Een woning als grondrecht, maar niet voor iedereen?

Analyse

‘De woonburgerinitiatieven zijn een schoolvoorbeeld van een zich terugtrekkende overheid’

Een woning als grondrecht, maar niet voor iedereen?

Een woning als grondrecht, maar niet voor iedereen?
Een woning als grondrecht, maar niet voor iedereen?

Was een dak boven je hoofd ooit een grondrecht, dan vervelt het vandaag steeds meer tot een beloning die nieuwkomers moeten verdienen. Gelukkig zijn er solidaire burgers om erkende vluchtelingen aan een wortelplaats te helpen. Maar is dit wel hoe het zou moeten gaan?, vragen zij zich af.

© Simon Dequeker

‘Ja! I’m happy today!’, Imad mag eindelijk een huurcontract tekenen. Ook Qais (hier op de foto) vond een appartement dankzij de hulp van een burgerinitiatief.

© Simon Dequeker

Was een dak boven je hoofd ooit een grondrecht, dan vervelt het vandaag steeds meer tot een beloning die nieuwkomers moeten verdienen. Gelukkig zijn er solidaire burgers om erkende vluchtelingen aan een wortelplaats te helpen. Maar de burgerinitiatieven werken zich te pletter en de wachtlijsten worden steeds langer. Is dit wel hoe het zou moeten gaan?, vragen zij zich af. ‘Het woonrecht wordt afgebouwd en omgebogen tot een gift.’

In een smoezelig bijkantoor van parochiezaal De Valkenburg druppelt een tiental mensen behoedzaam een voor een binnen. In hun ogen zowel hoop als vertwijfeling.

De tafels staan in een rechthoek tegen elkaar geschoven. Imad Dib gaat zitten en kijkt naar een reuzengroot televisiescherm waar hij via Google Maps een woonplek op ziet verschijnen. Het appartement is klein, maar voldoende. Bovendien zijn de slaapkamers van de zon weg georiënteerd. Of hij donderdag wil komen tekenen? — ‘Ja! I’m happy today!’

Tweemaal per week organiseert de Brugse vzw Huizen van Vrede een wooncafé om erkende vluchtelingen als Imad te begeleiden in hun zoektocht naar een woning. Dat is nodig, want de woonzoektocht van nieuwkomers is urgent.

Een asielzoeker verblijft meestal in een door een gemeente opgericht lokaal opvanginitiatief (LOI). Wie als vluchteling erkend wordt, mag in België blijven. Nieuwkomers krijgen dan twee tot vier maand om een woning te vinden. Het is een race tegen de klok. Want na die periode moeten ze het opvangcentrum verlaten – woning gevonden of niet.

Burgerinitiatieven botsen op limieten

Over heel Vlaanderen proberen lokale burgerinitiatieven nieuwkomers te helpen. Via het project ‘Woning Gezocht, Buren Gevonden’ ondersteunt ORBIT vzw 26 burgerinitiatieven. ‘Maar de situatie wordt steeds prangender’, zegt projectmedewerker Nils Luyten.

‘Ik heb weet van meer dan 70 gezinnen met kinderen waar er al maanden geen oplossing voor wordt gevonden.’

Wekelijks krijgt Luyten hulpkreten toegestuurd van centra van het OCMW, CAW of Fedasil. Hij is niet bij machte te antwoorden, want de burgerinitiatieven botsen zelf op hun limieten. ‘Ik heb weet van meer dan 70 gezinnen met kinderen waar er al maanden geen oplossing voor wordt gevonden.’

Hoeveel nieuwkomers geen huis kunnen vinden, weet niemand. ‘Want niemand houdt dit bij’, zegt Luyten. ‘Uit het oog is uit het hart van zodra ze erkend zijn.’

De wachtlijsten van burgerinitiatieven geven een indicatie. Waar bij het ontstaan van Huizen van Vrede in 2016 iedereen op een redelijke termijn aan een huis kon worden geholpen, barst de wachtlijst vandaag uit zijn voegen. 71 alleenstaande nieuwkomers en 18 gezinnen zoeken in het Brugse wanhopig naar een woning. Het is veel meer dan Huizen van Vrede kan bolwerken. ‘Voor grote gezinnen is de situatie zelfs hopeloos.’

Dat is in andere steden niet anders. Op de wachtlijst van het Leuvense burgerinitiatief Buren zonder Grenzen staan meer dan 70 gezinnen. ‘Veel meer dan we kunnen helpen’, zegt oprichtster Andrea Bardyn.

In Gent helpt Thope vzw de nieuwkomers. Ook daar krabben ze zich in de haren. ‘Ik hou het aantal aanmeldingen zelfs niet meer bij’, zegt secretaris Luc Vlerick. ‘De laatste weken is het verschrikkelijk. Ik krijg bijna elke dag een telefoon. Het zijn allemaal mensen die ik moet teleurstellen.’

In de gang van de Brugse parochiezaal wacht Zeray Yemane samen met drie andere jongens uit Eritrea geduldig op zijn beurt. Een muts bedekt de littekens op zijn voorhoofd slechts deels. Een van de jongens is 18, een andere 20. Ze leerden elkaar kennen in het opvangcentrum. Zeray ging al 20 huizen gaan bezoeken, steeds ving hij bot. Hij kan nog een maand in het opvangcentrum blijven. ‘Waar moet ik dan naartoe?’

‘We bedanken de overheid dat ze ons accepteren. Maar het is niet genoeg.’

De onzekerheid maakt hem gek. ‘We zijn jong en willen ons leven op orde krijgen. We willen werken en zo iets bijdragen aan de gemeenschap. Als ik een huis zou hebben, zou ik dat ook kunnen doen. We bedanken de overheid dat ze ons accepteren. Maar het is niet genoeg.’ Drie keer stelt hij de vraag. ‘Wie gaat er zijn verantwoordelijkheid opnemen voor deze malaise?’

© Simon Dequeker

In de gang van de Brugse parochiezaal wacht Zeray Yemane samen met drie andere jongens uit Eritrea geduldig op zijn beurt.

© Simon Dequeker

Gebrekkig woon -en subsidiebeleid

Het fundamentele probleem is een gebrekkig Vlaams woonbeleid. Dat heeft niet alleen met een tekort aan woningen te maken. Vlaanderen telt vandaag 15% meer woningen dan gezinnen en dat percentage is de laatste 25 jaar zelfs licht gestegen, twitterde de progressieve denktank Minerva onlangs.

Zijn de stijgende woningprijzen het gevolg van een tekort aan woningen?

Het aantal woningen stijgt structureel sneller dan het aantal huishoudens.

Vlaanderen telt vandaag vijftien procent meer woningen dan gezinnen. Brussel zes procent. pic.twitter.com/OQFZhmCuKS

— DenktankMinerva (@DenktankMinerva) April 22, 2022

Wel zit er vandaag veel meer geld in de huizenmarkt dan ooit tevoren. Huisvesting is een investeringsproduct en een verdienmodel van de vrije markt. Een teveel aan investeerders drijft de vastgoedprijzen door het dak.

Daardoor moeten veel middenklassers die vroeger een huis konden kopen nu langer huren. Zo worden ook de huurprijzen omhoog geduwd. Tegelijkertijd drijft een gebrek aan sociale huisvesting ook de meest kwetsbaren naar deze oververhitte private huurmarkt. Ze worden er vaak gediscrimineerd.

Op het grote televisiescherm in de Brugse parochiezaal toont Johan Vanhollemeersch van Huizen van Vrede een schema met ‘goede’ en ‘slechte’ immokantoren. Een rode lijn maakt de scheiding. Door zowat twee derde van de immokantoren staat een rood kruis. ‘Van hen hebben we in vijf jaar tijd nooit een woning toegewezen gekregen. Ik vind dat onversneden racisme. Daarom leren we nieuwkomers die kantoren vermijden. We doen dus aan omgekeerde en wederzijdse discriminatie.’

Los van het woningprobleem structureel aan te pakken – meer sociale woningen, de huizenmarkt minder openzetten voor investeerders – verwacht Johan dat de Vlaamse regering ook op korte termijn actie onderneemt. ‘Waarom wordt er geen werk gemaakt van tiny houses voor daklozen, zoals er in Brussel wordt gedaan?’

Ook in haar subsidiebeleid zou de overheid meer kunnen doen om de kwetsbaren te beschermen. Het leeuwendeel van de Vlaamse woonsubsidies gaat immers naar de (niet arme) eigenaar-bewoners. De private huurders krijgen quasi geen steun en blijven verweesd achter. ‘Vooral lagere inkomens, die uit nood op de private markt huren, worden gediscrimineerd’ stelde denktank Minerva eind 2020 in een rapport getiteld Wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed.

Een zich terugtrekkende overheid

Andrea Bardyn is de oprichtster van het Leuvense burgerinitiatie Buren zonder Grenzen. Ze vraagt zich af waar de overheid blijft om structurele veranderingen door te voeren zodat nieuwkomers niet alleen op papier welkom zijn, maar ook in de werkelijkheid een wortelplaats krijgen. ‘Want er is niet alleen een gebrekkig woonbeleid, maar ook een tekort aan woonbegeleiding van nieuwkomers op de private huurmarkt. Samen vormen die een complexe cocktail waar de meest kwetsbaren het grootste slachtoffer van zijn.’

Een voorbeeld van een gebrekkige begeleiding is de Melding Tijdelijk Wonen. Sinds eind 2016 is het in Vlaanderen mogelijk om vrije ruimtes in de eigen woning te gebruiken om erkende vluchtelingen te huisvesten – als de gemeente daarmee instemt.

‘Deze Melding Tijdelijk Wonen heeft een groot potentieel, maar bij burgers is die optie te weinig gekend’, zegt Didier Vanderslycken, coördinator van Orbit vzw. ‘De overheid laat na om mensen hierover te informeren en het efficiënt te organiseren.’

Burgerinitiatieven springen in het gat dat de overheid laat. Vele vonden hun oorsprong in de vluchtelingencrisis van 2015. Als paddenstoelen schoten ze toen uit de grond.

‘De woonburgerinitiatieven zijn een schoolvoorbeeld van een zich terugtrekkende overheid’.

Geert Bourgeois (N-VA) had in 2013 net de volledige integratiesector in het Agentschap inburgering en integratie samengebundeld. ‘Met de bedoeling om de diensten te stroomlijnen, maar uiteindelijk is er vooral op bespaard’, zegt Robin Vandevoordt. Hij is docent Migratie- en Vluchtelingenstudies aan de Ugent en doet er onderzoek naar solidariteitsbewegingen en humanitaire hulpverlening.

Toen kwam de opvangcrisis en ontstonden er – uit noodzaak — overal kleine burgerinitiatieven. Ze werken zich uit de naad om het (afwezige) overheidsbeleid te corrigeren. Vandevoordt: ‘De woonburgerinitiatieven zijn een schoolvoorbeeld van een zich terugtrekkende overheid’.

De overheid moet regisseren

Voor sommige activiteiten is het juist goed dat burgers – en niet de overheid — de handschoen opnemen, zegt Vandevoordt. Hij denkt aan lokale integratie of taalondersteuning van nieuwkomers. Maar de transitie van de asielcentra naar de private woonmarkt is daar volgens de onderzoeker niet één van. ‘Omdat de woningmarkt een structureel probleem is waar burgers weinig aan kunnen verhelpen. En omdat er simpelweg een beleidslacune tussen het federale en lokale niveau bestaat.’

Erkende vluchtelingen gaan van de opvangcentra naar de gemeente waar ze willen wonen. In Nederland is het vervolgens de gemeente die bevoegd is om de nieuwkomer een woonst te geven. Dat is in België niet het geval. Dat kan ook niet, want gemeenten hebben hier veel minder patrimonium tot hun beschikking. Die taak komt dan bij welwillende maar vaak ook onmachtige burgers.

Vandevoordt vindt dan ook dat de Vlaamse of federale overheid hier een regisserende rol zou moeten opnemen. ‘Of in een verzwakte vorm zou je ook kunnen zeggen dat het de verantwoordelijkheid van Fedasil zou zijn om in te staan voor de transitie naar een gemeente of een ander overheidsbestuur die het dan mee overneemt.’

Ook Pascal Debruyne, onderzoeker naar de impact van superdiversiteit op de stad en de verzorgingsstaat aan de Odisee Hogeschool, vindt dat de overheid meer zou moeten sturen. ‘Een intensieve woonbegeleiding zoals bij de burgerinitiatieven kan de overheid niet geven. Dat is gewoon heel tijdsintensief en daarvoor zijn er geen middelen. Maar institutioneel verankerde structuren zouden tenminste de regie moeten opnemen of burgerinitiatieven financiële ondersteuning verlenen.’

Nieuwkomers worden geviseerd

Deze regie moet een samenspel zijn van zorgzaam bestuur op verschillende niveaus. In plaats daarvan doet de Vlaamse regering het tegenovergestelde: ze maakt het nieuwkomers steeds lastiger een woning te vinden. ‘Deze Vlaamse regering doet er alles aan om binnen haar bevoegdheden te weinig te doen en het zelfs hoogdrempeliger te maken specifiek voor nieuwkomers’, stelt Debruyne.

Zowel het nieuwe woondecreet als inburgerings -en integratiedecreet voorzien een aantal aanpassingen die voor nieuwkomers zeer slecht uitpakken. Zo krijgen asielzoekers, die voorheen recht hadden op een vrijwillig inburgeringstraject via het Agentschap Integratie en Inburgering, niet langer een gratis cursus Nederlands in combinatie met Maatschappelijke Oriëntatie waardoor ze de sociale kaart toch wat leren kennen, aangeboden.

Dat maakt de woonzoektocht nog complexer. Johan van het Brugse woonzoekinitiatief Huizen van Vrede ziet het met lede ogen aan. ‘Nieuwkomers kennen de taal niet maar moeten wel binnen de twee maand een woning zien te vinden. Dat kan je toch niet uitleggen?’

Vanaf januari 2023 wil de Vlaamse regering het voorrangscriterium ‘lokale binding’ doorgedreven gaan toepassen.

Bovendien komt er een aanpassing in de toewijzingscriteria voor sociale huisvesting. Voordien was woonnood het belangrijkste criterium. Omdat nieuwkomers na hun verblijf in het opvangcentrum dakloos dreigen te worden, stonden zij steeds hoog op de wachtlijst. Maar vanaf januari 2023 wil de Vlaamse regering het voorrangscriterium ‘lokale binding’ doorgedreven gaan toepassen. Daardoor mogen gemeenten en steden nieuwkomers, die per definitie geen binding met de gemeente hebben, weigeren.

Tegelijkertijd legt de Vlaamse regering sociale huurders ook een aantal verplichtingen op. Ze moeten zich voortaan inschrijven bij de VDAB en ook taalkundig zijn er plichten. Reeds in 2016 keurde de Vlaamse regering op voordracht van Vlaams minister van Wonen Liesbeth Homans (N-VA) een aanpassing goed die de verplichting tot taalbereidheid voor nieuwkomers verstrengde tot een taalverplichting. Sociale huurders moesten voortaan kunnen aantonen dat ze na een jaar het A1-niveau Nederlands machtig waren.

In het nieuwe woondecreet wordt dit nu verder verstrengd naar een A2-niveau. ‘Om sociale huurders te versterken en te emanciperen’, zo luidt de beleidsnota Wonen 2019-2024. Aan de zijde van Vlaams Belang klonk applaus. ‘Geen Nederlands = geen sociale woning!’, aldus het Vlaamse Parlementslid Guy Daeseleir.

Rechten worden giften

‘De logica wordt compleet omgedraaid’, zegt Debruyne. ‘Het woonrecht wordt afgebouwd en omgebogen tot een gift. Rechten worden ondergeschikt aan plichten.’

Het is een bredere tendens. In het Vlaams regeerakkoord worden zowel de zorgverzekering, de Vlaams Sociale Bescherming als het Groeipakket minder toegankelijk. Op sociaal.net schreefDebruyne: ‘Het is de eerste keer in 35 jaar migratiebeleid dat inburgering en integratie in functie staan van een ontmoedigings -en terugkeerbeleid.’

‘Het is de eerste keer in 35 jaar migratiebeleid dat inburgering en integratie in functie staan van een ontmoedigings -en terugkeerbeleid.’

Dat het de Vlaamse regering vooral om ontmoediging te doen is, bewijst ook het feit dat diezelfde regering het voor nieuwkomers steeds moeilijker maakt om aan de plichten te voldoen. De drempels worden steeds hoger, het beleid hardvochtiger.

Zo moeten erkende vluchtelingen voortaan een deel van de verplichte inburgeringscursus zelf betalen. Agentschap Inburgering en Integratie schrapt ook de terugbetaling van onkosten, zoals een terugbetaling van tickets voor openbaar vervoer of voorschoolse kinderopvang. Bovendien wordt ook de kost van vertalers-tolken opgedreven.

Voor Bardyn is het een groot onrecht. Een woning moet je niet verdienen, maar is een grondrecht. ‘Een woning is zo fundamenteel voor het welbevinden en de slaagkansen voor nieuwkomers in onze samenleving. Als dat er niet is, gaat zo veel energie naar simpelweg overleven. Er blijft dan geen mentale ruimte over om een taal te leren of lessen te volgen. En het hypothekeert vervolgens ook de kansen van hun kinderen. De democratisering van onze samenleving begint bij dat wonen.’

Dat vindt ook Johan van Huizen van Vrede. ‘Eerst moet het huisvestingsprobleem van een nieuwkomer worden opgelost. Dan pas volgen de problemen van het hoofd.’

© Simon Dequeker

Over heel Vlaanderen proberen lokale burgerinitiatieven nieuwkomers te helpen.

© Simon Dequeker

Burgerinitiatieven als vorm van protest

De genoemde burgerinitiatieven verschillen onderling in grootte en structuur, maar zijn allen binnen hun mogelijkheden succesvol. Buren zonder Grenzen uit Leuven helpt ieder jaar 15 gezinnen aan een woning. Het Brugse Huizen van Vrede heeft op vijf jaar tijd 280 nieuwkomers aan een onderkomen geholpen. Thope vzw heeft op drie jaar tijd hetzelfde gedaan voor 154 mensen in Gent. Dat is maar een greep uit de woonburgerinitiatieven die over heel Vlaanderen erkende vluchtelingen helpen integreren.

De woonzoekinitiatieven worden ook in hun succes erkend. ‘De werking met Huizen van Vrede is zeer intensief, maar ook succesvol’, schrijft de Brugse schepen van sociale zaken, werk en ondernemen Pablo Annys via mail. De Leuvense schepen van Wonen Lies Corneillie zegt: ‘Ik geloof hard in de wisselwerking en de meerwaarde die zo’n burgerinitiatief biedt.’ Ook Evi Voet van Stad Gent is tevreden over de burgerinitiatieven ‘We merken dat woonzoekinitiatieven waarbij vrijwilligers vluchtelingen intensief begeleiden in hun woningzoektocht, lonen.’

‘Ik zie ons werk als een statement naar de overheid.’

Maar de burgerinitiatieven bestaan niet alleen om erkende vluchtelingen te helpen. Ze zijn er ook uit protest. ‘Ik zie ons werk als een statement naar de overheid’, zegt Luc Vlerick van Thope vzw. ‘Wat wij doen zouden eigenlijk jullie moeten faciliteren. Maar op stedelijk niveau zijn er weinig mogelijkheden en op Vlaams niveau hebben ze er weinig oren naar.’

Het succes van burgerinitiatieven is bitterzoet

Dat protest leidt vooralsnog niet tot de gewenste overheidsactie. Integendeel: de woonzoekinitiatieven krijgen steeds meer werk op hun bord. Bardyn heeft het er soms moeilijk mee dat het juist professionele organisaties zoals een opvangcentrum of OCMW zijn die nieuwkomers op de wachtlijsten plaatsen.

‘Dat zorgt wel voor interne discussies, want zij hebben eigenlijk zelf de taak om het recht op wonen te garanderen. Maar ze kampen evengoed met een tekort aan sociale woningen en eigen personeel zodat ze hier vaak niet aan toekomen. Wat is dan onze rol als vrijwilligers?’

Het is een zorg waar elk burgerinitiatief mee zit. Het succes van de burgerlijke solidariteit kan de overheidsinactie mee legitimeren en de huidige situatie – waarbij de verantwoordelijkheid in de handen van de burgers wordt geschoven — juist in de hand werken.

Dat is niet uit de lucht gegrepen. In het nieuwe inburgerings -en integratiebeleid wordt buddywerking de vierde pijler. Elke inburgeraar die niet werkt, studeert of vrijwillig het traject doorloopt zal minstens 40 uur met een Vlaamse vrijwilliger moeten optrekken. Vrijwilligerswerk – dat net vaak uit protest wordt opgenomen – wordt zo geïncorporeerd in een systeem dat vooral drempels voor nieuwkomers inbouwt.

Hoewel Bardyn de meerwaarde van burgerlijke betrokkenheid wil benadrukken, heeft ze het er toch moeilijk mee. ‘Het voelt soms cynisch om meer beroep te doen op vrijwilligers wanneer tegelijkertijd bespaard wordt op professionele dienstverlening en structurele initiatieven voor een betaalbare huurmarkt uitblijven.’

Debruyne ziet burgerinitiatieven als een cruciaal onderdeel van een gezonde samenleving. ‘Want een overheid heeft veel gezichten. Wij zien de verzorgingsstaat, maar het gezicht dat nieuwkomers voor het eerst zien is repressief en heet de veiligheidsstaat. Burgers kunnen hier een vertrouwensrol opnemen, maar altijd in samenwerking met een overheid.’

In steden als Gent en Leuven is die samenwerking er ook. Maar op Vlaams niveau, waar de belangrijkste hefbomen liggen voor woonbeleid, blijft ze al te vaak achterwege. Daar lijkt het afschuiven van taken op de bevolking in de eerste plaats een besparingsoperatie en een manier om tegemoet te komen aan een ingebeelde gemeenschap van “dé mensen” die een strenger beleid willen, vindt Debruyne.

Daarom omschrijft Bardyn haar vrijwilligerswerk als ‘bitterzoet.’ ‘Iedereen geeft zich volledig, je krijgt er veel zingeving voor terug. De rol die vrijwilligers spelen in het helpen opbouwen van een sociaal netwerk en het geven van een thuisgevoel aan nieuwkomers is onvervangbaar. Maar tegelijkertijd moet je ook hard je grenzen bewaken. Vrijwilligers kunnen de rol van een overheid op de huurmarkt nooit vervangen.’

Alleen maar zoet is het einde van een lange avond in parochiezaal De Valkenburg. Nieuwkomer Qais neemt plaats op een stoel naast Johan en neemt een pen in de hand. Voor hem ligt zijn huurcontract. Eindelijk kan hij aan zijn integratie beginnen.