Wie wordt beter van de rush op ‘groene’ grondstoffen?

Analyse

VN-verdrag dat mijnbouw beter moet reguleren staat nog in zijn kinderschoenen

Wie wordt beter van de rush op ‘groene’ grondstoffen?

De energietransitie jaagt de vraag naar grondstoffen de hoogte in. Dat schept heel wat kansen en uitdagingen. Maar grijpen we die ook? En zo ja, wie dan?

Klimaatbeleid en energietransitie: het zijn begrippen die voor veel mensen iets ongrijpbaars hebben. Eigenlijk komen ze neer op een immense materiële transformatie. We moeten met zijn allen een nieuw energiesysteem bouwen. Dat betekent: tot 2050 jaarlijks duizend kerncentrales aan hernieuwbare energie oprichten, miljoenen elektrische voertuigen produceren, de zware industrie elektrificeren of op groene waterstof laten draaien, gebouwen beter isoleren en noem maar op.

Dat nieuwe systeem wordt opgetrokken uit verschillende materialen, die we in laatste instantie uit de grond moeten halen. Sommige grondstoffen zullen we vanaf nu veel meer nodig hebben. Daarom noemt de EU ze ‘kritieke materialen’, omdat hun bevoorrading onzeker is. Als ze onmisbaar zijn voor de transformatie, heten ze ‘strategische materialen’.

De lijst van kritieke materialen is niet in steen gehouwen. De meningen over welke het precies gaat, lopen uiteen en de feiten op het terrein veranderen gestaag omdat ook de technologie evolueert. Thijs Van de Graaf, professor internationale (energie)politiek aan de UGent, schreef het rapport Geopolitiek van de energietransitie. Kritieke materialen voor het Internationaal Agentschap voor Hernieuwbare Energie (IRENA). Daarin destilleert hij uit 35 lijsten en 51 materialen de volgende top 10 van meest geciteerde kritieke materialen:

  1. kobalt

  2. lithium

  3. neodymium

  4. nikkel

  5. iridium

  6. dysprosium

  7. gallium

  8. koper

  9. tellurium

  10. praseodimium

Van de Graaf maakt duidelijk dat de nodige volumes kritieke materialen van een andere grootorde zijn dan de volumes brandstoffen die we jaarlijks verzetten. In 2021 werd 15 miljard ton steenkool, gas en aardolie ontgonnen ten opzichte van 10 miljoen ton in 2022 voor alle transitiemineralen (koper, lithium, grafiet, nikkel, kobalt, mangaan, zeldzame aardmetalen en platinummetalen).

Ook de kostprijs van die nieuwe materialen is van een andere orde dan die van fossiele brandstoffen. De waarde van de olie-exporten bedroeg in 2021 meer dan 950 miljard dollar, die van aardgas 335 miljard dollar. Koper komt nog enigszins in de buurt met 91 miljard dollar, nikkel leverde 4,2 miljard dollar exportwaarde op, terwijl lithium en kobalt dwergen zijn, met respectievelijk 1,5 en 0,12 miljard dollar.

© Stefanie Verhoeyen

De exportwaarde van grondstoffen (in US dollar)

© Stefanie Verhoeyen

‘Zodra we deze materialen voldoende in stock hebben in onze zonnepanelen, windturbines of batterijen, kunnen we ze hergebruiken’, benadrukt Peter Tom Jones, directeur van het KU Leuven Instituut voor Duurzame Metalen en Mineralen (SIM2).

‘Vanaf dan worden we minder afhankelijk van primaire grondstoffen en de landen waar die vandaan komen. Bevoorrading wordt dan in eerste instantie het beheer van de stock van metalen die al in onze groene infrastructuur zit.’

Dat is het fundamentele verschil met het huidige model, dat eindeloos miljarden ton brandstoffen blijft verbranden. Met de opwarming van onze planeet tot gevolg.

Geopolitiek en bevoorradingszekerheid

De kritieke materialen zijn op zich niet schaars – er bestaan grote voorraden van – maar de tijdige ontginning en hun raffinage kunnen wel problemen geven. De ertsen zijn bovendien geografisch verspreid over onze planeet: er is geen enkel land zonder externe afhankelijkheid van een of ander erts.

Als het om geraffineerde ertsen gaat, springt één land eruit: de Chinese Volksrepubliek. Die zet voor kobalt, koper, lithium, nikkel en de meeste zeldzame aardmetalen de toon. Dat is het resultaat van een neoliberale wereldorde. Die hield in dat de goedkoopste producent, doorgaans China dus, ook een groot deel van de productie naar zich toetrok, wat ook de sociale of milieuvoorwaarden waren.

Maar ook de langetermijnplanning van de Chinese overheid speelde een grote rol. Beijing besefte al snel dat de schone technologie de toekomst was, en heeft jaar na jaar ingezet op de toegang tot de benodigde grondstoffen, hun raffinage en de omzetting in zonnepanelen, windturbines, batterijen en elektrische voertuigen. Intussen domineert het land grote delen van de “groene” productieketen.

‘Als we niet snel reageren, verliezen we een deel van de Europese industrie. Als we veel goedbetaalde industriejobs verliezen, kan dat politieke gevolgen hebben.’
Peter Tom Jones (KUL)

Die dominante positie zet westerse mogendheden in de huidige, meer gespannen geopolitieke omgeving ertoe aan om daarop een antwoord te verzinnen. Dat antwoord is een terugkeer naar industrieel beleid. In de Verenigde Staten neemt die onder meer de vorm aan van de Inflation Reduction Act, waarbij de staat met vele honderden miljarden dollar subsidies in sneltempo de lokale productie van batterijen of elektrische overtuigen wil ontwikkelen. De EU heeft haar Green Deal en sinds kort ook een bijbehorend Industrieel Plan voor het Net-Zero Tijdperk met daarin de Critical Raw Materials Act (CRMA).

Met de CRMA wil Europa tegen 2030 10 procent van de kritieke materialen in de EU ontginnen, 40 procent zelf raffineren en minstens 15 procent van zijn grondstoffen uit recyclage halen. Tegen dan mag de afhankelijkheid van één leverancier van een bepaalde strategische grondstof nooit meer dan 65 procent bedragen.

Peter Tom Jones meent dat de EU die maatregelen niet snel genoeg kan nemen. ‘Als we niet snel reageren, verliezen we een deel van de Europese industrie, onder meer de automobielsector. Als we veel goedbetaalde industriejobs verliezen, kan dat politieke gevolgen hebben – denk aan een opmars van extreemrechts. Als we een deel van de mijnbouw zelf doen, zal dat bovendien op een meer verantwoorde manier gebeuren. Het probleem is alleen dat het in de EU nu 15 jaar duurt om een mijn te vergunnen. Dat is veel te traag, want de vraag naar grondstoffen evolueert voortdurend.’

De CRMA wil de vergunningsprocedures voor strategische mijnbouwprojecten beperken tot 24 maanden. Het Europees Milieubureau vreest echter dat die tijdsdruk de milieuzorg zal ondermijnen.

De kansen van groene metalen

In zijn rapport stelt Thijs Van de Graaf dat de energietransitie een game changer voor inclusiviteit en stabiliteit kan worden. Als ze goed wordt aangepakt, kan ze de toegang tot betaalbare en betrouwbare energie uitbreiden naar de meeste ontwikkelingslanden en zo de basis leggen voor economische groei, armoedebestrijding en een gezonder leefmilieu.

De grondstoffenboom kan op zich al werk en inkomen genereren. Daarvoor moet de mijnbouw wel breken met zijn slechte reputatie op vlak van sociaal en milieubeleid. Bovendien kunnen ontwikkelingslanden de kans grijpen om meer afgewerkte producten te maken met hun grondstoffen. De loutere extractie van grondstoffen biedt weliswaar ook werk en inkomen, maar ze is slechts een fractie van wat hogerop in de waardeketen te verdienen valt.

Zo beweerde Bloomberg NEF, dat onderzoek verricht naar de transitie naar een lagekoolstofeconomie, dat de ontginning van kobalt, lithium en nikkel wereldwijd tegen 2025 zo’n 10 miljard euro zou opleveren. Het smelten en raffineren brengt 40 miljard euro meerwaarde op.

© Stefanie Verhoeyen

Top 3 landen in wereldwijde ontginning van kobalt,koper, lithium en nikkel (%)

© Stefanie Verhoeyen

© Stefanie Verhoeyen

Top 3 landen in wereldwijde raffinage van kobalt, koper, lithium en nikkel (%)

© Stefanie Verhoeyen

De verdere bewerking van de metalen tot de chemische materialen die in batterijen worden gebruikt, zou al voor 250 miljard euro staan. De productie van batterijen voor voertuigen zou 1100 miljard euro inkomen genereren. De productie van elektrische voertuigen zelf zou een meerwaarde van 6500 miljard euro opleveren.

Eerlijker en milieuvriendelijker

Als het gaat om het Globale Zuiden toegang te geven tot betaalbare groene energie, is er nog een lange weg te gaan. De meeste investeringen vinden plaats in Europa, de VS en vooral China. Nochtans is het potentieel van het Globale Zuiden enorm: zo beschikt Afrika over 39 % van het mondiale potentieel van wind- en zonnekracht, terwijl het maar 2 % van de investeringen ontvangt. Daarom vroegen de Afrikaanse landen in 2023 op hun allereerste klimaattop om massale investeringen, om zo de huidige capaciteit van 56 GigaWatt aan hernieuwbare energie op te trekken naar 300 GigaWatt in 2030.

Daarnaast zijn er weinig aanwijzingen dat de mijnbouwsector de energietransitie aangrijpt om socialer en milieuvriendelijker te werken. De Transition Minerals Tracker monitort de sociale en ecologische mistoestanden in de ontginning van koper, kobalt, lithium, mangaan, nikkel en zink. Tussen 2010 en 2022 telde de tracker 510 beschuldigingen van misbruiken.

Zoals in andere jaren, kwamen ook in 2022 beschuldigingen van schade voor lokale gemeenschappen en aan het milieu het vaakst voor. Inheemse gemeenschappen zijn erg kwetsbaar, want 54 % van de voorraden van transitiemetalen bevindt zich op of vlak bij hun gronden. De Las Bambas-kopermijn in Peru – goed voor 2 % van de globale koperproductie en eigendom van China Minmetals – telde de meeste beschuldigingen: inbreuken op landrechten, milieuvervuiling, corruptie en aanvallen op mensenrechtenverdedigers.

De tracker stelt ook vast dat lokale gemeenschappen en de staat meer van zich afbijten met rechtszaken en protesten. Die leiden soms tot productie- of projectonderbrekingen. Dat bleek in december 2023 nog in Panama, waar een immense kopermijn (1,5 % van de wereldproductie en goed voor liefst 5 % van ’s lands inkomen) na protesten over onomkeerbare milieuschade en landverkoop aan buitenlanders op rechtersbevel werd gesloten. Eerder al werd in Ecuador mijnbouw met een referendum weggestemd. Het geeft aan dat de sector baat heeft bij meer verantwoorde mijnbouw.

De macht van China

Een relatief nieuw gegeven is de dominante rol van China in de globale mijnbouw. Verschillende bronnen melden dat ze verschillen merken tussen Chinese en westerse bedrijven. ‘Westerse ondernemingen staan meer open voor dialoog. Chinese ondernemingen willen doorgaans zelfs niet de dialoog aangaan met het maatschappelijke middenveld. Je krijgt soms de indruk dat mensenrechten voor hen geen thema zijn’, zegt de Congolese mijnbouwexpert Fabien Mayani.

Jan Franco van ACV Bouw, Industrie en Energie (BIE) getuigt dat vakbondsvertegenwoordigers zoals hij toegang hadden tot ondernemingsraden van meerdere westerse mijnbouwbedrijven in Congo. ‘Bij Chinese bedrijven was dat niet mogelijk.’

De Congolese ngo Initiative pour la Bonne Gouvernance et les Droits Humains beschrijft hoe er tussen Commus, eigendom van het Chinese Zijin Mining, en de omliggende gemeenschappen in Kolwezi, in het zuiden van het land, geen dialoog is. Daardoor vragen ‘de gemeenschappen van Tshabula en Pierre Muteba zich zelfs af of hun dorpen deel uitmaken van de mijnconcessie’. Dat zegt natuurlijk ook veel over het falen van de Congolese autoriteiten.

De Transition Minerals Tracker stelt eveneens vast dat Chinese ondernemingen minder vaak reageren op vragen om overleg over klachten. ‘In 2021 en 2022 werden 17 Chinese bedrijven 22 keer benaderd. Ze reageerden maar 4 keer, dat is dus in 18 % van de gevallen. Globaal gezien reageren bedrijven in 56 % van de gevallen op dat soort verzoeken.’

Dat betekent evenwel niet dat de tracker ook meer problemen noteert bij Chinese bedrijven. Die zijn weliswaar koploper met 95 van de 510 klachten, maar Zwitserse bedrijven alleen al vertegenwoordigen 79 klachten (waarvan 70 bij Glencore) en Canadese ondernemingen 59. Alle westerse bedrijven samen kregen dus heel wat meer klachten dan Chinese.

Welk model?

Wil dat zeggen dat bedrijven helemaal geen inspanningen leveren om de werkomstandigheden te verbeteren? Neen, maar elke onderneming doet het op haar eigen manier.

De wereld lijkt een meer verantwoorde mijnbouw te willen realiseren met een wirwar van labels en normen, die bedrijven uit vrije wil aangaan zonder veel externe controle.

‘De EU zegt altijd dat ons economische model beter is. Ik zou zeggen: bewijs het dan!’
Robin Roels (EBB)

De EU lijkt haar marktmacht – als consument van haast een derde van de transitiegrondstoffen – niet te gebruiken om een krachtiger mondiaal beleid rond verantwoorde mijnbouw na te streven. Robin Roels van het European Environmental Bureau (EBB) en coördinator van de EU-grondstoffencoalitie: ‘De EU stelt zich voorzichtig op. Wij wilden de Free Prior and Informed Consent (FPIC) door lokale gemeenschappen in de CRMA krijgen. Dat wil zeggen dat geen project kan starten zonder de instemming van de lokale gemeenschap in kwestie. Dat mislukte onder druk van Finland en Zweden, die vrezen dat hun inheemse gemeenschappen mijnbouwprojecten zullen tegenhouden. De EU wil de toegang tot grondstoffen niet belemmeren door strenger te zijn dan anderen.’

De vraag is ook wat het effect zal zijn van de Europese zorgplichtwet, die ondernemingen oplegt in hun productieketen de mensenrechten te eerbiedigen.

Er wordt soms beweerd dat landen waar mensenrechten minder gelden, zoals China, in de wereldeconomie een ‘comparatief voordeel’ hebben. ‘De EU zegt altijd dat ons model beter is. Ik zou zeggen: bewijs het dan!’ zegt Roels. Hij verwijst ook naar een VN-verdrag dat de mijnbouw beter zou reguleren. ‘Maar dat initiatief staat nog in zijn kinderschoenen. Er is nog heel veel werk aan.’

Jan Franco ziet een groot onderscheid tussen ambachtelijke en industriële mijnbouw. ‘Landen die de IAO-conventie 176 over gezondheid en veiligheid in de mijnbouw hebben geratificeerd, doen het beter.’ Alleen: slechts 34 landen bekrachtigden deze arbeidsnorm van de Internationale Arbeidsorganisatie.

Franco voegt er bovendien aan toe dat de toepassing van normen en wetten een grote uitdaging blijft. Het internationale kader is al bij al dus niet erg dwingend. Cruciaal blijven lokale wetgeving, lokaal verzet, de druk van de internationale ngo’s en de goede wil van de bedrijven.

Eigen ontwikkeling

Iedereen erkent dat mijnbouw altijd gepaard gaat met schade. Om die reden, en om ruimte te laten aan het Globale Zuiden, bepleit de EU-grondstoffencoalitie dat de EU tegen 2030 haar grondstoffenconsumptie met 10 procent vermindert. Er zijn heel wat mogelijkheden om dat te realiseren, maar de eigen consumptie beperken, om ook op die manier de externe afhankelijkheid af te bouwen, is geen piste van de CMRA.

MO*talks

Op zondag 24 maart om 10.30 uur organiseert MO* in het Industriemuseum Gent een gesprek over de rush op groene grondstoffen. John Vandaele praat met onder meer Peter Tom Jones (directeur van het KU Leuven Instituut voor Duurzame Metalen en Mineralen en documentairemaker), Wies Willems (expert grondstoffen bij Broederlijk Delen) en Jan Franco (internationaal secretaris ACV bouw — industrie en energie). Deelname aan het gesprek is gratis. Meer info vind je hier.

Voor ontwikkelingslanden is het niet makkelijk om de stap te zetten van grondstoffenrijkdom naar industriële ontwikkeling. Bolivia bewees er 15 jaar lippendienst aan, maar het land produceert amper lithium. De uitdaging voor deze landen is om de noodzakelijke externe expertise aan te trekken zonder de controle te verliezen.

Congo produceert meer koper en kobalt dan ooit, maar de weg naar industriële productie is moeilijk omdat de energievoorziening zwak is en de instabiele maatschappelijke omgeving investeerders afschrikt. Rijkere of sterkere landen als Chili en vooral Indonesië slagen er beter in stappen in die richting te zetten. Ze doen dat door de uitvoer van ruwe grondstoffen te verbieden of te reguleren.

Een opmerkelijke vaststelling is dat de EU via haar machtige handelspoot, DG Trade, dat soort maatregelen bestrijdt door middel van handelsakkoorden of klachten bij de Wereldhandelsorganisatie. ‘De EU verbiedt exportbeperkingen van grondstoffen of uitvoerheffingen op grondstoffen in ál haar handelsakkoorden’, zegt Marc Maes van 11.11.11.

China, daarentegen, helpt deze landen hun ambitie waar te maken door juist te investeren in lokale fabrieken. Zo maakt het vrienden en verzekert het zich tegelijk van de toegang tot de nodige grondstoffen. Die aanpak lijkt meer van deze tijd. De wereld is minder plat dan de wereldeconomie die auteur Thomas Friedman in 2005 beschreef. Staten komen tussen om het laken naar zich toe te halen.

Deze analyse werd geschreven voor het lentenummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.