepubliceerd waren in een wetenschappelijk blad. De Royal Society gaf haar eigen officiële oordeel over Pusztai’s ongepubliceerde werk, vond dat het tekortkomingen vertoonde en waarschuwde voor het trekken van conclusies. Het Rapport van de Society vond geen bewijs van negatieve invloeden van GG-aardappelen (maar zei evenmin dat GG-aardappelen veilig zijn) en stelde vast dat, zelfs als Pusztai’s experimenten correct waren uitgevoerd, de resultaten slechts relevant waren voor ratten en aardappelen. Het zou niet te rechtvaardigen zijn daaruit de algemene conclusie te trekken dat GG-voedsel schadelijk is voor mensen.
Als dierproeven niet relevant zijn voor mensen, ontkracht die conclusie veel van het standaard toxicologisch onderzoek.

Pusztai’s ontdekkingen waren niet de eerste die het vermoeden deden rijzen dat GG-voedsel niet veilig was. Vele wetenschappers hebben gewaarschuwd voor risico’s, verbonden aan de met gentechnologie. De British Medical Association kwam zelfs in mei 1999 uit met haar Interim Rapport, waarin een onbeperkte stop op GG-teelten en -producten wordt gevraagd, evenals een onderzoek naar de risico’s van GG-voedsel, zoals nieuwe allergieën, verbreiding van genen die antibiotica-resistentie oproepen, en effecten van GG-DNA in GG-teelten (zie verderop). De Hoofdadviseur Wetenschappen van de Regering van het V.K. stemde in met de vraag naar een stop op commerciële verspreiding tot tenminste 2003. Als bekroning van dat alles bleek uit onderzoek aan de Cornell Universiteit in de V.S. dat bladeren van de melkdistel die bestoven waren met stuifmeel van GG-maïs, waaraan een bt-toxine van de bodembacterie, Bacillus thuringiensis, was toegevoegd, na 4 dagen 44% van de larven van de monarchvlinder doodden, terwijl zich geen sterfte voordeed bij larven die werden gevoed met niet-GG-stuifmeel. De mensen hebben goede redenen om GG-voedsel te verwerpen.

De industrie laat niets ongelegen om regeringen en wetenschappers te overtuigen de gentechnologie te ondersteunen. Tijdens de onlangs in Seattle gehouden conferentie van de WTO (Wereldhandelsorganisatie), van 29 november tot 3 december 1999, gaf Kit Bond, lid van de senaat van de V.S., een persconferentie waarin hij een open brief lanceerde die was geschreven door meer dan 300 wetenschappers. Zij betuigden hun steun aan agrarische biotechnologie in de voedselproductie en ‘bepleitten ten stelligste het gebruik van heilzame wetenschap als grondslag voor regelgevende en politieke beslissingen omtrent biotechnologie’. Kit Bond is senator van Missouri, de thuisbasis van Monsanto. Een derde van de wetenschappers die de brief ondertekenden, werken in dienst van Monsanto, Novartis of andere biotechbedrijven; een groot deel van de overigen zijn verbonden aan universiteiten en onderzoeksinstituten, die fiks door het bedrijfsleven worden ondersteund. Tijdens de persconferentie kwamen vier wetenschappers om de beurt aan het woord om aan de verslaggevers uit te leggen dat,
- we GG-teelten absoluut nodig hebben om de wereld te voeden
- de wonderteelten voor het rapen liggen; de meest recente: GG-rijst met verbeterd vitamine A
- er geen verschil is tussen GG-teelten en conventionele gewassen, behalve dan dat de eerste beter te controleren zijn
- GG-teelten geen nieuwe risico’s introduceren
- GG-voedsel in een strakker keurslijf van regelgeving zit en nauwkeuriger wordt onderzocht op veiligheid dan enig ander voedsel
- en er nog nooit iemand gestorven is van het eten van GG-voedsel, dat in de V.S. al meerdere jaren op de markt is.

Dezelfde boodschappen worden binnen het V.K. en elders herhaald door wetenschappers die de industrie verdedigen. Het laatste punt stelt de veronderstelde ‘heilzaamheid’ van de wetenschap aan de kaak. Er heeft geen scheiding plaats gehad tussen GG-voedsel en niet-GG-voedsel en evenmin een etikettering; bovendien controleert niemand de gezondheidseffecten na de marktfase. Dat is geen wetenschappelijke werkwijze.
Zo’n tien jaar geleden was er een partij GG- tryptophan die 37 mensen doodde en 1500 ziek maakte, wat werd toegeschreven aan een besmettelijk spoor. Een ander erkend risico is de beschikbaarheid van grote hoeveelheden GG-hormonen die worden misbruikt. GG-rundergroeihormoon, bijvoorbeeld, wordt aan boeren verkocht om bij koeien ingespoten te worden ter verhoging van de melkopbrengst. Dit veroorzaakt niet alleen buitensporig lijden en tal van ziekten bij de koeien maar verhoogt ook IGF-1 in de melk, wat in verband gebracht wordt met borst- en prostaatkanker bij de mens. Bovendien is bij het Britse publiek de allergie voor soyavoeding tussen 1998 en 1999 onverwacht met 50% gestegen. Daardoor maakt soya een sprong van de veertiende naar de negende plaats op de lijst van de meest allergene voedingsproducten. Dit gegeven valt samen met de enorme toename van uit de V.S. geïmporteerde voedingsmiddelen met GG-soya.

Een coalitie van organisaties die in de V.S. het algemeen belang verdedigen, hebben een geding aangespannen tegen de FDA (de Overheidsdienst voor Voeding en Medicijnen). Ze beschuldigen haar ervan niet de geëigende veiligheidsproeven te hebben genomen alvorens GG-voedsel goed te keuren en geen etikettering te hebben geëist. Uit interne memo’s binnen de FDA bleek dat deze dienst waarschuwingen van eigen wetenschappers had genegeerd inzake onvoorziene gezondheidsrisico’s van GG-voedsel en dat er een diepgaand verschil is tussen de risicotypes van GG-teelten, in vergelijking met die van conventionele teelten.

Gebroken beloftes

De beloftes dat GG-teelten stikstof binden, droogte goed verdragen, opbrengsten verhogen en de wereld voeden, doen al dertig jaar de ronde. Op zulke beloftes is een miljarden-industrie gebouwd, die nu beheerst wordt door een handvol bedrijfsgiganten.
Maar op de wonderteelten wachten we nog steeds. Twee eenvoudige karakteristieken vertonen daarentegen een beeld van alle thans bestaande GG-teelten. Meer dan 70% zijn bestand tegen breedspectrum herbiciden, wat inhoudt dat het GG-zaad bestand is tegen het herbicide van de firma die ook het zaad levert, terwijl de overige 30% zijn bewerkt met bt-giffen om insectenplagen te bestrijden. In 1998 werden in totaal 26 miljoen hectaren in de V.S., Argentinië en Canada met GG-teelten bebouwd. De meest recente onderzoekingen van GG-teelten in de V.S., die hierin veruit op kop lopen, toonden geen opvallend voordeel. Integendeel zelfs, de meest wijdverbreide GG-teelt, namelijk die van herbicideresistente soyabonen, gaf gemiddeld een 6,7% lagere opbrengst en vereiste 2 tot 5 keer meer herbiciden dan niet-GG-variëteiten.

En de verhoogde voedselkwaliteit van GG-teelten? Die heeft eenvoudigweg niets te maken met de grondoorzaak van wereldwijde ondervoeding. Industriële monoculturen nemen de plaats in van een gevarieerde voedselproductie, voortgebracht door traditionele systemen van boeren en veevoedertelers. Intensieve landbouwpraktijken, die gepaard gaan met industriële monoculturen, putten de bodem uit en doen voedingsstoffen uit de bodem weglekken, wat leidt tot een voedingskwaliteitswaarde van alle voedselteelten op het laagste niveau van de jongste halve eeuw. Niet de gentechnologie is in staat deze trend te keren; alleen de herinvoering van duurzame landbouwmethoden en herstel van agro-biodiversiteit kunnen dat.

Agrobusiness en patenten

Volgens het voedselprogramma van de Verenigde Naties is er tot anderhalf maal voldoende voedsel om de wereld te voeden. De wereldgraanoogsten overstegen sinds 1980 permanent de bevolkingsgroei maar toch lijdt een miljard mensen honger. Dat is te wijten aan bedrijfsmonopolies, die werkzaam zijn onder een geglobaliseerde economie die de armen armer en hongeriger maakt. Boeren die werkzaam zijn in familieverband worden over de hele wereld tot wanhoop en zelfdoding gedreven, om dezelfde redenen. Tussen 1993 en 1997 daalde het aantal middelgrote boerenbedrijven in de V.S. met 74.440. Boeren verdienen de productiekosten niet terug met de verkoop van hun producten. Vier multinationals hebben thans 85% van de wereldgraanhandel in handen.

De nieuwe patenten die zijn toegekend aan GG-zaden, maar ook aan andere levensvormen en levensprocessen, zullen het monopolie van de bedrijven versterken door boeren te beletten zelf zaad te winnen voor hergebruik, zoals de meeste boeren in de derde wereld dat nog steeds doen. Christian Aid, een belangrijke en belangeloze organisatie, werkzaam in de Derde Wereld, komt tot de slotsom dat GG-teelten werkloosheid veroorzaken, de schuldenlast van de Derde Wereld verergeren, een bedreiging vormen voor duurzame landbouwsystemen en het milieu schade toebrengen. De organisatie voorspelt dan ook eerder honger voor de armste landen.

Erkende gevaren van GG-teelten

De gevaren van GG-teelten worden langzaam duidelijk. Sommige ervan worden zelfs erkend door bronnen binnen de regeringen van het V.K. en de V.S.. Zo heeft bijvoorbeeld het MAFF (het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedsel) van het V.K. toegegeven dat de overdracht van stuifmeel van GG-teelten naar aangrenzende velden onvermijdelijk is. Dit heeft reeds geleid tot herbicideresistente onkruidsoorten. Bt-resistente insectenplagen hebben zich ontwikkeld als reactie op de voortdurende aanwezigheid van deze giffen in GG-gewassen gedurende het teeltseizoen. Het Bureau voor Milieubescherming van de V.S. raadt boeren aan om tot 40% niet-GG-teelten te verbouwen om zo toevluchtsoorden te vormen voor niet-resistente insectenplagen. De breedspectrum-herbiciden die worden gebruikt samen met herbicideresistente GG-teelten, decimeren niet alleen wilde plantensoorten zonder onderscheid maar zijn ook giftig voor dieren. Eén daarvan, namelijk glufosinate, veroorzaakt geboorteafwijkingen bij zoogdieren.
Een Zweedse studie legt nu verband tussen de verkooptopper onder de herbiciden, glyphosate, en non-Hodgkin Lymphoma. GG-teelten met bt-toxines doden nuttige insecten zoals bijen en gaasvliegen en zoals eerder reeds vermeld, het stuifmeel van bt-maïs is dodelijk voor monarchvlinders. GG-aardappelen met lectine van sneeuwklokjes, waarvan vroeger al was ontdekt dat ze schadelijk waren voor lieveheersbeestjes, blijken nu ook onveilig voor jonge ratten: Pusztai en zijn medewerker, Stanley Ewen, hebben een deel van hun resultaten gepubliceerd en veroorzaakten hiermee een nieuwe stormaanval (zie verderop).

GG-landbouw is een gevaarlijke afwijking en een obstakel voor het leveren van voeding en gezondheid over de hele wereld.

De wetenschap schiet tekort

Voor alle duidelijkheid: de bestaande GG-technieken zijn grof, onbetrouwbaar, onbeheersbaar en onvoorspelbaar; ze zijn wel degelijk risicovol. Temeer omdat die technieken gebruikt worden binnen het kader van een wetenschappelijk wereldbeeld dat fundamenteel faalt, voorbijgestreefd is en strijdig met wetenschappelijke vondsten. Toch durft men dat ‘heilzame wetenschap’ te noemen.

Het wetenschappelijk wereldbeeld waarnaar ik verwijs, is dat van het genetisch determinisme, dat heerste over zowel de biologie als over de gangbare cultuur in zijn geheel voordat gentechnologie echt doorbrak, zo’n 25 jaar geleden. Het biedt een simplistisch, reductionistisch beeld dat voorbij gaat aan onderlinge verwevenheid en aan de complexiteit van ecosystemen. Het mist een concept van het organisme als geheel, van samenlevingen en van ecosystemen. In plaats daarvan is er slechts plaats voor zelfzuchtige individuen, ieder voor zich wedijverend tegen de rest. Het organisme wordt slechts aangezien als een verzameling ‘eigenschappen’, ieder op mechanische wijze verbonden met specifieke genen, die over het algemeen niet op elkaar noch op de omgeving inwerken. En deze genen worden verondersteld ongewijzigd over te gaan naar de volgende generatie, enkele zeer zeldzame, willekeurige mutaties daar gelaten. Als dat allemaal waar zou zijn, zou gentechnologie zo precies en effectief zijn als wordt beweerd.
Maar wetenschappelijke ontdekkingen van de afgelopen 25 jaar hebben een ongelooflijke hoeveelheid uitwisselingen tussen de genen in complex verweven netwerken aan het licht gebracht. Genen zijn eerst en vooral sensitief, dynamisch en tot interactie bereid niet alleen ten opzichte van andere genen, maar ook ten opzichte van de cel of het organisme waarin zij zich bevinden en ten opzichte van de omgeving. Zij kunnen muteren, zich vermenigvuldigen, zich herschikken en van plaats veranderen in hun interactie. Genen kunnen zelfs uit een organisme springen en een ander aansteken. Dit wordt ‘horizontale genenoverdracht’ genoemd, de directe overbrenging van genetisch materiaal naar niet verwante soorten. Horizontale genenoverdracht over soortgrenzen heen is bij uitstek het werkterrein van de gentechnologie en is te onderscheiden van verticale genenoverdracht van ouder naar nageslacht, zoals die plaatsvindt bij normale voortplanting. Het genetisch materiaal is zo flexibel en dynamisch dat genetici het begrip ‘het flexibel genoom’ hebben bedacht om de ervaringen van de jaren ’80 te beschrijven.

Genetica is onherkenbaar veranderd. Het is dichter bij de waarheid om aan genen een gecompliceerde ecologie toe te kennen en in te zien dat we een uitgebalanceerde ecologie nodig hebben opdat genen en genomen constant zouden blijven. De nieuwe genetica is fundamenteel ecologisch, organisch en holistisch. Zij is diametraal tegengesteld aan het mechanistische concept van de werkelijkheid dat het Westen honderden, zo niet duizenden jaren heeft beheerst.

De kruising van een spin met een geit

Wat is gentechnologie? Denk terug aan de grapjes van kinderen over wat je krijgt als je onmogelijke dingen kruist zoals een spin en een geit. Onderdeel van de grap is te weten dat het niet kan omdat er tussen soorten biologische grenzen bestaan; grenzen, die soms bij nauw verwante soorten wel te overwinnen zijn zoals bij een paard en een ezel. Er zijn goede redenen om het onderscheid tussen soorten in stand te houden, wat te maken heeft met het evenwicht in het ecosysteem.
Iedere soort heeft een onderscheiden rol, een verschillende wijze van leven, die past in het geheel van het ecosysteem. Bovendien wanneer virussen soortgrenzen doorbreken hebben we te maken met het uitbreken van infectieziekten. Gentechnologie gaat voorbij aan alle soortgrenzen en dat is allang geen grapje meer. Genen worden in het laboratorium overgedragen tussen allerhande soorten, waarvan vele in de natuur nooit zouden paren of kruisen. Inderdaad, genen van spinnen zijn overgedragen aan geiten in een poging om de arme geitenmoeder zijde te laten voortbrengen in haar melk. En menselijke genen zijn overgedragen aan koeien, schapen, muizen, vissen en bacteriën.

De meest onmiddellijke gevaren van de ingreep zijn willekeurig en onvoorspelbaar. Dat komt omdat de gentechnoloog onvoldoende beheerst waar en hoe de vreemde genen worden ingebracht in het genetisch materiaal van het organisme. Dieren die het resultaat zijn van gentechnologie komen voort uit daden van wreedheid; het percentage mislukkingen is hoog en zelfs de zogenaamde successen zijn monsterlijk misvormd.
GG-gewassen hebben bovendien nieuwe gifstoffen en alergenen in zich, zoals in de eerder genoemde partij tryptophan. Het genetisch materiaal, het DNA, kan onbeperkt overleven in alle soorten van omgevingen nadat de organismen zijn afgestorven. Het kan worden opgenomen door andere organismen en worden geïncorporeerd in hun genetisch materiaal. Dit bezit het vermogen nieuwe virussen en bacteriën te scheppen die ziekten veroorzaken. Bij gentechnologie worden in onze gewasteelten en in onze veestapel nieuwe genen geïntroduceerd, waarvan vele afkomstig van virussen en bacteriën, met inbegrip van antibioticaresistente genen, wat inhoudt dat infectieziekten niet meer behandeld kunnen worden. Zij zijn gevormd tot voorheen onbestaande combinaties en door middel van indringende technieken ingebracht in organismen waardoor de vreemde genen (of transgeen DNA) onstabieler worden en meer geneigd tot horizontale overdracht dan de eigen genen van het organisme, die er zich naar geplooid hebben om gedurende honderden miljoenen jaren bij elkaar te blijven.

De horizontale overdracht van transgeen DNA van GG-teelten naar bodemschimmels en bacteriën is in laboratoria aangetoond. Bovendien is er overvloed aan bewijs dat horizontale genenoverdracht en genenrecombinatie hebben geleid tot virussen en bacteriën die resistent zijn tegen geneesmiddelen en antibiotica. Deze virussen en bacteriën worden in verband gebracht met het recente uitbreken van infectieziekten die leidden tot een crisis in de gezondheidszorg op wereldniveau. Heeft toepassing van gentechnologie op commerciële schaal bijgedragen tot de creatie van de nieuwe pathogenen? Dit was de dringende vraag die een groep wetenschappers stelden toen zij vroegen om een openbaar onderzoek. Een ander gevaar is dat het transgeen DNA kan overspringen naar het genetisch materiaal van onze cellen en schade kan toebrengen, o.a. kanker.

Laten we eens kijken naar de onderzoekingen van Pusztai en zijn medewerkers, in het licht van deze mogelijke gevaren die inherent zijn aan gentechnologie, om dan werder na te gaan hoe hedendaagse risico-inschatting tekort schiet in het onderkennen van die gevaren.

De affaire Pusztai

Een nieuwe aanvalsgolf begroette de publicatie van het werk van Pusztai. Er werd zelfs gewag gemaakt van bedreigingen aan het adres van de redacteur van het blad(1).

Pusztai en zijn medewerkers creëerden GG-aardappelen door het inbrengen van de lectine van het sneeuwklokje (GNA) om daardoor de weerstand tegen insecten en wormen te verhogen. GNA werd gekozen omdat vroegere studies hadden aangetoond dat het effect van de lectine ‘minimaal’ was, tenminste als de ratten gedurende ten hoogste tien dagen werden gevoed met grote hoeveelheden lectine. Pusztai’s medewerker, Stanley Ewen, onderzocht de microscopische structuur van de samenstelling van de wanden van diverse onderdelen van de ingewanden van de rat. Hij ging daarbij uit van groepen jonge dieren die gedurende tien dagen gevoed waren met achtereenvolgens niet-GG-aardappelen, GG-aardappelen en niet-GG-aardappelen voorzien van GNA-eiwit. Alle diëten hadden hetzelfde eiwit- en energiegehalte.

Wisselende effecten werden gevonden in de verschillende delen van de ingewanden. In de maag werd een aanzienlijke verdikking van de wand aangetroffen bij ratten gevoed met GG-aardappelen en gevoed met niet-GG-aardappelen voorzien van GNA-eiwit. De conclusie leek daarom redelijk dat de verdikking van de maagwand hoofdzakelijk te wijten was aan het GNA-eiwit. Belangrijke veranderingen in de wanden van de dunne darm en in delen van de dikke darm werden echter slechts gevonden in de groep ratten gevoed met GG-aardappelen. Ewen en Pusztai concluderen dat ‘andere delen van het samenstel of de genetische transformatie (of beide) ook konden hebben bijgedragen aan de algehele biologische effecten van de GNA-GG- aardappelen’. Bovendien hadden ratten die gevoed waren met GG-aardappelen een aanzienlijke toename van wittebloedlichaampjes in de ingewanden, wat wijst op een beschadiging ervan.
Dit leidt tot de gedachte dat ‘andere delen van het samenstel of het genetisch transformatieproces’ giftig kunnen zijn. Als dat het geval is, kan dit leiden tot de explosieve conclusie dat alle GG-teelten misschien niet veilig zijn. Elders heeft Pusztai de veiligheid ter sprake gebracht van de promotor van CaMV (=het bloemkoolmozaïekvirus), een stukje genetisch materiaal geïsoleerd uit het virus en vastgehecht naast een gen, alleen met de functie het gen aan en uit te schakelen. De CaMV-promotor maakt deel uit van de GG-aardappelen die de ratten aten maar ook van praktisch alle gangbare GG-teelten. Zouden de sporen van darmbeschadiging te wijten zijn aan een virale infectie? Dat was een veronderstelling in Pusztai’s eerdere mededelingen, niet echter in de huidige publicatie. Als er een verband was, zou dan de CaMV-promotor er iets mee te maken hebben?

De CaMV-promotor staat erom bekend een ‘geëigend breekpunt voor recombinatie’ te hebben, een plek waar dit genetisch materiaal gemakkelijk breekt en verbindingen aangaat met ander DNA. We hebben alle enigszins ter zake doende wetenschappelijke ontdekkingen er op nagekeken voor zover die erop wijzen dat de CaMV-promotor horizontale overdracht van transgeen DNA naar niet verwante soorten zou bevorderen en dat de CaMV-promotor zou recombineren met slapende virussen, die in alle virussen aanwezig zijn, om infectueuze, ziekteverwekkende virussen te vormen. Op grond daarvan en in overeenstemming met het voorzorgsprincipe, adviseren wij dat alle GG-gewassen, die de CaMV-promotor bevatten, en producten met onvoldoende afgebroken DNA, onmiddellijk aan het gebruik zouden moeten worden onttrokken.
Pusztai noch Ewen beschouwen hun onderzoek als een definitief bewijs dat GG-aardappels of GG-voedsel in het algemeen schadelijk zijn voor de gezondheid. Pusztai heeft herhaaldelijk de noodzaak van nader onderzoek benadrukt. De resultaten doen echter ernstige twijfel rijzen over de veiligheid van GG-voedsel, zoals de biotechindustrie en regelgevende instanties claimen. Een Brits topstatisticus had zich in een privé gesprek laten ontvallen dat men zelfs al gealarmeerd zou moeten zijn als maar één rat een aandoening zou hebben gekregen.
De aanvallen op Pusztai zeggen meer over de ‘heilzame wetenschap’, waar zijn critici voor staan en die buiten het bereik is van de gangbare risico-inschatting, of het nu gaat om radioactieve ontladingen, industriële chemicaliën, toxisch afval of GGO’s (GG-organisme). Het is een reductionistische, mechanistische wetenschap, die voorbijgaat aan de complexiteit en de onderlinge afhankelijkheid van levende systemen en die bovendien aan geloofwaardigheid heeft ingeboet door recente wetenschappelijke ontdekkingen. Maar belangrijker misschien is wel dat haar inzichten ingaan tegen het voorzichtigheidsprincipe dat is aanvaard door verschillende internationale conventies, waaronder de Conventie van Biologische Diversiteit en de Europese Unie.

Toegepast op GGO’s kan het principe als volgt geformuleerd worden: waar er wetenschappelijk een ernstig vermoeden bestaat van onherstelbare schade, zou het ontbreken van wetenschappelijke zekerheid of overeenstemming niet remmend mogen zijn voor het nemen van preventieve maatregelen. Dit principe is gebaseerd op wat de Noorse viroloog Terje Traavik voorstelde in het advies aan zijn regering en wat in één lijn ligt met de Zweedse wetgeving inzake risicovolle chemische producten.
Risico-inschatting die gebaseerd is op de zogenaamde ‘heilzame wetenschap’, gaat niet alleen voorbij aan de complexiteit en de onderlinge afhankelijkheid van levende systemen en een redelijk vermoeden van schade op grond van wetenschappelijke bewijzen. Ze legt de bewijslast dat iets absoluut schadelijk is, ook bij wetgevers en bij de samenleving, vooraleer er goedkeuring gegeven dan wel ingetrokken of uitgebannen moet worden. Het is dit systematisch misbruik van wetenschappelijk bewijs dat voortdurend bedrijven in de gelegenheid stelde om de menselijke gezondheid in gevaar te brengen en het wild en onze planeet ongestraft te vernietigen. Geen wonder dat er nu een debat gaande is of risico-inschatting wel de wetenschap als uitgangspunt moet hebben.

Ik geloof dat risico-inschatting de wetenschap als uitgangspunt moet hebben, maar wel een eerlijke, betrouwbare wetenschap, die als doel heeft ons een duurzaam leven met de natuur te garanderen. Het spreekt vanzelf dat deze wetenschap ons ook verplicht te handelen in overeenstemming met het voorzorgsprincipe.

Het reductionisme van de wet

De mogelijkheid dat ‘naakt’ of ‘vrij’ DNA wordt opgenomen door zoogdiercellen, wordt uitdrukkelijk genoemd in de door de FDA opgestelde ontwerprichtlijnen voor de industrie inzake antibioticaresistente markergenen. In zijn commentaar op het FDA-document wijst het MAFF van het V.K. erop dat transgeen DNA niet alleen door opname via de spijsvertering wordt overgedragen maar ook door stuifmeel en plantaardige stof gedurende het werk op de boerderij of de verwerking tot voedsel. Iedereen is blootgesteld aan de gevaren van horizontale genenoverdracht.

Plantaardig DNA wordt niet gemakkelijk afgebroken gedurende de meeste commerciële processen van voedselverwerking. Handelingen zoals pletten en malen laten het graan-DNA vrijwel intact; verhitting tot 90oC doet dat ook. Ingekuild voer vertoonde weinig afbraak van DNA en een rapport, opgesteld in opdracht van het MAFF, ontraadt het gebruik van GG-gewassen of GG-gewasafval in veevoeder. De brief van het MAFF aan de FDA maakt ook gewag van nieuwe ontdekkingen dat de menselijke mond bacteriën bevat die in staat zijn om naakt DNA, dat antibioticaresistente markergenen bevat, op te nemen en weer af te stoten. Soortgelijke veranderlijke bacteriën zijn ook aanwezig in het ademhalingsstelsel.

Ons systeem van regelgeving zit echter nog stevig in het keurslijf van het oude reductionistische paradigma.

- Het houdt geen rekening met de gedurende de voorbije tien jaar verzamelde bewijsvoering dat DNA in alle omgevingen overleeft en kan worden opgenomen door alle soorten cellen. De Eerstverantwoordelijke voor Gezondheid en Veiligheid in het V.K. beschouwt, in het verlengde van de E.U.-Richtlijnen, DNA nog steeds als een scheikundige stof. Omdat het in alle organismen voorkomt, wordt het niet beschouwd als een riskante scheikundige stof; daarom is het ook niet onderhevig aan regelgeving. Een van de wetenschappers op de persconferentie van Kit Bond (zie boven) verwees zelfs naar GG-teelten als het topje van biologische teelt omdat het hier gaat om het modificeren van ‘de totaal organische substantie DNA’.

- Het reductionistisch paradigma van de regelgeving concentreert zich op het gen of de genen en op producten ervan die zijn geïntroduceerd in het GGO en op bekende toxische en alergene stoffen. Er wordt onvoldoende aandacht besteed aan onbedoelde en onverwachte effecten.

- Omdat men ervan uitgaat dat er geen verschil is tussen GG-teelten en degenen die verkregen zijn via traditionele kruising, wordt regelgeving in het algemeen gebaseerd op het principe: je hoeft er niet naar te kijken, dus kijk niet en dan zie je ook niets.

- Het principe van ‘inhoudelijke gelijkwaardigheid’, waarop risico-inschatting wordt gebaseerd, is bespottelijk. Alles wat passeert als inhoudelijk gelijkwaardig, wordt als veilig aangezien. Maar de GG-variëteit kan worden vergeleken met willekeurig welke variëteit binnen de soort, zelfs met een collectie van niet-verwante soorten. Het is alsof we iemand die theoretische natuurkunde beoefent zoals Einstein en voetbalt als Pele, beschouwen als inhoudelijk gelijkwaardig aan een ander die voetbalt als Einstein en theoretische natuurkunde beoefent als Pele.

Weerwerk tegen de Heerlijke Nieuwe Wereld

Gentechnologie gaat niet zomaar over voedselproductie. Het gaat over eender welke exploitatiemethode van het leven en van het ons leven ondersteunend systeem omwille van gewin. Het is het topje van de ijsberg in een leven dat alles in geld uitdrukt en van niets meer de echte waarde erkent.

Behalve de bestaande herbicidetolerante en insectresistente GG-teelten, waarvan reeds geweten is dat ze een ernstige bedreiging vormen voor de biodiversiteit, worden er ook GG-teelten ontwikkeld om stoffen voor kleding te produceren, industriële chemicaliën en geneesmiddelen, die onze voedselvoorziening zullen verontreinigen. Meer gevaarlijke, zogenaamde “terminator”teelten die een bedreiging vormen voor de natuurlijke vruchtbaarheid van levende organismen zitten ook in de pijplijn. Bomen worden aangepast om gemakkelijker te worden vermalen tot papier, wat het einde betekent van onze wouden. De veestapel en andere dieren worden aangepast om geneesmiddelen te produceren in hun melk of om reservelichaamsdelen te vormen voor transplantatie op menselijke wezens. Menselijke embryo’s worden zelfs gekloond voor het leveren van cellen, weefsels en reservelichaamsdelen. De wetenschap die de drijfveer is achter de industrie is gespeend van morele waarden. Die worden gewoon ontkend of weggeredeneerd.
Een wetenschap die zich er graag op beroept ‘objectief, neutraal en waardevrij’ te zijn, valt gemakkelijk ten prooi aan commerciële motieven. Het wordt dan voor wetenschappers al te gemakkelijk om een wetenschappelijk bewijs verkeerd te interpreteren of te misbruiken en voorbij te gaan aan de ernstige gevaren die voortvloeien uit de technologie. Deze slechte wetenschap is zowel heer als dienstmaagd geworden van onverantwoordelijke zakenfirma’s, die alleen worden gedreven door het profijtbeginsel. Samen zullen zij op efficiënte wijze ieder aspect van ons leven beheersen, van het voedsel dat we eten tot de gezondheidszorg die we genieten, de baby’s die we kunnen verwekken en de menselijke wezens die we kunnen klonen. Al doende zullen de zakenfirma’s onze voedselvoorziening ten gronde richten, de biodiversiteit vernietigen en een pandemie veroorzaken van infectieziekten die resistent geworden zijn tegen geneesmiddelen en antibiotica. Zij zullen ook één voor één de morele waarden en idealen, die onze menselijkheid bepalen, ondermijnen.

Het gentechnologiedebat heeft de aandacht van de wereld erop gevestigd hoezeer de bedrijfsdoeleinden de wereld overheersen en contraproductief zijn voor mens en planeet. Bij de recente WTO-conferentie in Seattle poogden de supermachten de bedrijfsdoeleinden achter gesloten deuren af te handelen, wat het opofferen betekend zou hebben van milieubescherming, arbeidsnormen, voedselveiligheid en essentiële mensenrechten aan de imperatieven van handel en economie. Een massief “neen!” van de derdewereldlanden binnen de vergaderzaal en een indrukwekkend protest van 50.000 mensen in de straten toonden in Seattle hoe het anders kon. Het is niet nodig te worden geregeerd door het bedrijfsleven en de wereldwijd opererende financiers.

Wat ik het meest bemoedigend vind, is de hoge mate van overeenstemming binnen alle sectoren van de maatschappij over het soort leven dat we voor iedereen wensen. Bovenal willen mensen democratie en gelijke behandeling en ze willen de aarde beschermen en regeneren. De snel toenemende kloof tussen rijk en arm maakt hen ziek. De rijkste 20% van de wereld beschikt over 150 keer meer dan datgene, waarmee de armste 20% het moet doen. Mensen worden ziek van de toenemende uitroeiing van levenssoorten, thans zo’n 200 per dag. Gentechnologie, die het gemunt heeft op de integriteit van het leven zelf, loopt het gevaar de laatste hulpbron te verwoesten, die we voor onszelf en onze planeet moeten veilig stellen.

De weg voorwaarts

Terwijl de ‘voordelen’ van GG-gewassen denkbeeldig en hypothetisch blijven, zijn de successen van duurzame, biologische boerenbedrijven goed gedocumenteerd, zowel in Afrika en Azië als in Latijns-Amerika, Europa en Noord-Amerika. Jules Pretty is een krachtig zaakbepleiter voor een duurzamere en gemeenschapsgestuurde benadering van rurale economische ontwikkeling in zowel de Derde Wereld als in de geïndustrialiseerde landen. Er schuilt bovendien een geweldige “gezondheidsbonus” in het geleidelijk doen verdwijnen van de agrochemicaliën die zijn verbonden met diverse vormen van kanker, met afwijkingen in de voortplanting en degeneratieve ziekten. Het succes van de organische landbouw maakt deel uit van een meeromvattende paradigmaverschuiving, die voortkomt uit basisbewegingen over de hele wereld.

Het is een organische opleving, een beweging naar een wijze van bestaan die de onderlinge afhankelijkheid en de rijkdom van de biodiverse natuur voorop stelt. Dit is doorgedrongen in de westerse wetenschap. De Gaia-theorie van Jim Lovelock nodigt ons uit de aarde te zien als een superorganisme. Nog opmerkelijker is de boodschap van de kwantumtheorie: we zijn ten nauwste onderling en met de hele natuur verbonden, waarin we cocreatief participeren. Dit herstelt en bevestigt de holistische perspectieven waarmee veel inheemse gemeenschappen over de gehele wereld nooit het contact verloren hebben.

Als we werkelijk aandacht besteden aan de natuur, ontdekken we dat symbiotische onderlinge betrekkingen de ecosystemen ondersteunen en het leven doen gedijen, ieder op haar eigen wijze en dat mensen, die actieve, gevoelige deelnemers zijn in het ecosysteem, daaraan deelhebben. De wederzijdse betrekking tussen mensen en andere elementen in het ecosysteem wordt door de inheemse Peruaanse boeren zo sterk ervaren dat zij planten in hun tuinen adopteren als waren het leden van hun eigen familie. Ieder jaar vieren zij een aardappelceremonie waarbij de oude aardappel aan de jonge ‘zaailing’ de verantwoordelijkheid overdraagt voor de voortplanting van de mensen. Instandhoudingspolitiek die mensen uitsluit is verderfelijk; dat geldt ook voor voorgestelde oplossingen die geboortebeperking boven alles stellen. China heeft 22% van de wereldbevolking op slechts 7% van de beteelbare bodem van de aarde. De meeste boeren passen intensieve biologische methoden toe, die zo gezond zijn dat de velden nog steeds vruchtbaar zijn na tweeduizend jaar. Als het land goed gebruikt en beheerd wordt, kunnen wilde en getemde diersoorten samenleven en het draagvlak blijkt zelfs toe te nemen.

Vele mensen zijn vandaag bezig hun leven en de wereld rondom hen te veranderen door van de natuur te leren. Industriële processen worden herontworpen om te lijken op uitgebalanceerde ecosystemen richting nuluitstoot en maximumproductiviteit. Het ecologisch ontwerp van Nancy en John Todd is een samenstel van verweven ecosystemen binnen een waaier die gaat van biologisch boeren tot waterzuivering en de bouw van ecosteden. Hun motto luidt: ‘Van afval kan geen sprake zijn’.

Er is een samenhangende regeneratieve energie in levende organismen, vooral in mensen die weten hoe in en met de natuur te werken. Ik heb in India biologische boeren ontmoet die land terugwonnen dat was braakgelegd door industriële chemicaliën en voor goed was opgegeven. Zij presteerden het om die grond in twee of drie jaar weer vruchtbaar te maken. Binnen de V.S. herstellen veeboeren, met de hulp van het vee, de prairies die hebben geleden onder overbeweiding.

Progressieve denkers doorheen de disciplines wijzen de weg voorwaarts. Pioniers zoals Edward Goldsmith, Hazel Henderson, Jerry Mander en Herman Daly maken ons allen duidelijk dat sinds de jaren ’70 en ’80 economie en ecologie moeten samengaan. Zij stippelen het pad uit om een destructieve, om geld draaiende economie om te buigen naar een regeneratieve economie die om mensen draait. In de zakenwereld bepleiten mensen als Paul Hawken niet alleen het ecologisch principe dat ‘het niet genoeg is geen schade te doen’, zij brengen het ook in de praktijk. Business moet op een positieve wijze bijdragen tot het herstel- en genezingsproces van de planeet.

Voor nationale regeringen ligt een belangrijke rol weggelegd in deze paradigmaverschuiving. Zij moeten op wereldniveau voor een wetgeving zorgen om democratie, fundamentele menselijke rechten en het milieu veilig te stellen. Tegelijk moeten zij lokale creativiteit en ondernemingszin beschermen en aanmoedigen om te zorgen dat het lokale kan openbloeien, om verscheidenheid en complexiteit te honoreren en maximale deelname van de mensen te verzekeren in een regeneratieve, levensverbeterende economie.

Voetnoot:

(1) Over de onderzoekingen die zijn gedaan door prof. Arpad Pusztai is een uitgebreid artikel verschenen in het Nederlandse tijdschrift ‘Vruchtbare Aarde’, 5/1999, pp 4-15. WG plein 380, 1054 SG Amsterdam, Nederland. Tel. 0031 20 6898468

Bibliografie:

- Ho, M.W. (1998,1999a) Genetic Engeneering. Dream of Nightmare? Turning the Tide on the Brave New World of Bad Science and Big Business, Third World Network, Penang, Gateway, Gill & Macmillan, Dublin.

- Ewen, S.W.B. and Pusztai, A. (1999) Effect of diets containing genetically modified potatoes expressing Galanthus nivalis lectin on rat small intestine. The Lancet 354

- Goldsmith, E. (1996) The Way, An Ecological World-View, Themis Books, Totnes.

- Henderson, H. (1996). Creating Alternative Futures, the End of Economics, Kumarian Press, West Hartford, CT.

Mander, J. and Goldsmith, E. (1995). The Case Against Globalisation, Sierra Club Books, San Francisco.

- Daly, H.E. (1996). Beyond Growth: The Economics of Sustainable Development, Beacon, Boston.

- Zeer uiteenlopende oplossingen worden geboden door de individuele auteurs; d.w.z. ze zijn in wezen gelijk

maar in uitwerking verschillend. Zie ook de voortreffelijke verzameling essays in Mander en Goldsmith, 1995

(voetnoot 74) en Korten, D.C. (1999). The post-Corporate World, Kumarian Press, West Hartford, CT.

- Hawken, P. (1983). The Next Economy, Holt, Rinehart and Winston, New York.

In Wervelforum 3 vindt u een vertaling van het eerste hoofdstuk van het boek van Mae-Wan Ho ‘Genetic engeneering, dream or nightmare?’. Dit forumnummer is te bekomen op het Wervelsecretariaat, Vinkendreef 13, 3210 Tremelo (016/53 26 95)

De auteur is onderzoeker in de genetica en de biofysica aan het ISIS (Institute of Science in Society) en aan de Open Universiteit van Walton Hall, Milton Keynes, in Groot-Brittannië. Ze is ook adviseur voor het Third World Network. De tekst werd uit het Engels vertaald door Gert Coppens, medewerker van Wervel (Werkgroep voor een Rechtvaardige en Verantwoorde landbouw)